5 – De schepping van de aarde
De schepping van onze planeet wordt op verschillende manieren beschreven.
De godheid van de aarde is Frey, de heldhaftige. Hij is de zoon van
Njörd en een broer van Freya, en hij bezit een magisch zwaard dat
korter zou zijn dan het gebruikelijke wapen maar onoverwinnelijk als
degene die het hanteert moedig is. Het moet worden verdiend door ieder
van Odins strijders die het walhalla wil bereiken.
De ziel van de aarde is Idun, beschermer van de appels van onsterfelijkheid
die zij bij verschillende gelegenheden de goden aanbiedt, maar ze zal
niet bezwijken voor smeekbeden tussen de maaltijden door. Idun is de
dochter van de reus Ivalde – ‘de oudste van zijn jongere
kroost’. Nanna, de ziel van de maan, een van zijn ‘oudere
kroost’, stierf aan een gebroken hart bij de dood van haar echtgenoot
Balder, de zonnegod.1
Dit kan een manier zijn om erop te wijzen dat onze levende planeet een
andere zon ziet, een ander aspect van het zonnewezen, dan haar voorganger.
De zonen van Ivalde zijn de elementen die onze planeet samenstellen;
zij zijn de levenskrachten die eens de woning van Nanna vormden maar
na haar dood die van Idun begonnen te vormen. Volgens de theosofische
leringen omvat iedere planeet – waaronder de onze – en ook
de zon, verschillende onzichtbare bollen naast de bol die we kennen;
in die leringen wordt onze aarde beschouwd als de vijfde in een reeks
van zeven belichamingen van de planetaire godheid, waarvan de maan de
vierde is geweest; ons planetaire stelsel is daarom één
stap verder gevorderd dan de vroegere samengestelde wereld van de maan.
Veel tradities beschouwen de maan als de ouder van de aarde en zeggen
dat de substanties en levensessenties ervan nog steeds worden overgebracht
naar haar opvolger. De mythen vinden hiervoor enige steun in het feit
dat de zichtbare maan langzaam kleiner wordt, vooral de kant die naar
de aarde is gekeerd. Eén beeldspraak schildert de maan als een
moeder die om de wieg van haar kind, de aarde, cirkelt. Het populaire
Engelse kinderrijmpje over Jack and Jill heeft als oorsprong de Edda
waar hun namen Hjuke en Bil zijn, en ze gaan naar de maan om iets van
de substantie daarvan te halen en mee terug te brengen naar de aarde.
Wanneer ze daar zijn, kunnen we hun gedaanten zien als silhouetten tegen
het licht van de maanschijf, ongeveer zoals wij het mannetje in de maan
zien. Tradities van de Amerikaanse indianen verwijzen naar de aarde
als ‘moeder aarde’ en naar de maan als ‘grootmoeder
maan’, wat hetzelfde thema van opvolging laat zien.
In één verhaal vertelt de Edda over het bouwen van de
aarde als een wedstrijd tussen twee groepen: de ene bestond uit twee
van Ivalde’s zonen, de dwergen Sindre en Brock (het planten- en
mineralenrijk); de andere uit Dvalin (de niet ontwaakte menselijk-dierlijke
ziel) geholpen door Loki (het denkvermogen). Er werd gestreden om vast
te stellen wie de meest geschikte geschenken voor de goden kon voortbrengen.
Brock en Sindre scheppen voor Odin de zichzelf vernieuwende ring, Draupnir,
waaruit iedere negende nacht acht soortgelijke ringen voortkomen, waardoor
ze de cyclische vernieuwing en de voortzetting van levensvormen voor
altijd veiligstellen. Ze maakten voor de god van de aarde, Frey, een
gouden everzwijn. Dit symbool voor de aarde vinden we ook in de Purana’s
van de hindoes, waar Brahma in de vorm van een everzwijn de aarde optilde
uit de wateren van de ruimte en deze ondersteunt met zijn slagtanden.
Voor Thor maakten de dwergen de hamer Mjölnir, de verpulveraar.
Dit is de ‘donderkeil’ in de populaire versies die, zoals
we hebben gezien, elektriciteit en magnetisme symboliseert, haat en
liefde, vernietiging en schepping en, in de vorm van de swastika, eeuwige
beweging. Deze heeft de eigenschap om altijd terug te keren naar de
hand die hem heeft weggeslingerd, waardoor een cirkel wordt gesloten;
naast de fysieke betekenissen ervan is dit één manier
om de wet van rechtvaardigheid weer te geven die in de universele natuur
op al haar ‘niveaus’ geldt. We herkennen hierin gemakkelijk
de oosterse leer van karma die voor elk gebied van het leven geldt,
en harmonie herstelt waar deze ook maar is verstoord en, op de grootse
kosmische schaal, het cyclisch opnieuw verschijnen van werelden veroorzaakt.
De hamer van Thor heeft echter een nogal korte steel, want tijdens het
smeden had Loki zich vermomd als een bij en de dwerg die de blaasbalg
bediende gemeen gestoken. Het werk van de dwerg stokte maar een ogenblik,
maar dat was genoeg om het geschenk onvolkomen te maken waardoor Loki
en Dvalin de overwinning behaalden. Toch zijn de geschenken van de dwergen
de beste die kunnen worden voortgebracht door het planten- en mineralenrijk
voor het goddelijke (Odin), voor het levenskrachtige (Thor) en voor
de planeetgeest (Frey). Er moet echter worden opgemerkt dat deze geschenken,
voortgebracht als ze zijn door de mineralen en planten, beperkt zijn
tot de fysieke eigenschappen die hun scheppers betreffen: Odins ring
verwijst duidelijk naar de cyclische ontwikkeling met haar steeds terugkerende
gebeurtenissen; de veranderende seizoenen zijn een karakteristiek voorbeeld
daarvan; het everzwijn van Frey met zijn glinsterende gouden borstelhaar
trekt zijn strijdwagen door de hemel; terwijl de scheppende en vernietigende
hamer van Thor de levenskracht voorstelt en de krachten die we in verband
brengen met de elementen – donder en bliksem, seismische spanning
en beweging, en de wisselwerking tussen zwaartekrachts- en magnetische
velden.
Om daarmee te wedijveren maakt Dvalin geholpen door Loki voor Odin
de magische speer die zijn doel nooit mist wanneer deze door iemand
met een zuiver hart wordt gehanteerd. Dit is de evolutionaire wil, vaak
gesymboliseerd door een speer, soms door een zwaard. Het is de ingeboren
drang in ieder levend wezen om te groeien en vooruit te gaan naar een
meer gevorderde toestand. Dit heeft de mystieke betekenis van een offer
wanneer Odin, vastgenageld aan de levensboom, eveneens met een speer
wordt doorboord. Ook andere gekruisigde verlossers zijn met een speer
doorstoken.
Want Thor, Dvalin en Loki herstellen het gouden haar van Sif, zijn
vrouw (de oogst), dat door Loki was gestolen – een menselijk misbruik
van de overvloed van de aarde? – wat mogelijk verwijst naar meer
dan alleen de fysieke granen van de aarde. Het geschenk om het oneindige
potentieel van de evolutionaire groei op ieder gebied van stof en bewustzijn
opnieuw uit te zaaien houdt een grote belofte in voor de wereld die
op het punt staat om te worden gevormd. Frey ontvangt als zijn geschenk
het schip Skidbladnir, dat alle zaden van elke levenssoort bevat, en
toch kan worden ‘samengevouwen als een zakdoek’ wanneer
zijn eigen leven is geëindigd.
Terwijl het fysieke, astrale, vitale en alles wat verder nodig is voor
de nieuwe planeet worden verzameld en op deze manier opnieuw worden
gevormd, worden de geestelijke beginselen, Lif en Lifthrasir (leven
en overlever, waarbij de laatstgenoemde ‘moeilijk te doden’
of onvernietigbaar betekent), ‘verborgen in de geheugenbewaarplaats
van de zon’. Deze vormen het quasi-onsterfelijke deel van de planeet,
de onsterfelijke geest-ziel van het mensenrijk, de zonne-essentie van
de mensheid die gedurende de hele levensperiode van de zon blijft bestaan.
Allegorisch leren we uit dit verhaal dat hoewel de elementalenrijken
goede en nuttige geschenken voortbrengen voor de zich belichamende godheden,
de menselijke vindingrijkheid van een hogere orde is en in de strijd
de overwinning behaalt.
De naam die aan onze fysieke planeet wordt gegeven, Midgárd,
betekent ‘middenhof’. Deze plaatsing van onze bol in een
centrale positie komt opvallend overeen met de theosofische beschrijving
van ons aardse thuis als een samenstel van een reeks bollen, en de middelste
daarvan is de sfeer die wij bewonen. Het aantal van zijn etherische
metgezellen varieert in de verschillende mythologieën; omdat de
hoogste daarvan zo spiritueel zijn en het menselijke begripsvermogen
zo ver te boven gaan dat ze niet voorstelbaar zijn, worden ze in sommige
mythische kosmogonieën geheel weggelaten, of anders alleen vaag
aangeduid. De twaalf die in de Edda’s worden opgesomd in Grimnismál
verwijzen naar een patroon waarbij zes steeds materiëlere bollen
culmineren in de onze, gevolgd door zes steeds spiritueler sferen die
culmineren in de goddelijke top van het aardse stelsel. Onze aardbol
is de reus Trym van de Edda en rust op het meest materiële van
de niveaus die de substanties voor de twaalf huizen van de godheden
bevatten en verschaffen.
Zoals andere mythologische historische verslagen kent de Edda zijn
overstromingen, zowel universele als aardse. We hebben gezien hoe Bärgälmer,
het eindresultaat van een kosmische cyclus van activiteit, wordt ‘gered
op de kiel van een boot’ om een nieuw stelsel van werelden te
worden aan het begin van een volgende periode van manifestatie. Soortgelijke
patronen verschijnen op een kleinere schaal binnen de levensduur van
de aarde. Hier volgen reuzen elkaar op en, binnen iedere gigantische
periode, volgen een reeks van kortere maar nog altijd enorme reuzinnen,
hun dochters, elkaar op, en weerspiegelen naar analogie de grotere planetaire
tijdperken van het leven.
Er zijn altijd overeenkomsten tussen de eerste van een reeks en de
eerste van een ondergeschikte reeks, tussen de tweede van de ene en
de tweede van de andere; soms krijgen ze dezelfde naam of een die er
erg op lijkt, wat tot verwarring kan leiden maar wat ook dient om een
patroon te onthullen. Bijvoorbeeld, er zijn duidelijke analogieën
te trekken tussen de reuzen Ymer, Gymer, Hymer, en Rymer, die de verschillende
stadia van een reeks kosmische gebeurtenissen weergeven.
Wat onze planeet betreft: we weten dat deze de hele tijd onderworpen
is aan geleidelijke veranderingen, maar daarnaast vinden er af en toe
catastrofen plaats. Een van de oorzaken hiervan zijn de verwoestingen
door bewoners die gedurende een lange periode de wetten overtreden die
de ecologie beheersen; wanneer de vernietiging door de mens ondraaglijk
wordt, komt de natuur in opstand, en brengt met geweld verandering tot
stand en herstelt het evenwicht van de krachten. Dit is onderdeel van
de normale processen van het vermogen van de levende aarde tot genezing
en herstel.
De grootste omwentelingen die radicale veranderingen in de ligging
van continenten en zeeën veroorzaken worden echter beheerst door
de ritmische polsslag van de eigen levensstromen van de planeet, en
ze vinden plaats met tussenpozen waarvan de lengte elke exoterische
geschiedenis ver te boven gaat. Gedurende de vier en een half miljard
jaar van de levensduur van de huidige aarde die tot nu toe zijn verstreken,
zijn er in de theosofische tradities maar vier van die grote catastrofen
opgetekend. Kleinere gebeurtenissen doen zich natuurlijk vaker voor.
Mythologieën vertellen unaniem verhalen over vloedgolven en het
opnieuw bevolken van de aardbol nadat deze bijna van menselijk leven
was ontdaan. Sommige tradities van Amerikaanse indianen vertellen over
een reeks ‘zonnen’ die elkaar opvolgen. Elke zon blijft
bestaan zolang de heersende elementen, lucht, vuur en water, in evenwicht
zijn; geleidelijk echter krijgt het ene of het andere de overhand en
veroorzaakt een toenemende spanning tot een kritiek punt wordt bereikt,
waarna een krachtige ontspanning het evenwicht herstelt, en de configuratie
van landmassieven en oceanen radicaal verandert. De bewoners van de
‘nieuwe wereld’ zien de zon een ander pad nemen aan de hemel.
Volgens de tradities van de Nahuatl en ook die van de Hopi zijn wij
nu in de vijfde zon. De Zuni beweren meer in detail dat wij in de vierde
wereld zijn maar met één voet in de vijfde. Vergelijk
dit met de theosofische leringen: dat we in de vierde van zeven omlopen
langs de reeks bollen van onze aarde zijn en ook in de vierde van de
zeven bollen van de reeks (een keten genoemd), maar in de vijfde mensheid
op deze bol.
Noot
1. Vgl. Vägtamskvädet,
blz. 322.
De maskers van
Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 65-71
© 2005 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag