Het panoramische visioen
Op het laatste ogenblik wordt het hele leven in ons geheugen weerspiegeld en komt het uit alle vergeten hoeken en gaten tevoorschijn, beeld na beeld, het ene voorval na het andere. Het stervende brein maakt met een uiterste krachtsinspanning het geheugen vrij, en het geheugen geeft getrouw iedere indruk weer die in de periode van activiteit van het brein daaraan werd toevertrouwd. Die indruk en gedachte die het sterkst waren, worden vanzelfsprekend het levendigst en overleven als het ware alle overige, die nu vervagen en voor altijd verdwijnen, om pas in devachan opnieuw te verschijnen. Niemand sterft krankzinnig of onbewust – zoals sommige fysiologen beweren. Zelfs een waanzinnige, of iemand met een delirium tremens zal op het tijdstip van zijn dood dit ogenblik van volmaakte helderheid hebben, hoewel hij niet in staat is dit tegen de aanwezigen te zeggen. De man kan vaak dood lijken. Maar vanaf de laatste polsslag, vanaf en tussen de laatste hartenklop en het moment waarop de laatste vonk van dierlijke warmte het lichaam verlaat – overdenken de hersenen en doorleeft het ego in die luttele korte seconden opnieuw zijn hele leven. Spreek fluisterend, u die bij een sterfbed aanwezig bent en zich in de plechtige tegenwoordigheid van de dood bevindt. U moet vooral de stilte bewaren onmiddellijk nadat de dood haar klamme hand op het lichaam heeft gelegd. Spreek fluisterend, zeg ik, om de rustige stroom van gedachten niet te verstoren en het verleden niet te hinderen, dat druk bezig is zijn weerspiegeling op de sluier van de toekomst te werpen.
– De mahatma brieven, blz. 184-5
De panoramische terugblik begint gewoonlijk wanneer alle lichamelijke activiteiten en functies hebben opgehouden, soms zelfs vóór de laatste hartslag, en gaat als regel door nadat het hart heeft opgehouden te kloppen en de laatste adem is uitgeblazen. Het is niet mogelijk te zeggen hoelang dit duurt, omdat de duur van de terugblik per individu enorm verschilt. Bij mensen die zeer spiritueel van aard zijn, is het hele proces in enkele uren voltooid; bij anderen kan het tot twaalf uur duren, mogelijk langer. Waarschijnlijk is gemiddeld zes uur nodig voor dit laatste aanschouwen van de maya van het pas afgesloten leven. Maar in alle gevallen verschijnt het panoramische visioen omdat een stroom van flitsende beelden door de hersenen trekt, die deze nog steeds bereiken via de tere vezels van het levenskoord dat steeds dunner en dunner wordt naarmate de uren verstrijken.
Zo’n panoramische terugblik vindt zelfs plaats wanneer een mens plotseling sterft als gevolg van een verschrikkelijk ongeval, wanneer bijvoorbeeld de schedel wordt verbrijzeld of het lichaam levend verbrandt. In deze gevallen vindt het panorama plaats in de hogere delen van de astrale hersenen die, hoewel ze ernstig zijn getroffen, vooral in de meer stoffelijke delen, niettemin als samenhangend orgaan wat langer blijven bestaan dan de fysieke hersenen.
Op heel hoge leeftijd begint het panorama op een vage en aarzelende manier enige dagen of mogelijk weken vóór de lichamelijke dood, en dat is in feite de oorzaak van de versufte toestand waarin zeer oude mensen vaak vervallen, kort vóór ze sterven.
Alle gebeurtenissen, feiten, voorvallen, gedachten en gevoelens uit het leven van een mens zijn vastgelegd in de verschillende delen van zijn wezen: de emotionele voorvallen in het kama-manasische gedeelte; de mentale in het manasische aspect van zijn constitutie; en de spirituele in het buddhi-manasische, enz.; ‘terwijl de ervaringen tijdens de incarnatie het lingasarira en het fysieke lichaam zelf blijvend tekenen en vaak merkbaar veranderen.
Het panorama voltrekt zich in al zijn wonderlijke details – geen gedachte of daad wordt overgeslagen – omdat het het gevolg is van de instinctieve werking van de menselijke monade die, bijna onbewust voor zichzelf, alle bijzonderheden van het juist afgesloten leven tevoorschijn brengt uit alle geheime schuilhoeken, waar haar innerlijke optekeningen op haar eigen vitale substantie staan afgedrukt. Doordat er spirituele krachten aan het werk zijn die strikt harmonisch en karmisch zijn, functioneert het bewustzijn automatisch en begint het panorama met het eerste voorval dat het geheugen in het juist afgesloten leven heeft opgetekend, en zet zich daarna voort als een grootse stroom van beelden, tot de laatste gedachte, de laatste emotie, de laatste intuïtie is bereikt – en dan volgt onbewustheid, volledig, plotseling, en oneindig meedogend. Dat is de werkelijke dood.
Een dergelijk panorama kan onmogelijk volledig plaatsvinden tijdens het gewone leven van een mens, omdat zijn bewustzijn door zoveel gebeurtenissen die hij meemaakt, wordt afgeleid, dat daarvoor geen gelegenheid is. Wat wij geheugen noemen, is slechts het vermogen om min of meer nauwkeurig de mentale en fysiologische indrukken te lezen die op het aurische ei zijn afgedrukt; die indrukken worden door de aurische stroom naar het lichaam gevoerd, waar ze het weefsel van de fysieke hersenen en van het zenuwstelsel binnengaan, en als reactie zich vaak kenbaar maken als herinneringen uit het verleden.
Het is heel wonderlijk dat het menselijk bewustzijn door middel van zijn lichaam en zijn verschillende organen niet alleen met verbazingwekkende nauwkeurigheid iedere mentale en emotionele gebeurtenis optekent die van dag tot dag plaatsvindt, maar zelfs op de registers van het innerlijke wezen een onvoorstelbaar groot aantal zintuiglijke, hersen-, en zenuwindrukken fotografisch afdrukt waarvan het alledaagse bewustzijn nauwelijks iets weet. Toch trekt tijdens het visioen elk van deze voorvallen snel voorbij aan het waarnemende oog van de innerlijke mens, net voor hij dit gebied verlaat.
Zij die zich bij stervenden bevinden, horen hen vaak zachtjes mompelen over de gebeurtenissen uit hun vroege jeugd, maar omdat ze dit niet begrijpen, nemen ze aan dat het een visioen van de hemel is, of iets dergelijks. De mond herhaalt slechts wat het brein waarneemt – herinneringen die de revue passeren; en op de achtergrond staat het ziende Zelf dat het voorbije leven beoordeelt, en zijn oordeel is feilloos juist. Het ziet het beeld van gedane en niet gedane zaken, de gedachten die men had, de gevoelens die men onderging, de verleidingen die men overwon of waaraan men toegaf; en wanneer het einde van het panorama is bereikt, ziet het de rechtvaardigheid van alles. Op grond van het visioen van het karma uit het verleden weet het wat gaat komen in het volgende leven.*
*Het is buitengewoon belangrijk er een gewoonte van te maken wanneer men zich voorbereidt om te gaan slapen, om de gebeurtenissen van de dag de revue te laten passeren. Het gevolg is dat men het denken eraan went om het leven te zien als een werkterrein waar men verantwoordelijk is voor zijn gedrag, en men de gelegenheid krijgt er lessen uit te trekken. Het heeft ook tot gevolg dat men het denken eraan went panoramisch te zien, waardoor op het moment van de dood het zelfbewust ervaren van de gebeurtenissen die aan het geestesoog voorbijtrekken veel gemakkelijker, vlugger en vollediger verloopt. Deze gewoonte heeft ook het heel gunstige gevolg dat het het tweede panoramische visioen, dat aan de tweede dood voorafgaat, verkort.
Een dergelijke ethische en morele analyse van de dagelijkse gebeurtenissen is een van de beste hulpmiddelen om wijsheid te verwerven die nodig is om het hoofd te kunnen bieden aan de levensproblemen, en om door overdenking, zelfs al gebeurt dat min of meer onbewust, een geest van welwillendheid en begrip tegenover anderen tot stand te brengen. Heel wat onnodige wrijving en moeilijkheden in de wereld ontstaan door onze automatische manier van denken, zonder voldoende zelfonderzoek, met weinig of geen analyse van onze dagelijkse handelingen en van de gedachten en gevoelens achter deze handelingen. Natuurlijk doel ik hier niet op een ongezonde of ziekelijke introspectie, maar eerder op de zorgvuldige, eerlijke gewoonte om onbevooroordeeld en kritisch, als waarnemer, zijn daden en gedachten de revue te laten passeren. Het helpt ons zeer onze morele intuïties te versterken.
Er is een vergelijkbaar panoramisch visioen van het afgelopen leven, maar minder levendig en volledig, bij wat de tweede dood in kamaloka wordt genoemd. Maar dat is niet alles, want er is nog een derde maal zo’n panorama vóór de wedergeboorte, d.w.z. net voordat de menselijke monade haar devachanische droomtoestand verlaat en weer niet-zelfbewust wordt, voorafgaande aan de wederbelichaming in de menselijke moederschoot. De volledigheid en nauwkeurigheid van de details hangen in elk van de gevallen af van het soort ego, want er is geen onwrikbare regel die voor iedereen geldt. Al deze visioenen vertonen verschillen in kwaliteit en intensiteit, afhankelijk van de graad van evolutie die het menselijke ego heeft bereikt.
Bij mensen met een bijzondere spirituele gesteldheid omvat het panorama dat aan de dood voorafgaat (en ook dat wat plaatsvindt vóór het verlaten van devachan) vaak flitsen uit het tweede of derde daaraan voorafgaande leven en mogelijk zelfs uit een periode uit een nog verder verleden van het menselijke ego. Het vermogen panoramisch in het nabije of verre verleden van het menselijke ego te zien, is evenredig aan de mate waarin het spiritueel is ontwikkeld: hoe spiritueler het ego, des te groter het vermogen om in het verleden te kijken; en bij hoge chela’s of mahatma’s wordt dit vermogen zelfs tijdens het belichaamde leven actief. Hoever de mahatma in het verre verleden kan delven – als hij dat zou willen – hangt niet alleen af van zijn ontwikkelde vermogen, maar ook van zijn wil om dit te doen; want de meesten van hen houden er niet van een blik te werpen op hun vroegere levens.*
*Vgl. De mahatma brieven, blz. 157.
Zelfs de gemiddelde mens ziet bij zeldzame gelegenheden niet alleen flitsen van het vorige leven of van vroegere levens, maar profetisch ook van de toekomst. Hij is er echter zo weinig in geoefend deze visioenen te herkennen voor wat ze werkelijk zijn – beelden afgedrukt op het weefsel van zijn eigen aurische ei of op het astrale licht – dat hij ze gewoonlijk aanziet voor alleen maar dromerij of fantasie. Omdat hij niet voldoende is ontwikkeld om te begrijpen wat hij eventueel ziet, of met enige mate van nauwkeurigheid onderscheid te maken tussen verbeelding en de werkelijke aurische verslagen, is het zonder meer gevaarlijk voor hem te proberen in het verleden of in de toekomst te zien. Tegelijkertijd moet men niet vergeten dat bij ziekte, of in een trance die vaak door ziekte wordt teweeggebracht, de patiënt soms verwrongen visioenen of beelden uit het astrale licht of zijn aurische ei ontvangt, maar in deze gevallen, die zo verschillen van het echte panorama dat zich bij de dood voordoet, is het visioen verward en verwrongen en soms zo afschuwelijk van aard, dat de ongelukkige lijder het koude zweet van angst en machteloosheid uitbreekt.
Die ongelukkige mensen die hun vorige levens willen zien, weten eenvoudig niet waar ze om vragen. Als ze die konden zien en beseften wat er naast het goede dat ze hebben gedaan, is vastgelegd, dan zouden ze hoogstwaarschijnlijk alles doen wat in hun vermogen ligt om die beelden volledig uit hun geheugen te wissen. Welk normaal mens ziet graag terug op alle zwakke, harteloze en onedele gedachten en daden die door hem zijn opgetekend in de beeldengalerij van de natuur in levens die allang voorbij zijn?*
*Voor zover het om een normaal mens gaat zal de toestand waarin we ons de bijzonderheden uit onze vroegere incarnaties herinneren, pas worden bereikt als onze aarde wordt bewoond door een ras van veel hoger ontwikkelde wezens dan wij; en dat is een groot geluk. Uitzonderingen op deze regel zijn, zoals gezegd, de meesters en sommige hoge chela’s, en niet zij die misschien aanspraak maken op dit zogenaamde vermogen of deze kracht.
Bij veel mensen komen perioden voor waarin herinneringen aan gebeurtenissen uit hun kinderjaren schijnen binnen te stromen, maar die herinneringen nemen later af. Dit heeft helemaal niets te maken met de toestand bij de dood, en zelfs niet met het terugzien van vroegere levens, maar heeft eenvoudig plaats omdat het zenuwstelsel en de hersenen dan in harmonie trillen met wat er in het aurische ei is vastgelegd, en de hersenen registreren deze vage en vluchtige herinneringsbeelden automatisch, wat de mens in staat stelt een tijdje in het teruggekeerde bewustzijn van vroeger jaren te leven. Deze gevallen zijn vrij algemeen. HPB zegt in een van haar artikelen, wanneer ze commentaar geeft op het onderwerp ‘het geheugen op het moment van de dood’:
De menselijke hersenen zijn eenvoudig het kanaal tussen twee gebieden – het psychospirituele en het stoffelijke – waarlangs elk abstract en metafysisch idee vanuit het manasische omlaag stroomt naar het lagere menselijke bewustzijn. Ideeën over het oneindige en het absolute bevinden zich dus niet in onze hersenen, en dat kan ook niet. Ze kunnen alleen betrouwbaar worden weerspiegeld door ons spirituele bewustzijn, om vandaar min of meer vaag te worden doorgezonden naar ons bewustzijn op dit gebied. Terwijl in ons geheugen zelfs de beelden van belangrijke gebeurtenissen vaak worden uitgewist, kan zelfs de meest onbeduidende daad uit ons leven niet verdwijnen uit het geheugen van de ‘ziel’, omdat dit voor haar geen herinnering is, maar een altijd aanwezige werkelijkheid op het gebied dat buiten ons begrip van ruimte en tijd ligt. . . . terwijl in het leven van een gezond mens het fysieke geheugen vaak verduisterd is, en het ene feit een ander zwakker feit verdringt, schijnt dat wat wij ‘geheugen’ noemen, op het moment van de grote verandering die de mens de dood noemt, in al zijn kracht en levendigheid tot ons terug te keren.
Kan dit niet eenvoudig het gevolg zijn van het feit dat ten minste enkele seconden lang onze twee geheugens (of beter gezegd de twee toestanden, de hoogste en de laagste bewustzijnstoestand) samenvloeien, en zo een eenheid vormen, en dat de stervende zich op een gebied bevindt waar noch verleden noch toekomst bestaat, maar alles één heden is? Zoals we allemaal weten, is het geheugen het sterkst als het om zijn vroegste associaties gaat, de tijd waarin de toekomstige mens nog slechts een kind is, en meer een ziel dan een lichaam; en als het geheugen deel uitmaakt van onze ziel, dan moet het, zoals Thackeray ergens zegt, noodzakelijkerwijs eeuwig zijn.*
*‘Memory in the dying’, Lucifer, okt. 1889, blz. 128-9; ‘Herinneringen van een stervende’, H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 4:95-7.
Deze prachtige processen van het bewustzijn, waarin de mens het gehele zojuist geëindigde leven overziet en de volkomen rechtvaardigheid beseft van alles wat hij als leed of vreugde heeft ondergaan, zijn in geen enkel opzicht een wilsuiting van het zich wederbelichamende ego, maar zijn automatische processen van de werking van zijn eigen substantie. Het zielenbewustzijn van het ego dat dit levensoverzicht aanschouwt, ziet tijdelijk niets anders dan dit panoramische visioen. Het ego ontvangt een onuitwisbare indruk die hem bijblijft tijdens de hele devachanische periode en die helpt om hem naar de geschikte omgeving te leiden voor zijn volgende fysieke wedergeboorte.
Samenvattend kunnen we zeggen dat ieder mens die tot de grote meerderheid behoort – noch zeer spiritueel en vergevorderd, noch bijzonder grof en materialistisch – drie panoramische visioenen heeft: het eerste gaat direct vooraf aan de volledige dood van het fysieke lichaam; het tweede, dat net vóór en op het moment van de tweede dood in de hogere gebieden van kamaloka plaatsvindt, wanneer het kamarupa wordt afgelegd en een begin wordt gemaakt met het betreden van het devachan; het derde is na het verlaten van het devachan en vóór de toestand van onbewustheid begint onmiddellijk voorafgaand aan het binnentreden in de moederschoot van de egoïsche straal. Dit derde panoramische visioen heeft ook een enigszins profetische aard, want het menselijke ego dat zich voorbereidt op de zwangerschapsperiode die aan de geboorte in het fysieke lichaam voorafgaat, ziet niet alleen zijn verleden, maar ook flitsen van de toekomst, en erkent dat het rechtvaardig en karmisch noodzakelijk is dat hij een fysieke omgeving en lichaam van een bepaalde aard binnengaat.
Mensen die in hoge mate grof en materialistisch zijn, hebben geen devachan en daarom geen echte tweede dood en daardoor praktisch geen tweede panoramische visioen; vandaar dat ze bijna onmiddellijk weer worden aangetrokken tot reïncarnatie op aarde. Ze hebben het eerste panoramische visioen, een heel vaag tweede visioen, maar geen derde visioen voorafgaande aan de wedergeboorte. Anderen, zoals verloren zielen en magiërs van lage graad, hebben in ieder geval het panoramische visioen bij de dood, dat altijd in overeenstemming is met hun psycho-intellectuele vermogen, maar ze kunnen geen devachan hebben. In het geval van mensen die verstandelijk zwaar gehandicapt worden geboren en van baby’s die sterven, is er in het geheel geen panoramisch visioen, omdat er in het juist geëindigde aardse leven niets is dat ze zich zelfbewust kunnen herinneren of waarop ze kunnen terugzien, omdat het manasische vermogen ‘slapend’ is of nog niet in hen is ontwaakt.
Natuurlijk hebben die zeer spirituele wezens die nog niet hebben geleerd om na de dood zelfbewust te leven, alle drie de panoramische visioenen.