De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid
Elsa-Brita Titchenell

isbn 9789070328634, gebonden, bestel boek

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2005  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

      Inhoudsopgave     

 

22 – Lokasenna (Loki’s schimpdicht)


Aantekeningen van de vertaler

De Asen en Ásynjor (godheden) waren verzameld in de onaantastbare ruime zalen, verlicht door schitterend goud, om de maaltijd te genieten met het bier dat door Äger was gebrouwen in de kookpot van Hymer. Thor was afwezig ‘onderweg naar het oosten’ en Loki was niet uitgenodigd. Op dit punt in de evolutie, toen het bier al was gebrouwen, was Loki, het menselijke denkvermogen, trots en zelfzuchtig geworden, niet ontvankelijk voor de ingevingen van de spirituele ziel, en daarom was er voor hem geen plaats in de feestzalen van de goden. Elfen waren wèl aanwezig: de beste eigenschappen van menselijke zielen, die hun essentie, hun ásmegir (godmaker), hadden verenigd met het goddelijke zelf, en die daarom de heilige ruimte konden betreden.

Loki doodde Fimafeng (de vingervlugge), en drong de zaal binnen en eiste zijn aandeel op in de feestvreugde. Hij herinnerde Odin aan hun verwantschap, en noemde zichzelf Lopt (verheven – aspirerende menselijke intelligentie). Op bevel van Odin stond Vidar toen zijn plaats af aan Loki en schonk hem bier, maar alvorens te drinken bracht Loki een toast uit op alle goden, en sloeg daarbij nadrukkelijk Brage (intuïtie, bardische inspiratie) over. Hij beschuldigde die edele deugd (Brage) van lafheid en, toen Brage hem armbanden van goud aanbood (die als geld werden gebruikt) en zelfs zijn paard en zwaard om op die heilige plek de vrede te bewaren, liet Loki zich nog steeds niet tot zwijgen brengen. Idun stond op om Brage te verdedigen, waarop ook zij het mikpunt werd van Loki’s snelle tong, en al snel ontving elke Áse en Ásynja, die opstond ter verdediging van een ander (nooit van zichzelf), de beledigingen van de rebel. Tenslotte kwam Frigga tussenbeide. Zij probeerde het boze gezelschap te sussen; ze maande de goden de dwaasheden van hun jeugd te vergeten en op te houden elkaar verwijten te maken over reeds lang vergeten kleine zonden, waarna Loki zich ook tegen haar keerde, en de moeder van de goden van ontrouw beschuldigde. Dit leidde tot een scherpe reactie van Freya die Loki eraan herinnerde dat ‘Frigg het lot van elk wezen kent hoewel zijzelf niets zegt’. Toen Thor op het toneel verscheen, raakte ook hij betrokken bij een woordenwisseling met Loki die, toen deze werd bedreigd met Mjölnir, de verpulveraar, tenslotte ophield en vertrok.

Op het eerste gezicht schijnt het feestmaal van de godheden een zinloze opeenvolging van beledigingen, maar bij nader onderzoek illustreert het hoe een materialistisch en niet-geïnspireerd intellect de natuur bekijkt, en vooral hoe zo’n pragmatisch denkvermogen de vermogens beschouwt die in mythische verhalen als goden worden weergegeven. Loki’s beschimpingen klinken als de taal van een viswijf op Billingsgate Market. Hij ziet in de handelingen van de universele vermogens slechts de weerspiegelingen van zijn eigen beperkte en verwrongen inzichten. Op deze manier beschouwd wordt de metafoor heel transparant. In feite worden de beschuldigingen van ontrouw en immoreel gedrag die Loki uit, precies overgenomen in de talloze boeken over mythologie van deze tijd, waarin overspel en incest bij de godheden letterlijk worden genomen en volgens hun ogenschijnlijke betekenis. Maar wanneer de goden en de godinnen meer logisch worden beschouwd als elkaar overlappende, versterkende, of afzwakkende krachtvelden die fysiek op elkaar inwerken – door zwaartekracht of op andere manieren binnen het hele elektromagnetische spectrum – dan kunnen hun gecombineerde effecten heel goed overeenkomen met wat in de mythische verhalen wordt verteld. Wanneer hun verschillende invloedssferen bovendien spirituele en goddelijke interacties omvatten, dan komt hun betekenis op een gebied van heilige wetenschap.

Het denken is tweeledig. Hoewel Loki is voortgekomen uit reus-voorouders, is hij ook een van de Asen en hun voortdurende metgezel, hulp, en vertolker wanneer ze reizen door de reuzen-werelden. Zijn streken zijn oppervlakkig gezien een rijke bron van amusement, maar als we proberen zijn plaats te begrijpen in de evolutie van wezens, dan zien we al snel de valkuilen waarin alleen Loki, niet geïnspireerd door Brage, ons kan leiden. Wanneer het lagere praktische denkvermogen (Loki) is verbonden met poëtische inspiratie (Brage), wordt het verheven (Lopt), de verlossing van de mensheid, en biedt de mede voor de innerlijke god. Indien het alleen staat, vervreemdt het zich van het hart van het zijn; als het geen aandacht schenkt aan de intuïtie, gaat het tekeer tegen de goden, tegen de universele wet, tegen rechtvaardigheid, liefde en mededogen. Onze eigen beschaving illustreert dit want, hoewel de meeste mensen een goede instelling hebben en geneigd zijn meedogend te handelen, wordt slimheid vaak hoger aangeprezen dan deugd en worden fysieke bekwaamheden meer gewaardeerd dan wijsheid. Als de zachtaardiger eigenschappen in de wereld helemaal zouden ontbreken, zou onze wereld werkelijk een hel zijn, want technologie die niet door ethiek wordt getemperd leidt tot rampen (het Engelse woord voor ramp, disaster, betekent letterlijk: iets dat ons scheidt van de sterren). De menselijke vooruitgang wordt niet het meest bevorderd door het denken alleen, maar door het denken en het hart met elkaar te verbinden.

Omdat de Asen bij hun feesten deelhebben aan wat in het zojuist geëindigde leven op spiritueel gebied is vergaard, rusten de elfen bij hen. Dat zijn zielen die hun band met de godheden hebben verdiend, en die dat gedeelte van het denken dat zijn eigen afzonderlijke doeleinden nastreeft – Loki – ‘buiten’sluiten. Maar de slapende elfen zijn nog niet volledig bewust in de sferen van de goden en kunnen geen actieve rol spelen in de feestelijkheden; hun bewustzijn is niet geschikt om die gebieden te ervaren. Ze zijn de toevoegingen van het goede aan de ziel, en dromen de hemelse dromen in de hogere zalen van Hel, terwijl ze wachten op de drang om nogmaals als mannen en vrouwen te incarneren.

Er is ook een andere verklaring voor de slapende elfen. In de heilige tradities heeft elk van de natuurrijken in elke wereld op zijn beurt een bloeitijd; de andere levensstromen die tot die wereld behoren zijn dan relatief inactief. Zoals we kunnen waarnemen, concentreert onze aarde op het ogenblik haar levenskrachten in de menselijke sfeer. De vertegenwoordigers van de mineralen en planten verkeren, hoewel ze aanwezig zijn, voor het grootste deel in rust. Er wordt gezegd dat wanneer het mineralenrijk actief is, vulkanisme wijdverspreid is; en dat wanneer de vegetatie haar grootste bloei doormaakt, planten niet rustig zijn geworteld maar zich vrij over de aarde bewegen. Wanneer de volgende levensgolf die na de mensen komt onze planeet bereikt, zal die van ons ‘slapen’ tussen de laagste rijken van de goden die dan de overheersende wezens van de bol zullen zijn die zich ontwikkelen, en die het ‘bier van het leven drinken’.


 

Lokasenna

Nadat Äger, ook Gymer genaamd, de grote kookpot had ontvangen, zoals is verteld,1 had hij voor de Asen een drinkgelag voorbereid. Bij dit banket kwamen Odin en Frigg, zijn vrouw. Thor kwam niet, omdat hij op reis was in het oosten, maar Sif, zijn vrouw, was er. Ook Brage en zijn vrouw Idun. Ook Tyr; hij had één hand, want de wolf Fenris had zijn hand eraf gerukt toen hij vastgebonden lag. Njörd was er, en zijn vrouw Skade, Frey en Freya, en Vidar, Odins zoon. Loki was er, en ook de bedienden van Frey, Byggver en Beyla. Er was een menigte Asen en elfen.

Äger had twee bedienden, Fimafeng2 en Elder. Stralend goud zorgde voor het licht in plaats van vuur, het bier werd vanzelf geschonken, en de plaats was ruim en onaantastbaar. Zij die aanwezig waren prezen de voortreffelijkheid van Ägers bedienden; Loki kon dit niet verdragen, dus doodde hij Fimafeng, waarna de Asen met hun schilden zwaaiden, tegen Loki schreeuwden en hem het bos in dreven terwijl ze verdergingen met drinken. Loki keerde terug en buiten ontmoette hij Elder. Hij zei:

Loki:
Zeg me, Elder, voor je nog een stap zet: Waarover spreken de zonen van de zegevierende goden op het bierfeest?
Elder: De zonen van de zegevierende goden beoordelen hun wapens en hun krijgseer. Niemand van de Asen en elfen daarbinnen heeft een goed woord voor u over.
Loki: Ik zal de zaal van Äger binnengaan en dit drinkgelag bekijken. Ik zal de zonen van de Asen tot voorwerp van minachting maken en boosheid bij hen wekken, en zo de mede vermengen met het kwaad.
Elder: Weet dat als je de zaal van Äger binnengaat om dit drinkgelag te bekijken en de vriendelijke goden tot voorwerp van minachting maakt en ze beledigt, ze zich op jou kunnen afreageren.
Loki: En je weet, Elder, dat, als wij tweeën het moeten uitvechten met woorden, ik veel beter gewapend ben met spraak dan jij.
Toen ging Loki de zaal binnen. Bij zijn binnenkomst viel iedereen stil.
Loki: Dorstig kwam Lopt van ver naar deze zaal om de Asen te vragen of één van hen hem een slok wil geven van de voortreffelijke mede. Waarom zwijgen jullie, mistroostige goden? Hebben jullie niets te zeggen? Wijs mij een stoel aan of jaag me anders weg met geweld.
Brage: Een zetel aan de feesttafel zul je nooit krijgen van de Asen omdat ze heel goed weten wat voor soort persoon ze kiezen om mee te drinken.
Loki: Bedenk, Odin, hoe wij vroeger samen ons bloed vermengden; toen zei je dat je nooit bier zou drinken als het niet ons beiden werd voorgezet.
Odin: Sta op, Vidar, en laat de vader van de wolf een zetel hebben in de vergadering, opdat Loki ons niet beschuldigt en minacht hier in de zaal van Äger.
Vidar stond op en schonk Loki in. Voor hij dronk sprak Loki de Asen toe:
Loki: Gegroet jullie Asen, gegroet Ásynjor, gegroet al jullie heilige goden, behalve hem die het verst naar binnen zit op de bank – Brage!
Brage: Mijn paard en zwaard geef ik je graag, en ook een ring sta ik aan je af, opdat je de Asen niet tot het voorwerp van je afgunst maakt en de goden niet boos maakt.
Loki: Ik hoop dat je voor altijd beroofd zult zijn van je paard en je armbanden, Brage! Van alle Asen en elfen ben jij het lafst.
Brage: Als ik buiten was in plaats van in de zaal van Äger, dan zou ik je hoofd in mijn hand houden. Het zou je verdiende loon zijn voor je leugen.
Loki:
Je bent dapper wanneer je zit, Brage, bank-ornament! Ga en strijd als je dat wil. Een dapper man aarzelt niet.

Idun:

Ik vraag je, Brage, voor je kinderen en je verlangde zonen, plaag Loki niet om hem te berispen in Ägers zaal.
Loki: Zwijg, Idun. Van alle vrouwen denk ik dat jij het meest gek op mannen bent, want je hebt de vloek van je broer in je prachtige armen gehouden.
Idun: Ik wil Loki hier in de zaal van Äger niet plagen met beschuldigingen. Ik zou liever Brage verzoenen die verhit is geraakt; ik wil niet dat jullie tweeën vertoornd de strijd met elkaar aangaan.
Gefion:3 Waarom zouden jullie, twee Asen, onderling zulke scherpe woorden gebruiken? Lopt weet niet hoezeer hij de goden plaagt en tart.
Loki: Zwijg, Gefion, laten we niet vergeten hoe jij werd verleid door de blanke jongeling die je het juweel gaf en met wie je je hebt verstrengeld.
Odin: Je bent gek, Loki, buiten zinnen, om Gefion boos te maken, want zij kent elk lot van de eeuwen evengoed als ik.
Loki: Zwijg, Odin; je wist nooit hoe je rechtvaardig moest kiezen tussen krijgers; vaak gaf je de overwinning aan hen aan wie je dat niet had moeten geven, de slechtsten.
Odin: En al gaf ik de overwinning aan de slechtsten aan wie ik dat niet had moeten geven, jij bracht acht winters door in de onderwereld, een melker van koeien, een vrouw, en daar bracht je kinderen voort, nakomelingen van het kwaad. Dit vind ik reden om je een stakker te noemen.
Loki: Er wordt gezegd dat je op aarde als waarzegger bent opgetreden, dat je bedrog hebt gepleegd in de wijsheid van de sibille, en over de wereld hebt gelopen in de vermomming van een tovenaar.
Frigg: Jullie zouden niet moeten spreken over handelingen die jullie in je jonge jaren hebben verricht, wat jullie twee Asen in vroegere tijden hebben gedaan. Mensen vergeten oude onenigheden.
Loki: Stil, Frigg, jij bent het meisje van Fjörgyn en was er steeds opuit om te flirten, zoals toen je, als Vidrers vrouw, zowel Vile als Vi aan je borst klemde.
Frigg: Als ik een zoon zoals Balder hier in Ägers zaal zou hebben dan zou je aan de zonen van de Asen niet ontsnappen zonder een stevige aframmeling.
Loki: Wel, Frigg, wil je dat ik meer vertel van mijn schadelijke runen? Ik zal ervoor zorgen dat je Balder niet weer naar de zalen zult zien rijden.
Freya: Je bent gek, Loki, dat je onze slechte daden breed uitmeet; Frigg kent, dat weet ik, het lot van elk wezen, hoewel zijzelf niets zegt.
Loki: Zwijg, Freya, ik ken je goed. Je hebt geen gebrek aan fouten: de Asen en elfen die hier binnen zijn, je hebt met hen allen gehoereerd.
Freya: Je hebt een valse tong en ik geloof dat je met je gebabbel in de toekomst kwaad en slechte dingen over jezelf zult afroepen. Je hebt de Asen en Ásynjor boos gemaakt. Vol schaamte zul je naar huis terugkeren.
Loki: Zwijg, Freya, je bent een heks vol van kwaad; toen de vriendelijke goden ontdekten dat je samenzweerde met je broer, heb je lelijk gefulmineerd.
Njörd: Het doet er weinig toe of de vrouw een echtgenoot of een minnaar omhelst, maar het is een wonder dat de hermafrodiet van de Asen hier kon binnenkomen, want hij heeft een nageslacht voortgebracht.4
Loki: Zwijg, Njörd. Toen je van hier naar het oosten werd gestuurd als een gegijzelde van de goden, hebben de meisjes van Hymer je gebruikt als een kruik en hebben in je mond gegoten.
Njörd: Ik heb de troostrijke gedachte dat ik, toen ik als een gegijzelde van de goden naar het oosten werd gestuurd, een zoon heb verwekt die niemand haat, een moedige verdediger van de Asen.5
Loki: Wacht, Njörd, houd je mond; dit zal niet langer verborgen blijven: bij je zuster kreeg je zo’n zoon. Dat was te verwachten.
Tyr: Frey is de beste van alle stoutmoedige Asen: de vrouw of het meisje van geen enkele man treurt om wat hij deed. Hij maakt alle banden los.
Loki: Zwijg, Tyr, je hebt nooit vrede gesloten tussen welk tweetal dan ook; laten we spreken over je rechterhand. Fenrer heeft die afgescheurd.
Tyr: Ik heb mijn hand verloren, en jij je belangrijkste getuige. De schade houdt voor ons beiden een kwaad in. De wolf is niet beter af, want hij blijft geketend tot het einde der eeuwen.
Loki: Zwijg, Tyr. Jouw vrouw overkwam het dat ze mijn zoon baarde; jij hebt cent noch el gekregen voor de schande, arme dwaas.
Frey: Ik zie de wolf liggen aan de mond van de rivier tot de heerschappij van de heersers ten einde is. Naast hem zal ook jij worden geketend als je nu niet ophoudt, intrigant.
Loki: Met goud kocht je Gymers dochter, en ook verkocht je je zwaard; maar wanneer de zonen van Muspell via het Duistere Woud rijden, hoe zal je dan vechten?
Byggver: Als ik de edele geboorte van Ingunar-Frey had gehad en zo’n gelukzalig verblijf, dan zou ik je fijner vermalen dan merg, jij ongeluksvogel, en al je ledematen verlammen.
Loki: Welke dreumes is dit die ik zijn kostje zie wegkapen, die snuffelt naar kruimels. Je babbelt in het oor van Frey en loopt rond om de molen te laten draaien.
Byggver: Byggver is mijn naam, en ik word slim genoemd onder goden en mensen; ik heb het voorrecht goed bier te drinken hier met alle zonen van Ropt.
Loki: Zwijg, Byggver, je kon het voedsel nooit eerlijk onder de mensen verdelen; en je verborg je onder het hooi van de bank wanneer mannen met elkaar op de vuist gingen.
Heimdal: Je bent dronken, Loki, en je bent je verstand kwijt; waarom houd je niet op, Loki? Overmatig drinken leidt bij zowel oud als jong ertoe dat ze de controle over hun tong verliezen.
Loki: Zwijg, Heimdal. In de ochtend van de dagen onderging je het slechte lot dat je rug steeds met modder werd bespat, jij die de wacht houdt voor de goden.
Skade: Jij bent grappig, Loki, maar je zult niet lang meer spelen met een kwispelende staart; want geboeid met de ingewanden van je koude zoon zullen de boze goden je aan een scherpe rotspunt vastbinden.
Loki: Ook al binden de boze goden mij aan een scherpe rotspunt met de ingewanden van mijn ijskoude zoon, ik was zowel de eerste als de laatste in de strijd toen Tjasse6 zijn leven verloor.
Skade: Als je de eerste en de laatste was in het rumoer toen Tjasse zijn leven verloor, dan zal je in mijn heiligdommen, mijn heilige grotten, maar beperkt wijsheid opdoen.
Loki: Vriendelijker waren je woorden tegen de zoon van Löfö toen je me bij je bed riep; zulke dingen moeten worden meegedeeld als we al onze fouten gaan vertellen.
Beyla/Sif kwam naar voren en schonk de drinkkan met mede uit voor Loki.
Sif: Gezondheid, Loki, neem deze beker die gevuld is met zachte mede, en moge alleen ik van de Asen vrij van fouten worden geacht.
Loki nam de hoorn en dronk.
Loki: Inderdaad was je alleen, toen je zo trouw en voorkomend was voor je echtgenoot, maar ik ken iemand die in het bed van Lorride heeft gelegen, en dat is de sluwe Loki.
Beyla: De bergen schudden: Ik geloof dat Lorride hierheen op weg is van thuis: hij zal de kwaadspreker, god of mens, het zwijgen opleggen.
Loki: Zwijg, Beyla, je bent de vrouw van Byggver, vol kwaad, nooit kwam er een schaamtelozer lastpost onder de kinderen van de Asen, jij smerige koemeid.
Thor kwam binnen en sprak:
Thor: Stilte, ellendige stakker, ik zal je van je spraak beroven met Mjölnir, mijn vuur-hamer; ik zal je hoofd van je nek slaan, zo zul je je leven verliezen.
Loki: Nu is de zoon van de aarde gekomen. Waarom met zoveel lawaai, Thor? Je durft niet op te scheppen over het bevechten van de wolf die de Zege-vader heelhuids opslokt.
Thor: Stil, ellendige stakker, mijn kracht-hamer Mjölnir zal je van je spraak beroven. Ik zal je ver omhoog slingeren in de oostelijke ruimte zodat niemand je meer zal zien.
Loki: Strijder, je sprak met de mensen nooit over reizen naar het oosten sinds je ineengehurkt zat in de duim van de handschoen van de reus.7 Toen leek je helemaal niet op Thor.
Thor: Stil, ellendige stakker, mijn kracht-hamer Mjölnir zal je van je spraak beroven; met mijn rechterhand zal ik je doden met Rungners vloek, zodat al je botten zullen breken.
Loki: Ik ben van plan nog heel, heel lang te leven, hoewel je me bedreigt met je hamer; heel erg stevig leken de knopen van Skrymir voor jou; hoewel je gezond en sterk was kreeg je honger.
Thor: Stil, ellendige stakker, mijn kracht-hamer Mjölnir zal je van je spraak beroven; de vloek van Rungner zal je naar Hel brengen, onder de poorten van de dood.
Loki: Ik zong voor de Asen en voor de zonen van de Asen wat ik maar wilde, maar alleen voor jou ga ik weg van hier, want ik weet dat Thor tenslotte zal toeslaan. Bier heb je gebrouwen, Äger, maar nooit meer zal je feestvieren; moge alles verbranden wat je hier bij je hebt en moge het vuur je rug verbranden.

Hierna ging Loki in de vorm van een zalm naar de Frananger rivier, waar de Asen hem vingen. Hij werd vastgebonden met de ingewanden van zijn zoon Nare. Narfi zijn [andere] zoon werd een wolf. Skade hing een giftige slang boven Loki. Het gif druppelt ervan af. Sigyn, Loki’s vrouw, zit en houdt een kom onder het gif en wanneer zij weggaat om de kom te ledigen, druipt het gif op Loki. Hij krimpt ineen van pijn zodat de aarde schudt. Dit worden aardbevingen genoemd.


Noten

1. Het Lied van Hymer, blz. 187, 195.

2. De vingervlugge.

3. Gefion is een maanaspect van Freya.

4. In een vroeger tijdperk schonk Loki belichaamd als een merrie en met de hengst Svadilfare (svadil een glibberige plaats + fara reizen, dus een ongeluk) het leven aan Sleipnir (glijder), Odins achtbenige stijdros.

5. Frey.

6. Skade’s vader.

7. Vgl. Thor en Loki in Jotunheim, blz. 184.

 

 


De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 265-78

© 2005  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag