Inleiding
Begin jaren vijftig pakte de schrijfster op goed geluk een boek in
de Theosophical University Library in Altadena – een prachtig
gebonden deel over de Edda in het Zweeds. Hoewel ik van jongs
af aan bekend was met tenminste enkele gedeelten van de Oud-Noorse ‘godenverhalen’,
was dit de eerste keer dat ik de poëtische liederen van de Oudere
Edda las. Terwijl ik de verzen vluchtig doornam en me verheugde over
de schilderachtige ‘kennings’, genoot ik van de vreemde
wendingen van de taal toen ik plotseling, als door de bliksem, werd
getroffen door een schitterende flits van inzicht in de betekenis ervan,
een verwijzing naar een grondwaarheid. Aanvankelijk was ik sceptisch
en begon met grotere aandacht te lezen en raakte al snel ervan overtuigd
dat de Edda een authentiek geschrift is dat behoort tot de heilige tradities
van de wereld, een goudmijn van spirituele schatten en van de geschiedenis
van de natuur. Dit wordt ook weergegeven door de Zweedse naam ervan:
gudasaga – een goddelijk verhaal of god-spel
– de Oud-Engelse vorm van het woord ‘gospel’ [evangelie].
Jaren later, na veel nauwkeurig onderzoek en vergelijking met andere
mythen, was er zoveel bewijsmateriaal over de inhoud van de Edda bijeengebracht,
dat het gerechtvaardigd leek om tenminste enkele fragmenten te verzamelen
die een duidelijk herkenbare esoterische betekenis schenen te bevatten.
Het was nodig om uit de grote rijkdom aan materiaal in de Oud-Noorse
mythen een selectie te maken, deels omdat er van veel verhalen verschillende
versies zijn, en deels omdat dit boek als doel heeft om interpretaties
van die mythen naar voren te brengen die in onze tijd van bijzonder
belang zijn.
De meeste liederen en verhalen die hier zijn vertaald komen uit de
Codex Regius – de ‘koninklijke codex’ –
die duizend jaar geleden werd opgeschreven door Saemund de Wijze, hoewel
hun inhoud ongetwijfeld veel langer bekend is geweest. Tegenwoordig
is hun betekenis duidelijk als gevolg van twee schijnbaar onafhankelijke
omstandigheden: ten eerste, het onthullen van een flink gedeelte van
de universele theosofische filosofie aan het einde van de negentiende
eeuw en de verruimende invloed die dit heeft gehad; en ten tweede de
kort daarna volgende ontwikkeling van een meer verlichte wetenschap
in het westen.
Het verhaal van de Codex Regius is op zichzelf fascinerend.
Koning Frederik III van Denemarken stuurde Thormod Torfaeus naar IJsland
met een open brief gedateerd 27 mei 1662 die hem machtigde om manuscripten
te kopen en ander materiaal dat informatie bevatte over de geschiedenis
van IJsland. Hij overhandigde deze aan de bisschop Brynjolv Sveinsson,
die sinds zijn aanvaarding van het ambt van bisschop van Skalholt in
1639 een ijverig verzamelaar was van memorabilia. Kort daarna stuurde
de bisschop een geschenk bestaande uit verschillende manuscripten aan
de koning; Torfaeus maakte een catalogus hiervan die Gudbrand Vigfusson
noemt in zijn Prolegomena tot de Sturlunga Saga. In deze collectie
is het manuscript no. 6 en heeft als titel ‘Edda Saemundi; quarto’.
Het was een schat van de koninklijke bibliotheek in Kopenhagen tot het
een paar jaar geleden aan IJsland werd teruggegeven, waar het nu is
ondergebracht in de Arna Magnussonar Verzameling. Niemand weet hoe bisschop
Brynjolv in het bezit ervan kwam, maar hij moet het ongeveer twintig
jaar vóór de komst van Torfaeus hebben verworven want
hij had op de eerste pagina ervan zijn eigen naam in het Latijn laten
schrijven, Lupus Loricatus (samengetrokken tot ),*
met de datum 1643; hij liet ook een kopie maken op wit perkament.
*Vgl. plaat 1 van de fotografische
reproductie van de Völuspá uit het manuscript van de Codex
Regius op blz. 105.
Er bestaan verschillende versies van gedeelten van de Edda. Eén
collectie van handgeschreven teksten is die van Arne Magnusson, waarvan
men aanneemt dat deze uit dezelfde bron afkomstig is als die van Saemund;
een andere is de Codex Wormianus (waaraan de Liederen van Rig
en van de Pelgrim zijn ontleend) en Flatöboken. De Toverformules
van Groa, de Gedachtewisseling met de Ergwijze, en het Lied van Odins
Lijk zijn uit Zweedse vertalingen van papieren kopieën; deze komen
niet voor in de Codex Regius. Het Lied van de Molen komt uit
Snorri’s Edda.
De liederen die hier zijn weergegeven werden eerst vertaald uit de
twee Zweedse versies van Gödecke en Sander, waarbij vaak rekening
werd gehouden met de commentaren van de Zweedse kenner Viktor Rydberg;
daarna werd het resultaat vergeleken met de Saemundar Eddu
van Wimmer en Jónsson, een fotografische facsimile van het oudere
IJslandse Codex-Regius-manuscript met een gedrukte vertaling
tegenover elke pagina. Het is een doorlopende tekst zonder onderverdelingen
waaraan alleen titels zijn toegevoegd om het begin van elk lied aan
te geven. De meeste vertalingen verdelen de tekst in verzen van zes
of acht regels zoals dat door het ritme wordt aangegeven, maar wij hebben
in veel gevallen ervoor gekozen om de verzen als kwatrijnen te schrijven.
