8 – Dood en wedergeboorte van de mens
Het voortbestaan na de dood van het lichaam werd door de Oud-Noorse
zieners ongetwijfeld als vanzelfsprekend beschouwd, en de avonturen
van het bewustzijn gaan na de dood zonder onderbreking verder. Wanneer
een menselijk lichaam sterft, begint zijn bewoner aan een reis door
het gebied van Hel, koningin van de dood: zij wordt afgebeeld als half
blauw, dat betekent half dood en toch half levend, en zij is de dochter
van Loki – denkvermogen. Dit interessante thema treffen we in
veel mythologieën aan, die erop doelen dat de dood ontstond na
het ontwaken van de intelligentie, zodat het gebruik van dit vermogen
en van de vrije wil waarmee dat gepaard gaat algemeen in verband wordt
gebracht met het introduceren van de dood en de gelegenheid die deze
de ziel biedt om de ervaringen die ze tijdens het leven heeft ondergaan
te evalueren en daar lering uit te trekken, en ook om haar rust en herstel
te bieden.
Wanneer een mens sterft, wordt de ziel, voordat zij begint aan de reis
door het gebied van Hel, toegerust met schoeisel dat precies in overeenstemming
is met haar karakter: een goede en vriendelijke persoon wordt voorzien
van stevige schoenen terwijl de grove en aardgerichte mens schaars is
geschoeid of barrevoets gaat over rotsen en langs doornstruiken die
hij moet passeren om de bron van Urd te bereiken waar over zijn toekomst
zal worden beslist. Urd is, zoals we hebben gezien, Oorsprong –
oorzaken die in het verleden zijn geschapen. Zij begiet de individuele
levensboom van de ziel en ook de kosmische Yggdrasil: het verleden bepaalt
iemands hele toekomstige situatie, zowel tijdens de dood als in toekomstige
levens.
Bij de bron van Urd wordt de ziel beoordeeld door Odin, zijn diepste
Zelf, ‘vader van de goden’ en ook zijn eigen ‘vader
in de hemel’. Maar hoewel Odin het oordeel velt, doet hij dat
in overeenstemming met de ingevingen van Urd – het verleden van
de ziel bepaalt het oordeel van haar innerlijke god en wat haar plaats
zal zijn in het gebied van Hel dat vele niveaus kent. Na het oordeel
zoekt de ziel een geschikte woonplaats en door affiniteit vindt ze in
de eindeloos gevarieerde gebieden van de dood de plek die voor haar
is bestemd. De ene ziel kan genieten van door de zon beschenen weiden
bezaaid met bloemen als dit overeenkomt met haar natuurlijke neigingen;
een ander, die een boosaardige instelling heeft, wordt misschien opgesloten
in een van gif doortrokken kooi onder de poorten die omlaag leiden naar
lagere werelden. De Edda geeft niet precies aan hoe lang deze toestanden
na de dood duren, maar als we redeneren op basis van logica en van Griekse,
Tibetaanse en andere mystieke bronnen, kunnen we gerust aannemen dat
ieder individu in deze zelfgemaakte droomwereld verblijft tot de aantrekkingskracht
ervan is uitgeput. Een andere beschrijving van de toestanden na de dood
wordt gegeven in Loki’s Schimpdicht, waar de elfen aanwezig zijn
bij een banket van de goden, maar half in slaap en zich niet bewust
van hun omgeving.
Na verloop van tijd is de Áse-maker gereed om zijn reis door
het leven op aarde voort te zetten. Opnieuw bezoekt hij de bron van
Urd, die nu de taak heeft om een moeder uit te zoeken voor zijn nieuwe
geboorte. Opnieuw zien we dat het verleden de toekomst bepaalt in een
onontkoombare opeenvolging van oorzaak en gevolg. We hebben gezien hoe
Bärgälmer, het eindresultaat van een kosmos of van een wereld,
werd vermalen en gered om opnieuw te worden gebruikt in een volgende
manifestatie als Örgälmer. Dezelfde wet kan naar analogie
worden toegepast op het menselijke leven, dat een heelal is op kleinere
schaal. Zoals zaden die in de lente worden geplant na vele dagen en
nachten hun vruchten voortbrengen waar ze werden gezaaid, zo ook zullen
zaden van het denken en van het handelen een oogst opleveren van goede
of kwade gevolgen op het gebied waar ze hun oorsprong hadden, zelfs
nog nadat de mens vele keren is gestorven en geboren.
De enige ware hel in de Edda is Niflhel, de sfeer van absolute stof
waar het materiaal voor nieuwe werelden wordt gevormd uit het bezinksel
van de oude, nadat dit is vermalen op de molen, homogeen is geworden,
gereduceerd is tot vormloosheid. Het is de brouwketel van Sinmara die,
zoals de ketel van de Welshe Ceridwen, moeder-stof bevat. Het lijkt
erop dat alleen een ziel die zo volkomen is ontaard dat ze geen mede
heeft om bij te dragen aan haar innerlijke god het gevreesde lot leert
kennen: totale vernietiging. Omdat ze haar hele wezen heeft verbonden
met de uiterlijke kant van de natuur, heeft ze elk spoor van spiritualiteit
verloren en haar hamingja kan haar niet langer inspireren om terug te
keren naar de goddelijke sferen die haar thuis zijn. Zo’n ziel,
die onherroepelijk door en lager dan het huis van Hel met zijn vele
vertrekken, zowel weelderige als troosteloze, is gegaan, en geen enkele
groei kent van een blijvende geest, daalt af naar de Niflhel van absolute
vernietiging. Alle anderen bezoeken de bron van Urd voor hun keuze van
het komende lot in het leven: de meest geschikte en nuttige situatie
voor de verdere groei van de ziel. De omstandigheden die op die manier
worden gekozen staan ons misschien niet altijd aan, want we hebben niet
de wijsheid van onze goddelijke hamingja om te zien wat de ziel precies
nodig heeft. Het kan heel goed zijn dat voor de één een
gelukkig leven grotere sympathie en een ruimere bewustwording zullen
brengen, maar het is heel vaak zo dat lijden een meer doeltreffend middel
is om de behoeften van de ander te leren kennen en ons de wijsheid te
geven om op de juiste manier daaraan te voldoen, waardoor de ziel milder
wordt en deze in goddelijk mededogen kan opgaan in het universele. De
juiste en passende keuze uit de bron van het verleden zal niettemin
worden gemaakt.
Evenals andere traditionele geschriften beschouwt de Edda wederbelichaming
van bewustzijn op alle niveaus en de absolute rechtvaardigheid van de
natuurwet als vanzelfsprekend. Er is een christelijke glosse toegevoegd
aan de conclusie van het tweede lied van Helge Hundingsbane:
In vroeger tijden dacht men dat mensen na de dood
opnieuw werden geboren; maar dit wordt nu oudewijvenpraat genoemd.
Helge en Sigrun zouden opnieuw zijn geboren; hij werd toen Helge Haddingskate
genoemd en zij Kaora Halfdansdotter, zoals wordt verteld in de liederen
van de kraai; en zij was een walkure.
Het is de moeite waard op te merken dat we in de oudste overblijfselen
van elke mythologie het grootste aandeel universele theosofie aantreffen
en de meest verheven denkbeelden. Het schijnt dat de tussenliggende
millennia weinig anders hebben gedaan dan dat ze de zuivere versies
uit de prehistorie hebben verdraaid; om toegang te krijgen tot de zuivere
ideeën moeten we vaak een weg banen door barrières van onwetendheid
en belemmerend vooroordeel die in de loop van de eeuwen zijn ingelast
en waardoor de juwelen van het denken die ze bevatten in feite worden
verborgen.
De maskers van
Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 86-9
© 2005 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag