H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

H.P. Blavatsky: een biografische schets1

Jim Belderis

Helena Petrovna Blavatsky, de voornaamste oprichter van de Theosohical Society, was in hoge mate verantwoordelijk voor het introduceren van de oosterse religieuze filosofie in de westerse wereld. Hoewel veel mensen haar in de eerste plaats in verband brengen met paranormale vermogens en verschijnselen, zijn vooral de spirituele ideeën die in haar omvangrijke geschriften tot uitdrukking zijn gebracht een bron van inspiratie geweest voor filosofen, wetenschappers, schrijvers, kunstenaars en waarheidszoekers in de hele wereld.

Helena Petrovna von Hahn werd op 12 augustus 1831 geboren in Jekaterinoslav (nu Dnjepropetrovsk) in de Oekraïne. Haar vader, Peter von Hahn, was kapitein in het leger en stamde af van Duitse adel. Haar moeder was de bekende romanschrijfster Helena Andrejevna Hahn, die stamde uit een van de oudste families van de Russische adel. Toch zou hun dochter Helena zich niet bezighouden met activiteiten die gewoonlijk met een adellijke achtergrond worden geassocieerd, omdat ‘al haar sympathie en aandacht uitgingen naar mensen van de lagere klasse’.2

Doordat haar vader van de ene garnizoensstad naar de andere werd gezonden en hij vaak zijn gezin meenam, kwam Helena in contact met een groot aantal verschillende volkeren en culturen. Ze had een passie voor allerlei soorten legenden en voor traditionele wijsheid, ‘die ze dag en nacht verslond zolang de impuls duurde’.3 Lange perioden had ze vrij toegang tot de enorme bibliotheek van haar grootouders van moederskant, prinses Helena Dolgoroekova en gouverneur Andrej de Fadjejev. Deze bevatte onder meer honderden boeken op het gebied van filosofie en esoterische wetenschappen.

Deze langdurige verblijfsperioden bij haar grootouders hielden meestal verband met de zwakke gezondheid van haar moeder. Helena Petrovna was pas 11 toen haar moeder stierf, waarna zij en haar jongere zus en broer werden opgevoed door hun grootmoeder in de gouverneurswoning in Saratov. Hier begaf Helena zich in een metafysische wereld die alles wat ze had gelezen overtrof. Haar zus Vera vertelt dat Helena de ontwikkelingsgeschiedenis van de natuur van een gebied kon waarnemen en dat ze haar visioenen beschreef die voor haar ‘helder, levendig en even tastbaar als het leven’4 waren. Er waren ook tijden dat ze een tegenwoordigheid voelde die haar leidde en haar tegen gevaar beschermde. Later zou ze deze tegenwoordigheid als haar meester leren kennen, en haar band met hem groeide uit tot een allesoverheersende invloed op haar innerlijke leven.

Haar sensitiviteit werd sterker toen zij en haar familie ruim duizend kilometer naar het zuiden reisden, waar haar grootvader zijn nieuwe functie als staatsambtenaar van financiën van Tbilisi aanvaardde. Hier begon Helena, toen ze 16 was, wat ze zelf noemde ‘een dubbel leven te leiden, dat mysterieus en zelfs voor mijzelf onbegrijpelijk’5 was. Uiterlijk was ze impulsief, eigenzinnig, opstandig en zelfs ondeugend. Maar inwendig werd ze volledig in beslag genomen door de mysteries van het Zijn.

Door die duidelijk dualistische aard kwam ze in een aantal hoogst onaangename situaties terecht. Haar eerste grote crisis deed zich voor toen ze 17 was: uitgedaagd door haar gouvernante, kreeg ze de vice-gouverneur van Jerevan zover haar een aanzoek te doen. Nikifor Blavatsky was ruim twee keer zo oud als zij, en hoewel ze zich aan de huwelijksvoltrekking moest onderwerpen, was ze vastbesloten om nooit aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen te voldoen. Na drie maanden van hevige ruzies en mislukte pogingen hem te verlaten, lukte het haar ten slotte naar haar grootmoeder te vluchten. Haar familie regelde met haar vader dat ze naar Odessa zou worden gestuurd om bij hem te gaan wonen. Maar Helena verlangde ernaar vrij te zijn om de wereld te ontdekken, op zoek naar het onbekende. Ze miste met opzet de boot naar Odessa en slaagde erin Rusland te verlaten en haar eigen weg te gaan.

Ze reisde nu als Madame Blavatsky, met geld dat door haar vader aan haar werd toegezonden, en had de vrijheid op zoek te gaan naar diegenen die haar meer konden leren over de oude wijsheid. Ze ontmoette occultisten in Athene en Caïro en leefde onder derwisjen, druzen, bedoeïenen en soefi’s. Daarna reisde ze twee jaar lang door het Midden-Oosten en Europa, op zoek naar iemand met wie ze een speciale spirituele band voelde, een leraar die in haar de ‘vereniging van ziel en geest’6 tot stand zou kunnen brengen.

Ten slotte schreef ze in Engeland in 1851 in haar schetsboek: ‘Ik heb M∴ de meester van mijn dromen ontmoet!!’7 Later zou ze onthullen dat dit de Indiase meester was die sinds haar kindertijd over haar had gewaakt, en dat ‘hij haar medewerking nodig had voor een taak waaraan hij juist zou beginnen. Hij vertelde haar toen hoe de Theosophical Society moest worden gevormd en dat hij wilde dat zij de oprichter daarvan zou zijn.’8 De verslagen over de datum en plaats van de ontmoeting zijn niet helemaal met elkaar in overeenstemming, maar toen HPB haar reizen hervatte, leek ze gedreven te zijn kennis uit de eerste hand te verkrijgen over de spirituele tradities en filosofische stelsels van de wereld. De volgende zeven jaar reisde ze door Noord- en Zuid-Amerika, India en Tibet. In het Westen maakte ze studie van de wijsheid van de Amerikaanse indianen, van voodoo en van oude Amerikaanse beschavingen. Ze voer naar India en reisde daar bijna twee jaar lang intensief rond. In die tijd probeerde ze via Nepal Tibet binnen te komen, maar ze kreeg geen toestemming om de grens over te steken. Haar volgende poging zou pas plaatsvinden nadat ze nogmaals een reis van drie jaar rond de wereld had gemaakt.

Toen ze in 1856 in India terugkeerde, slaagde ze erin via Kashmir Tibet binnen te komen in het gezelschap van een Tartaarse sjamaan. Enkele van haar avonturen uit die tijd heeft ze beschreven in Isis ontsluierd en in een reeks Russische artikelen die later in het Engels werden vertaald en gepubliceerd als From the Caves and Jungles of Hindostan. HPB’s voornaamste reden om naar Tibet te gaan was om haar meester te ontmoeten in zijn teruggetrokken oord te Tashilhunpo, veel verder naar het oosten. Dit lukte haar niet voordat ze naar India was teruggekeerd. Toen, kort voor de Indiase opstand in 1857, droeg haar meester haar op het land te verlaten.

Toen HPB in 1858 in Rusland terugkeerde, wekte ze veel verbazing. Overal waar ze kwam, deden zich hoorbare en zichtbare manifestaties voor. Terwijl ze bij familieleden en vrienden verbleef in verschillende delen van het land verzekerde ze hen dat ze geen medium was, ‘maar alleen een middelaar tussen stervelingen en wezens waarover jullie niets weten’.9 Met hulp van deze wezens verbaasde ze vrienden en kennissen door hun onuitgesproken gedachten te onthullen, aantekeningen en brieven te precipiteren, muziektonen te laten klinken, voorwerpen op afstand te laten bewegen, of ze juist onverplaatsbaar te maken. Toch waren er heel wat sceptici die graag haar vermogens wilden uitdagen. Keer op keer onderwierp ze zich aan hun proeven, om alleen maar verkeerd begrepen en betwijfeld te worden en zelfs belachelijk te worden gemaakt.

Hoewel ze die spot goed opvatte, eiste het misbruiken van haar energie ten slotte zijn tol van haar gezondheid. Minder dan een jaar na haar terugkeer naar Rusland werd ze ernstig ziek en verkeerde dagenlang in een trancetoestand alsof ze dood was. Vier jaar later liep ze een andere ziekte op die nog ernstiger was dan de eerste. In beide gevallen onderging ze een plotselinge en mysterieuze genezing. De tweede ziekte viel samen met een opmerkelijke verandering in haar ontwikkeling, want ze bevrijdde zich daarna van de spontane manifestaties van elementalen. Ze kon hun verschijnselen nu met haar wil stoppen en ze volledig onder haar eigen controle brengen.

In 1865 voelde HPB de behoefte haar reizen te hervatten. Weer trok ze door het Midden-Oosten en de Balkan, dit keer op weg naar het door oorlog geteisterde Italië. Daar raakte ze in 1867 gewond bij de slag van Mentana en, nadat ze van haar wonden was hersteld, kreeg ze van haar meester opdracht naar India te gaan. Deze keer slaagde ze erin om de verblijfplaats van meester Morya in Tashilhunpo te bereiken, een Tibetaans centrum van kloosters en scholen. Hier ontmoette ze de collega van haar meester, mahatma Kuthumi, die eveneens haar leraar werd. HPB studeerde bijna drie jaar bij hen en leerde de meest heilige Tibetaanse en Senzar teksten te lezen en in het Engels te vertalen. Daaronder bevonden zich ‘Het boek van de gulden voorschriften’ waaruit ze later fragmenten vertaalde als De stem van de stilte, en ‘Het Boek van Dzyan’, de stanza’s die de basis vormen voor haar meesterwerk De geheime leer.

Deze periode van training was HPB’s laatste voorbereiding op haar openbare werk. Toen ze in 1870 Tibet verliet, keek ze uit naar een gelegenheid om de oude wijsheid in het Westen te kunnen introduceren. Deze deed zich voor nadat ze onderweg naar Egypte een verwoestende schipbreuk had overleefd. Ze vestigde zich in Caïro en begon met het oprichten van een Société Spirite, die tot doel had mediamieke verschijnselen te onderzoeken en uiteindelijk de aandacht op het ware occultisme te richten. Maar omdat HPB gedwongen was gebruik te maken van verschillende lokale mediums, ontdekte ze al snel dat deze de leden bedrogen. Terwijl ze elk contact met de ‘mediums’ verbrak, zwoer ze ‘voor altijd een eind te maken aan zulke openbare seances’.10

Het volgende jaar was een tijd van wachten, die ze voornamelijk doorbracht bij haar familie in Rusland, en voor korte tijd bij een neef in Parijs. Maar kort na haar aankomst in Parijs droeg haar leraar haar op naar Amerika te gaan.

Het Westen werd in die tijd overspoeld door een golf van wetenschappelijk materialisme. Godsdienstig geloof werd aan het wankelen gebracht, idealen gingen verloren, en de mensen eisten een wetenschappelijk bewijs voordat ze in iets spiritueels wilden geloven. Voor velen leek het zien van en communiceren met de zogenaamde ‘geesten’ van de doden te voorzien in zo’n bewijs. Omdat de gelederen van de spiritisten zich uitbreidden, voelde HPB het als haar plicht zich daarmee in te laten ‘om te onthullen wat is, en te ontmaskeren wat niet is’.11

Haar eerste kans kreeg ze het jaar na haar aankomst in New York, toen ze een reeks krantenartikelen van de hand van Henry S. Olcott las, een advocaat uit New York die verslag deed van de manifestaties die plaatsvonden in het huis van de gebroeders Eddy in Chittenden, Vermont. Toen HPB Olcott ontmoette op de boerderij van de Eddy’s, probeerde ze hem ervan te overtuigen dat deze verschijningen niet de ware geesten van de doden waren, maar slechts de materialisaties van lagere astrale entiteiten.

In de daaropvolgende maanden, toen de gebroeders Eddy en andere mediums in de pers van bedrog werden beschuldigd, schreef HPB brieven en artikelen om hen te verdedigen. Ook zette ze in New York haar samenwerking met Olcott voort, en door wat ze schreven begonnen ze andere geestverwante onderzoekers aan te trekken. Een van degenen die HPB ontmoette via Olcott was een jonge advocaat genaamd William Q. Judge, en al snel begon ze hen het ‘ware spiritisme’ van de wijsheid-religie te onderwijzen.

Deze drie werden de belangrijkste stichters van de Theosophical Society, die in het najaar van 1875 werd opgericht. Inmiddels was er een groep ontstaan van serieuze studenten die discussies hielden in HPB’s appartement, en er werd besloten een genootschap te vormen dat ‘de esoterische filosofische stelsels van de oudheid’ zou bestuderen en het resultaat van dit onderzoek openbaar zou maken. Er werd ook aanbevolen dat de leden ernaar zouden streven zich met onzelfzuchtige toewijding te richten op zowel het zoeken naar waarheid als op zuiverheid van leven en denken. HPB’s officiële functie in de Society was die van correspondentie-secretaresse. Terwijl ze het bestuurlijke werk overliet aan Olcott en anderen, richtte ze haar energie voornamelijk op het schrijven.

Haar brieven en artikelen gingen nu over occultisme en de esoterische wetenschappen, en veel van wat ze schreef werd geïnspireerd door haar leraren. In deze periode hield ze zich ook bezig met het schrijven van haar eerste boek, Isis ontsluierd. Dit zou een monumentaal werk worden over oude en moderne wetenschap en theologie, en het nam de volgende twee jaar het grootste deel van haar tijd in beslag. Toen het in 1877 werd gepubliceerd, was het een onmiddellijk succes dat ieders verwachtingen overtrof.

Nadat de TS in de Verenigde Staten vaste voet aan de grond had gekregen, werd besloten het hoofdkwartier van de Theosophical Society naar India te verplaatsen. Na aankomst in Bombay in 1879 vestigden HPB en Olcott hun hoofdkwartier in het Indiase deel van de stad waar zelden Europeanen kwamen. Vanaf het eerste begin was het duidelijk dat HPB hindoes, boeddhisten, moslims en parsi’s met dezelfde broederlijke affectie beschouwde. Ze maakte haar bewondering voor hun religieuze tradities overvloedig duidelijk in haar brieven en artikelen die in verschillende Indiase kranten werden gepubliceerd. Omdat deze in de ogen van de Engelse zendelingen ‘heidense’ religies waren, werden zij en haar medetheosofen voortdurend aangevallen in de christelijke pers. Ze werd ervan beschuldigd de christenen te haten, van immoreel gedrag en zelfs van spionage voor de Russische regering.

Tegelijk werd ze ook door sommige hindoes bekritiseerd dat ze mensen die niet het hindoegeloof aanhingen of die in magie geloofden als leden accepteerde. Op al deze aanvallen werd door HPB in woord en daad gereageerd, terwijl zij en haar collega’s zich bleven verbinden met waarheidszoekers zonder onderscheid van religie, ras, kaste of geslacht – met iedereen ‘die op zijn eigen manier serieus op zoek is naar kennis over het goddelijke beginsel’.12

Vijf maanden na hun aankomst in Bombay begon de TS een eigen tijdschrift, The Theosophist, met HPB als redactrice. Ze omschreef het als een schatkamer van alles wat met occultisme te maken heeft, en ook als ‘een orgaan door middel waarvan geleerden uit het Oosten hun kennis konden bekendmaken aan de westerse wereld’ – niet als propaganda voor een bepaalde religie, maar als ‘het blad dat de hele Theosophical Society, of universele broederschap vertegenwoordigde’.13 Ze maakte het tijdschrift ook tot een forum voor het bevorderen van religieuze vrijheid, de rechten van de sociaal achtergestelde klassen (vooral vrouwen, kinderen en outcasts) en voor het recht van alle volkeren om hun eigen traditionele taal en cultuur te bestuderen. HPB’s voortdurende inspanningen om deze zaken te bevorderen, zouden een enorme invloed hebben op de maatschappij in zowel India als Ceylon, en zouden ten slotte leiden tot een grote culturele en religieuze opleving.

In december 1879 gingen HPB en Olcott naar Noord-India om een bezoek te brengen aan A.P. Sinnett, de redacteur van een invloedrijke Engels-Indiase krant, The Pioneer. Sinnett was in Londen getuige geweest van mediamieke verschijnselen en was geïnteresseerd in de occulte wetten waaraan zulke manifestaties moeten voldoen. HPB raakte goed bevriend met hem en zijn vrouw, die al snel toetraden tot de TS.

Toen ze het jaar daarop bij hen op bezoek ging, waren de Sinnetts getuige van een reeks opmerkelijke verschijnselen, waarvan HPB vele toeschreef aan haar leraren. Sinnetts verzoek om hen een brief te schrijven leidde tot een uitzonderlijke vier jaar lange correspondentie waarbij meer dan 1300 bladzijden ‘mahatma brieven’ werden ontvangen door Sinnett en zijn vriend Allan O. Hume. De meeste van die brieven gingen over de filosofische en ethische leringen van de oude wijsheid, maar Sinnett had een zucht naar verschijnselen en dit zou HPB heel wat ellende bezorgen. Zijn boeken, in het bijzonder The Occult World, richtten zozeer de publieke aandacht op de paranormale vermogens van HPB en haar mahatma’s dat ze er spijt van had dat hun namen ‘door de modder werden gesleurd’,14 en Sinnett werd door meester M gewaarschuwd dat dit hunkeren naar verschijnselen was ‘als de zucht naar drank en opium. . . . Als u zonder deze verschijnselen niet gelukkig kunt zijn, zult u onze filosofie nooit begrijpen.’15

Het bekendmaken van deze oude filosofie was altijd de opdracht van HPB geweest, en toen ze zich realiseerde dat de meeste belangstellenden werden aangetrokken door haar verschijnselen en veel minder waren geïnteresseerd in de wijsheidstraditie van haar leraren, ging ze steeds meer de nadruk leggen op de filosofische en ethische leringen. Om deze leringen te verspreiden, bleven zij en Olcott op grote schaal door India en Ceylon reizen. Er werden honderden openbare vergaderingen en discussies gehouden, ongekende bijeenkomsten van Aziaten en Europeanen met verschillende religieuze achtergronden, en binnen een paar jaar waren er tientallen nieuwe theosofische loges ontstaan.

De voortdurende inspanning van het reizen en werken in een tropisch klimaat ondermijnde echter langzamerhand de gezondheid van HPB. In het najaar van 1882 ontwikkelde ze een chronische ontsteking aan de nieren alsmede hoge bloeddruk en oedeem. Hoewel haar conditie weer geleidelijk verbeterde door de zorg van haar meesters, begon die weer slechter te worden tegen het einde van het volgende jaar toen ze in het nieuwe hoofdkwartier van de TS in Madras in Zuid-India woonde. Haar artsen waarschuwden haar dat ze zou sterven als ze niet voor herstel naar een koeler klimaat zou verhuizen, dus werden er begin 1884 voorbereidingen getroffen om, begeleid door Olcott, naar Frankrijk te gaan.

Toen de staf van het hoofdkwartier in december 1882 naar Madras was verhuisd, waren Emma en Alexis Coulomb, respectievelijk huishoudster en klusjesman, twee van de stafleden. Vlak voor het vertrek van HPB naar Europa gaf ze Mw. Coulomb een reprimande wegens een poging om een bemiddeld lid van de TS door afpersing geld afhandig te maken. Mw. Coulomb nam dat haar zo kwalijk dat ze zwoer zich te zullen wreken op HPB. Toen christelijke zendelingen brieven publiceerden die zij van de Coulombs hadden gekregen en die zogenaamd door HPB waren geschreven, concludeerde de Britse pers dat HPB nu was ontmaskerd als een oplichtster, en dat was ook de conclusie van de commissie van de Philosophical Research Society die de verschijnselen van HPB onderzocht, voornamelijk op basis van een rapport van een van haar leden, Richard Hodgson.

HPB keerde eind 1884 terug naar Madras, vastbesloten om haar leraren en de theosofie te verdedigen. Maar een commissie van rechters en advocaten van de TS en invloedrijke hindoeleden bepaalden dat Hodgson en de Coulombs niet zouden worden vervolgd omdat het proces ertoe zou leiden dat de meesters nog verder belachelijk zouden worden gemaakt en omdat occulte verschijnselen niet konden worden bewezen in een rechtszaal. Deze beslissing maakte HPB diepbedroefd, en kort daarna werd ze zo ernstig ziek dat de doktoren haar opgaven. Nogmaals werd haar leven gered door haar meester, maar haar gezondheid bleef zo precair dat ze zich terugtrok als correspondentie-secretaresse en ze werd ertoe overgehaald India te verlaten en naar Europa te gaan, om De geheime leer af te maken en, zo mogelijk, haar gezondheid te herwinnen.

HPB was nu vastbesloten haar werk voort te zetten aan het nieuwe boek waar ze net aan was begonnen toen zij en Olcott de eerste keer naar India kwamen. Ze wist dat ze nauwelijks meer dan een schets van de wijsheidsleringen had gegeven in Isis ontsluierd en ze voelde dat het tijd was daar dieper op in te gaan en ook om verschillende verkeerde ideeën erover te corrigeren. Maar in het begin maakten haar leefomstandigheden in Europa het schrijven moeilijk en kwam ze er zelden toe. Deze problemen werden grotendeels opgelost toen ze naar Würzburg verhuisde en gravin Constance Wachtmeister bij haar kwam, die haar persoonlijke secretaresse en begeleidster werd. Met haar hulp kon HPB urenlang ongestoord schrijven.

Eind 1885 ontving ze een kopie van de Proceedings van de SPR, waarin Hodgson haar ervan beschuldigde een Russische spionne en oplichtster te zijn die de mahatma’s had uitgevonden en dat hun brieven vervalsingen waren. Omdat ze geen juridische stappen kon nemen om het tegendeel van de aantijgingen te bewijzen, werd ze des te vastbeslotener om van De geheime leer een meesterwerk te maken dat haarzelf en haar leraren zou rehabiliteren.

Naarmate het boek vorderde, begon ze een aantal geleerden en toegewijde studenten in de theosofie delen van het manuscript te laten zien, en velen van hen werden enthousiaste supporters van haar werk. Dit aantal groeide aanzienlijk nadat ze in de zomer van 1886 naar Oostende in België verhuisde, waardoor het voor leden van de London Lodge veel gemakkelijker werd haar aan de overkant van het Kanaal te komen opzoeken. Ze werden enkele van haar vurigste medestanders en al snel drongen ze eropaan haar hoofdkwartier in Londen te vestigen. Omdat de vele honderden citaten in De geheime leer gemakkelijker in het British Museum konden worden geverifieerd en er leden waren die haar konden helpen met de voorbereiding van het boek, stemde HPB ermee in om in 1887 naar Londen te komen.

Haar zaken in Engeland werden geregeld door dr. Archibald Keightley en zijn neef Bertram Keightley. Aan hen vertrouwde HPB het hele manuscript van De geheime leer toe, dat op dat moment bestond uit een stapel losse hoofdstukken van ongeveer een meter hoog zonder enige duidelijke ordening. De daaropvolgende maanden waren de Keightleys bezig duizenden pagina’s te lezen, opnieuw te lezen, te kopiëren en te corrigeren en bedachten een manier voor HPB om commentaren op de Stanza’s van Dzyan te schrijven, en ze stelden een plan op om het boek tot een ordelijk geheel te maken.

Omdat het grootste deel van het ordenen nu in hun handen lag, kon HPB zich wijden aan het redigeren en toevoegen van materiaal aan de getypte kopij, een werk waarmee ze nog doorging toen de pagina’s al waren gezet. Tegelijk werd ze actief in openbaar theosofisch werk en mobiliseerde de leden van de toen net gevormde Blavatsky Lodge om te midden van de armen en daklozen te werken. In september was ze medeoprichter van een nieuw tijdschrift met de naam Lucifer ‘om licht te brengen aan ‘de verborgen dingen van de duisternis’’.16 En ze vormde een Esoterische Sectie ‘om de toekomstige groei van de Theosophical Society als geheel in de goede richting te helpen door ten minste in kleine kring broederlijke harmonie te bevorderen’.17

Deze diepgevoelde zorg van HPB voor de toekomst van een TS die zich inzet voor de broederschap van de mensheid was de voornaamste reden om De geheime leer te schrijven. Toen deze in 1888 werd gepubliceerd, droeg ze het boek op aan ‘alle echte theosofen in ieder land en van ieder ras, want zij hebben het in het leven geroepen’. Het doel ervan was de oude waarheden te presenteren die de basis vormen van alle religie, wetenschap en filosofie, en aan te tonen hoe het hele leven wordt bezield door één goddelijk beginsel. Het is in zijn soort nog steeds het meest veelomvattende boek, en stimuleert zowel het intellect als de intuïtie met zijn visie van spirituele eenheid.

In de laatste tweeëneenhalf jaar van haar leven concentreerde HPB zich erop theosofen te helpen zich te heroriënteren in de richting van ‘inspanning voor de gemeenschappelijke zaak – het helpen van de mensheid’.18 Ze benadrukte dit in honderden brieven en artikelen, en in nog twee boeken. In De sleutel tot de theosofie corrigeerde ze verkeerde opvattingen over theosofie en de TS en legde uit dat beide waren gebaseerd op de essentiële broederschap van de mensheid. In De stem van de stilte voorzag ze in ethische voorschriften die discipelen sinds oude tijden hebben gevolgd om het pad van ‘zelfverloochening ten dienste van anderen, van lijdende medemensen’19 te ontdekken.

Naarmate de essentiële boodschap meer en meer mensen in het Westen raakte, werd ze ertoe overgehaald een Europese afdeling op te richten met haarzelf als voorzitter. Dit werd, evenals de Amerikaanse afdeling, al snel een actief en invloedrijk centrum van theosofisch werk, zelfs toen ze werd gedwongen zichzelf en de TS te verdedigen tegen voortdurende aanvallen, waarvan vele afkomstig waren van medetheosofen. Ze stelde dit groeiende conflict en de toenemende onenigheid in 1891 drie weken voor haar dood aan de orde: ‘Het is meer dan ooit nodig zichzelf in het oog te houden wanneer persoonlijk verlangen om leiding te geven en gekwetste ijdelheid zich tooien met de pauwenveren van toewijding en altruïstisch werk. . . . Als ieder lid van de Society er vrede mee had een onpersoonlijke kracht ten goede te zijn, onverschillig voor lof of blaam zolang hij de doeleinden van de Broederschap dient, zouden de gemaakte vorderingen de wereld verbazen en de ark van de TS buiten gevaar stellen.’20

Op het moment dat ze stierf, waren de verdelende krachten nog steeds aan het werk. Dat zou al snel leiden tot een splitsing in de Theosophical Society. Toch was ook dit in overeenstemming met de wijsheidstraditie die door haar leraren werd onderwezen, waarbij persoonlijke conflicten worden gebruikt als middel tot zelfontdekking. Blavatsky’s hele leven kan worden gezien als een katalysator in deze zin, juist omdat haar karakter zo velen trof als onvolmaakt en vaak problematisch. Zelfs nu is het nog steeds een wezenlijk deel van haar nalatenschap, want ‘het zet mensen aan tot zelfstudie en vernietigt in hen blinde onderdanigheid tegenover personen’.21 Om haar te begrijpen worden we gedwongen haar niet te beoordelen op grond van uiterlijke verschijningsvormen, en geen enkele autoriteit boven onze eigen innerlijke toetssteen van waarheid te accepteren. En wanneer we deze innerlijke bron aanraken, leidt de studie van haar geschriften ons steeds dichter naar de broederschap van het leven: naar het Zelf dat we delen met alle wezens.

 

Meer informatie over H.P. Blavatsky

 

Noten

  1. Eerder gepubliceerd als ‘HPB: katalysator voor zelfontdekking’ in Sunrise, Den Haag, november/december 1997, blz. 195-206.
  2. A.P. Sinnett, Incidents in the Life of Madame Blavatsky, Arno Press, New York, 1976, blz. 28.
  3. Op.cit., blz. 32.
  4. Op.cit., blz. 37.
  5. H.P.B. Speaks, Theosophical Publishing House, Madras, 1951, 2:61.
  6. Op.cit., 2:62.
  7. H.P. Blavatsky Collected Writings, 1:4.
  8. C. Wachtmeister, Reminiscences of H.P. Blavatsky and The Secret Doctrine, Theosophical Publishing House, Wheaton, IL, 1976, blz. 44.
  9. Incidents in the Life of Madame Blavatsky, blz. 80.
  10. H.P. Blavatsky Collected Writings, 14:487.
  11. Eugene R. Corson, Some Unpublished Letters of Helena Petrovna Blavatsky, Rider & Co., Londen, 1929, blz. 128.
  12. H.P. Blavatsky Collected Writings, 2:103; zie blz. 155 in dit boek.
  13. Op.cit., 2:84-5.
  14. The Letters of H.P. Blavatsky to A.P. Sinnett, samengesteld door A. Trevor Barker, Theosophical University Press, Pasadena, 1973, blz. 18.
  15. De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, samengesteld en ingeleid door A. Trevor Barker, Theosophical University Press Agency, Den Haag, 1979, blz. 289.
  16. H.P. Blavatsky Collected Writings, 8:5.
  17. Op.cit., 12:490.
  18. H.P. Blavatsky aan de Amerikaanse conventies: 1888-1891, Theosophical University Press Agency, Den Haag, 2014, blz. 16.
  19. Blavatsky, De stem van de stilte, Theosophical University Press Agency, Den Haag, 2009, blz. 41.
  20. H.P. Blavatsky aan de Amerikaanse conventies, blz. 46-7.
  21. Letters from the Masters of Wisdom, First Series, redactie C. Jinarajadasa, Theosophical Publishing House, Madras, 1973, blz. 44.

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 503-14

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag