Inhoud
– B –
Beginselen van de mens
De zeven beginselen van de mens vertonen overeenkomst met, of beter gezegd zijn een kopie van, de zeven kosmische beginselen. Ze zijn in feite de afstammelingen of de afspiegeling van de zeven kosmische beginselen, die in hun werking in ons worden beperkt door de wet van karma, maar die hun oorsprong hebben in Dat wat boven alles uitgaat, in Dat wat de essentie is van het heelal of het universele — erboven, ervoorbij, erbinnen – in het ongemanifesteerde, in het onmanifesteerbare, in dat eerste beginsel dat H.P. Blavatsky als de leidende gedachte van de wijsheid-filosofie van De geheime leer naar voren bracht.
De filosofie die ons in deze tijd een verklaring geeft van de spirituele en psychische structuur van de mens, stelt het aantal beginselen van de mens op zeven. In andere perioden werden de beginselen of delen van de mens op een andere manier ingedeeld — de christenen spreken over lichaam, ziel en geest, en vatten de zeven samen onder deze drie hoofden.
Sommige Indiase denkers beschouwden de mens als een viervoudig wezen, anderen als vijfvoudig. De joodse filosofie, zoals die in de kabbala, de esoterische traditie van de joden, is te vinden, leert dat de mens vier beginselen heeft: neshamah, ruach, nefesh en guf.
Theosofen maken in hun literatuur over de samenstelling van de mens tegenwoordig vaak gemakshalve gebruik van de verdeling van de menselijke natuur in een trichotomie, dat wil zeggen een verdeling in drieën, namelijk geest, ziel en lichaam, die in dit opzicht identiek is met de algemene verchristelijkte theosofische indeling. Volgens deze trichotomie zijn deze drie delen in de mens: ten eerste en als allerhoogste, zijn goddelijke geest of goddelijke monade, die geworteld is in het heelal, welke geest verbonden is met het Al en die in diep mystieke zin een straal van het Al is; ten tweede het tussenliggende deel of de spirituele monade, die in haar hogere en lagere aspecten de spirituele en de menselijke ziel is; ten derde het laagste deel van de samenstelling van de mens, zijn vitaal-astraal-fysieke deel, dat uit stoffelijke of kwasi-stoffelijke levensatomen bestaat. (Zie ook atman, buddhi, manas, kama, prana, lingasarira, sthulasarira.)
Bewustzijn
Bewustzijn in al zijn vormen en wisselende manifestaties is geest-stof – kracht en stof, of geest en substantie, zijn één — en daarom is bewustzijn de zuiverste en verhevenste vorm van energie, de wortel van alle dingen en heeft hetzelfde bereik als de kosmische ruimte. Het is daarom de basis en essentie van goden, monaden en atomen — de drie algemene stadia, kosmisch gesproken, van het heelal. Een natuurlijke gevolgtrekking hieruit is dat het heelal belichaamd bewustzijn is of, nauwkeuriger uitgedrukt, een schijnbaar oneindige verzameling van belichaamde bewustzijnen.
Bhaktiyoga (Sanskriet)
Een woord dat is afgeleid van de wortel bhaj. In verband met yoga en als een van de erkende vormen hiervan, is de algemene betekenis van bhaktiyoga toewijding, innige trouw. (Zie ook yoga.)
Bhuta (Sanskriet)
Dit woord is het voltooid deelwoord van de wortel bhu, die ‘zijn’ of ‘worden’ betekent; bhuta’s betekent dus letterlijk ‘geweest zijnden’ — entiteiten die hebben geleefd en zijn heengegaan. De bhuta’s zijn ‘schillen’ waaruit al het spirituele en verstandelijke is verdwenen: alles wat de werkelijke entiteit uitmaakte is uit deze schil verdwenen, en er is niets anders overgebleven dan een ontbindend astraal lichaam. De bhuta’s zijn de spoken, geesten, schimmen, overblijfselen van dode mensen; met andere woorden, de astrale droesem en resten van mensen. Ze zijn de ‘schimmen’ van de Ouden, de bleke en spookachtige fantomen die de astrale wereld bewonen, of de astrale kopieën van mensen die eens hebben geleefd; het verschil tussen de bhuta en het kamarupa (zie aldaar) is heel gering.
De bhuta die alles wat tot de werkelijke entiteit, de ware mens, behoort, heeft verloren is op de astrale gebieden evenzeer een lijk als het uiteenvallende fysieke lichaam dat na de fysieke dood wordt achtergelaten; daarom brengt elke vorm van astraal of paranormaal contact met deze schillen alleen kwaad voort. Hoewel de bhuta’s tot de astrale wereld behoren, worden ze magnetisch aangetrokken tot die plaatsen in de fysieke wereld die qua soort overeenkomen met de resterende impulsen die nog in hen aanwezig zijn. Zo wordt de bhuta van een dronkaard aangetrokken tot wijnkelders en kroegen; de bhuta van iemand die een wellustig leven heeft geleid, wordt aangetrokken tot plaatsen die hem aangenaam zijn; en evenzo wordt de ijle en tere bhuta van een goed mens aangetrokken tot minder onaangename en verdorven plaatsen. In de hele oudheid en zelfs in bijna de hele moderne wereld werden deze eidola of ‘evenbeelden’ van dode mensen gevreesd en geducht, en elke vorm van contact daarmee werd consequent en algemeen gemeden. (Zie ook eidolon.)
Bija (soms geschreven als vija) (Sanskriet)
Dit woord betekent ‘zaadje’ of ‘levenskiem’, zowel van dieren als van planten. Maar de esoterische betekenis is veel ruimer en onvergelijkelijk diepzinniger en daarom zonder de nodige studie moeilijk te begrijpen. In de esoterie wordt de term gebruikt ter aanduiding van de oorspronkelijke of oorzakelijke bron en het vahana of voertuig van de mystieke impuls of drang van het leven, of van levens, om zich tot uitdrukking te brengen wanneer na een pralaya, of na een periode van verduistering, of ook tijdens een manvantara, de tijd voor zo’n zelfexpressie is aangebroken. Of het nu gaat om een zonnestelsel of een heelal, om het opnieuw verschijnen van een god, een deva, een mens, een dier, een plant, een mineraal, of een elementaal, het zaadje of de levenskiem waaruit ieder van deze voortkomt, wordt met de technische term bija aangeduid, en dit slaat bijna evenveel op de levenskiem of het voertuig zelf, als op de drang om zich te manifesteren die door het zaadje of de levenskiem werkt. Het verschijnen van een avatara bijvoorbeeld is, mystiek en psychisch, het gevolg van een impuls die ontstaat in Maha-Siva of in Maha-Vishnu (al naar gelang van de omstandigheden), en die in beide gevallen erop is gericht een deel van de goddelijke essentie te manifesteren, wanneer voor de wereld de geschikte periode voor het verschijnen van een avatara is aangebroken. Of om een ander voorbeeld te noemen, wanneer tijdens de verschrikkelijke beproevingen van de inwijding uit de chela de ingewijde wordt geboren, zegt men dat deze pas verschenen meester is geboren uit het mystieke bija of zaadje in zijn eigen wezen. De leer die met dit woord bija samenhangt kan slechts op vluchtige en oppervlakkige wijze worden behandeld, omdat ze in haar occulte en esoterische aspecten veel te diepzinnig is.
Binnenronde (zie ronde)
Bodhi (Sanskriet)
Dit woord komt van de Sanskrietwortel budh, die ‘ontwaken’ betekent. Het is de toestand waarin de mens zijn denken zo heeft leeggemaakt dat dit alleen vervuld is van het zelf, van het zelfloze zelf van het eeuwige. Dan verwerft hij zich een onuitsprekelijk inzicht in de werkelijkheid, in de zuivere waarheid. De mens die deze toestand bereikt wordt een boeddha genoemd, en het orgaan waarin en waardoor deze zich manifesteert noemt men buddhi (zie aldaar).
Bodhisattva (Sanskriet)
Een samengesteld woord: letterlijk ‘hij van wie de essentie (sattva) intelligentie (bodhi) is geworden’. Exoterisch verklaard is een bodhisattva iemand die in de volgende incarnatie of binnen enkele incarnaties een boeddha zal worden. Gezien vanuit het standpunt van de occulte leringen is een bodhisattva meer dan dat. Als een mens de toestand heeft bereikt waarin zijn ego zich ten volle bewust is geworden van zijn innerlijke goddelijkheid, en wordt omstraald met het buddhische licht – waarbij de persoonlijke mens nu, hier op deze aarde, bij wijze van spreken, zich feitelijk heeft gehuld in de gewaden van innerlijke onsterfelijkheid — dan is die mens een bodhisattva. Zijn hogere beginselen hebben dan bijna nirvana bereikt. Wanneer dat ten slotte gebeurt, dan is zo iemand een boeddha, een menselijke boeddha, een manushya-boeddha. Het is duidelijk dat als zo’n bodhisattva zou reïncarneren, hij in de volgende incarnatie, of binnen enkele incarnaties daarna, een manushya-boeddha zou zijn. Volgens de esoterische leer is een boeddha iemand van wie de hogere beginselen niets meer kunnen leren. Ze hebben het nirvana bereikt en blijven daar; maar de spiritueel ontwaakte persoonlijke mens, de bodhisattva, hij die, om het in gewone taal uit te drukken, halfgoddelijk is geworden, blijft op aarde uit medelijden en mededogen met de lagere wezens en wordt een zogenaamde nirmanakaya (zie aldaar), in plaats van ervoor te kiezen zijn beloning in het nirvana van een lagere graad te aanvaarden. In een heel mystiek gedeelte van de esoterische filosofie is een bodhisattva de vertegenwoordiger op aarde van een dhyani-boeddha of hemelse boeddha — met andere woorden, iemand die een incarnatie of expressie van zijn eigen goddelijke monade is geworden.
Boeddha (buddha, Sanskriet)
Het voltooid deelwoord van de wortel budh, die ‘beseffen’, ‘zich bewust worden’, maar ook ‘ontwaken’ en ‘bewustzijn herwinnen’ betekent. Het woord duidt iemand aan die spiritueel ontwaakt is, die niet langer ‘de levende dood’ van gewone mensen leeft, maar zich bewust is geworden van de spirituele invloed van binnenuit of van ‘bovenaf’. Als de mens is ontwaakt uit de levende dood waarin gewone stervelingen leven, als hij zich heeft bevrijd uit de strikken van het denken en het vlees en, om de oude christelijke uitdrukking te gebruiken, zich heeft gehuld in het kleed van de eeuwigheid, dan is hij ontwaakt, hij is een boeddha. Hij is één geworden met — niet ‘opgegaan in’, zoals het voortdurend wordt vertaald, maar één geworden met — het zelf van de zelven, met de paramatman, het hoogste zelf. (Zie ook bodhi, buddhi.)
Volgens de esoterische leer is een boeddha iemand van wie de hogere beginselen in dit manvantara niets meer kunnen leren; deze hebben nirvana bereikt en blijven daar. Dit betekent echter niet dat ook de lagere bewustzijnscentra van een boeddha in nirvana zijn, want het tegendeel is het geval; en juist dat stelt een boeddha van mededogen in staat om als allerhoogste gids en leraar van de mensheid op de lagere bestaansgebieden te blijven, waar hij meestal leeft als een nirmanakaya.
Boeddha van mededogen
Iemand die, na alles te hebben bereikt, alles te hebben verworven — het recht op kosmische vrede en gelukzaligheid te hebben verworven — er afstand van doet om terug te kunnen keren als een zoon van het licht om de mensheid, en in feite al het bestaande, te helpen.
De boeddha’s van mededogen zijn de edelste bloemen van de mensheid. Het zijn mensen die zich van menselijk tot bijna goddelijk hebben ontwikkeld; ze bereikten dit door het licht dat in hen lag opgesloten, het licht van de innerlijke god, naar buiten te laten stralen en zich te laten manifesteren door het menselijke aspect in de mens, door de menselijke ziel van de mens. Door opoffering en door wat laag en verkeerd, onwaardig, verachtelijk en egoïstisch is op te geven; door het ontsluiten van de innerlijke natuur zodat de innerlijke god zijn licht kan uitstralen; met andere woorden, door zelfgeleide evolutie hebben ze zichzelf van louter mensen tot god-mensen, mens-goden, menselijke godheden verheven.
Ze worden boeddha’s van mededogen genoemd omdat ze hun één-zijn met al het bestaande beseffen, en zich daarom magnetisch nauw verbonden voelen met al wat is, en naarmate ze zich ontwikkelen is dat in steeds sterkere mate het geval, totdat hun bewustzijn zich ten slotte met dat van het heelal vermengt en eeuwig en onsterfelijk leeft, omdat het er één mee is. ‘De dauwdruppel gaat op in de glinsterende zee’ — zijn oorsprong.
Met de drang van almachtige liefde in hun hart vorderen de boeddha’s van mededogen gestaag naar nog grotere hoogten van spirituele volmaking, omdat ze het voertuig van universele liefde en universele wijsheid zijn geworden. Omdat onpersoonlijke liefde universeel is, ontwikkelt hun hele wezen zich tegelijk met de universele krachten die door hen heen werken. De boeddha’s van mededogen, die in verschillende graden van evolutie bestaan, vormen een verheven hiërarchie die zich van de stille wachter op onze planeet, via verschillende lagere graden, tot henzelf uitstrekt, en nog verder tot hun chela’s of discipelen. Spiritueel en mystiek vormen ze een scherp contrast met wat het aziatisch occultisme, door middel van het boeddhisme, pratyekaboeddha’s (zie aldaar) heeft genoemd.
Boeddhisme
De leringen van Gautama de Boeddha. Het hedendaagse boeddhisme is in twee takken verdeeld, het noordelijke en het zuidelijke. Het zuidelijke bewaart nog steeds de leringen van ‘boeddha’s brein’, de ‘leer van het oog’, dat wil zeggen zijn uiterlijke filosofie, bestemd voor de wereld in het algemeen en soms gebrekkig omschreven als de leer van de vormen en ceremoniën. Het noordelijke boeddhisme bewaart nog altijd zijn ‘leer van het hart’ — dat wat verborgen is, het innerlijke leven, het hartenbloed van de religie: de leringen van het innerlijke hart van de leer.
De religieuze filosofie van Boeddha-Sakyamuni staat veel en veel dichter bij de oude wijsheid, de esoterische filosofie uit archaïsche tijden, dan het christendom. Haar voornaamste fout is nu dat leermeesters die na de Boeddha kwamen, met de leringen te ver in een louter formele of exoterische richting zijn gegaan; toch blijft ze ondanks alles tot op heden de zuiverste en heiligste van de exoterische religies op aarde, en zelfs haar exoterische leringen zijn waar — wanneer ze eenmaal op de juiste manier worden begrepen. Voor hun interpretatie heeft men slechts de esoterische sleutel nodig. In feite geldt dit voor alle grote oude wereldreligies. In het christendom, het brahmanisme, het taoïsme en ook in andere religies, ligt achter de uiterlijke sluier van het exoterische formele geloof dezelfde esoterische wijsheid.
Bol
Elke fysieke bol die we verspreid in de ruimte waarnemen, wordt vergezeld door zes — eigenlijk elf — onzichtbare en hogere bollen, die samen een keten vormen, zoals deze in de theosofie wordt genoemd. Dit is het geval met elke zon of ster, met elke planeet, en met elke maan van elke planeet. Het is eveneens het geval met de nevelvlekken en de kometen. Alle manifesteren zich als zevenvoudige entiteiten; alle hebben een zevenvoudige — eigenlijk twaalfvoudige — samenstelling, precies zoals de mens, die een kopie in het klein is van wat het heelal in het groot is. De zeven gemanifesteerde bollen worden gemakshalve met A, B, C, D, E, F en G aangeduid. Maar in meer mystieke zin spreekt men met betrekking tot de bollen soms over ‘A tot Z’; daarmee doelt men op alle 12 bollen van de keten zonder ze precies te omschrijven.
De levensgolven maken een rondgang langs deze bollen in zeven grote cyclussen, die ronden worden genoemd. Elke levensgolf komt eerst op bol A, doorloopt daar zijn levenscyclus en gaat dan naar bol B. Als zijn cyclus op bol B is voltooid, gaat hij naar bol C, en dan naar bol D, de laagste van de zeven gemanifesteerde bollen. In onze eigen planeetketen is bol D onze aarde. Drie bollen gaan op de neergaande boog van evolutie aan haar vooraf en drie bollen volgen haar op de opgaande boog — we doelen hier op de zeven gemanifesteerde bollen.
De rondgang of doorgang van de levensgolf over een van deze zeven bollen heet een bolronde; tijdens één bolronde worden zeven wortelrassen geboren die tot bloei komen en dan weer verdwijnen. (Zie ook ronde.)
Boodschapper
In theosofische zin is een boodschapper iemand die een opdracht heeft van de Loge van de meesters van wijsheid en mededogen om een bepaald werk in de wereld te doen.
Alleen werkelijke genialiteit — wat meer inhoudt dan alleen maar menselijke genialiteit — en alleen bijzondere spirituele en verstandelijke capaciteiten waarover een edel mens beschikt, kunnen de keuze van zulke boodschappers verklaren. Maar hiermee is nog niet alles gezegd, omdat naast genialiteit en aangeboren spirituele en intellectuele capaciteiten zo’n boodschapper door training en inwijding het vermogen moet hebben verworven om de tussenliggende of psychische natuur in een toestand van volmaakte rust te brengen, van ontvankelijkheid voor de stroom van goddelijk-spirituele inspiratie die uit de innerlijke god of monadische essentie van de boodschapper zelf vloeit. Het is dan ook duidelijk dat zo’n combinatie van zeldzame en ongewone eigenschappen niet vaak in mensen wordt aangetroffen; als zo iemand wordt gevonden, is hij geschikt voor het werk dat door zo’n boodschapper van de Groten moet worden gedaan.
De meesters van wijsheid en mededogen en vrede zenden continu hun afgezanten naar de wereld van de mensen, de een na de ander, en dus werken deze afgezanten voortdurend in de wereld onder de mensen. Gelukkig zijn zij die met hun hart de voetstappen herkennen van hen die over de bergtoppen van het mystieke Oosten trekken. De boodschappers doen hun werk niet altijd in het openbaar, maar werken vaak in stilte, onbekend of betrekkelijk onbekend bij de mensen. Op bepaalde tijden ontvangen ze echter de opdracht hun werk in het openbaar te doen en hun taak algemeen bekend te maken. Dat was bijvoorbeeld het geval met H.P. Blavatsky.
Brahma (Sanskriet)
Een woord waarvan de wortel brih ‘uitbreiding’ betekent. Het vertegenwoordigt de spirituele energie-bewustzijn-kant van ons zonneheelal, d.w.z. ons zonnestelsel, en het ei van Brahma is dat zonnestelsel.
Een dag van Brahma of een mahamanvantara bestaat uit zeven ronden, een periode van 4320 miljoen aardse jaren; deze periode wordt ook wel een kalpa genoemd. Een nacht van Brahma, de planetaire rustperiode, ook wel de parinirvanische periode genoemd, is even lang.
Zeven dagen van Brahma vormen één zonnekalpa; of anders gezegd, zeven planeetcyclussen, die elk uit zeven ronden (of zeven planeetmanvantara’s) bestaan, vormen één zonnemanvantara.
Eén jaar van Brahma bestaat uit 360 goddelijke dagen, waarbij elke dag de duur is van het leven van een planeet, d.w.z. van een planeetketen van zeven bollen. Het leven van Brahma (of het leven van het universele stelsel) bestaat uit 100 goddelijke jaren, d.w.z. 4320 miljoen jaar x 36.000 x 2.
Het leven van Brahma is voor de helft voorbij: dat wil zeggen, 50 van zijn jaren zijn verstreken — een periode van 155 biljoen, 520 miljard van onze jaren is voorbijgegaan sinds ons zonnestelsel, met zijn zon, voor het eerst aan zijn manvantarische levensloop begon. Er resten dus nog eens 50 van zulke jaren van Brahma voordat het stelsel de rusttoestand of pralaya ingaat. Omdat slechts de helft van de evolutiereis is volbracht, bevinden we ons onderaan de kosmische cyclus, d.w.z. op het laagste gebied.
Brahman (Sanskriet)
Een woord waarvan de wortel, brih, ‘uitbreiding’ betekent. Het is dat deel van het hemelse wezen dat het eerst het proces van manifestatie door middel van de verschillende Brahma’s begint, de uitbreiding van het ene tot het vele. Het is wat men de ongemanifesteerde logos noemt. Het kan ook het onpersoonlijke en onkenbare beginsel van het heelal worden genoemd, maar men dient het scherp te onderscheiden van de mannelijke Brahma waarvan er in een heelal vele zijn.
Let op: Zowel in de vroegste theosofische literatuur als in de vertalingen van de hindoegeschriften wordt Brahman soms als Brahma of zelfs als Brahm geschreven; dit moet echter niet met Brahma worden verward. (Zie ook parabrahman en Brahma.)
Brahmana (Sanskriet)
Een woord dat in de heilige hindoegeschriften verschillende betekenissen heeft. Brahmana is zowel een zelfstandig als een bijvoeglijk naamwoord; als zelfstandig naamwoord betekent het iemand die behoort tot de eerste van de vier vedische kasten [Ned. brahmaan], en als bijvoeglijk naamwoord betekent het dat wat tot een brahmaan behoort of wat op een brahmaan betrekking heeft. Ten tweede duidt het een bepaald gedeelte van de vedische literatuur aan, dat regels bevat voor het juiste gebruik van de mantra’s of hymnen bij offerplechtigheden, en gedetailleerde uiteenzettingen over de inhoud van deze plechtigheden, geïllustreerd met legenden en oude verhalen.
Een ander bijvoeglijk naamwoord met vrijwel dezelfde betekenis is Brahma.
Broederschap (zie universele broederschap)
Broeder van de schaduw
Een term die in het occultisme en vooral in de moderne esoterie wordt gebruikt voor individuen, zowel mannen als vrouwen, die het pad van de schaduwen, het linkerpad, volgen. Het woord ‘schaduw’ is een technische term en betekent meer dan wat het oppervlakkig gezien lijkt; de term heeft namelijk geen betrekking op individuen die in werkelijke fysieke duisternis of werkelijke fysieke schaduwen leven, want zo’n letterlijke uitleg zou eenvoudig absurd zijn, maar is van toepassing op mensen die het pad volgen van de stof, die sinds onheuglijke tijden in de esoterische scholen van zowel het Oosten als het Westen vaak als schaduw of schaduwen wordt aangeduid. Deze term vond ongetwijfeld zijn oorsprong in de filosofische opvatting van het woord maya (zie aldaar), want in de vroege oosterse esoterie werd de term maya, en in het bijzonder mahamaya, in een van zijn vele filosofische betekenissen gebruikt voor datgene wat tegengesteld was aan het licht en in zekere zin zelfs een weerspiegeling daarvan. Zoals geest kan worden beschouwd als zuivere energie, en stof, hoewel in wezen gekristalliseerde geest, als de schaduwwereld of voertuiglijke wereld, waarin de energie of de geest of het zuivere licht werkt, evenzo is maya, als het gewaad of de uitdrukkingsvorm of sakti van de goddelijke energie, het voertuig of de schaduw van de goddelijke kant van de natuur, met andere woorden haar negatieve of onderste pool, zoals licht haar positieve of bovenste pool is.
De broeders van de schaduw zijn dus diegenen die hoofdzakelijk stoffelijk van aard zijn en instinctief het pad kiezen en volgen waartoe ze het sterkst worden aangetrokken, het pad van de stof of van de schaduwen. Wanneer men bedenkt dat de stof slechts een algemene term is en dat wat deze term inhoudt in feite een bijna oneindig aantal graden van toenemende ijlheid omvat van de meest grofstoffelijke substantie, of absolute stof, tot de meest etherische of vergeestelijkte substantie, dan zien we onmiddellijk de subtiele logica van deze technische term in — schaduwen of, vollediger, het pad van de schaduwen, en vandaar de broeders van de schaduw.
Het zijn de zogenaamde zwarte magiërs van het Westen, en ze vormen een scherp en opvallend contrast met de witte magiërs of de zonen van het licht die het pad volgen van zelfverloochening, van zelfopoffering, van zelfoverwinning, van volmaakte zelfbeheersing en van verruiming van het hart, het denken en het bewustzijn in een geest van liefde en hulpvaardigheid voor al wat leeft. (Zie ook rechterpad.)
Het bestaan en de doeleinden van de broeders van de schaduw zijn in wezen egoïstisch. Er wordt algemeen, maar ten onrechte, verondersteld dat de broeders van de schaduw altijd mannen en vrouwen met een onplezierig of onaangenaam voorkomen zijn, maar men kan bijna geen grotere fout maken. Talloze mensen gaan onbewust het pad van de schaduwen, en vergeleken met hun grote aantal zijn er maar relatief weinigen die bewust en met geraffineerde en kwaadaardige intelligentie dit leger van argeloze slachtoffers van maya aanvoeren en leiden. De broeders van de schaduw zijn vaak hoogintelligente mannen en vrouwen, veelal mensen met een groot charisma die voor de gewone waarnemer, die afgaat op hun gesprekken en manier van doen, even goed in staat zijn ‘de schrift te citeren’ als de engelen van het licht!
Buddha (zie boeddha)
Buddhi (Sanskriet)
Buddhi komt van de wortel budh, gewoonlijk vertaald met ‘verlichten’, maar een betere vertaling is ‘beseffen’, ‘kennen’, ‘bewustzijn herwinnen’, vandaar ‘ontwaken’, en dus ‘begrijpen’. Van de zeven beginselen van de mens is het het tweede van bovenaf geteld, of van onderaf het zesde. Buddhi is het beginsel of orgaan in de mens dat hem spiritueel bewustzijn geeft, en is het voertuig van het hoogste deel van de mens — de atman — het vermogen dat zich manifesteert als begripsvermogen, inzicht, onderscheidingsvermogen, een sluier of gewaad van atman, en daarvan niet te scheiden.
Vanuit een ander gezichtspunt kan men buddhi opvatten als het zaad en ook de vrucht van manas.
Het alledaagse bewustzijn van de mens in zijn huidige evolutiestadium bevindt zich bijna geheel in de lagere of tussenliggende duade (manas-kama) van zijn gestel; als hij zijn bewustzijn door persoonlijke inspanning verheft om definitief één te worden met de hogere duade (atma-buddhi), wordt hij een mahatma, een meester. Als de mens sterft, neemt deze hogere duade alle spirituele essentie, al het spirituele en intellectuele aroma van de lagere of tussenliggende duade met zich mee. Mahabuddhi is een van de namen die aan het kosmische beginsel mahat worden gegeven. (Zie ook alaya.)