Er is geen rijm, maar een allitererend patroon dat samen met de duidelijke
tetrameter die in vroeg epos veel wordt gebruikt de liederen een eigenaardige
charme geeft.
De Edda bestaat uit twee hoofdafdelingen, zoals de meeste geschriften
die een beschrijving geven van de schepping van de kosmos en de evolutie
van de mensheid. De eerste heeft betrekking op de omringende wereld,
de tweede op de ‘helden’: rassen van de mensheid en hun
ontwikkeling door stadia van onvolwassenheid tot de denkende, zelfbewuste
mannen en vrouwen die we zijn geworden. De laatstgenoemde verhalen maken
soms gebruik van geografische elementen en van feitelijke historische
gebeurtenissen om het veel grotere beeld te illustreren dat ze verbergen.
Dit boek concentreert zich vooral op het vroege gedeelte, dat over grootse
beginselen en universele gebeurtenissen gaat, en onderzoekt de basisfilosofie
van de goddelijke natuur die overal in de wisselvalligheden van het
menselijke lot geldt.
Bij het vertalen moesten helaas zowel de alliteratie als het metrum
vaak worden opgeofferd, omdat ons doel veel meer is om het filosofische
en wetenschappelijke belang over te brengen dan om alleen de poëtische
stijl weer te geven. Er bestaan al verschillende Engelse weergaven in
vers- en prozavorm, waarbij vele vergezeld gaan van gedetailleerde analysen
van de versvormen die in het origineel werden gebruikt. Kortom, ons
doel is niet om slechts nóg een vertaling te maken maar om te
proberen door te dringen tot de kern van de geïnspireerde betekenis
die in de mythen vaak verborgen ligt. Het interpreteren en verduidelijken
van die innerlijke betekenis in de Edda wordt mogelijk gemaakt door
onze toevlucht te nemen tot het belangrijkste verlichtende werk van
onze tijd, De Geheime Leer, waarin de schrijfster, H.P. Blavatsky,
een verbazingwekkende reeks mythen beschouwde en zowel de kosmogonie
als de geschiedenis van de mens en de bestemming van levende wezens
uiteenzette. In dat boek liggen sleutels die aantonen dat hetzelfde
majestueuze patroon aan de uiteenlopende uitdrukkingsvormen van verschillende
mythische geschriften ten grondslag ligt; ons wordt een overzicht gegeven
van het heelal, de periodiciteit van de activiteit en de rust ervan,
en we zien hoe goddelijk bewustzijn zich periodiek weerspiegelt als
een kosmos in ruimte en tijd.
Om de informatie te vinden die de Edda bevat, moeten we de etymologie
van namen en hun bijbetekenissen onderzoeken, die in sommige gevallen
talloos zijn. Hiervoor bleek Cleasby’s Icelandic Dictionary,
in 1869 voltooid door Gudbrand Vigfusson, van onschatbare waarde want
deze bevat uitgebreide citaten van de oorspronkelijke manuscripten en
biedt soms een opmerkelijk intuïtief inzicht. Undersökningar
i Germansk Mitologi (Teutonische mythologie) door Viktor Rydberg
bevat ook een nauwgezet onderzoek van termen en veel informatie.
Eén groot probleem bij een boek zoals dit is om het materiaal
op een praktische manier te rangschikken zonder dat er al te veel herhalingen
nodig zijn. De liederen worden vertaald weergegeven waarbij het karakteristieke
ervan zo dicht mogelijk wordt benaderd en ieder lied wordt voorafgegaan
door verklarende aantekeningen. Daarnaast wordt aan bepaalde thema’s
speciale aandacht geschonken; onvermijdelijk zullen enkele daarvan meer
dan eens voorkomen hoewel elke benadering weer anders is. In de noten
worden versnummers gegeven om aan te geven waaraan een interpretatie
is ontleend. Het hoeft geen betoog dat in één passage
vaak vele betekenissen liggen besloten, en vaak zijn het slechts hints
die van de lezer enig persoonlijk inzicht vergen, want het is niet altijd
mogelijk om elk symbool adequaat toe te lichten, en dat is ook niet
nodig. De spelling van de namen is opzettelijk inconsequent, sommige
worden gegeven in het IJslands (bijv. Aesir*), andere in het Zweeds
(bijv. Äger), om ze voor de lezer gemakkelijker herkenbaar te maken
en ook omdat in veel gevallen de wortel van een naam in de ene taal
een veelzeggende betekenis heeft maar in de andere taal niet voorkomt
of een enigszins andere betekenis heeft. Er zijn ook veel gevallen waar
IJslandse grammaticale varianten, of een Zweeds meervoud, of een bepaalde
vorm, een anders bekend woord zowat onherkenbaar zou maken, waardoor
in een vertaling onvermijdelijk compromissen nodig zijn. Ook waar het
Zweeds å gebruikt hebben we de voorkeur gegeven aan het gebruik
van de IJslandse á. Wanneer dat mogelijk is zijn namen vertaald
om de lezer in staat te stellen zijn eigen interpretatie te vormen.
Een verklarende woordenlijst en een index zijn toegevoegd.
*In de Nederlandse vertaling is hiervoor echter steeds
de term Asen gebruikt.
De maskers van
Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. xi-xvi
© 2005 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag