De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid
Elsa-Brita Titchenell

isbn 9789070328634, gebonden, bestel boek

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2005  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

      Inhoudsopgave     

 

5 – De schepping van de aarde

 

De schepping van onze planeet wordt op verschillende manieren beschreven. De godheid van de aarde is Frey, de heldhaftige. Hij is de zoon van Njörd en een broer van Freya, en hij bezit een magisch zwaard dat korter zou zijn dan het gebruikelijke wapen maar onoverwinnelijk als degene die het hanteert moedig is. Het moet worden verdiend door ieder van Odins strijders die het walhalla wil bereiken.

De ziel van de aarde is Idun, beschermer van de appels van onsterfelijkheid die zij bij verschillende gelegenheden de goden aanbiedt, maar ze zal niet bezwijken voor smeekbeden tussen de maaltijden door. Idun is de dochter van de reus Ivalde – ‘de oudste van zijn jongere kroost’. Nanna, de ziel van de maan, een van zijn ‘oudere kroost’, stierf aan een gebroken hart bij de dood van haar echtgenoot Balder, de zonnegod.1 Dit kan een manier zijn om erop te wijzen dat onze levende planeet een andere zon ziet, een ander aspect van het zonnewezen, dan haar voorganger. De zonen van Ivalde zijn de elementen die onze planeet samenstellen; zij zijn de levenskrachten die eens de woning van Nanna vormden maar na haar dood die van Idun begonnen te vormen. Volgens de theosofische leringen omvat iedere planeet – waaronder de onze – en ook de zon, verschillende onzichtbare bollen naast de bol die we kennen; in die leringen wordt onze aarde beschouwd als de vijfde in een reeks van zeven belichamingen van de planetaire godheid, waarvan de maan de vierde is geweest; ons planetaire stelsel is daarom één stap verder gevorderd dan de vroegere samengestelde wereld van de maan.

Veel tradities beschouwen de maan als de ouder van de aarde en zeggen dat de substanties en levensessenties ervan nog steeds worden overgebracht naar haar opvolger. De mythen vinden hiervoor enige steun in het feit dat de zichtbare maan langzaam kleiner wordt, vooral de kant die naar de aarde is gekeerd. Eén beeldspraak schildert de maan als een moeder die om de wieg van haar kind, de aarde, cirkelt. Het populaire Engelse kinderrijmpje over Jack and Jill heeft als oorsprong de Edda waar hun namen Hjuke en Bil zijn, en ze gaan naar de maan om iets van de substantie daarvan te halen en mee terug te brengen naar de aarde. Wanneer ze daar zijn, kunnen we hun gedaanten zien als silhouetten tegen het licht van de maanschijf, ongeveer zoals wij het mannetje in de maan zien. Tradities van de Amerikaanse indianen verwijzen naar de aarde als ‘moeder aarde’ en naar de maan als ‘grootmoeder maan’, wat hetzelfde thema van opvolging laat zien.

In één verhaal vertelt de Edda over het bouwen van de aarde als een wedstrijd tussen twee groepen: de ene bestond uit twee van Ivalde’s zonen, de dwergen Sindre en Brock (het planten- en mineralenrijk); de andere uit Dvalin (de niet ontwaakte menselijk-dierlijke ziel) geholpen door Loki (het denkvermogen). Er werd gestreden om vast te stellen wie de meest geschikte geschenken voor de goden kon voortbrengen.

Brock en Sindre scheppen voor Odin de zichzelf vernieuwende ring, Draupnir, waaruit iedere negende nacht acht soortgelijke ringen voortkomen, waardoor ze de cyclische vernieuwing en de voortzetting van levensvormen voor altijd veiligstellen. Ze maakten voor de god van de aarde, Frey, een gouden everzwijn. Dit symbool voor de aarde vinden we ook in de Purana’s van de hindoes, waar Brahma in de vorm van een everzwijn de aarde optilde uit de wateren van de ruimte en deze ondersteunt met zijn slagtanden. Voor Thor maakten de dwergen de hamer Mjölnir, de verpulveraar. Dit is de ‘donderkeil’ in de populaire versies die, zoals we hebben gezien, elektriciteit en magnetisme symboliseert, haat en liefde, vernietiging en schepping en, in de vorm van de swastika, eeuwige beweging. Deze heeft de eigenschap om altijd terug te keren naar de hand die hem heeft weggeslingerd, waardoor een cirkel wordt gesloten; naast de fysieke betekenissen ervan is dit één manier om de wet van rechtvaardigheid weer te geven die in de universele natuur op al haar ‘niveaus’ geldt. We herkennen hierin gemakkelijk de oosterse leer van karma die voor elk gebied van het leven geldt, en harmonie herstelt waar deze ook maar is verstoord en, op de grootse kosmische schaal, het cyclisch opnieuw verschijnen van werelden veroorzaakt. De hamer van Thor heeft echter een nogal korte steel, want tijdens het smeden had Loki zich vermomd als een bij en de dwerg die de blaasbalg bediende gemeen gestoken. Het werk van de dwerg stokte maar een ogenblik, maar dat was genoeg om het geschenk onvolkomen te maken waardoor Loki en Dvalin de overwinning behaalden. Toch zijn de geschenken van de dwergen de beste die kunnen worden voortgebracht door het planten- en mineralenrijk voor het goddelijke (Odin), voor het levenskrachtige (Thor) en voor de planeetgeest (Frey). Er moet echter worden opgemerkt dat deze geschenken, voortgebracht als ze zijn door de mineralen en planten, beperkt zijn tot de fysieke eigenschappen die hun scheppers betreffen: Odins ring verwijst duidelijk naar de cyclische ontwikkeling met haar steeds terugkerende gebeurtenissen; de veranderende seizoenen zijn een karakteristiek voorbeeld daarvan; het everzwijn van Frey met zijn glinsterende gouden borstelhaar trekt zijn strijdwagen door de hemel; terwijl de scheppende en vernietigende hamer van Thor de levenskracht voorstelt en de krachten die we in verband brengen met de elementen – donder en bliksem, seismische spanning en beweging, en de wisselwerking tussen zwaartekrachts- en magnetische velden.

Om daarmee te wedijveren maakt Dvalin geholpen door Loki voor Odin de magische speer die zijn doel nooit mist wanneer deze door iemand met een zuiver hart wordt gehanteerd. Dit is de evolutionaire wil, vaak gesymboliseerd door een speer, soms door een zwaard. Het is de ingeboren drang in ieder levend wezen om te groeien en vooruit te gaan naar een meer gevorderde toestand. Dit heeft de mystieke betekenis van een offer wanneer Odin, vastgenageld aan de levensboom, eveneens met een speer wordt doorboord. Ook andere gekruisigde verlossers zijn met een speer doorstoken.

Want Thor, Dvalin en Loki herstellen het gouden haar van Sif, zijn vrouw (de oogst), dat door Loki was gestolen – een menselijk misbruik van de overvloed van de aarde? – wat mogelijk verwijst naar meer dan alleen de fysieke granen van de aarde. Het geschenk om het oneindige potentieel van de evolutionaire groei op ieder gebied van stof en bewustzijn opnieuw uit te zaaien houdt een grote belofte in voor de wereld die op het punt staat om te worden gevormd. Frey ontvangt als zijn geschenk het schip Skidbladnir, dat alle zaden van elke levenssoort bevat, en toch kan worden ‘samengevouwen als een zakdoek’ wanneer zijn eigen leven is geëindigd.

Terwijl het fysieke, astrale, vitale en alles wat verder nodig is voor de nieuwe planeet worden verzameld en op deze manier opnieuw worden gevormd, worden de geestelijke beginselen, Lif en Lifthrasir (leven en overlever, waarbij de laatstgenoemde ‘moeilijk te doden’ of onvernietigbaar betekent), ‘verborgen in de geheugenbewaarplaats van de zon’. Deze vormen het quasi-onsterfelijke deel van de planeet, de onsterfelijke geest-ziel van het mensenrijk, de zonne-essentie van de mensheid die gedurende de hele levensperiode van de zon blijft bestaan. Allegorisch leren we uit dit verhaal dat hoewel de elementalenrijken goede en nuttige geschenken voortbrengen voor de zich belichamende godheden, de menselijke vindingrijkheid van een hogere orde is en in de strijd de overwinning behaalt.

De naam die aan onze fysieke planeet wordt gegeven, Midgárd, betekent ‘middenhof’. Deze plaatsing van onze bol in een centrale positie komt opvallend overeen met de theosofische beschrijving van ons aardse thuis als een samenstel van een reeks bollen, en de middelste daarvan is de sfeer die wij bewonen. Het aantal van zijn etherische metgezellen varieert in de verschillende mythologieën; omdat de hoogste daarvan zo spiritueel zijn en het menselijke begripsvermogen zo ver te boven gaan dat ze niet voorstelbaar zijn, worden ze in sommige mythische kosmogonieën geheel weggelaten, of anders alleen vaag aangeduid. De twaalf die in de Edda’s worden opgesomd in Grimnismál verwijzen naar een patroon waarbij zes steeds materiëlere bollen culmineren in de onze, gevolgd door zes steeds spiritueler sferen die culmineren in de goddelijke top van het aardse stelsel. Onze aardbol is de reus Trym van de Edda en rust op het meest materiële van de niveaus die de substanties voor de twaalf huizen van de godheden bevatten en verschaffen.

Zoals andere mythologische historische verslagen kent de Edda zijn overstromingen, zowel universele als aardse. We hebben gezien hoe Bärgälmer, het eindresultaat van een kosmische cyclus van activiteit, wordt ‘gered op de kiel van een boot’ om een nieuw stelsel van werelden te worden aan het begin van een volgende periode van manifestatie. Soortgelijke patronen verschijnen op een kleinere schaal binnen de levensduur van de aarde. Hier volgen reuzen elkaar op en, binnen iedere gigantische periode, volgen een reeks van kortere maar nog altijd enorme reuzinnen, hun dochters, elkaar op, en weerspiegelen naar analogie de grotere planetaire tijdperken van het leven.

Er zijn altijd overeenkomsten tussen de eerste van een reeks en de eerste van een ondergeschikte reeks, tussen de tweede van de ene en de tweede van de andere; soms krijgen ze dezelfde naam of een die er erg op lijkt, wat tot verwarring kan leiden maar wat ook dient om een patroon te onthullen. Bijvoorbeeld, er zijn duidelijke analogieën te trekken tussen de reuzen Ymer, Gymer, Hymer, en Rymer, die de verschillende stadia van een reeks kosmische gebeurtenissen weergeven.

Wat onze planeet betreft: we weten dat deze de hele tijd onderworpen is aan geleidelijke veranderingen, maar daarnaast vinden er af en toe catastrofen plaats. Een van de oorzaken hiervan zijn de verwoestingen door bewoners die gedurende een lange periode de wetten overtreden die de ecologie beheersen; wanneer de vernietiging door de mens ondraaglijk wordt, komt de natuur in opstand, en brengt met geweld verandering tot stand en herstelt het evenwicht van de krachten. Dit is onderdeel van de normale processen van het vermogen van de levende aarde tot genezing en herstel.

De grootste omwentelingen die radicale veranderingen in de ligging van continenten en zeeën veroorzaken worden echter beheerst door de ritmische polsslag van de eigen levensstromen van de planeet, en ze vinden plaats met tussenpozen waarvan de lengte elke exoterische geschiedenis ver te boven gaat. Gedurende de vier en een half miljard jaar van de levensduur van de huidige aarde die tot nu toe zijn verstreken, zijn er in de theosofische tradities maar vier van die grote catastrofen opgetekend. Kleinere gebeurtenissen doen zich natuurlijk vaker voor.

Mythologieën vertellen unaniem verhalen over vloedgolven en het opnieuw bevolken van de aardbol nadat deze bijna van menselijk leven was ontdaan. Sommige tradities van Amerikaanse indianen vertellen over een reeks ‘zonnen’ die elkaar opvolgen. Elke zon blijft bestaan zolang de heersende elementen, lucht, vuur en water, in evenwicht zijn; geleidelijk echter krijgt het ene of het andere de overhand en veroorzaakt een toenemende spanning tot een kritiek punt wordt bereikt, waarna een krachtige ontspanning het evenwicht herstelt, en de configuratie van landmassieven en oceanen radicaal verandert. De bewoners van de ‘nieuwe wereld’ zien de zon een ander pad nemen aan de hemel. Volgens de tradities van de Nahuatl en ook die van de Hopi zijn wij nu in de vijfde zon. De Zuni beweren meer in detail dat wij in de vierde wereld zijn maar met één voet in de vijfde. Vergelijk dit met de theosofische leringen: dat we in de vierde van zeven omlopen langs de reeks bollen van onze aarde zijn en ook in de vierde van de zeven bollen van de reeks (een keten genoemd), maar in de vijfde mensheid op deze bol.

 

Noot

1. Vgl. Vägtamskvädet, blz. 322.

 


De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 65-71

© 2005  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag