H.P. Blavatsky: een biografische schets1
Jim Belderis
Helena Petrovna Blavatsky, de voornaamste oprichter van de Theosohical
Society, was in hoge mate verantwoordelijk voor het introduceren van
de oosterse religieuze filosofie in de westerse wereld. Hoewel veel
mensen haar in de eerste plaats in verband brengen met paranormale vermogens
en verschijnselen, zijn vooral de spirituele ideeën die in haar
omvangrijke geschriften tot uitdrukking zijn gebracht een bron van inspiratie
geweest voor filosofen, wetenschappers, schrijvers, kunstenaars en waarheidszoekers
in de hele wereld.
Helena Petrovna von Hahn werd op 12 augustus 1831 geboren in Jekaterinoslav
(nu Dnjepropetrovsk) in de Oekraïne. Haar vader, Peter von Hahn,
was kapitein in het leger en stamde af van Duitse adel. Haar moeder
was de bekende romanschrijfster Helena Andrejevna Hahn, die stamde uit
een van de oudste families van de Russische adel. Toch zou hun dochter
Helena zich niet bezighouden met activiteiten die gewoonlijk met een
adellijke achtergrond worden geassocieerd, omdat ‘al haar sympathie
en aandacht uitgingen naar mensen van de lagere klasse’.2
Doordat haar vader van de ene garnizoensstad naar de andere werd gezonden
en hij vaak zijn gezin meenam, kwam Helena in contact met een groot
aantal verschillende volkeren en culturen. Ze had een passie voor allerlei
soorten legenden en voor traditionele wijsheid, ‘die ze dag en
nacht verslond zolang de impuls duurde’.3
Lange perioden had ze vrij toegang tot de enorme bibliotheek van haar
grootouders van moederskant, prinses Helena Dolgoroekova en gouverneur
Andrej de Fadjejev. Deze bevatte onder meer honderden boeken op het
gebied van filosofie en esoterische wetenschappen.
Deze langdurige verblijfsperioden bij haar grootouders hielden meestal
verband met de zwakke gezondheid van haar moeder. Helena Petrovna was
pas 11 toen haar moeder stierf, waarna zij en haar jongere zus en broer
werden opgevoed door hun grootmoeder in de gouverneurswoning in Saratov.
Hier begaf Helena zich in een metafysische wereld die alles wat ze had
gelezen overtrof. Haar zus Vera vertelt dat Helena de ontwikkelingsgeschiedenis
van de natuur van een gebied kon waarnemen en dat ze haar visioenen
beschreef die voor haar ‘helder, levendig en even tastbaar als
het leven’4 waren. Er waren ook tijden
dat ze een tegenwoordigheid voelde die haar leidde en haar tegen gevaar
beschermde. Later zou ze deze tegenwoordigheid als haar meester leren
kennen, en haar band met hem groeide uit tot een allesoverheersende
invloed op haar innerlijke leven.
Haar sensitiviteit werd sterker toen zij en haar familie ruim duizend
kilometer naar het zuiden reisden, waar haar grootvader zijn nieuwe
functie als staatsambtenaar van financiën van Tbilisi aanvaardde.
Hier begon Helena, toen ze 16 was, wat ze zelf noemde ‘een dubbel
leven te leiden, dat mysterieus en zelfs voor mijzelf onbegrijpelijk’5
was. Uiterlijk was ze impulsief, eigenzinnig, opstandig en zelfs ondeugend.
Maar inwendig werd ze volledig in beslag genomen door de mysteries van
het Zijn.
Door die duidelijk dualistische aard kwam ze in een aantal hoogst onaangename
situaties terecht. Haar eerste grote crisis deed zich voor toen ze 17
was: uitgedaagd door haar gouvernante, kreeg ze de vice-gouverneur van
Jerevan zover haar een aanzoek te doen. Nikifor Blavatsky was ruim twee
keer zo oud als zij, en hoewel ze zich aan de huwelijksvoltrekking moest
onderwerpen, was ze vastbesloten om nooit aan de daaruit voortvloeiende
verplichtingen te voldoen. Na drie maanden van hevige ruzies en mislukte
pogingen hem te verlaten, lukte het haar ten slotte naar haar grootmoeder
te vluchten. Haar familie regelde met haar vader dat ze naar Odessa
zou worden gestuurd om bij hem te gaan wonen. Maar Helena verlangde
ernaar vrij te zijn om de wereld te ontdekken, op zoek naar het onbekende.
Ze miste met opzet de boot naar Odessa en slaagde erin Rusland te verlaten
en haar eigen weg te gaan.
Ze reisde nu als Madame Blavatsky, met geld dat door haar vader aan
haar werd toegezonden, en had de vrijheid op zoek te gaan naar diegenen
die haar meer konden leren over de oude wijsheid. Ze ontmoette occultisten
in Athene en Caïro en leefde onder derwisjen, druzen, bedoeïenen
en soefi’s. Daarna reisde ze twee jaar lang door het Midden-Oosten
en Europa, op zoek naar iemand met wie ze een speciale spirituele band
voelde, een leraar die in haar de ‘vereniging van ziel en geest’6
tot stand zou kunnen brengen.
Ten slotte schreef ze in Engeland in 1851 in haar schetsboek: ‘Ik
heb M∴ de meester van mijn dromen ontmoet!!’7
Later zou ze onthullen dat dit de Indiase meester was die sinds haar
kindertijd over haar had gewaakt, en dat ‘hij haar medewerking
nodig had voor een taak waaraan hij juist zou beginnen. Hij vertelde
haar toen hoe de Theosophical Society moest worden gevormd en dat hij
wilde dat zij de oprichter daarvan zou zijn.’8
De verslagen over de datum en plaats van de ontmoeting zijn niet helemaal
met elkaar in overeenstemming, maar toen HPB haar reizen hervatte, leek
ze gedreven te zijn kennis uit de eerste hand te verkrijgen over de
spirituele tradities en filosofische stelsels van de wereld. De volgende
zeven jaar reisde ze door Noord- en Zuid-Amerika, India en Tibet. In
het Westen maakte ze studie van de wijsheid van de Amerikaanse indianen,
van voodoo en van oude Amerikaanse beschavingen. Ze voer naar India
en reisde daar bijna twee jaar lang intensief rond. In die tijd probeerde
ze via Nepal Tibet binnen te komen, maar ze kreeg geen toestemming om
de grens over te steken. Haar volgende poging zou pas plaatsvinden nadat
ze nogmaals een reis van drie jaar rond de wereld had gemaakt.
Toen ze in 1856 in India terugkeerde, slaagde ze erin via Kashmir Tibet
binnen te komen in het gezelschap van een Tartaarse sjamaan. Enkele
van haar avonturen uit die tijd heeft ze beschreven in Isis ontsluierd
en in een reeks Russische artikelen die later in het Engels werden vertaald
en gepubliceerd als From the Caves and Jungles of Hindostan.
HPB’s voornaamste reden om naar Tibet te gaan was om haar meester
te ontmoeten in zijn teruggetrokken oord te Tashilhunpo, veel verder
naar het oosten. Dit lukte haar niet voordat ze naar India was teruggekeerd.
Toen, kort voor de Indiase opstand in 1857, droeg haar meester haar
op het land te verlaten.
Toen HPB in 1858 in Rusland terugkeerde, wekte ze veel verbazing. Overal
waar ze kwam, deden zich hoorbare en zichtbare manifestaties voor. Terwijl
ze bij familieleden en vrienden verbleef in verschillende delen van
het land verzekerde ze hen dat ze geen medium was, ‘maar alleen
een middelaar tussen stervelingen en wezens waarover jullie
niets weten’.9 Met hulp van deze wezens
verbaasde ze vrienden en kennissen door hun onuitgesproken gedachten
te onthullen, aantekeningen en brieven te precipiteren, muziektonen
te laten klinken, voorwerpen op afstand te laten bewegen, of ze juist
onverplaatsbaar te maken. Toch waren er heel wat sceptici die graag
haar vermogens wilden uitdagen. Keer op keer onderwierp ze zich aan
hun proeven, om alleen maar verkeerd begrepen en betwijfeld te worden
en zelfs belachelijk te worden gemaakt.
Hoewel ze die spot goed opvatte, eiste het misbruiken van haar energie
ten slotte zijn tol van haar gezondheid. Minder dan een jaar na haar
terugkeer naar Rusland werd ze ernstig ziek en verkeerde dagenlang in
een trancetoestand alsof ze dood was. Vier jaar later liep ze een andere
ziekte op die nog ernstiger was dan de eerste. In beide gevallen onderging
ze een plotselinge en mysterieuze genezing. De tweede ziekte viel samen
met een opmerkelijke verandering in haar ontwikkeling, want ze bevrijdde
zich daarna van de spontane manifestaties van elementalen. Ze kon hun
verschijnselen nu met haar wil stoppen en ze volledig onder haar eigen
controle brengen.
In 1865 voelde HPB de behoefte haar reizen te hervatten. Weer trok
ze door het Midden-Oosten en de Balkan, dit keer op weg naar het door
oorlog geteisterde Italië. Daar raakte ze in 1867 gewond bij de
slag van Mentana en, nadat ze van haar wonden was hersteld, kreeg ze
van haar meester opdracht naar India te gaan. Deze keer slaagde ze erin
om de verblijfplaats van meester Morya in Tashilhunpo te bereiken, een
Tibetaans centrum van kloosters en scholen. Hier ontmoette ze de collega
van haar meester, mahatma Kuthumi, die eveneens haar leraar werd. HPB
studeerde bijna drie jaar bij hen en leerde de meest heilige Tibetaanse
en Senzar teksten te lezen en in het Engels te vertalen. Daaronder bevonden
zich ‘Het boek van de gulden voorschriften’ waaruit ze later
fragmenten vertaalde als De stem van
de stilte, en ‘Het Boek van Dzyan’, de stanza’s
die de basis vormen voor haar meesterwerk De geheime leer.
Deze periode van training was HPB’s laatste voorbereiding op
haar openbare werk. Toen ze in 1870 Tibet verliet, keek ze uit naar
een gelegenheid om de oude wijsheid in het Westen te kunnen introduceren.
Deze deed zich voor nadat ze onderweg naar Egypte een verwoestende schipbreuk
had overleefd. Ze vestigde zich in Caïro en begon met het oprichten
van een Société Spirite, die tot doel had mediamieke
verschijnselen te onderzoeken en uiteindelijk de aandacht op het ware
occultisme te richten. Maar omdat HPB gedwongen was gebruik te maken
van verschillende lokale mediums, ontdekte ze al snel dat deze de leden
bedrogen. Terwijl ze elk contact met de ‘mediums’ verbrak,
zwoer ze ‘voor altijd een eind te maken aan zulke openbare seances’.10
Het volgende jaar was een tijd van wachten, die ze voornamelijk doorbracht
bij haar familie in Rusland, en voor korte tijd bij een neef in Parijs.
Maar kort na haar aankomst in Parijs droeg haar leraar haar op naar
Amerika te gaan.
Het Westen werd in die tijd overspoeld door een golf van wetenschappelijk
materialisme. Godsdienstig geloof werd aan het wankelen gebracht, idealen
gingen verloren, en de mensen eisten een wetenschappelijk bewijs voordat
ze in iets spiritueels wilden geloven. Voor velen leek het zien van
en communiceren met de zogenaamde ‘geesten’ van de doden
te voorzien in zo’n bewijs. Omdat de gelederen van de spiritisten
zich uitbreidden, voelde HPB het als haar plicht zich daarmee in te
laten ‘om te onthullen wat is, en te ontmaskeren wat niet is’.11
Haar eerste kans kreeg ze het jaar na haar aankomst in New York, toen
ze een reeks krantenartikelen van de hand van Henry S. Olcott las, een
advocaat uit New York die verslag deed van de manifestaties die plaatsvonden
in het huis van de gebroeders Eddy in Chittenden, Vermont. Toen HPB
Olcott ontmoette op de boerderij van de Eddy’s, probeerde ze hem
ervan te overtuigen dat deze verschijningen niet de ware geesten van
de doden waren, maar slechts de materialisaties van lagere astrale entiteiten.
In de daaropvolgende maanden, toen de gebroeders Eddy en andere mediums
in de pers van bedrog werden beschuldigd, schreef HPB brieven en artikelen
om hen te verdedigen. Ook zette ze in New York haar samenwerking met
Olcott voort, en door wat ze schreven begonnen ze andere geestverwante
onderzoekers aan te trekken. Een van degenen die HPB ontmoette via Olcott
was een jonge advocaat genaamd William Q. Judge, en al snel begon ze
hen het ‘ware spiritisme’ van de wijsheid-religie te onderwijzen.
Deze drie werden de belangrijkste stichters van de Theosophical Society,
die in het najaar van 1875 werd opgericht. Inmiddels was er een groep
ontstaan van serieuze studenten die discussies hielden in HPB’s
appartement, en er werd besloten een genootschap te vormen dat ‘de
esoterische filosofische stelsels van de oudheid’ zou bestuderen
en het resultaat van dit onderzoek openbaar zou maken. Er werd ook aanbevolen
dat de leden ernaar zouden streven zich met onzelfzuchtige toewijding
te richten op zowel het zoeken naar waarheid als op zuiverheid van leven
en denken. HPB’s officiële functie in de Society was die
van correspondentie-secretaresse. Terwijl ze het bestuurlijke werk overliet
aan Olcott en anderen, richtte ze haar energie voornamelijk op het schrijven.
Haar brieven en artikelen gingen nu over occultisme en de esoterische
wetenschappen, en veel van wat ze schreef werd geïnspireerd door
haar leraren. In deze periode hield ze zich ook bezig met het schrijven
van haar eerste boek, Isis
ontsluierd. Dit zou een monumentaal werk worden over oude en
moderne wetenschap en theologie, en het nam de volgende twee jaar het
grootste deel van haar tijd in beslag. Toen het in 1877 werd gepubliceerd,
was het een onmiddellijk succes dat ieders verwachtingen overtrof.
Nadat de TS in de Verenigde Staten vaste voet aan de grond had gekregen,
werd besloten het hoofdkwartier van de Theosophical Society naar India
te verplaatsen. Na aankomst in Bombay in 1879 vestigden HPB en Olcott
hun hoofdkwartier in het Indiase deel van de stad waar zelden Europeanen
kwamen. Vanaf het eerste begin was het duidelijk dat HPB hindoes, boeddhisten,
moslims en parsi’s met dezelfde broederlijke affectie beschouwde.
Ze maakte haar bewondering voor hun religieuze tradities overvloedig
duidelijk in haar brieven en artikelen die in verschillende Indiase
kranten werden gepubliceerd. Omdat deze in de ogen van de Engelse zendelingen
‘heidense’ religies waren, werden zij en haar medetheosofen
voortdurend aangevallen in de christelijke pers. Ze werd ervan beschuldigd
de christenen te haten, van immoreel gedrag en zelfs van spionage voor
de Russische regering.
Tegelijk werd ze ook door sommige hindoes bekritiseerd dat ze mensen
die niet het hindoegeloof aanhingen of die in magie geloofden als leden
accepteerde. Op al deze aanvallen werd door HPB in woord en daad gereageerd,
terwijl zij en haar collega’s zich bleven verbinden met waarheidszoekers
zonder onderscheid van religie, ras, kaste of geslacht – met iedereen
‘die op zijn eigen manier serieus op zoek is naar kennis over
het goddelijke beginsel’.12
Vijf maanden na hun aankomst in Bombay begon de TS een eigen tijdschrift,
The Theosophist, met HPB als redactrice. Ze omschreef het als
een schatkamer van alles wat met occultisme te maken heeft, en ook als
‘een orgaan door middel waarvan geleerden uit het Oosten hun kennis
konden bekendmaken aan de westerse wereld’ – niet als propaganda
voor een bepaalde religie, maar als ‘het blad dat de hele Theosophical
Society, of universele broederschap vertegenwoordigde’.13
Ze maakte het tijdschrift ook tot een forum voor het bevorderen van
religieuze vrijheid, de rechten van de sociaal achtergestelde klassen
(vooral vrouwen, kinderen en outcasts) en voor het recht van alle volkeren
om hun eigen traditionele taal en cultuur te bestuderen. HPB’s
voortdurende inspanningen om deze zaken te bevorderen, zouden een enorme
invloed hebben op de maatschappij in zowel India als Ceylon, en zouden
ten slotte leiden tot een grote culturele en religieuze opleving.
In december 1879 gingen HPB en Olcott naar Noord-India om een bezoek
te brengen aan A.P. Sinnett, de redacteur van een invloedrijke Engels-Indiase
krant, The Pioneer. Sinnett was in Londen getuige geweest van
mediamieke verschijnselen en was geïnteresseerd in de occulte wetten
waaraan zulke manifestaties moeten voldoen. HPB raakte goed bevriend
met hem en zijn vrouw, die al snel toetraden tot de TS.
Toen ze het jaar daarop bij hen op bezoek ging, waren de Sinnetts getuige
van een reeks opmerkelijke verschijnselen, waarvan HPB vele toeschreef
aan haar leraren. Sinnetts verzoek om hen een brief te schrijven leidde
tot een uitzonderlijke vier jaar lange correspondentie waarbij meer
dan 1300 bladzijden ‘mahatma brieven’ werden ontvangen door
Sinnett en zijn vriend Allan O. Hume. De meeste van die brieven gingen
over de filosofische en ethische leringen van de oude wijsheid, maar
Sinnett had een zucht naar verschijnselen en dit zou HPB heel wat ellende
bezorgen. Zijn boeken, in het bijzonder The Occult World, richtten
zozeer de publieke aandacht op de paranormale vermogens van HPB en haar
mahatma’s dat ze er spijt van had dat hun namen ‘door de
modder werden gesleurd’,14 en Sinnett
werd door meester M gewaarschuwd dat dit hunkeren naar verschijnselen
was ‘als de zucht naar drank en opium. . . . Als u zonder deze
verschijnselen niet gelukkig kunt zijn, zult u onze filosofie nooit
begrijpen.’15
Het bekendmaken van deze oude filosofie was altijd de opdracht van
HPB geweest, en toen ze zich realiseerde dat de meeste belangstellenden
werden aangetrokken door haar verschijnselen en veel minder waren geïnteresseerd
in de wijsheidstraditie van haar leraren, ging ze steeds meer de nadruk
leggen op de filosofische en ethische leringen. Om deze leringen te
verspreiden, bleven zij en Olcott op grote schaal door India en Ceylon
reizen. Er werden honderden openbare vergaderingen en discussies gehouden,
ongekende bijeenkomsten van Aziaten en Europeanen met verschillende
religieuze achtergronden, en binnen een paar jaar waren er tientallen
nieuwe theosofische loges ontstaan.
De voortdurende inspanning van het reizen en werken in een tropisch
klimaat ondermijnde echter langzamerhand de gezondheid van HPB. In het
najaar van 1882 ontwikkelde ze een chronische ontsteking aan de nieren
alsmede hoge bloeddruk en oedeem. Hoewel haar conditie weer geleidelijk
verbeterde door de zorg van haar meesters, begon die weer slechter te
worden tegen het einde van het volgende jaar toen ze in het nieuwe hoofdkwartier
van de TS in Madras in Zuid-India woonde. Haar artsen waarschuwden haar
dat ze zou sterven als ze niet voor herstel naar een koeler klimaat
zou verhuizen, dus werden er begin 1884 voorbereidingen getroffen om,
begeleid door Olcott, naar Frankrijk te gaan.
Toen de staf van het hoofdkwartier in december 1882 naar Madras was
verhuisd, waren Emma en Alexis Coulomb, respectievelijk huishoudster
en klusjesman, twee van de stafleden. Vlak voor het vertrek van HPB
naar Europa gaf ze Mw. Coulomb een reprimande wegens een poging om een
bemiddeld lid van de TS door afpersing geld afhandig te maken. Mw. Coulomb
nam dat haar zo kwalijk dat ze zwoer zich te zullen wreken op HPB. Toen
christelijke zendelingen brieven publiceerden die zij van de Coulombs
hadden gekregen en die zogenaamd door HPB waren geschreven, concludeerde
de Britse pers dat HPB nu was ontmaskerd als een oplichtster, en dat
was ook de conclusie van de commissie van de Philosophical Research
Society die de verschijnselen van HPB onderzocht, voornamelijk op basis
van een rapport van een van haar leden, Richard Hodgson.
HPB keerde eind 1884 terug naar Madras, vastbesloten om haar leraren
en de theosofie te verdedigen. Maar een commissie van rechters en advocaten
van de TS en invloedrijke hindoeleden bepaalden dat Hodgson en de Coulombs
niet zouden worden vervolgd omdat het proces ertoe zou leiden dat de
meesters nog verder belachelijk zouden worden gemaakt en omdat occulte
verschijnselen niet konden worden bewezen in een rechtszaal. Deze beslissing
maakte HPB diepbedroefd, en kort daarna werd ze zo ernstig ziek dat
de doktoren haar opgaven. Nogmaals werd haar leven gered door haar meester,
maar haar gezondheid bleef zo precair dat ze zich terugtrok als correspondentie-secretaresse
en ze werd ertoe overgehaald India te verlaten en naar Europa te gaan,
om De geheime leer
af te maken en, zo mogelijk, haar gezondheid te herwinnen.
HPB was nu vastbesloten haar werk voort te zetten aan het nieuwe boek
waar ze net aan was begonnen toen zij en Olcott de eerste keer naar
India kwamen. Ze wist dat ze nauwelijks meer dan een schets van de wijsheidsleringen
had gegeven in Isis ontsluierd en ze voelde dat het tijd was
daar dieper op in te gaan en ook om verschillende verkeerde ideeën
erover te corrigeren. Maar in het begin maakten haar leefomstandigheden
in Europa het schrijven moeilijk en kwam ze er zelden toe. Deze problemen
werden grotendeels opgelost toen ze naar Würzburg verhuisde en
gravin Constance Wachtmeister bij haar kwam, die haar persoonlijke secretaresse
en begeleidster werd. Met haar hulp kon HPB urenlang ongestoord schrijven.
Eind 1885 ontving ze een kopie van de Proceedings van de SPR,
waarin Hodgson haar ervan beschuldigde een Russische spionne en oplichtster
te zijn die de mahatma’s had uitgevonden en dat hun brieven vervalsingen
waren. Omdat ze geen juridische stappen kon nemen om het tegendeel van
de aantijgingen te bewijzen, werd ze des te vastbeslotener om van De
geheime leer een meesterwerk te maken dat haarzelf en haar leraren
zou rehabiliteren.
Naarmate het boek vorderde, begon ze een aantal geleerden en toegewijde
studenten in de theosofie delen van het manuscript te laten zien, en
velen van hen werden enthousiaste supporters van haar werk. Dit aantal
groeide aanzienlijk nadat ze in de zomer van 1886 naar Oostende in België
verhuisde, waardoor het voor leden van de London Lodge veel gemakkelijker
werd haar aan de overkant van het Kanaal te komen opzoeken. Ze werden
enkele van haar vurigste medestanders en al snel drongen ze eropaan
haar hoofdkwartier in Londen te vestigen. Omdat de vele honderden citaten
in De geheime leer gemakkelijker in het British Museum konden
worden geverifieerd en er leden waren die haar konden helpen met de
voorbereiding van het boek, stemde HPB ermee in om in 1887 naar Londen
te komen.
Haar zaken in Engeland werden geregeld door dr. Archibald Keightley
en zijn neef Bertram Keightley. Aan hen vertrouwde HPB het hele manuscript
van De geheime leer toe, dat op dat moment bestond uit een
stapel losse hoofdstukken van ongeveer een meter hoog zonder enige duidelijke
ordening. De daaropvolgende maanden waren de Keightleys bezig duizenden
pagina’s te lezen, opnieuw te lezen, te kopiëren en te corrigeren
en bedachten een manier voor HPB om commentaren op de Stanza’s
van Dzyan te schrijven, en ze stelden een plan op om het boek tot een
ordelijk geheel te maken.
Omdat het grootste deel van het ordenen nu in hun handen lag, kon HPB
zich wijden aan het redigeren en toevoegen van materiaal aan de getypte
kopij, een werk waarmee ze nog doorging toen de pagina’s al waren
gezet. Tegelijk werd ze actief in openbaar theosofisch werk en mobiliseerde
de leden van de toen net gevormde Blavatsky Lodge om te midden van de
armen en daklozen te werken. In september was ze medeoprichter van een
nieuw tijdschrift met de naam Lucifer ‘om licht te brengen
aan ‘de verborgen dingen van de duisternis’’.16
En ze vormde een Esoterische Sectie ‘om de toekomstige groei van
de Theosophical Society als geheel in de goede richting te helpen door
ten minste in kleine kring broederlijke harmonie te bevorderen’.17
Deze diepgevoelde zorg van HPB voor de toekomst van een TS die zich
inzet voor de broederschap van de mensheid was de voornaamste reden
om De geheime leer te schrijven. Toen deze in 1888 werd gepubliceerd,
droeg ze het boek op aan ‘alle echte theosofen in ieder land en
van ieder ras, want zij hebben het in het leven geroepen’. Het
doel ervan was de oude waarheden te presenteren die de basis vormen
van alle religie, wetenschap en filosofie, en aan te tonen hoe het hele
leven wordt bezield door één goddelijk beginsel. Het is
in zijn soort nog steeds het meest veelomvattende boek, en stimuleert
zowel het intellect als de intuïtie met zijn visie van spirituele
eenheid.
In de laatste tweeëneenhalf jaar van haar leven concentreerde
HPB zich erop theosofen te helpen zich te heroriënteren in de richting
van ‘inspanning voor de gemeenschappelijke zaak – het helpen
van de mensheid’.18 Ze benadrukte
dit in honderden brieven en artikelen, en in nog twee boeken. In De
sleutel tot de theosofie corrigeerde ze verkeerde opvattingen
over theosofie en de TS en legde uit dat beide waren gebaseerd op de
essentiële broederschap van de mensheid. In De
stem van de stilte voorzag ze in ethische voorschriften die
discipelen sinds oude tijden hebben gevolgd om het pad van ‘zelfverloochening
ten dienste van anderen, van lijdende medemensen’19
te ontdekken.
Naarmate de essentiële boodschap meer en meer mensen in het Westen
raakte, werd ze ertoe overgehaald een Europese afdeling op te richten
met haarzelf als voorzitter. Dit werd, evenals de Amerikaanse afdeling,
al snel een actief en invloedrijk centrum van theosofisch werk, zelfs
toen ze werd gedwongen zichzelf en de TS te verdedigen tegen voortdurende
aanvallen, waarvan vele afkomstig waren van medetheosofen. Ze stelde
dit groeiende conflict en de toenemende onenigheid in 1891 drie weken
voor haar dood aan de orde: ‘Het is meer dan ooit nodig zichzelf
in het oog te houden wanneer persoonlijk verlangen om leiding te geven
en gekwetste ijdelheid zich tooien met de pauwenveren van toewijding
en altruïstisch werk. . . . Als ieder lid van de Society er vrede
mee had een onpersoonlijke kracht ten goede te zijn, onverschillig voor
lof of blaam zolang hij de doeleinden van de Broederschap dient, zouden
de gemaakte vorderingen de wereld verbazen en de ark van de TS buiten
gevaar stellen.’20
Op het moment dat ze stierf, waren de verdelende krachten nog steeds
aan het werk. Dat zou al snel leiden tot een splitsing in de Theosophical
Society. Toch was ook dit in overeenstemming met de wijsheidstraditie
die door haar leraren werd onderwezen, waarbij persoonlijke conflicten
worden gebruikt als middel tot zelfontdekking. Blavatsky’s hele
leven kan worden gezien als een katalysator in deze zin, juist omdat
haar karakter zo velen trof als onvolmaakt en vaak problematisch. Zelfs
nu is het nog steeds een wezenlijk deel van haar nalatenschap, want
‘het zet mensen aan tot zelfstudie en vernietigt in hen blinde
onderdanigheid tegenover personen’.21
Om haar te begrijpen worden we gedwongen haar niet te beoordelen op
grond van uiterlijke verschijningsvormen, en geen enkele autoriteit
boven onze eigen innerlijke toetssteen van waarheid te accepteren. En
wanneer we deze innerlijke bron aanraken, leidt de studie van haar geschriften
ons steeds dichter naar de broederschap van het leven: naar het Zelf
dat we delen met alle wezens.
Meer informatie over H.P. Blavatsky
- Cranston, Sylvia, HPB:
Het bijzondere leven & de invloed van Helena Blavatsky,
Theosophical University Press, Den Haag, 2de herziene druk 2008.
- Ryan, Charles J., H.P.
Blavatsky en de theosofische beweging, Theosophical University
Press, Den Haag, 1984.
- Van Mater, Kirby, ‘Het
schrijven van De Geheime Leer’, Een introductie
tot De Geheime Leer, Theosophical University Press, Den Haag,
3de herziene druk 2009.
Noten
- Eerder gepubliceerd als ‘HPB: katalysator voor
zelfontdekking’ in Sunrise, Den Haag, november/december
1997, blz. 195-206.
- A.P. Sinnett, Incidents in the Life of Madame
Blavatsky, Arno Press, New York, 1976, blz. 28.
- Op.cit., blz. 32.
- Op.cit., blz. 37.
- H.P.B. Speaks, Theosophical Publishing House,
Madras, 1951, 2:61.
- Op.cit., 2:62.
- H.P. Blavatsky Collected Writings, 1:4.
- C. Wachtmeister, Reminiscences of H.P. Blavatsky
and The Secret Doctrine, Theosophical Publishing House, Wheaton,
IL, 1976, blz. 44.
- Incidents in the Life of Madame Blavatsky,
blz. 80.
- H.P. Blavatsky Collected Writings, 14:487.
- Eugene R. Corson, Some Unpublished Letters of
Helena Petrovna Blavatsky, Rider & Co., Londen, 1929, blz.
128.
- H.P. Blavatsky Collected Writings, 2:103;
zie blz. 155 in dit boek.
- Op.cit., 2:84-5.
- The Letters of H.P. Blavatsky to A.P. Sinnett,
samengesteld door A. Trevor Barker, Theosophical University Press,
Pasadena, 1973, blz. 18.
- De mahatma
brieven aan A.P. Sinnett, samengesteld en ingeleid door A.
Trevor Barker, Theosophical University Press Agency, Den Haag, 1979,
blz. 289.
- H.P. Blavatsky Collected Writings, 8:5.
- Op.cit., 12:490.
- H.P. Blavatsky
aan de Amerikaanse conventies: 1888-1891, Theosophical University
Press Agency, Den Haag, 2014, blz. 16.
- Blavatsky, De stem
van de stilte, Theosophical University Press Agency, Den
Haag, 2009, blz. 41.
- H.P. Blavatsky aan de Amerikaanse conventies,
blz. 46-7.
- Letters from the Masters of Wisdom, First
Series, redactie C. Jinarajadasa, Theosophical Publishing House, Madras,
1973, blz. 44.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 503-14
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag