Boodschappers van de Loge – de insignia majestatis
Vanaf het moment dat HPB verklaarde dat ‘geen meester van wijsheid zelf zou verschijnen of iemand naar Europa of Amerika zou zenden vóór het jaar 1975’, is er voortdurend gespeculeerd over de vraag wat voor leraar of boodschapper dan zou verschijnen, en of hij wel of niet binnen de formele theosofische organisaties zou werken die tijdens de laatste decennia van deze eeuw zouden bestaan.
Hieronder volgt het belangrijkste deel van de interpretatie van de uitspraak van HPB zoals G. de Purucker die in de jaren dertig aan zijn esoterische studenten heeft gegeven. – Red.
Niet zelden hoort men zeggen dat de stroom van inspiratie van de Loge van de grote leraren ophield na het overlijden van H.P. Blavatsky, en dat die stroom van inspiratie en licht niet zal terugkeren voordat de leraar komt van wie ze zei dat hij ongeveer aan het begin van het laatste kwart van de eeuw zou verschijnen. Die gedachte is geheel en al onjuist. U kent allen zonder twijfel de volgende passage uit HPB’s ‘Eerste Voorlopige Memorandum’ (CW 12:491-2) dat door haar in 1888 aan de leden van de ES werd verstrekt:
Bovendien zou ieder lid moeten weten dat de tijd voor het verwerven van zulke onschatbare kennis beperkt is. De schrijfster hiervan is oud; haar leven loopt ten einde, en ze kan elke dag en bijna ieder uur ‘naar huis’ worden geroepen. En zelfs als haar plaats wordt ingenomen door een ander, die misschien geschikter en beter onderlegd is dan zij, dan nog resten ons maar enkele jaren vóór de termijn verloopt, namelijk op 31 december 1899. Zij die dan niet van de gelegenheid hebben gebruikgemaakt (een gelegenheid die de wereld in het laatste kwart van iedere eeuw wordt geboden), zij die tegen die tijd niet een zeker punt van psychische en spirituele ontwikkeling hebben bereikt, of dat punt waar de cyclus van adeptschap begint, zullen niet verder komen dan de kennis die ze dan zullen hebben vergaard. Geen meester van wijsheid uit het oosten zal na die tijd zelf verschijnen of iemand naar Europa of Amerika sturen, en de luiaards zullen in hun huidige incarnatie elke kans op vooruitgang moeten opgeven – tot het jaar 1975. Zo luidt de Wet, want we zijn in kaliyuga – het zwarte tijdperk – en de beperkingen van deze cyclus, waarvan de eerste 5000 jaar in 1897 eindigen, zijn groot en bijna onoverkomelijk.
Om u te helpen zou ik erop willen wijzen dat HPB schreef op een kritiek moment in de geschiedenis van de TS; en verder dat ze schreef aan wat ze haar esoterische studenten noemde. Ze wees er heel duidelijk op dat ze spoedig zou heengaan. De wenk die ze gaf, namelijk dat iemand haar plaats zou innemen, was zo algemeen dat weinigen die hebben opgemerkt, zo ruim dat hij aan de waarneming ontsnapte, zo diepzinnig dat niemand hem voelde. Ze vestigde de aandacht op het duidelijke feit dat degenen die, terwijl ze tot de ES behoorden, niet een bepaalde graad van innerlijke ontwikkeling, van begrip, bereikten, m.a.w., zoals zij het formuleerde, die niet hun voet plaatsten op het pad dat naar adeptschap leidt, luiaards zouden zijn en zouden moeten wachten en geduld hebben, niet slechts zo’n vijfentachtig of negentig jaar, of zoveel jaren het zouden zijn vanaf het moment dat ze dit schreef tot laten we zeggen 1980; maar misschien zouden ze moeten wachten tot een volgend leven.
Er kwam geen meester van wijsheid vóór HPB kwam, ook niet tijdens haar leven, of sinds haar heengaan; en het is hoogst onwaarschijnlijk dat een meester van wijsheid openlijk zal verschijnen vóór het volgende grote tijdperk van spirituele vernieuwing – en het grote tijdperk waaraan ik denk zal niet al in 1975 aanbreken. Boodschappers zullen echter regelmatig komen, zolang de ‘schakel niet verbroken’ is. Maar, zoals HPB verklaarde, er werd niemand naar Europa of Amerika ‘gestuurd’ tijdens haar leven of na haar dood. En waarom zou zo iemand komen? Zoals ze zelf duidelijk verklaarde: iemand zal mij naar alle waarschijnlijkheid opvolgen.* Voor u is het nu de tijd om van mij deze kostbare waarheden te leren.
*‘. . . toe te schrijven aan het feit dat zij geheel alleen de wereld werd ingezonden om geleidelijk voor anderen de weg te bereiden.’ – KH in De mahatma brieven, blz. 223.
Schreef ze aan mensen van de toekomst, die twintig, dertig, veertig, vijftig of meer jaren na haar dood esoterici zouden zijn, toen ze aan haar toenmalige esoterische studenten schreef: ‘Als u uw kansen nu niet aangrijpt, nu ik dit schrijf – ik een zieke en stervende vrouw die spoedig zal heengaan – zult u van mij niet leren’? Beslist niet!
Geen meester van wijsheid zal zelf komen of iemand naar Europa en Amerika sturen op de manier zoals HPB werd gezonden. Eenmaal per eeuw is voldoende om op die manier de ideeën te verspreiden. Wanneer de schakel eenmaal is gevormd en de verbinding tussen de Grote Loge en de buitenwereld tot stand is gebracht, begint het innerlijke esoterische leven te stromen en wordt de leer gegeven ter wille van hen die bewijzen dat ze gereed zijn haar te ontvangen – van hen die komen en op de deur van de tempel kloppen.
De boodschappers kondigen hun komst niet aan in de krant. Ze komen rustig en in stilte, niet met vertoon en trompetgeschal. Hun boodschap richt zich tot het hart van de mens, tot hen die op ieder moment klaarstaan; want niemand wordt veronachtzaamd. De meesters van wijsheid en mededogen staan altijd klaar, wachten en werken altijd. De deur is nooit gesloten voor hen die hun voet op het pad hebben gezet. De Groten werken voortdurend onder de mensen, onafgebroken, en dat hebben ze al eeuwenlang gedaan. Iedereen die zijn voet op het pad heeft gezet en die ook maar het kleinste glimpje buddhische luister vertoont, wordt in het oog gehouden, geleid en geholpen; en als hij slaagt, wordt hij ten slotte openlijk in de Broederschap opgenomen.
De meesters werken voortdurend in stilte, en de veronderstelling dat hun werk, de Theosophical Society in de wereld, en de ES die hun boodschapper HPB stichtte, zonder leiding en licht zouden worden achtergelaten, is een afschuwelijke verdraaiing van de waarheid.
Ook zal die bepaalde boodschapper die in het laatste kwart van de eeuw zal verschijnen of werken (niet noodzakelijkerwijs ‘verschijnen’) geen meester van wijsheid zijn.
Maar, opdat mijn woorden niet verkeerd zullen worden begrepen, doe ik een beroep op u om in het verslag goed weer te geven wat ik u nu vertel. Wees niet te snel bereid iemand te aanvaarden die alleen aanspraken maakt. Wees niet te snel met iemand af te wijzen die u iets zou kunnen leren. Hecht u in uw denken niet aan een bepaald soort leraar of boodschapper; want het is hoogstwaarschijnlijk dat u het bij het verkeerde eind heeft. Wees wakker; wees alert; wees oprecht; wees toegewijd, wees trouw en standvastig; wees meedogend, wees vergevensgezind; wees liefdevol; ontwikkel de deugden. Dan zult u, als de nieuwe poging aan het eind van deze eeuw begint, goed materiaal zijn om mee te werken als u nog in leven bent, en dan zult u weten waarheen u zich moet wenden.
Want ik zeg u nu, en ik waarschuw u, dat er naar alle waarschijnlijkheid tegenstrijdige aanspraken zullen zijn. Zelfs mijn huidige woorden zullen worden geciteerd. Wees wakker, wees voorbereid, ontwikkel de innerlijke visie, het innerlijke licht.
Het werk van deze bepaalde boodschapper – die naar alle waarschijnlijkheid niet groter zal zijn dan die al zijn gekomen, maar wiens werk bijzonder hachelijk en moeilijk zal zijn en die al uw toewijding en hulp verdient – zal ook niet noodzakelijkerwijs in de maand januari 1975 beginnen. Bedenk dat hij zijn werk wel eens niet precies op nieuwjaarsdag 1975 zal beginnen, of op het esoterische nieuwjaar. Hij kan wat eerder of later beginnen, of veel eerder of veel later. Maar zijn werk zal plaatsvinden in het laatste kwart van deze eeuw.
Met betrekking tot die komende boodschapper, is het gevaarlijk een te idealistisch en te verheven beeld te vormen van wie en wat die boodschapper zal zijn – want zijn werk zal in hoge mate worden vertraagd en belemmerd als er onder de theosofen van die tijd, bij zijn komst, een verwachting, een beeld, een opvatting, een idee bestaat, dat een geïncarneerde godheid op aarde is gekomen om de mensen te onderwijzen. U zult ontdekken dat hij – diegenen van u die dan nog leven – een rustige, eenvoudige, vriendelijke, toegewijde persoon zal zijn, die natuurlijk volledig voorbereid en geschikt is voor het werk dat hij moet doen. Het is niet waarschijnlijk dat hij groter of verder gevorderd zal zijn dan de boodschappers die al zijn verschenen.
Ik heb niet het recht u iets te vertellen waar ik niet zeker van ben, maar ik denk dat broeder Judge volkomen gelijk had toen hij te kennen gaf dat het zeer waarschijnlijk is dat HPB zelf de nieuwe boodschapper zal zijn, die aan het einde van deze eeuw terugkomt. Ik denk dat het HPB zal zijn of liever de geest-ziel die in haar laatste belichaming bekend was als HPB.
In 1889 schreef William Q. Judge, die toen secretaris was van HPB, als volgt:
Als we goed erin slagen de TS tot in de twintigste eeuw te laten voortbestaan, dan is het heel wel mogelijk dat we haar zuiver en ondogmatisch kunnen overdragen aan die opvolgers die haar, na onze dood, instandhouden tot de volgende cyclus van vijfentwintig jaar. Op dat tijdstip komt er weer een boodschapper. Volgens mij zal hij hetzelfde wezen zijn dat nu onze pogingen leidt. In dat geval zou er voor zijn verdere werk een Society gereed kunnen zijn die voor grotere dingen geschikt is dan onze tegenwoordige TS, en als dat zo is, zullen al onze inspanningen van nu met succes worden bekroond. Als daarentegen de leden nu tekortschieten, dan zal de verantwoordelijkheid die op ieder van ons rust groot zijn. Met het oog hierop wordt er verwacht dat de Sectie ernaar zal streven het leven en het hart te worden van de theosofische beweging, zodat ze de geest en inspiratie van de beweging zal meevoeren in de vijfenzeventig jaar die omstreeks het jaar 1900 zullen beginnen. Als dit zal zijn bereikt, dan zal er in 1975 een instrument gereed zijn dat de terugkerende boodschapper in de laatste vijfentwintig jaar zal kunnen gebruiken, in plaats dat hij een nieuw zal moeten opbouwen te midden van onenigheden en wanklanken, zoals die HPB vijftien jaar lang hebben omringd. In De sleutel tot de theosofie zegt ze duidelijk dat de sterkte en kracht van deze ideale Sectie niet zozeer zal liggen in de technische occulte kennis van de leden, dan wel in de spirituele ontwikkeling, samen met een gezond verstand, die ze zullen hebben verworven. . . .
Laat iedereen die dit leest dan aan de oproep gehoor geven. Er wordt een mentaal offer gevraagd, het opgeven van het zelf, een volledige zelfverloochening, een totale toewijding aan deze zaak. Altruïsme moet de richtlijn van ons leven worden, want alleen daardoor kan het voor ogen staande doel worden bereikt. We hebben ons in deze Sectie niet verbonden voor ons eigen individuele voordeel, en ook niet voor de glorie van HPB, of voor het scheppen van nieuwe mysteriën en dogma’s, maar alleen opdat de mensen en mensenrassen na ons broeders kunnen worden zoals wij moeten zijn.
– Suggestions and Aids; Echoes of the Orient, 3:296-7
Het belangrijkste daarvan is dat hij op een cyclisch moment zal komen en in hoge mate zal worden geholpen door het begin van die cyclische periode, een heel korte periode, maar erg belangrijk in elke eeuw; en daarom wees H.P. Blavatsky, en dus ook iedere boodschapper die aan hem voorafgaat, op die periode als belangrijk. Ontwikkel liefde in uw eigen zelf, en u zult de liefde begrijpen die hij u geeft. Ontwikkel vergevensgezindheid in uw eigen hart, en dan zult u de vergevensgezindheid begrijpen die van hem naar u zal uitgaan. Wees waarheidlievend en u zult de waarheid herkennen wanneer u die hoort; en u zult zijn oprechtheid herkennen als hij komt.
In de ware esoterie vinden er nooit op de gewone manier benoemingen plaats, zoals vaak wordt verondersteld, met papier en inkt, of in druk, of met linten en zegels en notariële akten en wat al niet. Die methode is kinderlijk. Zulke documenten kunnen worden vernietigd of vervalst, terzijde gelegd of verloren gaan. Die methode is veel te onzeker – te onzeker. Men kent de opvolger door zijn leven, door zijn leringen en door de wijze waarop zijn voorganger hem behandelde. Er kan, naast dit alles, een schriftelijke of mondelinge verklaring zijn of niet, maar de schriftelijke of mondelinge verklaring voegt geen greintje gewicht toe aan de werkelijkheid.
Een vreemde en merkwaardige situatie; en sommigen van u zullen misschien zeggen dat het een gevaarlijke situatie is: ‘Hoe moeten we het weten?’ De toestand wordt gewoonlijk weloverwogen zo gelaten als ik u heb gezegd. Denk na over deze kwestie. Stel dat er een mahatma naar u toekwam met een wettig opgemaakt document met een indrukwekkend rood of blauw zegel, en met een verzegeld blauw of zwart lint op dat papier, terwijl de tekst van het document ongeveer als volgt luidt, of woorden van gelijke strekking bevat: ‘Aan allen die het aangaat: Weet dat ik, mahachohan van Sambhala, hierbij verklaar dat ___ mijn volledig gemachtigde vertegenwoordiger is om dit of dat werk in de Theosophical Society te doen, en de opvolger is van die en die in de ES.’ Wat zou u denken? Eerst zou u er misschien om lachen. Dan zou u achterdochtig zijn.
Denk aan de andere kant eens aan iemand die in uw midden komt of in uw midden is: in al de jaren dat u hem misschien gadeslaat, is hij rustig, onopvallend, vriendelijk; u ziet dat hij geen kwaad doet, dat hij toegewijd studeert, dat hij zachtaardig is en vergevensgezind, dat hij het leven leidt, voor zover u weet; dat hij plichtsgetrouw is en dat hij alle regels en voorschriften in acht neemt van de levensomstandigheden waarin zijn karma hem heeft geplaatst. U hoort hem spreken. U bent wel of niet onder de indruk van wat hij zegt, maar u heeft tenminste de indruk dat hij een eerlijk mens is. Als dan de tijd komt, beseft u plotseling dat de zaken in goede handen zijn; dat deze man sterk is, oordeelkundig, wilskrachtig, dat hij wijsheid, kennis en spirituele kracht bezit. Met andere woorden, u bent zich scherp ervan bewust dat de tekenen van oprechtheid en gezag in die mens zelf zijn. Wie van de twee zou u dan volgen: de man die met een document komt, of de man die u kent?
Bedenk ook dat de dienaren van de Loge rustig komen en rustig gaan. Ze werken rustig en ze leven rustig. Wat ze ook doen, hoe openbaar ook, op welke schaal ook, groot of ogenschijnlijk onbetekenend klein, wat ze doen draagt het kenmerk van kracht en bekwaamheid.
Ik schrijf dit weloverwogen, want er komt een tijd in de toekomst dat u misschien een keuze moet maken en let wel, ik zeg niet dat u dat moet. Het is mogelijk dat de dingen anders gaan. Maar door mijn woorden zo te benadrukken, probeer ik de intuïtie in u wakker te maken. Ik wil u ervan op de hoogte brengen, voor zover ik dat kan, hoe in het esoterische leven de dingen worden geregeld.
Bracht HPB iets anders dan zichzelf? Nee; zijzelf was haar eigen bewijs. Als HPB in de wereld was verschenen met een formeel getekend en gewaarmerkt document dat haar status als boodschapper van de Loge bevestigde, zou ze dan in enig opzicht groter zijn geweest dan ze was? Zou haar positie als boodschapper van de Loge daardoor zijn ‘bewezen’? Het antwoord is een duidelijk nee. HPB bewees wat ze was door wat in haar was.
Er is in de uiterlijke wereld, en buiten de grote Loge, deze reeks van leraren die elkaar regelmatig opvolgen – in het Sanskriet de guru-paramparya geheten, d.w.z. de guruparampara – en elk daarvan is bevoegd om te onderwijzen, elk is in staat om te onderwijzen en elk onderwijst daarom. Maar zal de opeenvolging doorgaan of zal die – al is het misschien alleen tijdelijk – worden verbroken? Als de roep van uw hart sterk genoeg is, en als het beroep dat u innerlijk doet oprecht genoeg is, dan zal de lijn van opvolging zich voortzetten en, indien die omstandigheden bestaan, voortduren in toekomstige eeuwen. Zou dat [niet] het geval zijn, doe dan opnieuw een beroep. Als de roep sterk en oprecht genoeg is, zal hij worden beantwoord.
Geen enkele leraar heeft ooit alleen door middel van formele documenten doorgegeven wat mystici en occultisten het levende woord en de levende kennis noemen, m.a.w. het gezag van de elkaar opvolgende leringen en leraren, een opvolging die in elke ware occulte school altijd bestaat. De opvolger is zijn eigen bewijs, en wanneer u eenmaal de werkelijke mens kent, zal niets dat daarna tegen of voor hem wordt geschreven, u van gedachten doen veranderen. De man zelf draagt de bewijzen van zijn hoge gezag en verheven missie in zich. Het is uitsluitend een kwestie van verdienste en spirituele standing van iemand, die wordt opgeroepen door de hartenkreet van hen die hongeren naar waarheid en spiritueel leiderschap.