H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

Vragen over yogavidya beantwoord

[‘Questions answered about yoga-vidya’, The Theosophist, februari 1881, blz. 103-4; CW 3:26-30]

Een hindoe van de afdeling in Madras legt ons over occulte wetenschap een aantal vragen voor die we in dit tijdschrift beantwoorden, omdat die informatie ons vaak wordt gevraagd, en we op deze manier iedereen tegelijk kunnen bereiken.

Vraag – Geeft u of kol. Olcott onderricht over deze schitterende vidya aan iedereen die dat graag wil?

Antwoord – Nee, de correspondent wordt voor opmerkingen daarover verwezen naar het januarinummer.1

1. Zie ‘Een jaar theosofie’, blz. 327.

Vr. – Zou u bewijzen willen geven van het bestaan van occulte vermogens in de mens aan iedereen die hierover sceptisch is, of die wil dat zijn overtuiging wordt versterkt, zoals u dat voor dhr. en mw. –– heeft gedaan, en voor de redacteur van The Amrita Bazar Patrika?

Antw. – We zouden ‘willen’ dat iedereen die deze bewijzen nodig heeft, ze kreeg, maar omdat de wereld nogal vol met mensen is – alleen al in India leven er ongeveer 240 miljoen – is dat onmogelijk. Toch zijn zulke bewijzen vanaf de vroegste oudheid tot nu altijd gevonden door hen die serieus ernaar zochten. Wij vonden ze – in India. Maar we hebben dan ook tijd noch moeite noch kosten gespaard om de wereld rond te reizen.

Vr. – Kunt u zulke bewijzen geven aan iemand die, zoals ik, zich op grote afstand bevindt; of moet ik daarvoor naar Bombay komen?

Antw. – Dit is hierboven beantwoord. We zouden dit niet doen, zelfs als we het konden, want we zouden van de duizenden nieuwsgierigen uitgeput raken, en ons leven zou ons slechts tot last worden.

Vr. – Kan een gehuwde man de vidya verkrijgen?

Antw. – Niet zolang hij een grihastha is. De onveranderlijke regel was dat een jongen op jonge leeftijd voor deze training bij zijn guru werd geplaatst; hij bleef bij hem tot hij 25 à 30 jaar was; daarna leefde hij 15 tot 20 jaar als gehuwd man; ten slotte trok hij zich terug in het bos om zijn spirituele studie weer op te vatten. Het gebruik van alcoholische drank, rundvlees, bepaalde andere soorten vlees en sommige groenten, en de huwelijksbanden verhinderen spirituele ontwikkeling.

Vr. – Openbaart God zich door inspiratie aan een yogi?

Antw. – Ieder mens heeft zijn eigen ideeën over ‘God’. Voor zover we het begrepen hebben, ontdekt de yogi zijn God in zijn innerlijk zelf, zijn atman. Wanneer hij dat punt bereikt, is hij geïnspireerd – door vereniging van zichzelf met het universele, goddelijke beginsel – parabrahman. We kennen geen persoonlijke god – een god die denkt, plannen maakt, beloont, straft en berouw heeft. Evenmin denken we dat een yogi ooit zo’n god heeft gezien – tenzij het waar is, zoals een zendeling onlangs bij het einde van een lezing van kol. Olcott in Lahore verzekerde, dat Mozes, die in Egypte een man had vermoord, en de overspelige moordenaar (David) christelijke yogi’s waren!

Vr. – Als iedere adept het vermogen heeft alles te doen wat hij wil, zoals kol. Olcott in zijn lezing in Simla zei,1 kan hij dan van mij, die hongert en dorst naar vidya, geen volledige adept maken zoals hij?

1. Kol. Olcott heeft zoiets nooit gezegd.

Antw. – Kol. Olcott is geen adept en heeft nooit beweerd er een te zijn. Denkt onze vriend dat iemand ooit een adept werd zonder zichzelf tot adept te ontwikkelen, zonder elke belemmering te overwinnen door pure wilskracht en zielskracht? Zo’n adeptschap zou slechts een schijnvertoning zijn. ‘De adept ontwikkelt zich, hij wordt niet gemaakt’, was het motto van de oude rozenkruisers.

Vr. – Hoe komt het dat de meest beschaafde landen ondanks zulke duidelijke bewijzen nog sceptisch blijven?

Antw. – De volkeren waarop hier gedoeld wordt, zijn christenen, en hoewel Jezus verklaarde dat iedereen die in hem gelooft de macht zou bezitten om allerlei wonderen te verrichten (Marcus 16:17-18), zoals een hindoeyogi, heeft het christendom 18 eeuwen vergeefs gewacht om ze te zien. En omdat ze nu totaal niet geloven in de mogelijkheid van zulke siddhi’s, moeten ze naar India komen om hun bewijzen te krijgen, als ze er al belangstelling voor hebben.

Vr. – Waarom zegt kol. Olcott dat occulte verschijnselen vanaf 1848 begonnen plaats te vinden?

Antw. – Onze vriend moet zorgvuldiger lezen en ons niet extra werk geven met vragen die volkomen zinloos zijn. Wat kol. Olcott zei, was dat het moderne spiritisme uit 1848 dateert.

Vr. – Zijn er in India mediums zoals William Eddy, in wiens bijzijn gematerialiseerde gedaanten kunnen worden gezien?

Antw. – We weten het niet, maar vermoeden van wel. We hoorden over een geval in Calcutta, waar een overleden meisje op klaarlichte dag het huis van haar ouders opnieuw bezocht en bij haar moeder zat en verschillende keren met haar sprak. Mediumschap kan overal gemakkelijk worden ontwikkeld, maar we geloven dat het iets gevaarlijks is en weigeren instructies te geven voor de ontwikkeling ervan. Zij die er anders over denken, kunnen wat ze zoeken vinden in elk nummer van de Londense Spiritualist, de Medium and Daybreak, de Harbinger of Light uit Melbourne, de Amerikaanse Banner of Light, of in elk ander gerespecteerd spiritistisch blad.

Vr. – Hoe krijgen deze mediums hun vermogens – door een bepaalde training, of als resultaat van een toevallige eigenschap van hun gestel?

Antw. – Mediums zijn dit gewoonlijk vanaf de geboorte; ze hebben een bijzonder psychofysiologisch gestel. Maar sommige van de bekendste mediums van onze tijd zijn dit geworden door seances bij te wonen. Veel mensen hebben een latent mediamiek vermogen dat door oefening en onder de juiste voorwaarden kan worden ontwikkeld. Dezelfde opmerking geldt voor het adeptschap. We hebben allemaal de latente kiemen van adeptschap in ons, maar in sommige individuen kunnen ze oneindig veel gemakkelijker worden geactiveerd dan bij anderen.

Vr. – Kol. Olcott verwerpt het denkbeeld dat de tussenkomst van geesten noodzakelijk is voor het teweegbrengen van verschijnselen; toch heb ik gelezen dat een bepaalde wetenschapper geesten naar de planeten zond om verslag te doen van wat ze daar zagen.

Antw. – Misschien wordt hier gedoeld op prof. William Denton, de Amerikaanse geoloog, schrijver van het interessante boek The Soul of Things. Zijn onderzoek werd door middel van psychometrie gedaan, waarbij zijn vrouw – een zeer intellectuele dame, maar heel sceptisch wat betreft geesten – als psychometriste optrad. Onze correspondent zou dat boek moeten lezen.

Vr. – Wat gebeurt er met de geesten van de overledenen?

Antw. – Er is maar één ‘geest’ – parabrahman, of met welke andere naam men het eeuwige beginsel ook wil aanduiden. De ‘zielen’ van de overledenen doorlopen veel andere stadia van bestaan nadat ze het aardse lichaam hebben verlaten, zoals ze ook vóór hun geboorte hier als mannen en vrouwen veel andere stadia hebben doorgemaakt. De volle waarheid over dit mysterie is alleen aan de hoogste adepten bekend; maar zelfs de jongste neofiet weet dat ieder van ons invloed heeft op zijn toekomstige wedergeboorten en elke volgende beter of slechter maakt al naar gelang van zijn huidige inspanningen en verdiensten.

Vr. – Is ascetisme noodzakelijk voor yoga?

Antw. – Yoga vereist bepaalde voorwaarden, die op ‘blz. 47 van ons decembernummer [1880] zijn beschreven [het artikel ‘Swami Dayanand’s views about yoga’]. Eén van deze voorwaarden is afzondering op een plaats waar de yogi vrij is van alle onzuiverheden – zowel fysieke als morele. Kortom, hij moet de immorele atmosfeer van de wereld verlaten. Indien iemand door zo’n studie vermogens heeft verkregen, kan hij niet lang in de wereld blijven zonder het grootste deel van zijn vermogens te verliezen – en wel het hogere en edeler deel. Wanneer men dus ziet dat zo iemand vele jaren lang in het openbaar zijn werk doet, noch voor geld noch voor roem, dan moet men beseffen dat hij zich opoffert voor het welzijn van zijn medemensen. Op zekere dag schijnen zulke mensen plotseling te sterven, en hun zogenaamde stoffelijk overschot wordt vernietigd; maar toch zijn ze misschien niet dood. ‘Schijn bedriegt’ – zoals het spreekwoord zegt.

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 345-8

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag