4. Het verschil tussen de Theosophical Society en de theosofie
Zelfverbetering
Vr.: Is morele verheffing dan het belangrijkste punt waarop in uw Society wordt aangedrongen?
HPB: Zonder twijfel! Wie een echte theosoof wil zijn moet als een theosoof gaan leven.
Vr.: Als dat zo is dan is het gedrag van sommige leden, zoals ik al eerder heb opgemerkt, vreemd genoeg in tegenspraak met deze basisregel.
HPB: Dat is inderdaad zo. Maar daar is bij ons evenmin iets aan te doen als bij hen die zich christenen noemen en zich als schurken gedragen. Dat ligt niet aan onze statuten en regels, maar aan de menselijke natuur. Zelfs in enkele exoterische openbare afdelingen leggen de leden aan hun ‘hoger zelf’ de plechtige gelofte af om dat leven te leiden dat de theosofie voorschrijft. Ze moeten zich bij al hun gedachten en daden, elke dag en elk moment van hun leven, door hun goddelijk zelf laten leiden. Een echte theosoof moet ‘rechtvaardig handelen en zich bescheiden opstellen’.
Vr.: Wat bedoelt u daarmee?
HPB: Eenvoudig dit: het ene zelf moet zichzelf vergeten voor de vele zelven. Laat ik u antwoorden met de woorden van een echte philaleet, lid van de TS, die dit in de Theosophist uitstekend heeft geformuleerd: ‘Ieder mens moet in de eerste plaats zichzelf ontdekken, om dan eerlijk de balans van zijn subjectieve bezittingen op te maken; en al ziet deze er slecht uit of is hij bankroet, dan nog is niet alles verloren als we er serieus wat aan doen.’1 Maar hoeveel mensen doen dat? Iedereen is bereid voor zijn eigen ontwikkeling en vooruitgang te werken; maar weinig mensen zijn bereid dat voor anderen te doen. Om dezelfde schrijver nog eens te citeren:
Mensen zijn lang genoeg misleid en bedrogen; ze moeten hun afgoden vernietigen, schijnvertoningen verwerpen, en voor zichzelf aan het werk gaan – of nee, dat is één woordje te veel, want iemand die voor zichzelf werkt, kan beter helemaal niet werken; laat hij liever zelf voor anderen, voor iedereen, werken. Voor elke bloem van liefde en barmhartigheid die hij in de tuin van zijn medemens plant, zal een verderfelijk onkruid uit zijn eigen tuin verdwijnen, en zo zal deze tuin van de goden – de mensheid – bloeien als een roos. In alle bijbels, alle religies, wordt dit duidelijk uiteengezet – maar de listige mens heeft ze eerst verkeerd geïnterpreteerd en ten slotte ontkracht, verstoffelijkt en belachelijk gemaakt. Er is geen nieuwe openbaring nodig. Laat ieder mens voor zichzelf een openbaring zijn. Als eenmaal de onsterfelijke geest van de mens bezit neemt van de tempel van zijn lichaam, de geldwisselaars en alle onzuiverheid uitdrijft, dan zal zijn eigen goddelijke natuur hem verlossen, want als hij op die manier één is met zichzelf, zal hij de ‘bouwer van de tempel’ kennen.2
Vr.: Dat is zuiver altruïsme, moet ik zeggen.
HPB: Zo is het. En als slechts één op de tien leden van de TS dit in praktijk bracht, zou onze Society werkelijk een uitgelezen groep vormen. Maar er zijn onder buitenstaanders altijd mensen die weigeren het essentiële verschil te zien tussen theosofie en de Theosophical Society, tussen het ideaal en de onvolkomen belichaming ervan. Ze zouden elke zonde en tekortkoming van het voertuig, het menselijk lichaam, willen wreken op de zuivere geest die zijn goddelijk licht daarop werpt. Dat is tegenover geen van beide rechtvaardig, nietwaar? Ze gooien stenen naar een organisatie die haar ideaal, tegen een geduchte overmacht in, probeert te verwezenlijken en te verspreiden.
Sommigen lasteren de Theosophical Society alleen omdat ze datgene probeert te bereiken waarin andere stelsels – vooral het christendom van kerk en staat – schromelijk zijn tekortgeschoten; anderen, omdat ze graag de bestaande toestand handhaven: farizeeën en sadduceeën op de stoel van Mozes, tollenaars en zondaars die een goed leventje leiden op hoge posten, zoals in het Romeinse rijk tijdens het verval ervan. Eerlijke mensen zouden in ieder geval moeten bedenken dat iemand die in deze wereld van betrekkelijke mogelijkheden alles doet wat hij kan, evenveel doet als hij die het meeste heeft bereikt. Dat is een simpele waarheid, een axioma dat voor hen die in de evangeliën geloven, wordt bevestigd door de gelijkenis van de talenten, verteld door hun meester: de dienaar die zijn twee talenten had verdubbeld, kreeg dezelfde beloning als zijn mededienaar die er vijf had ontvangen. Aan ieder wordt gegeven ‘wat hij aankan’.3
Vr.: Toch is het in dit geval nogal moeilijk onderscheid te maken tussen het abstracte en het concrete, omdat we ons oordeel alleen op laatstgenoemde kunnen baseren.
HPB: Waarom zou men dan voor de TS een uitzondering maken? Rechtvaardigheid en mildheid beginnen bij uzelf. Zou u spottend en smalend over de Bergrede spreken omdat uw maatschappelijke, politieke en zelfs religieuze wetten tot nu toe niet alleen hebben gefaald die voorschriften naar de geest, maar zelfs naar de letter uit te voeren? Schaf de eed af in de rechtbank, het parlement, het leger, overal, en doe zoals de quakers, als u zich een echte christen wilt noemen.
Schaf de rechtbanken zelf af, want als u de geboden van Christus wilt opvolgen, moet u uw jas weggeven aan wie uw hemd stal, en uw linkerwang toekeren aan de vechtersbaas die u op de rechter slaat. ‘Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, heb je vijanden lief, zegen de mensen die je vervloeken, wees goed voor mensen die je haten’, want ‘wie ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel’, en ‘wie zegt ‘jij dwaas’ zal voor het hellevuur komen te staan’.4 Waarom zou u oordelen als u niet op uw beurt geoordeeld wilt worden? Als u beweert dat er tussen theosofie en de Theosophical Society geen verschil bestaat, dan stelt u het christendom en de essentie daarvan onmiddellijk aan dezelfde beschuldigingen bloot, maar dan in een veel ernstiger vorm.
Vr.: Waarom ernstiger?
HPB: Omdat, terwijl de leiders van de theosofische beweging hun tekortkomingen goed beseffen en alles eraan doen om hun leefwijze te verbeteren en het kwaad dat in de Society bestaat uit te roeien, en terwijl hun regels en voorschriften in de geest van de theosofie zijn opgesteld, de wetgevers en de kerken van volkeren en landen die zich christelijk noemen het tegenovergestelde doen. Onze leden, zelfs de slechtsten onder hen, zijn niet slechter dan de gemiddelde christen. En als het de westerse theosofen zo zwaar valt het ware theosofische leven te leiden, dan komt dat omdat ze allemaal kinderen van hun tijd zijn. Ieder van hen was een christen, geboren en opgevoed met de drogredenen van zijn kerk, zijn maatschappelijke gebruiken en zelfs zijn paradoxale wetten. Hij was dit voor hij theosoof werd, of beter gezegd lid van de Society met die naam; er kan dan ook niet genoeg worden herhaald dat er tussen het abstracte ideaal en het voertuig ervan een belangrijk verschil bestaat.
Het abstracte en het concrete
Vr.: Wilt u alstublieft dat verschil wat verder toelichten?
HPB: De Society is een grote groep mannen en vrouwen die uit de meest uiteenlopende mensen bestaat. Theosofie is in haar abstracte betekenis goddelijke wijsheid, of het totaal aan kennis en wijsheid dat aan het heelal ten grondslag ligt – de homogeniteit van het eeuwig goede; en in concrete zin is ze het totaal aan kennis dat aan de mens op deze aarde door de natuur is toebedeeld, en niet meer. Sommige leden proberen theosofie oprecht in hun leven te verwezenlijken en haar als het ware vorm te geven; anderen daarentegen willen haar alleen kennen, niet in praktijk brengen; en weer anderen hebben zich misschien alleen uit nieuwsgierigheid bij de Society aangesloten, of uit een vluchtige belangstelling, of misschien wel omdat sommige van hun vrienden ertoe behoren.
Hoe kan men dan het stelsel beoordelen op basis van mensen die zich theosoof noemen zonder daar recht op te hebben? Moet men de dichtkunst of haar muze alleen op basis van die pseudodichters die ons teleurstellen, beoordelen? De Society kan alleen in haar abstracte doelstellingen als de belichaming van theosofie worden beschouwd; ze kan zich nooit haar concrete voertuig noemen zolang haar leden menselijke onvolmaaktheden en zwakheden vertonen; anders zou de Society slechts de grote fout en de daaruit voortvloeiende heiligschennis van de zogenaamde kerken van Christus herhalen.
Als we een oosterse vergelijking mogen gebruiken, kunnen we zeggen dat theosofie de oeverloze oceaan van universele waarheid, liefde en wijsheid is, waarvan de glans op aarde wordt weerspiegeld; in die weerspiegeling is de Theosophical Society slechts een druppel. Theosofie is goddelijke natuur, zichtbaar en onzichtbaar, en haar Society de menselijke natuur, die zich probeert te verheffen tot haar goddelijke ouder. Theosofie is ten slotte de vaste eeuwige zon, en haar Society de tijdelijke komeet die in een baan probeert te komen om een planeet te worden, en steeds ronddraait binnen de aantrekkingskracht van de zon van waarheid. Ze werd gevormd om mensen te helpen inzien dat er zoiets als theosofie bestaat, en hen te helpen zich tot haar te verheffen door haar eeuwige waarheden te bestuderen en in zich op te nemen.
Vr.: Ik dacht dat u had gezegd dat u geen eigen leringen of dogma’s heeft?
HPB: Die hebben we ook niet. De Society heeft geen eigen wijsheid die ze moet verdedigen of onderrichten. Ze is eenvoudig de schatkamer van alle waarheden die grote zieners, ingewijden en profeten in historische en zelfs prehistorische tijden onder woorden hebben gebracht; althans voor zover ze die kon verzamelen. Daarom is ze slechts het kanaal door middel waarvan de waarheid, zoals die in de verzamelde uitspraken van de grote leraren van de mensheid wordt gevonden, in meerdere of mindere mate de wereld instroomt.
Vr.: Maar is die waarheid dan onbereikbaar buiten de Society? Maakt niet elke kerk hierop aanspraak?
HPB: Volstrekt niet. Het onbetwistbare bestaan van grote ingewijden – echte ‘zonen van God’ – toont aan dat zo’n wijsheid vaak door afzonderlijke personen werd bereikt, maar nooit zonder eerst door een meester te zijn geleid. Maar de meeste van hun volgelingen hebben, toen ze op hun beurt leermeester werden, deze universele leringen in het keurslijf geperst van hun eigen sektarische dogma’s. Alleen de geboden van één uitverkoren meester werden dan overgenomen en opgevolgd, met uitsluiting van alle andere – als ze al werden opgevolgd, denk bijvoorbeeld aan de Bergrede. Elke religie is dus een stukje van de goddelijke waarheid, waaraan zich een weids spectrum van menselijke fantasie heeft vastgehecht dat voor die waarheid wil doorgaan.
Vr.: Maar u zegt toch dat theosofie geen religie is?
HPB: Dat is ze zeker niet, omdat ze de essentie van alle religie en van de absolute waarheid is, waarvan slechts een druppel aan elk geloof ten grondslag ligt. Laten we nog eens onze toevlucht nemen tot beeldspraak. Op aarde is theosofie als de witte straal van het spectrum, en elke religie is slechts een van de zeven prismatische kleuren. Elke afzonderlijke gekleurde straal wil van alle andere niets weten, veroordeelt ze als vals, en beweert niet alleen dat hij de belangrijkste is, maar ook dat hij die witte straal zelf is en brandmerkt zelfs zijn eigen schakeringen van licht tot donker als ketterij. Maar als de zon van de waarheid steeds hoger boven de horizon van het menselijk inzicht komt te staan, en elke gekleurde straal langzamerhand vervaagt tot hij op zijn beurt ten slotte weer wordt geabsorbeerd, dan zal de mensheid niet langer door kunstmatige polarisaties worden gekweld, maar zich in het zuivere kleurloze zonlicht van de eeuwige waarheid baden, en dat zal theosophia zijn.
Vr.: U zegt dus dat alle grote religies zijn afgeleid van de theosofie, en dat de wereld door haar tot gemeengoed te maken uiteindelijk zal worden bevrijd van de vloek van haar grote fouten en illusies?
HPB: Precies. En we voegen eraan toe dat onze Theosophical Society het bescheiden zaadje is dat, als het water krijgt en in leven wordt gehouden, ten slotte de boom van kennis van goed en kwaad zal voortbrengen die geënt is op de boom van eeuwig leven. Alleen door de verschillende grote religies en filosofische stelsels van de mensheid te bestuderen, door ze onpartijdig en zonder vooroordeel te vergelijken, kan de mens hopen de waarheid te vinden. Vooral door hun verschillende punten van overeenkomst te onderzoeken en te ontdekken, kunnen we dat resultaat bereiken. Zodra we namelijk – door studie of door onderricht van iemand die weet – tot hun innerlijke betekenis doordringen, komen we bijna in elk geval tot de ontdekking dat deze een of andere grote waarheid in de natuur weergeeft.
Vr.: We hebben gehoord dat er eens een Gouden Eeuw was, en wat u beschrijft zou een Gouden Eeuw zijn die in de toekomst moet worden verwezenlijkt. Wanneer zal dat zijn?
HPB: Niet voordat de mensheid als geheel daaraan behoefte voelt. Een spreuk in de Perzische Javidan Khirad luidt: ‘Er zijn twee soorten waarheid – de ene is duidelijk en vanzelfsprekend; de andere vraagt voortdurend om nieuwe demonstraties en bewijzen.’ Pas als de tweede soort waarheid voor iedereen even vanzelfsprekend wordt als ze nu vaag is, en dus niet meer door drogredenen en spitsvondigheden gemakkelijk kan worden verdraaid; pas wanneer de twee soorten opnieuw één zijn geworden, zullen alle mensen tot hetzelfde inzicht komen.
Vr.: Maar de weinigen die de behoefte aan zulke waarheden voelen, moeten toch hebben besloten in iets bepaalds te geloven? U zegt me dat ieder lid mag geloven wat hij wil en aannemen wat hij verkiest, omdat de Society geen eigen leringen bezit. Dat lijkt erop alsof de Theosophical Society eropuit is om de Babylonische spraak- en geloofsverwarring uit vroeger dagen nieuw leven in te blazen. Heeft u geen gemeenschappelijke overtuigingen?
HPB: Met de bewering dat de Society geen eigen leringen heeft, wordt bedoeld dat er geen bepaalde leringen of geloofsstellingen voor de leden verplicht zijn; maar natuurlijk heeft dat alleen betrekking op de organisatie als geheel. Zoals u is gezegd, bestaat de Society uit een uiterlijke en een innerlijke groep. Zij die tot de laatstgenoemde behoren hebben natuurlijk een filosofie, of – als u het liever zo noemt – een eigen religieus stelsel.
Vr.: Kunt u ons vertellen wat dat is?
HPB: We maken er geen geheim van. Het is enkele jaren geleden in de Theosophist en in Esoteric Buddhism geschetst en is in De geheime leer verder uitgewerkt. Het is gebaseerd op de oudste filosofie van de wereld, de wijsheid-religie of de oude leer genaamd. Als u wilt, kunt u vragen stellen en uitleg krijgen.
Noten
- J.D. Buck, ‘The ethics of theosophy’, The Theosophist, september 1883, blz. 327.
- Buck, Op.cit.
- Vgl. Matth. 25:14ev.
- Vgl. Matth. 5:39; Luc. 6:27; Matth. 5:19, 22.