Bijeenkomst in Den Haag
Gebouw van de Vrijmetselaars
27 april 1951 – 20.00 uur
J.G. Crabbendam, voorzitter
Jan Hoogervorst, vertaler
Crabbendam heette de aanwezige leden in het Nederlands welkom, en sloot af met te zeggen dat het een bijzonder genoegen was in deze zaal bijeen te komen, omdat hier hun nationale voorzitter, Fred Lindemans, ongeveer een maand geleden de laatste boodschap van kolonel Conger had overgebracht.
JAL: Ik wil u allemaal bedanken voor uw komst vanavond. Ik wist niet dat die bijeenkomst in deze zaal had plaatsgevonden, maar ik ben heel blij dat deze vergadering hier vanavond plaatsvindt.
Het is heel moeilijk in woorden iets van de sfeer van een verandering van leiderschap tot uitdrukking te brengen. Ik denk dat ik veilig kan zeggen dat praktisch alle Haagse leden door de jaren heen op enig moment de gelegenheid hebben gehad, zowel exoterisch als esoterisch, enkele aspecten van de mysteriën die het leiderschap omringen te bestuderen. Als we ons daarmee ook maar enigszins hebben beziggehouden, zullen we geen moeite hebben om de waarheid in te zien van een uitspraak van kolonel Conger, ik dacht in 1943, in een brief aan Iverson L. Harris, die toen voorzitter van het Kabinet was, dat een leader – of een toekomstige leader of een mogelijke leader (hoe u het ook wilt omschrijven, de naam doet er niet toe) – omringd is door spiegels en dat vooral zij die niet zo’n helder onderscheidingsvermogen hebben tot deze ontdekking komen en dat iedere persoon die in die richting kijkt zichzelf ziet.
Het is niet mijn bedoeling met deze inleidende woorden iets over de verandering van leiderschap uit te leggen. Ik riep deze bijeenkomst bijeen, evenals alle andere bijeenkomsten die de afgelopen week zijn gehouden, om met u kennis te maken, en elke vraag te beantwoorden die ik in staat ben te beantwoorden, om het werk te bevorderen dat in elke nationale afdeling met verbazingwekkende snelheid voortgang vindt.
Ik wil alleen dit zeggen, dat ieder van ons door de jaren heen een gordijn of sluier van maya weeft, en als het keuzemoment aanbreekt, maakt het deel uit van onze individuele inwijding om door die zelfgeschapen sluier van maya heen te dringen. Daarom is het heel gevaarlijk en heel onrechtvaardig als een lid zich op dat keuzemoment mengt in de inwijding die plaatsvindt in het bewustzijn van een ander lid.
Het maakt me niet uit wie mij wel als leader steunt en wie niet. Ik hoop dat dit duidelijk is. Maar ik heb wel belangstelling voor de zelfontwikkeling en het versterken van het karakter van elk lid van de TS in deze Society. Of men mij steunt of niet is niet van belang. Het werk van de meesters is het werk van de meesters en als we het werk van deze Society begrijpen, worden we lid om van onszelf betere mensen te maken, geschikter om onze medemensen te helpen – niet om haar naar beneden te halen, niet om het werk van de meesters af te breken, want dat betekent het omlaaghalen van onze medemensen. Ik denk dat dit als inleiding genoeg is.
Na de bijeenkomst van gisteravond in Utrecht, zond onze oude en toegewijde broeder Jan Goud, die de bijeenkomst niet kon bijwonen, me via zijn dochter een vraag die hij me vroeg te beantwoorden. Zodra we in het Atlanta Hotel terug waren, dicteerde ik onmiddellijk een antwoord aan hem. Zijn vraag luidde:
Een lid dat al meer dan 53 jaar lid is, een van de oudste Nederlandse leden vraagt:
Kunnen de velen die nalieten te vragen om vernieuwing van hun lidmaatschap niet voor ons werk worden gered als ze meer tijd voor hun beslissing zouden krijgen?
Uit de notulen van het Kabinet in Pasadena vernemen we dat twee leden van dat Kabinet, die dhr. Long al jarenlang kenden, 24 uur bedenktijd vroegen.
Hoeveel meer tijd is er dan nodig voor die leden die van de huidige leader niets weten, vooral in dit geval waarin kolonel Conger ook Hartley als zijn opvolger benoemde?
Ik herinner me nog goed dat Judge in de Judge-Besant zaak schreef: ‘Langzaamaan Nederlandse leden!’
Waarom zoveel haast?
(Ondertekend) J.H. Goud
Ik wil in het openbaar mijn grote waardering tegenover broeder Goud uitspreken voor het toesturen van deze vraag, omdat die aangeeft dat ik mijn gedachten op het Congres in Utrecht niet voldoende duidelijk heb gemaakt. Dit is het antwoord dat ik hem stuurde:
Het was niet mijn bedoeling de leden de indruk te geven dat ze slechts tien dagen hadden om te beslissen of ze het strookje wilden invullen en deelnemen aan de nieuwe cyclus van werk en het samenwerkingsverband dat er nu is. Ik zei dat alleen omdat we dan nog in Nederland zouden zijn en hun kaarten snel zouden kunnen bekrachtigen.
Uw gevoel is volkomen terecht dat geen leader het recht heeft, en hij zou dat ook nooit doen, om een lid te vertellen dat hij nooit meer kan toetreden tot de gelederen van hen die voor de meesters en de mensheid werken; en het laatste wat hij zou toestaan is dat zo’n verkeerde interpretatie in de geest van wie dan ook postvat. Aangezien u deze vraag stelt, is het duidelijk dat vele anderen hetzelfde gevoel als u hebben en ik zal een verklaring ter opheldering van deze zaak dicteren die aan alle Nederlandse leden zal worden gestuurd.
Zoals u uit jarenlange ervaring weet zijn we allemaal verschillend en wat uzelf in de nieuwe cyclus zo snel heeft gezien en erkend, niet in mij maar in de nieuwe cyclus, kan bij een ander lid, dat tijdelijk verblind is door de eigenaardige maya’s die als rookgordijnen oprijzen bij een verandering van leiderschap, veel meer tijd kosten, en misschien zal hij die maya nooit verdrijven. Maar doet hij dit wel, dan is het zijn onmiskenbare recht zich aan te sluiten bij hen die de zaak van de meesters dienen zoals zij zouden willen dat ze dat doen.
Ik wil hieraan nog toevoegen dat indien leden hun strookjes willen insturen nadat we vanuit Nederland naar enkele andere landen zijn vertrokken, ze die naar het adres van Fred Lindemans kunnen zenden. Hij weet waar ik ben en zal ze doorsturen naar Kirby Van Mater, en hij en ik zullen ervoor zorgen dat ze direct worden behandeld en dat de lidmaatschapskaarten worden bekrachtigd. Nadat we gereed zijn met ons werk in Europa kan men ze sturen naar de secretaris-generaal in Pasadena, waar ze worden behandeld zodra we terug zijn in Californië.
Ik kan zeggen dat vóór ik deze brief van Jan Goud ontving, hij zijn diploma al had ingestuurd, dat heel, heel oud was en waar hij bijzonder trots op was.
Crabbendam: De leader is gereed vragen te beantwoorden. [Stilte]
JAL: Misschien kan ik een aanzet geven tot enkele vragen. Ik denk dat ik van deze gelegenheid ga gebruikmaken om een aankondiging over het werk in Nederland te doen. Het werk in Nederland zal in de toekomst vrijwel op dezelfde manier worden voortgezet als in het verleden, met die uitzondering dat de formele structuur van de afdeling komt te vervallen. In plaats van een nationale voorzitter zal er een nationaal-secretaris komen. In plaats van het door de algemene raad verkozen bestuur zal er een werkcommissie komen om de nationaal-secretaris bij te staan. Deze commissie zal ikzelf benoemen, en is onderworpen aan de instemming van de secretaris en het aanvaarden van de benoeming door de genoemde personen. De loges in Nederland zullen branches worden en ze kunnen óf hun logecharters laten bekrachtigen als direct met het Hoofdkwartier verbonden branches, óf we zullen hun, als ze dat verkiezen, een nieuwe charter als branch toezenden, zodra ze zijn gedrukt. Reglementen en constituties van de afdeling komen te vervallen.
Het hele doel hiervan is, zoals de meeste van u nu inzien, het uitschakelen van de vorm en door te gaan met de geest van het werk in dit nieuwe samenwerkingsverband zodat er niets meer is dat wij mensen als excuus kunnen gebruiken om de theosofie niet in onze respectieve omgeving in praktijk te brengen.
De Amerikaanse Afdeling heeft dat vrijwillig gedaan. Andere afdelingen hebben me gevraagd voor hen hetzelfde te doen, maar dat kan ik niet doen omdat ik eerst de nationale afdelingen moet bezoeken voordat ik de svabhava van de afdeling als zodanig kan vaststellen, want we willen niets doen wat in het natuurlijk functioneren van een land zou ingrijpen. Maar we hopen dat alle nationale groepen uiteindelijk de scheidende tendens van een nationale afdeling hier en een nationale afdeling daar uit de weg zullen ruimen – een Zweedse Afdeling hier en een Nederlandse Afdeling daar – als zodanig is er te veel gescheidenheid. Dit is een broederschap, een samenwerkingsverband en we hopen dat als de loges branches worden die direct met het Hoofdkwartier zijn verbonden en samenwerken met een door de leader benoemde nationaal-secretaris en zijn werkcommissie, alle nationale afdelingen in de toekomst veel vrijer en beter kunnen functioneren.
Ik heb nog met niemand gesproken over de mensen die ik in gedachten heb. Ik heb geprobeerd na te gaan wat er in Nederland is gedaan, en heb gezien dat er prachtig werk is verricht. Ik kan gerust zeggen dat het onder de nationale afdelingen het sterkste brandpunt van spirituele kracht is van de TS. Maar behalve met Fred Lindemans heb ik nog met geen van hen die ik als kandidaten voordraag gesproken.
Ik benoem hierbij Fred Lindemans tot nationaal-secretaris voor Nederland. En ik benoem, onder voorbehoud van hun aanvaarding, de volgende werkcommissie, die Fred Lindemans zal bijstaan:
J.G. Crabbendam
Ab Bonset
Arnold van der Laan
Henk Oosterink
Jan Hoogervorst
Fergus Goud
Piet Hagedoorn
Joop Brakel
A. Arink
Broeder Arink zal penningmeester blijven, broeder Bonset zal notulist zijn, dus hetzelfde doen als wat hij nu doet.
Op deze manier heeft Fred Lindemans een werkcommissie of -staf van negen mensen naast zich, en als zij het werk in Nederland niet kunnen volbrengen dan kan denk ik niemand het. Ik vond het vooral belangrijk dat enkele van de jongeren actief bij het werk worden betrokken. U zou in Nederland heel trots moeten zijn op de kracht van de jonge mensen waarover u in het werk beschikt; en ik wil u zeggen dat de jonge mensen over de hele wereld uitstekend werk verrichten. Ze hebben totaal geen moeite wat dan ook te doorzien, en ze zetten zich volledig in voor de theosofie.
De algemene raad, de groep logevoorzitters die voortaan branch-voorzitters zullen zijn, zal voortaan in plaats van een regelgevende functie een spirituele functie vervullen. Zij zullen niet zozeer als een raad optreden – want die benaming is verkeerd – maar als brandpunten in de verschillende delen van Nederland om met behulp van de nationaal-secretaris dit samenwerkingsverband een grotere impuls te geven. En de nationaal-secretaris zal de vrijheid hebben op ieder geschikt moment een vergadering van branch-voorzitters bijeen te roepen om elk probleem of elke zaak te bespreken met betrekking tot de bevordering van het werk van de theosofie in Nederland. Met andere woorden wat ik doe, is eenvoudig van Nederland en het werk in Nederland een echt samenwerkingsverband maken. Dat zou ik in elk land willen zien gebeuren, een samenwerkingsverband dat zijn kracht van de hoofdstam van de boom ontvangt opdat al deze nationale groepen geen afzonderlijke nationale afdelingen zullen zijn, maar allen deel uitmaken van dezelfde broederschap, waarvan we proberen een kern te vormen. Ik denk dat ik nu alles heb besproken en als hierover vragen zijn, zal ik ze graag beantwoorden.
Crabbendam: De leader vraagt of de door hem benoemde leden van de werkcommissie om Fred Lindemans bij te staan, de benoeming aanvaarden. Willen degenen die dat niet doen opstaan? [Allen blijven zitten en geven door een hoofdknik hun volledige instemming te kennen]
De Bruin: We hoorden zojuist dat de werkwijze van de Society is veranderd. We werken nu met branches, niet meer met loges. Ik denk dat dit een heel moeilijke kwestie is, want u weet dat het werk oorspronkelijk in loges werd ingedeeld door Mw. Blavatsky op verzoek van de meesters die haar dit opdroegen. Ik wil daarom vragen of deze verandering in werkwijze ook door de meesters aan dhr. Long werd opgedragen of is dit een persoonlijke opvatting?
JAL: Dank u zeer. Heel in het begin noemde men de loges loges, maar dit duurde niet lang, en daarna veranderde Judge ze in branches. Lange tijd werden ze branches genoemd tot KT alles veranderde en er zo goed als helemaal geen branches meer waren. Toen ze opnieuw werden geopend, werden ze loges genoemd. GdeP had specifieke redenen om in die tijd de nationale afdelingen op een autonome grondslag te stichten. Maar al snel interpreteerde men autonomie verkeerd en zowel de nationale afdelingen als de loges die binnen de afdelingen autonoom waren, begonnen aan te nemen dat ze als afzonderlijke eenheden en onafhankelijke eenheden werkten en als zodanig niets hoefden te doen wat ze niet wilden. Dit is natuurlijk waar voor ieder als individu. Maar dat was niet de autonomie die GdeP in gedachten had. GdeP dacht aan svabhava en gebruikte de technische term autonomie in de hoop dat de loges binnen de afdelingen en de afdelingen binnen de Society het denkbeeld van die enorme verscheidenheid van svabhava’s die met verenigde inspanning werkt voor de bevordering van het werk van de meesters, zouden begrijpen. Wat nu plaatsvindt, is het zo goed mogelijk uit de weg ruimen van het formele aspect en te werken in de ware geest van de theosofie.
Wat uw vraag betreft over de instructies van de meester aan HPB en de andere leiders: ik zou daarover heel duidelijk willen zijn, niet alleen ter wille van deze broeder, maar voor iedereen. Een leader zal nooit iets uit eigen beweging doen. Het zal óf door de leden óf op een andere manier worden opgeroepen. Maar hij zal nooit iets van omvangrijke aard uit eigen beweging doen, anders zou hij in zijn verantwoordelijkheid tekortschieten. Hij is de dienaar van de leden en van de meesters. Hij is de tussenpersoon, als men het zo wil noemen. Hij is degene die het karma van ieder individueel lid van de TS in de Society op zich neemt; en het is zijn taak elk van die leden naar zijn beste vermogen te beschermen. Zoals ik op het Congres zei, als een leader ertoe overgaat het lidmaatschap van wie dan ook in te trekken, of iets in verband met het werk van de Society te doen, dan is dat ter bescherming van het werk of van die persoon, ongeacht of dit anders overkomt bij mensen die er met hun hersenverstand over redeneren.
Geen van de leden van deze Society, die al vele jaren lid is, wordt door de meesters en de leiders uit het oog verloren. De meesters kijken niet naar morgen, of overmorgen of volgende week of volgend jaar of zelfs naar dit of het volgende leven. En de leaders moeten hetzelfde doen. Als iemand, wie dan ook – en we hebben het in de geschiedenis van de Beweging herhaaldelijk zien gebeuren maar, de goden zij dank, mensen zien soms hun verkeerde redenering in en keren sterker dan ooit in deze zelfde incarnatie terug – indien iemand in één leven een schat van spirituele waarde heeft opgebouwd door toegewijde en op één doelgerichte inspanning voor de zaak van de meesters, maar zijn eerzucht niet heeft overwonnen, dan gebeurt er helaas in veel gevallen op latere leeftijd iets. Gewoonlijk neemt hij een verkeerde beslissing, een beslissing die op hersenverstand of sentimentele overwegingen is gebaseerd in plaats van op intuïtie en onderscheidingsvermogen. En dan kan hij, zo zeker als de zon in de ochtend opgaat, zijn spirituele reservekapitaal en banksaldo voor deze incarnatie verliezen, precies zoals iemand die een grote som geld verzamelt voor zijn oude dag en dan een verkeerde beslissing neemt, in waardeloze aandelen belegt, alles verliest en tot armoede vervalt. Met spirituele schatten kan hetzelfde gebeuren als met materiële, en zoals de meester in 1895 tegen George Wright zei voordat de zogenaamde Judge-Besant splitsing plaatsvond:
U heeft trouw voor ons gewerkt door de TS te steunen en u vaak afgevraagd of we echt bestaan. Dat dat zo is kunt u alleen door intuïtie weten, omdat verschijnselen het niet kunnen bewijzen. Maar er is nu een crisis aangebroken die we voorzagen, en het belang daarvan kent u niet. Het vereist onderscheidingsvermogen en geen sentiment, intuïtie en geen hersenverstand, en een krachtige steun voor de zaak. . . . Denk daarom na vóór u een organisatie boven onze grote zaak stelt.
Dat, beste vrienden, is een van de redenen dat we de overgang maken naar branches die rechtstreeks verbonden zijn met het Hoofdkwartier. Op deze opgaande boog van de eeuwcyclus, zouden we absoluut dom zijn als we de hindernissen niet uit de weg ruimen die deze toestand waarover de meester spreekt, opnieuw zouden kunnen teweegbrengen.
Denk daarom na vóór u een organisatie boven onze grote zaak stelt.
Een grote en edele toekomst ligt voor hen die ons zullen helpen onze werkelijke beweging te helpen: de redding van de mensheid.
Dit is een lang antwoord op uw vraag en ik zal u de achtergrond van die brief vertellen. Op mijn rondreis over de wereld vóór kolonel Conger stierf, liet hij me die brief toezenden en het was duidelijk dat de meester de kolonel had verzocht ervoor te zorgen dat ik hem kreeg als wegwijzer bij het analyseren van de situatie in de TS over de hele wereld. Ik hoop dat uw vraag hiermee is beantwoord.
De Bruin: Meneer Long, ik ben u heel dankbaar voor deze uiteenzetting, maar de zaak is me niet helemaal duidelijk. De strekking van mijn vraag was: is de verandering van werkwijze een opdracht van de meesters of niet? Wat u zei liet het antwoord in het midden, want het kon door de leden of door de meesters zijn opgeroepen. Wilt u deze vraag dus beantwoorden of niet?
JAL: Ik denk dat ik die vraag zeer direct heb beantwoord, toen ik zei dat een leader niets uit eigen beweging doet. Het wordt óf door de leden óf door de Loge opgeroepen. Als u verwacht dat ik zal zeggen dat de meesters mij verzochten dit te ondernemen, heeft u de verkeerde voor u – als u dat bedoelt. Het moet óf door de Loge óf door de leden worden opgeroepen, want een leader is de dienaar van beide. Hij is de tussenpersoon.
Crabbendam: Beantwoordt dit uw vraag?
De Bruin: Natuurlijk niet, maar er valt niets meer te zeggen.
JAL: Ik bedoel dit niet persoonlijk, meneer, maar als iemand een dergelijke vraag aan een leader stelt, kan hij niet anders dan inwendig glimlachen. Een van de grootste waarden van de theosofie – dat wat de grootste uitbreiding van bewustzijn in hart en geest van de leden tot stand brengt – is de paradoxen die we door onze hele literatuur heen en in de woorden van de leaders sinds HPB aantreffen. Als de paradoxen uit de theosofie worden verwijderd, betekent dit het einde van de theosofie.
Indien iemand denkt een echte leader in een hoek te kunnen drijven waar hij dit, dat of iets anders zal zeggen, zodat die persoon in zijn vuist zal kunnen lachen, maakt een grote vergissing, want dat zal hij niet toelaten. Dit is geen kritiek op u persoonlijk, ik spreek in het algemeen. Ik ben iemand die de dingen ronduit zegt, zoals iedereen weet die naar deze bijeenkomsten is geweest. Sommigen denken dat een leader een grote dwaas is, maar hij kan niet zowel een grote dwaas als een leader zijn.
Nog vóór de vertaling zou ik van deze gelegenheid willen gebruikmaken om aan te kondigen dat er aanstaande zondag hier in Den Haag een bijeenkomst zal plaatsvinden voor alle Haagse leden die hun strookje hebben ingevuld en zodoende te kennen gaven deel te willen nemen aan de nieuwe werkcyclus. Iedereen die zo heeft aangegeven deel te willen uitmaken van de nieuwe werkcyclus hier in Den Haag, is welkom.
Hier volgt een uitvoerige inleiding in het Nederlands van dhr. De Berg; na een brief tevoorschijn te hebben gehaald en daaruit te hebben gelezen, stelt hij uiteindelijk zijn vraag, die Crabbendam daarna in het Engels samenvat:
De kern hiervan is dat deze meneer verwijst naar een bijeenkomst die hier afgelopen woensdag plaatsvond, en hij zegt dat er vrijheid van handelen moet zijn en dat hij die hier niet langer aantreft. Hij zegt tot die groep te behoren en vraagt of de leader bereid is met het zojuist benoemde bestuur een onderzoek in te stellen naar de gebeurtenissen in de TS sinds 5 oktober 1950. Is dit duidelijk?
JAL: Het is heel duidelijk en ik heb een goed antwoord voor deze meneer. Het is hetzelfde antwoord dat ik in Zwolle gaf: de leden die het strookje niet invullen zijn niet welkom. Als u het strookje invult en voor de theosofie wilt werken, bent u welkom. Kom en breng het ingevulde strookje mee. Ik zal eenvoudig het volgende zeggen: wat de gebeurtenissen sinds 5 oktober aangaat – u kunt de Theosofische Beweging evenmin tot stilstand brengen door de gebeurtenissen na 5 oktober van afgelopen jaar of welke tijd ook te onderzoeken, dan dat u de geboorte van een kind kunt tegenhouden door de astrale vorm van dat kind te onderzoeken. Deze nieuwe cyclus is geboren en hij gaat verder, en we zullen ons door niemand laten tegenhouden.
Ik zeg dit in geen andere zin dan van vastberadenheid. Mijn taak als leader is leader te zijn van de Theosophical Society en niet tegemoet te komen aan of te antwoorden op vragen van geringschattende aard of over andere dingen dan het werk van de Beweging en de meesters. Laten we elkaar goed begrijpen. Persoonlijk maakt het me niet uit als er over de hele wereld maar drie leden van de TS bereid zouden zijn deze cyclus te steunen, want dan zou hij nog steeds doorgaan. Maar begrijp me niet verkeerd. Ik draag iemand die verkiest om niet in deze nieuwe werkcyclus mee te werken geen kwaad hart toe. Het is uw en ieders recht te kiezen. Maar de deur staat nu open, en zal open blijven, voor iedereen in Nederland om in de nieuwe werkcyclus onder mijn leiderschap deel te nemen. Maar ze zullen voor de theosofie moeten werken en niet voor hun eigen ambities, of de mijne of die van iemand anders. Ze zullen voor de theosofie en voor hun medemensen moeten werken.
Ik weet niet hoe ik het nog verder kan verduidelijken. En ondanks mijn krachtige taal doet mijn hart vanavond pijn. Dat doet het al heel lang, en ik weet dat geen woorden van mij noch van iemand anders het hart en denken zal kunnen veranderen van hen die niet willen dat hun hart en denken worden veranderd. Evenals kolonel Conger kan ik slechts vertrouwen op de intuïtie van die toegewijde leden die de Theosophical Society brachten waar ze nu is en haar in leven hielden. Indien ik of iemand anders probeerde het werk van de Theosophical Society, het werk van de meesters, op basis van documenten op te bouwen of door vragen te beantwoorden om de grillen en waanbeelden te bevredigen van enkelen die hun eerzucht op de een of andere manier gedwarsboomd zagen, dan zou de Theosophical Society al lang zijn gestorven. Maar gelukkig, de goden zij dank, zijn er nog leden in deze Beweging die het werk steunen en bijstaan. En aan deze toegewijde leden zijn we onze trouw verschuldigd, zijn de meesters hun trouw verschuldigd, en de meesters moeten hen beschermen zodat het werk kan verdergaan en wij, zoals meester M zei in de brief die ik zojuist voorlas, met onze werkelijke taak aan de slag kunnen: de redding van de mensheid. Dit is alles wat ik te zeggen heb.
Het spijt me, maar ik ben bang dat u propaganda probeert te maken voor uw eigen belangen, wat deze ook zijn. De brief waaruit u voorlas kwam afgelopen zondag in Zwolle aan, en Fred Lindemans liet hem me zien en vroeg me wat hij ermee moest doen. Ik bracht die brief zelf voor u ter sprake op die bijeenkomst en ik wil nog dit zeggen: deze bijeenkomst is niet bedoeld om de gedachten die u erop nahoudt, te propageren of aan te bevelen. De post is echter vrij, en indien u wilt kunt u uw brief naar zoveel leden als u wenst toesturen. Maar ik riep deze bijeenkomst bijeen om de theosofie te bespreken, niet om haar af te breken en niet om iets dat u of iemand anders voor ogen staat, te propageren. Ik spreek over de theosofie. Ik ben de leader van de Theosophical Society, en ik heb geen bezwaar tegen het beantwoorden van, of het proberen te beantwoorden van, vragen die constructief zijn en van belang zijn voor het werk. Maar voor vragen en discussies zoals u vanavond naar voren heeft gebracht, is in het theosofische werk geen plaats. Helemaal geen. Als u belangstelling heeft voor iets anders dan theosofie, dan moedig ik u aan daaraan gehoor te geven, maar verwacht niet dat we uw inzichten zullen propageren of bevorderen.
Wij hebben belangstelling voor theosofie en ik denk dat ik kan zeggen dat de meerderheid van de mensen in deze zaal voor dezelfde zaak belangstelling heeft. Indien u wilt proberen hun oordeel te beïnvloeden, stuur hen dan een lange brief. Stuur er meerdere. Ik moedig u aan dit te doen, want we zijn niet bang voor de waarheid. We hebben slechts één vijand en dat is het tegenovergestelde van de waarheid. Mijn belangstelling gaat uit naar de theosofie, en het onderzoeken van bepaalde gebeurtenissen uit het verleden, het doet er niet toe welke, is totaal niet van belang. We leven in het heden en we kunnen niet vooruitgaan vanaf 5 oktober 1950. We kunnen alleen vanaf dit moment vooruitgaan. Ik hoop dat ik duidelijk ben en ik wil niet onvriendelijk zijn, maar het is werkelijk belachelijk om te denken dat het werk van de meesters moet stoppen tot iemand de gelegenheid heeft gehad na te gaan wat er sinds 5 oktober is gebeurd. De zon zal morgenochtend opgaan ongeacht of hij vanochtend op u of mij scheen. We kunnen hem niet terugrollen en hem gisteren op mij laten schijnen vóór hij morgenochtend weer opkomt. Op die manier werkt de Beweging. Iets anders doen betekent tegen de natuur ingaan.
Er stond een jongeman op die onmiddellijk in het Nederlands begon te spreken. De voorzitter verzocht hem zo goed te willen zijn te wachten, omdat een ander vóór hem was opgestaan. Hij besteedde daaraan geen aandacht en stond erop te spreken; hij wilde aankondigen dat hij de bijeenkomst zou gaan verlaten, wat hij op dat moment deed. De voorzitter gaf toen de andere jongeman die was opgestaan het woord.
Jongeman: Het spijt me meneer Long, maar wie geeft dhr. Long het recht ons te dwingen die strookjes in te vullen?
De voorzitter: Dit is geen vraag, maar ik zal de leden een vraag stellen: Is iemand die het strookje heeft ingevuld, daartoe gedwongen? [Bijna alle toehoorders gebaarden of riepen verontwaardigd ‘nee’.]
De voorzitter: De leader vraagt iedereen die het strookje heeft ingevuld, op te staan. [Ongeveer 150 van de ongeveer 180 aanwezigen stonden op.]
JAL: Is iemand van u daartoe gedwongen? [‘Nee, zeker niet’.]
JAL: Dat is mijn antwoord.
Hierop verlieten 25 of 30 van de vroegere Haagse leden de zaal. Na enkele ogenblikken stilte stond achterin de zaal een oudere heer op en zei dat hij het strookje nog niet had ingevuld, maar vroeg of hij toch mocht blijven.
JAL: Ja, u bent welkom om te blijven. [Enkele ogenblikken stilte] Deze vergadering werd bijeengeroepen voor alle Haagse leden en ik ben blij dat iedereen is gekomen. Maar, vrienden, u heeft een treffend voorbeeld gezien van wat bij een leader hartzeer veroorzaakt. Het spijt me verschrikkelijk, maar ik kan alleen opkomen voor de waarheid, en zij die willen volgen zijn van harte welkom. Maar vanavond doet mijn hart werkelijk pijn na het zien van een demonstratie van die kracht en dat element die elke leader om goede redenen moet ervaren. Maar ik ben de meesters heel dankbaar dat het op dit moment, op dit punt van ons werk, zo prachtig in het openbaar naar buiten is gekomen. Mijn voorgangers hadden niet dat voorrecht. Ze waren niet zo gezegend als ik met de karmische gelegenheid dat deze krachten die om de een of andere reden – het is niet aan mij te oordelen waarom, of te oordelen over de personen, we mogen alleen over de daden oordelen – dat deze daden zo duidelijk en openlijk naar voren zijn gekomen. Dit maakt het nu mogelijk voor hen die in de ware traditie van de Grote Witte Loge van de Meesters van Mededogen en Liefde willen doorgaan, om dat te doen, om door te gaan, en onze werkelijke plicht te vervullen tegenover hen die achter de hele mensheid staan.
Ik moet hier tegenover u allen mijn voorganger bedanken dat hij zo edel de weg heeft bereid, waardoor dit mijn lot kan zijn. Hij moest – en ik onderging de helse kwellingen samen met hem – hij moest het tegen deze krachten opnemen die zich op de achtergrond hielden, die heimelijk hier en daar een steek gaven, hier en daar op de loer lagen, en allerlei onwaarheden verspreidden, en hij leed daar zwaar onder. Ik weet het. We huilden samen als kleine kinderen als we goede broeders de verkeerde weg op zagen gaan en hij deed al het mogelijke om deze broeders het licht te doen zien.
En nu hebben u en ik het grote voorrecht om al die opeengehoopte ontevredenheid uit verschillende voorafgaande bestuursperioden naar buiten te zien komen. Het is niets nieuws; niet iets om verontrust over te zijn, want we zijn sterk. We zijn heel sterk verankerd in die geest die geen enkele moeite zal hebben de hindernissen tussen nu en 1975 en verder te overwinnen.
We zijn bevoorrecht door het feit dat al deze opeengehoopte krachten nu hun werk in het openbaar doen. Het is werkelijk een zegen en ik wil hier in Den Haag in alle nederigheid ieder van u mijn warme, diepgevoelde dank betuigen voor de steun die u de theosofie in Nederland en in Den Haag heeft gegeven.
Ik ben geen grote, sterke kerel, maar ik zeg u dit: ik zal niets toelaten dat de neiging heeft het werk dat hier in Nederland nu is begonnen, af te breken. Het is voor mij een prachtige ervaring geweest, niet voor mij persoonlijk, maar voor mij als werkelijke dienaar van ieder van u. Het is een intense ervaring geweest en ik hoop dat ik op een dag iets zal kunnen doen om dit alles terug te betalen. Dank u.
Ik wil deze bijeenkomst hier vanavond in Den Haag besluiten door Mw. Knoche te vragen zo vriendelijk te zijn de Gayatri in het Sanskriet te reciteren.
Om 22.15 uur werd de vergadering gesloten met het reciteren van de Gayatri.