Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

3. De werkwijze van de TS1

De doelstellingen van de Society

Vr.: Wat zijn de doelstellingen van de ‘Theosophical Society’?

HPB: Dat zijn er drie en dat is al vanaf het begin zo.

  1. Het vormen van een kern van universele broederschap van de mensheid, zonder onderscheid van ras, huidskleur of geloof.
  2. Het aanmoedigen van de studie van Indiase en andere oosterse geschriften, van de religies en wetenschappen in de wereld, en het aantonen van de betekenis van de oud-Aziatische literatuur, vooral van de brahmaanse, boeddhistische en zoroastrische filosofie.
  3. Het onderzoek van de verborgen mysteries van de natuur vanuit alle mogelijke gezichtspunten en in het bijzonder de in de mens sluimerende paranormale en spirituele vermogens.

Dat zijn, in het algemeen gesproken, de belangrijkste drie doelstellingen van de Theosophical Society.

Vr.: Kunt u me daarover wat meer informatie geven?

HPB: Ter verduidelijking kunnen we elk van de drie doelstellingen net zoveel onderverdelen als nodig is.

Vr.: Laten we dan met de eerste beginnen. Hoe zou u te werk gaan om zo’n gevoel van broederschap te bevorderen tussen rassen waarvan bekend is dat ze de meest uiteenlopende religies, gewoonten, overtuigingen en denkwijzen hebben?

HPB: Laten we er dan iets aan toevoegen wat u liever niet schijnt te willen zeggen. Natuurlijk weten we dat alle volkeren, met uitzondering van twee restvolkeren – de parsi’s en de joden – niet alleen onderling verdeeld zijn, maar ook intern. Dat zien we heel duidelijk bij de zogenaamd beschaafde christelijke volkeren. Vandaar uw twijfel, en dat is de reden waarom onze eerste doelstelling u een utopie toeschijnt. Is dat niet zo?

Vr.: Eigenlijk wel; maar wat wilt u ertegen inbrengen?

HPB: Niets tegen het feit zelf; maar er kan veel worden gezegd over de noodzaak om de oorzaken uit de weg te ruimen die universele broederschap nu tot een utopie maken.

Vr.: Wat zijn volgens u die oorzaken?

HPB: De belangrijkste is het aangeboren egoïsme van de menselijke natuur. In plaats dat dit egoïsme wordt uitgeroeid, wordt het dagelijks versterkt en tot een wreed en onbedwingbaar gevoel aangewakkerd door het religieuze onderwijs van tegenwoordig, dat niet alleen de neiging heeft het aan te moedigen, maar ook nog nadrukkelijk te rechtvaardigen. De opvattingen die men over goed en kwaad heeft zijn door de joodse Bijbel letterlijk te volgen totaal verwrongen. Alle onzelfzuchtige denkbeelden in de altruïstische leringen van Jezus zijn slechts een theoretisch onderwerp voor mooie woorden vanaf de kansel geworden; terwijl de voorschriften tot egoïstisch handelen die in de mozaïsche Bijbel worden gegeven, en waar Christus zo vergeefs tegen heeft gepredikt, bij westerse volkeren diep zijn ingeprent. ‘Oog om oog en tand om tand’ is de eerste stelregel van uw wetten geworden. Ik verklaar openlijk en onbevreesd dat alleen de theosofie de verdorvenheid van deze leer en van zovele andere kan uitroeien.

De gemeenschappelijke oorsprong van de mens

Vr.: Hoe dan?

HPB: Eenvoudig door op logische, filosofische, metafysische en zelfs wetenschappelijke gronden aan te tonen dat: (a) alle mensen spiritueel en fysiek dezelfde oorsprong hebben, wat de basisleer van de theosofie is; (b) omdat de mensheid één en dezelfde essentie heeft en die essentie één is – oneindig, ongeschapen en eeuwig, of we die nu God noemen of de natuur – kan niets een volk of een mens treffen zonder invloed te hebben op alle andere volkeren en mensen. Dat is even zeker en vanzelfsprekend als dat een steen die in een vijver wordt geworpen vroeg of laat elke waterdruppel erin in beweging zal brengen.

Vr.: Maar dat is niet de leer van Christus, maar veeleer een pantheïstisch denkbeeld.

HPB: Op dat punt vergist u zich. Het is zuiver christelijk, hoewel niet joods, en daarom gaan uw bijbelse volkeren er misschien liever aan voorbij.

Vr.: Dat is een ongenuanceerde en onrechtvaardige beschuldiging. Waar zijn uw bewijzen voor zo’n bewering?

HPB: Die zijn er volop. Christus zou hebben gezegd: ‘Heb elkaar lief’ en ‘Heb je vijanden lief’; want ‘is het een verdienste als je [alleen] liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars2 niet net zo? En als jullie alleen je broeders vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo?’3 Dit zijn de woorden van Christus. Maar in Genesis 9:25 staat ‘Vervloekt zij Kanaän, knecht van zijn broers zal Kanaän zijn, de minste van alle knechten!’ En dus verkiezen bijbelse, niet christelijke, mensen de wet van Mozes boven de wet van liefde van Christus. Ze baseren zich op het Oude Testament dat al hun hartstochten voedt, en steun geeft aan hun denkbeelden over verovering, annexatie en tirannie over rassen die ze inferieur noemen. De geschiedenis geeft ons een indruk, hoe onvolkomen ook, van de misdaden die op grond van deze helse passage in Genesis (als ze naar de letter wordt opgevat) zijn gepleegd.4

Vr.: Ik heb u horen zeggen dat door de wetenschap is bewezen dat we dezelfde fysieke oorsprong hebben, en door de wijsheid-religie dat we dezelfde spirituele oorsprong hebben. Toch zien we niet dat darwinisten een grote broederlijke genegenheid vertonen.

HPB: Dat is zo. Dit laat zien dat de materialistische stelsels tekortschieten, en bewijst dat wij theosofen gelijk hebben. Het hebben van dezelfde fysieke oorsprong doet geen beroep op onze hogere en diepere gevoelens. De stof, los van haar ziel en geest, of haar goddelijke essentie, kan niet tot het menselijk hart spreken. Maar als het denkbeeld van het één-zijn van ziel en geest, van de werkelijke, onsterfelijke mens, zoals de theosofie ons die leert, eenmaal is bewezen en diep in ons hart wordt gevoeld, zou dit ons een heel eind verder brengen op de weg van echte menslievendheid en broederlijke welwillendheid.

Vr.: Maar hoe verklaart de theosofie de gemeenschappelijke oorsprong van de mensheid?

HPB: Door te leren dat de wortel van de hele natuur, objectief en subjectief, en van al het andere in het heelal, zichtbaar en onzichtbaar, één absolute essentie is, was, en altijd zal zijn, waaruit alles begint en waarin alles terugkeert. Dit is de filosofie van de arya’s, die alleen door de Vedanta en het boeddhistische stelsel volledig wordt weergegeven. Met dat doel voor ogen is het de plicht van alle theosofen om op elke mogelijke manier en in alle landen onsektarisch onderwijs te bevorderen.

Vr.: Wat raden de schriftelijke statuten van uw Society haar leden verder aan om te doen? Ik bedoel op het fysieke gebied.

HPB: Om broederlijke gevoelens tussen de volkeren op te wekken, moeten we de internationale uitwisseling van nuttige vaardigheden en producten bevorderen door adviezen, informatie en samenwerking met alle achtenswaardige personen en verenigingen (mits, zo voegen de statuten eraan toe, ‘door de Society of de ‘leden’ voor haar of hun gezamenlijke diensten geen winst of provisie wordt ontvangen’). Laten we een praktisch voorbeeld nemen. De organisatie van de samenleving, zoals Edward Bellamy die in zijn uitstekende boek In het jaar 2000 beschreef, geeft op bewonderenswaardige manier weer wat volgens de theosofie de eerste grote stap moet zijn naar de volledige verwezenlijking van universele broederschap. De wereld die hij beschrijft is nog niet volmaakt, want in het hart van de mens bestaat en heerst nog steeds egoïsme. Maar egoïsme en individualisme zijn in hoofdzaak overwonnen door het gevoel van saamhorigheid en wederzijdse broederschap; en de daar beschreven leefwijze brengt de oorzaken die leiden tot het ontstaan en ontwikkelen van egoïsme tot een minimum terug.

Vr.: Wilt u als theosoof dan deelnemen aan een poging om zo’n ideaal te verwezenlijken?

HPB: Zeker; en dat hebben we door onze daden bewezen. Heeft u niet gehoord van de clubs en de partij van nationalisten die in Amerika zijn ontstaan na het verschijnen van Bellamy’s boek? Ze treden nu duidelijk naar voren, en zullen dit in de loop van de tijd hoe langer hoe meer doen. Die clubs en die partij werden in eerste instantie door theosofen in het leven geroepen. Een van de eerste, de Nationalist Club in Boston, Mass., heeft een voorzitter en een secretaris die theosoof zijn, en de meerderheid van het bestuur behoort tot de TS. In de constitutie van al hun clubs, en van de partij die ze vormen, is de invloed van de theosofie en de Society duidelijk merkbaar, want ze aanvaarden allemaal als basis, als hun eerste en belangrijkste grondbeginsel, de broederschap van de mensheid zoals de theosofie die leert.

In hun beginselverklaring zeggen ze: ‘Het beginsel van de broederschap van de mensheid is een van de eeuwige waarheden die de vooruitgang van de wereld leiden langs wegen die de menselijke natuur onderscheiden van de dierlijke.’ Wat zou theosofischer kunnen zijn dan dit? Maar het is niet genoeg. Het is ook nodig om de mensen ervan te doordringen dat, als mensen in essentie één zijn, er ook één waarheid moet zijn die in alle verschillende religies tot uitdrukking wordt gebracht – behalve in de joodse, want zelfs in de kabbala wordt ze niet geformuleerd.

Vr.: Dat heeft dus betrekking op de gemeenschappelijke oorsprong van de religies, en daarin heeft u misschien gelijk. Maar wat heeft dit te maken met praktische broederschap op het fysieke gebied?

HPB: Ten eerste moet dat wat waar is op het metafysische gebied ook waar zijn op het fysieke gebied. Ten tweede bestaat er geen vruchtbaarder bron van haat en strijd dan religieuze verschillen. Wanneer iemand van mening is dat hij de enige bezitter van de absolute waarheid is, denkt hij vanzelfsprekend dat zijn medemens zich volkomen in de greep van een dwaalleer of van de duivel bevindt. Maar als men eenmaal erin slaagt iemand te doen inzien dat niemand de hele waarheid bezit, maar dat ze elkaar aanvullen, dat de volledige waarheid alleen kan worden gevonden in de gezamenlijke inzichten van allen – nadat dat wat in elk verkeerd is eruit is gezeefd – dan zal ware broederschap in de religie tot stand worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de fysieke wereld.

Vr.: Wilt u dat alstublieft verder toelichten?

HPB: Neem dit voorbeeld. Een plant bestaat uit een wortel, een stengel en vele zijscheuten en bladeren. Zoals de mensheid in haar geheel de stam is die uit de spirituele wortel groeit, zo vormt de stengel de eenheid van de plant. Beschadig de stengel en het ligt voor de hand dat elke zijscheut en elk blad daaronder zal lijden. Zo is het ook met de mensheid.

Vr.: Dat wel, maar als men een blad of een zijscheut beschadigt, wordt nog niet de hele plant beschadigd.

HPB: En daarom denkt u dat u door één mens te benadelen niet de hele mensheid benadeelt? Maar hoe weet u dat? Beseft u wel dat zelfs de materialistische wetenschap onderwijst dat elke beschadiging van een plant, hoe gering ook, het hele verloop van haar toekomstige groei en ontwikkeling beïnvloedt? Daarom vergist u zich, en is er een volmaakte overeenkomst. Misschien ziet u over het hoofd dat een snee in de vinger vaak het hele lichaam beïnvloedt, en haar weerslag kan hebben op het hele zenuwstelsel. Ik moet u er dan op wijzen dat er heel goed andere spirituele wetten kunnen bestaan die hun uitwerking hebben op planten en dieren en ook op de mensheid, ook al ontkent u het bestaan ervan misschien, omdat u de uitwerking op planten en dieren niet opmerkt.

Vr.: Welke wetten bedoelt u?

HPB: Wij noemen het karmische wetten; maar u zult de volledige betekenis van het woord pas begrijpen als u het occultisme bestudeert. Mijn betoog berustte echter niet op het aanvaarden van deze wetten, maar in feite op de analogie met de plant. Breid het denkbeeld verder uit, pas het algemeen toe, en u zult al gauw inzien dat in de ware filosofie elke fysieke daad haar ethische en eeuwigdurende gevolg heeft. Doe iemand pijn door hem lichamelijk letsel toe te brengen; u denkt dan misschien dat zijn pijn en lijden zich op geen enkele manier kunnen uitbreiden naar zijn medemensen, en nog minder naar mensen in andere landen. We verzekeren u dat dit na verloop van tijd wél zal gebeuren. Daarom zeggen we dat broederlijke gevoelens, zoals die door alle grote hervormers zijn verkondigd, in het bijzonder door Boeddha en Jezus, op aarde niet mogelijk zullen zijn zolang niet ieder mens ertoe is gebracht als vanzelfsprekende waarheid te aanvaarden en te begrijpen dat we, door één mens onrecht aan te doen, op de lange duur niet alleen onszelf maar de hele mensheid benadelen.

Onze andere doelstellingen

Vr.: Wilt u nu uitleggen met welke methoden u de tweede doelstelling denkt te verwezenlijken?

HPB: Door zoveel mogelijk goede boeken over de religies van de wereld te verzamelen voor de bibliotheek van ons hoofdkwartier in Adyar, Madras; de leden van de afdelingen doen dit voor hun plaatselijke bibliotheken. Door juiste schriftelijke informatie te geven over de verschillende oude filosofieën, overleveringen en legenden, en die op praktisch uitvoerbare wijze te verspreiden door het vertalen en uitgeven van waardevolle, oorspronkelijke werken en uittreksels ervan en commentaren daarop, of door mondeling onderricht door mensen die op hun gebied deskundig zijn.

Vr.: En hoe staat het met de derde doelstelling, het tot ontwikkeling brengen van de sluimerende spirituele en paranormale vermogens in de mens?

HPB: Dat moet ook door middel van publicaties worden bereikt in die plaatsen waar lezingen en persoonlijk onderricht niet mogelijk zijn. Het is onze plicht de spirituele intuïtie in de mens wakker te houden. Religieus, wetenschappelijk of maatschappelijk fanatisme, en vooral huichelarij – in de vorm van religieus sektarisme of geloof in wonderen of iets bovennatuurlijks – moeten we bestrijden door zorgvuldig onderzoek dat het ontkracht. We moeten proberen kennis te verkrijgen van alle natuurwetten en die verspreiden; de wetten onderzoeken die door de hedendaagse mens het minst worden begrepen, de zogenaamde occulte wetenschappen, gebaseerd op echte kennis van de natuur, in plaats van op de huidige vormen van bijgeloof die berusten op blind geloof en gezag. Nauwkeurig onderzoek van volksgeloof en overleveringen, hoe fantasierijk ze soms ook zijn, kan tot de ontdekking leiden van lang verloren, maar belangrijke, natuurgeheimen. Daarom streeft de Society ernaar dat soort onderzoek te doen, in de hoop het terrein van wetenschap en filosofie uit te breiden.

De heiligheid van de gelofte

Vr.: Heeft u ook een ethisch stelsel dat in de Society wordt gevolgd?

HPB: Er is een ethiek die duidelijk genoeg is voor ieder die haar wil volgen. Ze bestaat uit de essentie en het beste van de ethische beginselen van de wereld, verzameld uit de leringen van al haar grote hervormers. Daarom zijn Confucius en Zarathoestra, Lao-tse en de Bhagavad-Gita, de voorschriften van Gautama Boeddha en Jezus van Nazareth, van Hillel en zijn school, en ook van Pythagoras, Socrates, Plato en hun scholen daarin vertegenwoordigd.

Vr.: Brengen de leden van uw Society die voorschriften in praktijk? Ik heb gehoord over grote ruzie en onenigheid onder hen.

HPB: Dat is heel natuurlijk, want, al kan de hervorming (in haar huidige gedaante) nieuw worden genoemd, de mannen en vrouwen die hervormd moeten worden hebben nu nog steeds dezelfde menselijke en zondige natuur als vroeger. Er zijn maar weinig serieuze werkende leden, maar er zijn wel veel oprechte en welwillende mensen die hun best doen om naar hun eigen idealen en die van de Society te leven. Het is onze plicht individuele leden aan te moedigen en te helpen bij hun verstandelijke, ethische en spirituele zelfverbetering; en niet om degenen die tekortschieten iets te verwijten of hen te veroordelen.

Strikt genomen hebben we niet het recht aan iemand toelating te weigeren – vooral niet tot de Esoterische Sectie van de Society, waar ‘hij die binnengaat als opnieuw geboren is’. Maar als een lid, ondanks de heilige geloften die hij op zijn erewoord en tegenover het onsterfelijk zelf heeft afgelegd, na die ‘nieuwe geboorte’ verkiest de ondeugden of gebreken van zijn oude leven met die nieuwe mens voort te zetten en er, nog altijd in de Society, aan toe blijft geven, dan is het natuurlijk heel waarschijnlijk dat hem zal worden gevraagd te bedanken en zich terug te trekken; of, in geval van weigering, dat hij wordt geroyeerd. Voor zulke gevallen hebben we strenge regels.

Vr.: Kunt u enkele daarvan noemen?

HPB: Dat kan. Om te beginnen heeft geen enkel lid van de Society, hetzij exoterisch of esoterisch, het recht zijn persoonlijke mening aan een ander lid op te dringen. ‘Geen enkel bestuurslid van de Moedersociety mag in het openbaar een religieuze of filosofische voorkeur uitspreken voor een bepaalde afdeling. Alle leden hebben hetzelfde recht de essentiële punten van hun religieuze overtuiging aan het oordeel van een onpartijdige wereld voor te leggen. En geen bestuurslid van de Society heeft in die hoedanigheid het recht zijn eigen geloofsopvattingen en overtuiging te verkondigen in een bijeenkomst van leden, behalve wanneer die bijeenkomst uit zijn geloofsgenoten bestaat. Na voldoende waarschuwing wordt schending van deze regel bestraft met schorsing of royement.’ Dit is een van de overtredingen die de Society als geheel betreffen.

Voor de innerlijke sectie, nu de Esoterische Sectie genoemd, zijn de volgende regels al in 1880 vastgelegd en aanvaard. ‘Geen lid mag kennis die hem door een lid van de eerste sectie (nu een hogere ‘graad’) is meegedeeld, egoïstisch gebruiken; schending van deze regel wordt bestraft met royement.’ Voordat zulke kennis kan worden gegeven, moet iemand zich door een plechtige gelofte verbinden haar niet voor egoïstische doelstellingen te gebruiken, noch iets van wat is gezegd te onthullen, tenzij daarvoor toestemming is gegeven.

Vr.: Maar heeft iemand die uit de sectie is geroyeerd of die heeft bedankt, het recht om iets bekend te maken van wat hij heeft geleerd, of een regel te overtreden van de gelofte die hij heeft afgelegd?

HPB: Zeker niet. Zijn royement of terugtrekking ontheft hem alleen van de verplichting de leraar te gehoorzamen en om actief deel te nemen aan het werk van de Society, maar beslist niet van de heilige gelofte van geheimhouding.

Vr.: Maar is dit redelijk en rechtvaardig?

HPB: Absoluut. Voor een man of vrouw met enig eergevoel is een gelofte tot geheimhouding die men op zijn of haar erewoord doet, laat staan tegenover het hoger zelf – de innerlijke god – bindend tot de dood. En al zou hij de Sectie en de Society verlaten, dan nog zal geen man of vrouw met eergevoel eraan denken een organisatie aan te vallen of te benadelen waaraan hij of zij op die manier door een gelofte verbonden is geweest.

Vr.: Maar gaat dat niet wat ver?

HPB: Misschien wel, gezien het lage peil van deze tijd en van de ethiek. Maar als een gelofte niet in die mate bindend is, wat is dan het nut ervan? Hoe kan iemand verwachten dat hem geheime kennis wordt geleerd, als hij alle verplichtingen die hij op zich had genomen kan loslaten wanneer hij maar wil? Wat voor zekerheid, vertrouwen of hoop zou er ooit onder de mensen kunnen bestaan wanneer geloften zoals deze geen enkele werkelijk bindende kracht zouden hebben? Geloof me, de wet van vergelding (karma) zou iemand die zijn gelofte op die manier brak heel snel achterhalen, misschien wel even snel als de verachting van een eerlijk mens hem zelfs op dit fysieke gebied treft. De N.Y. Path die eerder over dit onderwerp is geciteerd, geeft het goed weer: ‘Een eenmaal afgelegde gelofte is voor altijd bindend, zowel op ethisch als op occult gebied. Als we die één keer breken en ervoor worden gestraft, rechtvaardigt dit ons niet haar opnieuw te breken, en zolang we dat wel doen zal de machtige hefboom van de wet (van karma) op ons terugwerken.’5

Noten

  1. Zie het officiële reglement van de TS achterin dit boek, appendix A.
  2. Tollenaars – in die tijd als dieven en zakkenrollers beschouwd. Bij de joden was de naam en het beroep van een tollenaar het meest verfoeilijke in de wereld. Ze mochten de tempel niet binnengaan. Mattheus (18:17) spreekt in één adem over een heiden en een tollenaar. Toch waren ze alleen maar Romeinse belastinginners, die dezelfde positie innamen als de Britse ambtenaren in India en andere veroverde landen.
  3. Vgl. Matth. 5:43-7.
  4. Aan het einde van de middeleeuwen was de slavernij, onder morele druk, grotendeels uit Europa verdwenen; maar er vonden twee belangrijke gebeurtenissen plaats die de in de Europese samenleving werkzame morele kracht verdrongen en een golf van onheil over de aarde verspreidden, zoals de mensheid zelden had meegemaakt. Een van die gebeurtenissen was de eerste zeereis naar een kuststreek met een primitieve bevolking, waar mensen gewoon een handelsartikel waren; de andere, de ontdekking van een nieuwe wereld, waar mijnen vol schitterende rijkdommen lagen te wachten tot er werkkrachten konden worden aangevoerd om ze te ontginnen. Mannen, vrouwen en kinderen werden 400 jaar lang weggerukt van de mensen die ze kenden en van wie ze hielden, en langs de kust van Afrika aan vreemde handelaren verkocht; tijdens de afschuwelijke slaventochten naar West-Indië werden ze benedendeks geketend – de doden vaak bij de levenden; volgens Bancroft, een onpartijdig historicus, werden er 250.000 van de 3.250.000 tijdens die rampzalige overtochten in zee geworpen, terwijl de overblijvenden werden overgeleverd aan de onnoemlijke ellende in de mijnen of aan de zweep in de suiker- en rijstvelden.
    De schuld van deze grote misdaad berust bij de christelijke kerk. ‘In naam van de allerheiligste drie-eenheid’ sloot de Spaanse regering (rooms-katholiek) meer dan tien verdragen af, waardoor de verkoop van 500.000 mensen werd goedgekeurd; in 1562 voer Sir John Hawkins uit voor zijn duivelse opdracht om in Afrika slaven te kopen en hen in West-Indië te verkopen, op een schip dat de heilige naam Jezus droeg; de protestantse koningin Elisabeth beloonde hem voor zijn succes bij die eerste onderneming van de Engelsen in die onmenselijke handel door hem toe te staan het helmteken te dragen van ‘een halve Moor in zijn eigen kleur, met een koord vastgebonden, of met andere woorden een negerslaaf met handboeien om’. – Conquests of the Cross (geciteerd uit Agnostic Journal).
  5. Jasper Niemand, ‘Judge the act, not the person’, The Path, juli 1889, blz. 98-9.

Sleutel tot de theosofie, blz. 34-43

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag