Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit


Bijeenkomst in Rotterdam

28 april 1951 – 20.15 uur

J.G. Crabbendam, algemeen voorzitter
Henk Lindemans, dagvoorzitter
Jan Hoogervorst, vertaler


Inleiding door Crabbendam.

Henk Lindemans: Het is me een waar genoegen en voorrecht u hier welkom te heten in de Loge van Rotterdam, waar vanavond ook de leden van de Loge in Delft en enkele leden uit Dordrecht te gast zijn, en zoals u ziet, ook vele leden uit ons hele land. Ik ben er zeker van ook namens hen te spreken, als ik u vanuit het diepst van mijn hart welkom heet.

Toen ik vanmiddag mijn kantoor verliet, vroeg ik me af in welke geest ik mij het beste op vanavond kon voorbereiden, en ik dacht dat ik niet beter kon doen dan de boodschap van onze vorige leader, kolonel Arthur Conger, in het artikel van het Forum van december 1950 nog eens te lezen. Ik had zelf het gevoel, een vage indruk, toen ik het de eerste keer las, dat kolonel Conger een deur op een kier zette. Ik kon zijn bedoeling niet helemaal begrijpen. Maar sinds u met uw werk bent begonnen, sinds we u op deze bijeenkomsten in ons land hebben horen spreken, zag ik dat de deur wijd open stond, en werd de boodschap mij volkomen duidelijk. Ik zie nu dat iedere regel ervan wordt toegepast in het werk van onze nieuwe leader, en ik zou u willen bedanken voor wat u al heeft gedaan.

JAL: Heel erg bedankt, Henk, voor dat prachtige welkomstwoord.

Zoals ik gisteravond in Den Haag aangaf, kan ik niet begrijpen met wat voor karma ik gezegend ben om zo’n schitterende gelegenheid te hebben het werk van de meesters met zo’n kracht en zo’n steun en zo’n helder spiritueel licht in de nieuwe cyclus te zien doorbreken dat, zoals broeder Crabbendam het uitdrukte, de oppositie voor die kracht op de loop moest gaan. Er is een grote hoeveelheid geschiedenis van de Theosofische Beweging bijeengebracht in de dynamische dagen waarin we nu leven. Het is niet moeilijk te zien dat er iets van ieder van de voorafgaande leaders in het huidige ogenblik aanwezig is, en wel dynamischer dan dit bij enige vorige wisseling van leader is geweest. Geef mij nu in hemelsnaam daar niet de eer van. Ik sta erbuiten. Het is mijn taak, zoals ik die onder deze omstandigheden zie, om ieder lid te helpen de volle kracht en grondtoon van alle voorafgaande leaders te herkennen, en die kracht in deze tijd specifiek toe te passen, samengebracht in één sterke poging voor het werk van de meesters.

Henk Lindemans had gelijk toen hij zei dat het artikel van kolonel Conger een deur op een kier zette. Latere gebeurtenissen hebben de deur een beetje verder geopend, maar ze is nog niet helemaal open. In dat kleine artikel gaf kolonel Conger een dozijn boekdelen aan occulte waarheden in de ruimte van slechts één bladzijde of iets meer.

Ik denk dat het nu het goede moment is om aan deze gedachte een vraag te verbinden afkomstig van iemand uit Delft. Het was een opmerking, samen met een vraag, waarvan de essentie op het volgende neerkomt, en als ik het verkeerd uitleg, hoop ik dat u me zult corrigeren. De brief sprak over documenten en de mogelijkheid dat er occulte redenen zijn waarom een document op een bepaald moment kan worden verstrekt, maar op een later tijdstip zonder enige verklaring door een mondelinge instructie kan worden vervangen. Zijn commentaar gaat dan door over het occulte aspect van ons werk en de TS. Ik denk dat we vandaag de dag het feit onder ogen moeten zien dat we ons bewust moeten zijn dat dit een occulte organisatie is. Ik bedoel niet occult in de zin van occulte wetenschappen. Ik gebruik dat woord in de zin van waar occultisme, waar altruïsme, dat occultisme dat werkt met de natuur en met de natuurwetten en meer over de geest achter de handelingen dan over de handelingen zelf gaat. Ik sprak op het Congres, als ik me goed herinner, over het feit dat wanneer zich iets ontwikkelt in de Theosophical Society waardoor verschil van mening ontstaat, er altijd zoveel donder en bliksem is. Verschillende keren is de vraag gesteld: ‘Waarom wordt de zaak niet besproken en behandeld zoals elke andere aangelegenheid?’ De werkelijke reden is dat dit een occulte organisatie is, die bestuurd en geleid wordt door occulte wetten en niet door door de mens gemaakte regels en bepalingen.

Ik zou willen dat ik enkele van de vragen kon beantwoorden die sommige leden in hun gedachten hebben over bepaalde aspecten van een wisseling van het leiderschap en in het bijzonder indien daarbij documenten van een of andere soort een ondergeschikte rol schijnen te spelen. De werkelijke reden is het occulte antwoord. En de man uit Delft die dit schreef, moet zeer geprezen worden omdat hij de omstandigheden waarover hij schrijft, zo volledig doorziet. Hij heeft het antwoord. Er is geen ander antwoord van mij nodig dan te zeggen dat waar in onze organisatie de occulte wetten werkzaam zijn, we ons nooit door uiterlijke schijn moeten laten leiden. Zoals de meester ons in De mahatma brieven aan A.P. Sinnett zei, is uiterlijke schijn het struikelblok van iedere oprechte bestudeerder van het occultisme. Het zal er altijd zijn als we onze beslissingen en ons oordeel laten beïnvloeden door wat zo schijnt te zijn. Er is maar één manier om achter de uiterlijke schijn te komen en dat is door deze te testen. Test ze grondig met de regel die ieder lid van de TS zou moeten kennen: is het motief persoonlijk of onpersoonlijk? Heeft de daad tot doel om voor enkelen of voor velen van nut te zijn? Dit zijn de eenvoudige vragen die we altijd moeten stellen, en dan zullen we geen moeite hebben om besluiten te nemen.

De heer Crabbendam sprak over het werk hier in het Atlanta-hotel veertien dagen geleden. Ik zou willen dat u allen daaraan had kunnen deelnemen, maar dit was onmogelijk. Ik denk dat hij u waarschijnlijk in het Nederlands de geest en het gevoel die hier heersten, veel beter heeft weergegeven dan ik het zou kunnen, maar ik zou dit willen zeggen: Indien ik aan het einde van deze incarnatie niets anders had om mee te nemen dan de ervaring van het hele tot stand komen van het Algemene Congres zoals dat gebeurde van de zaterdag ervoor tot de maandag erna, en hoe het is uitgepakt – als ik niets anders had dan dat om van deze incarnatie mee te nemen, dan zou dat mijn hele leven al de moeite waard hebben gemaakt. Het was een prachtige ervaring om te zien hoe de kracht van elke nationale afdeling die vertegenwoordigd was, de spirituele stootkracht ontwikkelde en verzamelde die op het Congres in Utrecht doorbrak. En voor mij, nu ik zoveel spreek over het dagelijkse karmische draaiboek dat zich ontvouwt, vertegenwoordigde het een wegwijzer, zozeer geworteld in de diepten van spiritueel begrip dat deze gedurende de komende eeuwen zal aangeven wat theosofie is, wat theosofie doet en waar theosofie naartoe leidt. Ik denk dat niemand van ons de enorme betekenis kan beseffen, zowel historisch als in ander opzicht, van dat Congres in Utrecht. Er is in de annalen van de theosofische geschiedenis nog nooit eerder zoiets geweest. En naarmate de tijd verstrijkt en u het verslag van het Congres herleest, zult u begrijpen wat ik bedoel. Gelukkig hadden we geluidsbanden van alle bijeenkomsten – ik ben Jan Hoogervorst daar dankbaar voor – en ik kan de banden meenemen naar de Verenigde Staten waar onze Amerikaanse vrienden ze kunnen beluisteren en ervaren wat de meesten van u hier hebben gehoord.

Ik wil samen met u hardop denken, hetzij gedurende de pauze of daarna. Ik kondigde gisteravond de kleine reorganisatie van de Nederlandse Afdeling aan. Ik benoemde gisteravond een werkcommissie van negen man om Fred Lindemans, de nationaal-secretaris, te helpen. U ziet dat hieraan niets bijzonders is. Op het eerste gezicht lijkt het misschien een radicale verandering, maar dat is het niet. Het enige wat we nu doen is de uiterlijke tekens en etiketten verwijderen en beginnen aan het ware spirituele werk dat we moeten doen, loskomen van de vorm en meer doordringen tot de geest van de dingen. Dat is onze hele opzet, en ik ben er zeker van dat u zult ontdekken dat dit veel beter zal werken. Zoals ik al zei, zullen zij die vroeger tot de algemene raad behoorden en nu voorzitters van een branch zijn, ontdekken dat ze nu veel beter in staat zijn werkelijk het werk te dienen, dan als enkel een wetgevende groep die bepaalt wie voorzitter zal zijn en wie niet. We hebben geen enkel soort regelgeving nodig in de TS. Het enige wat we nodig hebben is een ruimer en breder begrip van wat onze werkelijke problemen zijn, waarbij we allen samenwerken om ze op te lossen. Ik denk dat dit zowat alles is wat ik op dit ogenblik zal zeggen. Het is bijna negen uur en de kelners komen dadelijk met koffie en thee. Goeie genade! Ik vergeet jou aldoor, Jan, is het niet? Ik had vijf minuten geleden al moeten stoppen om tijd te geven voor de vertaling.

Pauze – thee en koffie

JAL: Ik zou graag een vraag willen voorlezen die me zojuist is gesteld. Ze is eenvoudig, maar goed: ‘Waarom zijn er geen vrouwen in de werkcommissie? Was daarvoor een speciale reden?’ Wel ik hoop niet dat de dames zich genegeerd voelen. Als ik de dames enigszins ken, denk ik dat de commissie van de vrouwen een sterke invloed zal ontvangen. Nu bedoel ik hiermee niet dat de mannen precies doen wat de vrouwen zeggen! Ik wil heel openhartig zijn: ik heb er helemaal niet aan gedacht, toen de namen van de commissieleden in mijn gedachten opkwamen. Ik sprak vanmiddag met Cor, omdat ze in het Nederlandse bestuur zat. Ik vroeg of ze het erg vond als ze niet langer aanbleef. Ik heb er zelfs niet met broeder George Lindemans over gesproken. Ik heb als vanzelfsprekend aangenomen dat hij tevreden is. Het gaat erom wat in het belang is van het werk in Nederland, en als ik het karakter van de Nederlandse vrouwen heb kunnen doorgronden, dan zijn ze het type vrouwen die een formele, vooraanstaande plaats niet nodig hebben om gelukkig te zijn. Als ik het juist zie, zijn ze gelukkig om de mannen te helpen om hun taak goed te vervullen.

Nu een ander punt: Ik wil niet dat iemand over deze commissie het gevoel krijgt dat deze onveranderlijk is en dat ze ad infinitum uit dezelfde personen zal zijn samengesteld. Dat zal niet zo zijn. Van kolonel Conger, die ik als een van de grootste leidinggevende figuren beschouw die ik het voorrecht had te kennen, heb ik één ding geleerd, namelijk laat een commissie nooit te lang functioneren met dezelfde personen erin. Als we het werk in de Nederlandse Afdeling door wijsheid willen laten besturen zal die werkcommissie van tijd tot tijd gewijzigd worden, niet wegens ondoelmatigheid, maar om tot een grotere circulatie van de kracht van het werk te komen en die kracht door verschillende personen te laten stromen en zo in grotere mate onder de leden te laten komen. Het is vreselijk moeilijk deze dingen onder woorden te brengen. Wie weet, misschien bestaat de hele commissie op een dag uit vrouwen! Ik weet alleen dat als mij werd gevraagd waarom deze groep mannen werd uitgekozen, ik het niet zou kunnen zeggen. Ik zou het eerlijk niet kunnen. Het is eenvoudig een van deze dingen. Ik besprak het met niemand. Ik maakte bekend dat ik dacht dat dit een goed team zou zijn. Ik sprak er alleen met Fred Lindemans ongeveer vijf minuten over, nadat ik voor mezelf had uitgemaakt dat de aangewezen groep mannen een goed team zou vormen om met Fred samen te werken. Ik weet dat het team zal slagen, maar al zou mijn leven ervan afhangen, ik zou niet kunnen zeggen waarom. Het zal na verloop van tijd worden gewijzigd. We moeten bedenken dat we geen formele regels moeten volgen, maar moeten doen wat ‘op een natuurlijke manier tot stand komt’.

Tijdens de pauze werd nog een vraag naar voren gebracht. Ik wil proberen die te beantwoorden, hoewel ik het eerste deel ervan niet helemaal begrijp. ‘Een ware leader zal nooit het lidmaatschap weigeren’ en ik geloof dat degene die deze vraag stelde, zei dat ik deze uitspraak had gedaan. Is dat juist?

Vraagsteller: Ik geloof dat u dat gisteravond heeft gezegd.

JAL: Ik ben blij dat dit ter sprake komt. Die mededeling werd gedaan met betrekking tot de vraag over de leden die het strookje om hun lidmaatschap te hernieuwen niet hadden ondertekend. Ik zei dat geen leader hen ooit het recht zou weigeren het werk weer op te nemen, zodra ze hadden besloten dit te doen en het strookje hadden ingezonden. Ik bedoelde daarmee niet dat een leader nooit het lidmaatschap zou weigeren aan een aanvrager. Dat is niet juist. Een leader zal het lidmaatschap van de TS weigeren aan een aanvrager als hij het gevoel heeft dat het werk wordt beschermd door die aanvrager niet als lid aan te nemen. Is dat nu duidelijk?

Vraagsteller: Ja, dank u.

JAL: Het gaat erom dat we elkaar begrijpen. Ziet u, dat zou een vreselijke eenrichtingsweg zijn die een leader zou moeten gaan om het werk te beschermen. Aan de ene kant zou hem een geweldige hoeveelheid verantwoordelijkheid worden gegeven, maar aan de andere kant geen enkele macht om de toevloed van duistere invloeden te keren die de TS naar de ondergang zou kunnen leiden. Ziet u dat niet in?

Om dezelfde reden, en alleen om die reden, is het een leader toegestaan en is het voor hem een geschikt middel om het lidmaatschap van de TS in te trekken. Maar laten we hier een goed onderscheid maken. Sommige van onze, laten we zeggen misleide leden zijn niet in staat een onderscheid te maken tussen het intrekken van het lidmaatschap van de TS en het intrekken van het lidmaatschap van de ES. Geen enkele leader, geen enkel Outer Head, kan het lidmaatschap van een ES-lid intrekken, wanneer deze eenmaal zijn gelofte heeft afgelegd. Dat kan alleen een meester doen. Dat is in het verleden wel duidelijk gemaakt. Maar het lidmaatschap van de TS kan door een leader worden ingetrokken, als hij het gevoel heeft dat het voor de bescherming van het werk nodig is.

Nu kan ik begrijpen, en vooral in Nederland kan ik begrijpen, dat in de gedachten van veel leden vibraties van een reactie opkwamen over mijn schijnbaar harde en onverschillige zet om het lidmaatschap van alle leden in Nederland in te trekken. Dat is in de geschiedenis van de TS nooit eerder gebeurd, maar de Nederlandse leden waren gedurende enige jaren heel onrechtvaardig behandeld. Toen kolonel Conger leader werd en er verschil van mening was, zoals altijd voorkomt, weigerde de toenmalige voorzitter van de Nederlandse Afdeling de leden op de hoogte te brengen van de gebeurtenissen betreffende de ambtsaanvaarding van kolonel Conger; en in hun goedhartigheid stemden de leden van de Nederlandse algemene raad in die tijd erin toe niet te communiceren met het Hoofdkwartier, zonder het eerst de voorzitter te laten weten.

Ik geef u de feiten, die sommigen van u misschien kennen en anderen niet; maar het onrechtvaardige ervan was dat niet ieder Nederlands lid de gelegenheid kreeg in die tijd zelf te beslissen of hij kolonel Conger wilde steunen of iemand anders. Wanneer op een of ander moment iemand het recht van ieder TS-lid om zijn eigen beslissing te nemen in zaken van theosofisch belang en beleid belemmert, dan gebeurt er iets. Degene die op die manier werd belemmerd, zal vroeg of laat voor een dubbele beslissing staan, die twee keer zo moeilijk te nemen is; en de persoon die deze belemmering op het pad van zijn broeders heeft geplaatst zal zich op een dag in een positie bevinden waarin geen van ons, gezien vanuit het standpunt van een occulte instelling zoals de onze, ooit zou willen verkeren.

De Theosophical Society is wat ze is, omdat ze de kracht van de meesters achter zich heeft, omdat ze, zoals ik eerder zei, een occulte instelling is. Er zijn geen wetten of voorschriften die van toepassing zijn op enige andere organisatie in deze wereld, die van toepassing zijn op deze. Dit is een organisatie van harten, en wanneer iemand zich bemoeit met het spirituele hart van iemand anders, speelt hij in de ware zin van het woord met vuur. Er is niets anders dat de kern van een universele broederschap sterk en werkelijk machtig kan maken dan het zelfbewuste, zelfstandige, door zichzelf ontwikkelde hart van ieder individueel lid. We hebben onze theosofie herhaaldelijk bestudeerd. We hebben GdeP gehoord of zijn woorden gelezen dat ieder van ons een god in wording is, een zonnestelsel in wording, elk van ons is zelfs verhevener dan dat. Hoe zullen we dat in hemelsnaam ooit worden, als we het niet zelf doen? Zoals het kleine atoom de zon is van zijn eigen kleine zonnestelsel, evenzo zijn wij dat ook, en het hart van ieder van ons is verbonden met het universum waarin we leven. Naarmate we daar zelfbewust, door zelfgeleide evolutie en karakteropbouw één mee worden – niet door te doen wat Jan Jansen of Marie Smit ons zeggen te doen, maar door te doen waarvan we in ons innerlijke hart weten dat het gedaan moet worden – in die mate zal ieder van ons aan het universum een bouwsteen toevoegen die nooit vernietigd zal worden. Een leader heeft een verantwoordelijkheid om dat innerlijke recht in het hart en de ziel van ieder TS-lid te beschermen, en ik zou niet veel achting hebben voor welke leader ook die niet alle middelen die hij tot zijn beschikking heeft, zou gebruiken om dat innerlijke recht van ieder TS-lid te beschermen. We moeten ons nu volledig bewust worden dat er niemand zal zijn om onze taak voor ons te verrichten. Ieder van ons moet dat zelf doen. De tijd is voorbij, zoals ik al zei, dat we als vogels met onze mond open kunnen zitten wachten tot we worden gevoed en tot ons wordt gezegd wat we moeten doen. We weten wat we moeten doen. Als we het niet weten van een technisch standpunt bekeken, dan kunnen we altijd terugvallen op de Gulden Regel, die ons meer dan iets anders zal leren hoe we in ons dagelijks leven tot meer begrip kunnen komen. Behandel anderen zoals we willen dat zij ons behandelen. Dit gaat nogal ver buiten de vraag, maar ik geloof dat ik die in het algemeen heb beantwoord.

Vraagsteller: Ja, dank u zeer.

JAL: Ik zou graag willen dat u één ding in gedachten houdt. Zolang ik leader ben zal ik alles dat moreel correct en spiritueel juist is, gebruiken om de belangen te beschermen van ieder als individuele bouwsteen in die beschermmuur rond het werk van de meesters, die op hun beurt de beschermers van de mensheid zijn. Dat is mijn taak. Het is uw taak mij daarbij te helpen.

Mw. Hols-Stoutjesdijk: Ik heb al vele jaren opgemerkt dat de leader van de TS en de leden van de staf van het Hoofdkwartier iedere dag zoveel werk verrichten en velen van hen hebben dat jaren achtereen gedaan. Nu is mijn vraag, hoe komt het dat ze zoveel werk kunnen doen? Natuurlijk sluit deze vraag een andere in, namelijk wat moeten wij doen om in staat te zijn iedere dag zoveel werk te doen?

JAL: De vraag is duidelijk, maar ik weet niet of het antwoord duidelijk zal zijn.

Crabbendam: Maar wilt u het proberen?

JAL: Ik wil het proberen, maar ik ben bang dat ik uit de rol van leader moet stappen om een enigszins begrijpelijk antwoord te geven en proberen terug te gaan – niet tot 5 oktober 1950! – maar tot oktober 1942 bijvoorbeeld, of misschien nog verder terug tot 1939, als lid van kolonel Congers staf, want ik kan alleen vanuit dat standpunt spreken. Ik heb mezelf vaak dezelfde vraag gesteld in Washington. Toen ik op het Bureau van de Kwartiermeester-generaal werkte, stond ik ’s morgens om half zes op, werkte op het bureau tot half zes ’s avonds, ging naar huis en werkte met kolonel Conger aan theosofisch werk en publicaties van Theosophical Nuggets tot 12 uur, 1 uur, of zelfs half drie ’s morgens als het nodig was. Ik verwonderde me zelf erover hoe ik het deed, maar het was niet moeilijk.

Je gaat aan het werk. Je gaat aan het werk, al betekent het vierentwintig uur werken per dag en denkt er niet over. Ik geloof dat anderen hier de vraag waarschijnlijk beter kunnen beantwoorden dan ik, maar ik denk dat liefde het geheim is. Ik bedoel geen sentimentele liefde, maar die diepe, diepe liefde, die in het hart van ieder van ons is, en die het hele universum bijeenhoudt. En het is die liefde die het hem doet. Niets is te veel voor de meesters en hun zaak, en wanneer we ons bewustzijn afstemmen op die stroom van vitale kracht, dan gebeurt er iets. En misschien vallen we soms bijna erbij neer. Op een zaterdagochtend waren we om half negen nog niet toegekomen aan het lopende nummer van het Forum, maar om een reden die we op de dag van vandaag nog niet weten, liet kolonel Conger Mw. Knoche en mij halen en zei dat hij wilde dat het Forum zondagavond gereed zou zijn, zodat het maandagochtend naar het postkantoor kon worden gebracht. Wel, dat was een grote opdracht, maar we deden het. We gingen aan het werk en wij tweeën, met Mw. Minot en Larry Merkel werkten de hele zaterdagavond, de hele zondag, zondagnacht tot ongeveer half twee; toen was het klaar om maandagochtend gepost te worden.

Wat moet je doen? Je doet wat gedaan moet worden. Het is niets dan liefde, liefde voor het werk en liefde voor de zaak van de meesters. Maar ik zou niet weten hoe ik het tweede deel van uw vraag moet beantwoorden. Wat kunt u doen om hetzelfde te doen? Niet méér dan wanneer u doet waar uw karma u geplaatst heeft, hier, daar of ergens anders. Maar de liefde die u legt in alles wat u doet, of u nu als huisvrouw of als arbeider, of als zelfstandige uw dagelijkse plicht vervult – als u die liefde legt in alles wat u doet, dan zult u zien dat er iets in uw binnenste tot bloei komt waarvan men door wereldlijke dingen geen beeld kan vormen, en u zult, wanneer het nodig is, in staat zijn de klok rond te werken, en dat niet erg vinden.

Zij die het karma hadden om met een of meer leaders aan het Hoofdkwartier verbonden te zijn, hebben natuurlijk hun ups en downs gehad en het was geen gemakkelijke taak en het is dit ook nu niet. We hebben moeilijke tijden gehad, en ondanks het feit dat de leaders in het algemeen zachtaardig zijn – ik schijn de uitzondering te zijn – konden ze wel eens uitvallen en een beetje hard zijn. Kolonel Conger was geen uitzondering. GdeP was geen uitzondering, en god weet dat KT het niet was. Ze kon hevig te keer gaan. We kennen allen HPB!

Misschien heb ik uw vraag niet helemaal goed beantwoord. Ik ben bereid Mw. Knoche iets te laten zeggen als ze dit wil. Ze was erbij onder KT, onder GdeP en onder kolonel Conger en nu moet ze weer een moeilijke weg bewandelen!

Grace F. Knoche: Ten eerste zou ik u niet het gevoel willen geven dat wij niet even menselijk zijn als de rest van u, en ook onze perioden van ontmoediging en hartenpijn hebben. Niettemin is het inderdaad waar dat er iets buiten onszelf ons steunt wanneer we met ons hele hart willen geven. Er zijn tijden geweest waarin het scheen alsof we gesteund werden door een kracht veel groter dan de onze, en ik kan slechts geloven dat we werden geholpen, niet voor onszelf, maar opdat we gedurende die tijd ten minste een kanaal zouden zijn om onze leaders te helpen hun werk te volbrengen. Er is een oud gezegde dat Katherine Tingley, naar ik me herinner, in een van de schoollokalen had laten ophangen, toen ik een kind was. Het heeft me door vele moeilijke perioden heen geholpen. ‘Doe het mogelijke en het onmogelijke zal wegsmelten.’ Het is voor mij een samenvatting van wat onze leaders voor onze TS betekenen. Er is één eigenschap die ik heb opgemerkt bij alle vier waaronder ik het voorrecht had te mogen werken, van KT tot onze tegenwoordige leader – een onvoorwaardelijk vertrouwen in de meesters. Hoe vreselijk ontmoedigend de dingen ons misschien ook toeschijnen, en welke moeilijkheid zich ook voordoet, onze leaders worden nooit ontmoedigd. Ze schijnen zich altijd dicht bij die innerlijke bron van kracht te voelen, die natuurlijk de drijvende kracht achter onze TS is.

JAL: Heeft de secretaris-generaal nog iets dat hij graag wil zeggen? Ik ben aldoor zo zelfzuchtig geweest.

Kirby Van Mater: Er is een ding dat bij me opkomt om te zeggen. Ik weet niet of de leader het me zou willen toestaan, maar nu hij me vraagt te spreken, zal ik het zeggen. We houden van het werk en we houden ervan, omdat het het werk van de meesters is, maar we houden ook van onze leaders zoals ze zijn. Die liefde is een bescherming. Het is ook die liefde die iemand, of hij nu aan het Hoofdkwartier is of in welke plaats ter wereld ook, de kracht zal geven om te doen wat gedaan moet worden, de plicht die voor hem ligt. Dat is alles wat ik wilde zeggen.

Crabbendam: Ik dank u zeer.

Mw. Schortinghuis: Ik heb een vraag: In een brief aan alle TS-leden van 6 maart, zegt de leader dat er gedurende de laatste tien jaar vele aanwijzingen zijn geweest dat de krachten zich hadden opgesteld voor de strijd. Ik zou willen vragen of u ons daarover iets kunt vertellen. Wat heeft daartoe bijgedragen, en waarom is dat zo geweest?

JAL: Geheel overeenkomstig mijn eerder uitspraken over het occulte aspect van deze instelling, komt het antwoord op de vraag van de jongedame voort uit het occulte aspect van het leven in de wereld om ons heen. Bij het naderen van het punt halverwege een cyclus, of deze nu 100, 1000, 2000 of 5000 jaar duurt, vindt altijd een overgang plaats bij dat punt, en de krachten van de natuur drukken zich in alle rijken uit. Wat op het uiterlijke gebied gebeurt, wat wij als gevolgen zien, heeft zijn begin gehad in veel dieper gelegen oorzaken. Als we deze occulte wetten kennen, zoals we ze in de theosofie hebben bestudeerd, moeten we dan niet verwachten dat zowel de scheppende als de vernietigende krachten, terwijl we het punt halverwege, het laagste punt van een cyclus, naderen, zelfs vóór we de resultaten van hun activiteiten zien, zich gereedmaken voor de opgaande boog van die cyclus? Het werk van zowel de scheppende als de vernietigende krachten moet op dat moment veranderen. Het zal op de opgaande boog anders zijn dan het was op de neergaande boog. Zo konden we bij het naderen van dat punt halverwege de cyclus, de gevolgen van het opstellen of opnieuw opstellen van de twee krachten zien, vóór het laatste uur had geslagen, voor de overgang of de verandering naar de opgaande boog.

Nu bedoel ik niet dat we op zoek moeten gaan naar moeilijkheden, maar we zouden heel dwaas zijn, als we de kennis die we bij onze studie van de theosofie hebben verzameld, niet gingen toepassen. Toen we dus de periode in de geschiedenis van de TS ingingen die aangeduid werd door de dood van GdeP, het driejarige bestuur van het Kabinet, en de formele opvolging van kolonel Conger aan het einde van die drie jaar, konden we heel duidelijk de opstelling van krachten zien – zowel de scheppende als de vernietigende.

In overeenstemming hiermee dacht ik toevallig aan het lijstje van de leaders van de TS beginnend met HPB, vermeld aan het hoofd van een brief die ik onlangs uit Nederland ontving. Ik geloof dat het van broeder Van Aller uit Utrecht was. De data van de vorige leaders waren zoals gebruikelijk, maar toen hij bij kolonel Conger kwam, noteerde hij hem als leader van 1942-1951. Ik weet niet of broeder Van Aller zich bewust was van wat hij deed, maar wat gedrukt was, is de waarheid. Het bestuur van kolonel Conger als leader van de TS, of het zo leek of niet, dateerde van het overlijden van GdeP, en ik was zo bevoorrecht het directe bewijs van dat feit te zien. De karmische gelegenheid die ik had om tamelijk dicht bij de kolonel te zijn gedurende de laatste dagen van GdeP’s leiding en gedurende het driejarige interval, en daarna op het moment dat de kolonel het ambt aanvaardde – al deze gelegenheden maakten het heel duidelijk dat er iets heel krachtigs plaatsvond in de TS. En ik wil hier herhalen wat kolonel Conger bijna twee jaar geleden in het Administratiegebouw in Covina zei, toen hij de reeks lezingen van Mw. Knoche inleidde: dat we niet langer gevaren van buitenaf hebben te vrezen, maar de toekomstige gevaren waarop we moeten letten in onze TS, zijn die welke ‘van binnenuit zouden komen’. Hij gaf hier heel helder en duidelijk de grondgedachte dat we waakzaam moeten zijn voor wat er gebeurt en voorbereid om deze gevaren te weerstaan wanneer ze zich voordoen. Niet alleen de leaders hebben gezien wat er plaatsvond bij het opstellen van die krachten, maar veel leden van wie de intuïtie en toewijding standvastig zijn gebleven hebben hetzelfde gezien en hebben in die tijden de leaders bijgestaan en geholpen om de overgang tot stand te brengen en de beschermende barrières voor het werk op te richten tegen de destructieve krachten. Is dat een antwoord op uw vraag?

Mw. Schortinghuis: Ja, dank u zeer.

Enkele leden uit Utrecht moesten om 22.45 uur vertrekken.

Vraag: Zou de leader zo vriendelijk willen zijn het nieuwe beleid, samenwerkingsverband genaamd, uit te leggen met betrekking tot zijn achtergrond, doel, structuur of algemene werkwijze?

JAL: Ja, inderdaad. In Utrecht werd dezelfde vraag op een enigszins andere manier gesteld en ik zal proberen er op een enigszins andere manier op te antwoorden, omdat u vraagt wat het beleid van dit samenwerkingsverband is of zal zijn. Ik zou willen uitleggen dat een van de grondbeginselen van goed beleid of leiderschap, als u het zo wilt noemen, in een occulte instelling zoals de Theosophical Society, is nooit een verklaring te geven van zijn beleid. En waarom is dat? Crab knikt instemmend! Hij weet het ook.

Ik moest dit op een harde manier, en ik bedoel op een heel harde manier leren van kolonel Conger. Ik ben er trots op zijn naam zo vaak te noemen. Hij staat nog heel dichtbij ons, vooral dichtbij mij, omdat ik zoveel jaren met hem heb samengewerkt, en ik kan het niet helpen, maar het zal nog lang duren vóór ik niet meer zo vaak naar kolonel Conger verwijs. Ja, ik moest dit op een heel harde manier van hem leren. In de begintijd dat ik met hem samenwerkte, was ik een zakenman en had mijn opleiding in de zakenwereld gehad. Mijn beroep is management consultant. Als onderdeel van mijn beroep was het nodig als ik in een zaak kwam, om wanneer dit nog niet gedaan was, een scherpomlijnde verklaring van het beleid vast te stellen. Zonder dat kon ik niets doen. Ik moest van het hoofd van de organisatie of van de directie te weten komen wat hun beleid en hun doel was, zodat ik hen kon helpen hun organisatie op de juiste manier in te delen, hun functies, hun administratieve werkwijze en ook hun bedrijfsvoering.

Toen ik met deze achtergrond aan het werk van de Theosophical Society deelnam bij kolonel Conger, en door hem letterlijk in mijn gezicht werd uitgelachen toen ik hem vroeg wat zijn beleid in een of ander opzicht was, leerde ik veel. Hij wilde niet antwoorden en daarom vroeg ik het nog eens maar ik kreeg nog steeds geen antwoord. In de loop van de tijd vond ik het antwoord. Eenvoudig omdat dit een ander soort instelling is, een occulte instelling, bestuurd door occulte wetten, door wetten van het hart en niet van het verstand, zou het heel onverstandig van een leader zijn, zijn beleid uiteen te zetten, maar dat beleid zal altijd kenbaar worden door wat van dag tot dag in het werk van de organisatie plaatsheeft. Het zal niet lang duren vóór een lid dat zijn ogen open heeft en waakzaam is, dat beleid herkent, niet in de woorden die de leader spreekt maar in de resultaten verworven door de inspanningen van de leden en van de staf van de leader.

Ik zal wat duidelijker moeten zijn om iets meer aan te geven waarom dat noodzakelijk is. Als we in dienst van de meesters zijn, en we geloven dat de machten van de duisternis, waarover HPB ons telkens weer vertelt, steeds waakzaam zijn om het licht te doven dat wij misschien verspreiden, dan zou het zeker een blijk van dwaasheid zijn om een verklaring te geven van het beleid of plan dat deze duistere krachten de gelegenheid zou geven ons aan te vallen en ons zo een stap voor te zijn. We kunnen dat niet toestaan. We moeten degene zijn die de eerste stap zetten, steeds het initiatief nemen, altijd in het offensief zijn en de duistere krachten steeds in het defensief houden. We zouden dat nooit kunnen doen als we iedereen wijd en zijd vertelden wat we morgen of overmorgen zouden doen. Ik denk dat dit ongeveer is wat ik over het beleid van dit samenwerkingsverband wil zeggen.

Ik geloof dat ik de andere twee delen van uw vraag kan beantwoorden door eenvoudig de geest te herhalen van wat al eerder vanavond is gezegd. Ik stel me dit samenwerkingsverband voor als een samenwerkingsverband van liefde voor het werk van de meesters, ieder van ons op zijn eigen manier in overeenstemming met onze eigen svabhava, waarbij we zoveel mogelijk toewijding geven aan onze dagelijkse plichten, zowel onze persoonlijke plichten als plichten ten aanzien van de theosofie, met die liefde voor het werk van de meesters waarover we spraken in antwoord op de vraag van de dame over de staf aan het Hoofdkwartier. We moeten samenwerken met onze ogen wijd open, ons hart wijd open, en de ander de gelegenheid geven zich uit te drukken, en altijd standvastig blijven in onze pogingen om de beste resultaten te krijgen voor het werk van de meesters.

Het samenwerkingsverband houdt in dat ieder lid met de leader ervoor verantwoordelijk is om deze taak tot een werkelijk succes te maken. Ik hoop dat het een samenwerkingsverband met ieder lid zal zijn, waarin ieder in meerdere of mindere mate zijn bijdrage levert. De grootte van de bijdrage is niet belangrijk, omdat niet iedereen van ons in de gelegenheid zal zijn om veel te doen, maar de kwaliteit van wat we bijdragen is belangrijk. De persoon die in de juiste geest een postzegel geeft – en ik heb dit voorbeeld al zo vaak gebruikt – draagt iets van waarde bij aan dit samenwerkingsverband, dat even nuttig is als iemand die in staat is en karmisch in een goede positie verkeert om uren en uren werk bij te dragen zoals de staf aan het Hoofdkwartier doet.

Dit samenwerkingsverband is niets nieuws. Het heeft in werkelijkheid altijd bestaan, maar we waren ons niet ervan bewust. Het is mijn karma en voorrecht te proberen aan ieder van u de ware grondslag van dit samenwerkingsverband duidelijk te maken en aan te tonen dat het geworteld is in het werkelijke hart van de Grote Witte Loge. Naarmate we ons van dit feit bewust kunnen zijn, en daarvan bewust blijven, en de kracht van de stroom van spirituele kracht door onze dagelijkse bezigheden en ons theosofische werk laten vloeien, in die mate zal dit samenwerkingsverband zelfs meer zijn dan wat ik er eerst over zei: het grootste samenwerkingsverband dat deze wereld ooit heeft gekend.

Ik heb gemerkt dat onze vertaler hier al een poosje probeert om er een woord tussen te krijgen. Ik ben het denk ik aan Jan verschuldigd om naar zijn vraag te luisteren.

Jan Hoogervorst: Ja; veel leden met wie ik gedurende uw tournee heb gesproken vonden het erg jammer dat u ons over 2 of 3, of misschien 4 of 5 weken werkelijk moet verlaten, waarschijnlijk tot volgend jaar of tot over 2 jaar.

Crabbendam: Hij vist!

Hoogervorst: En nu kom ik tot mijn vraag: bent u bereid in Nederland een conventie te houden vóór u definitief naar de Verenigde Staten vertrekt?

Crabbendam: Je vraagt naar zijn beleid. Je hebt net gehoord dat een leader niets over zijn beleid vertelt.

JAL: Ga je gang. Ik vind het leuk!

Hoogervorst: Willen de aanwezigen opstaan als ze mijn idee om een conventie te houden ondersteunen? [Iedereen stond op.] U ziet dat ik niet alleen sta.

JAL: Ik ga u allen verrassen. Verschillende keren heb ik op deze tournee gezegd dat een paar mensen die me bekritiseren me ervan hebben beschuldigd dictatoriale methoden te gebruiken, maar ze kennen me niet. Het lijkt misschien dat ik tamelijk krachtig optreed als ik probeer een idee ingang te doen vinden, maar ik verzeker u dat ik geen enkel besluit voor u zal nemen, noch voor iemand anders en ik zal u niet vertellen of ik, vóór ik naar de Verenigde Staten ga, wel of niet een conventie zal bijwonen. Ik zal u niet vertellen of u er een zou moeten houden of niet. Hier moet de nationale svabhava of de Nederlandse svabhava, die op de nieuwe grondslag aan het werk gaat, zelf denken of een beslissing nemen.

Ik zal dit zeggen: als de leden van de Nederlandse Afdeling, de nationaal-secretaris, zijn werkcommissie en zijn branch-voorzitters besluiten een conventie te houden en de data vallen toevallig op een tijdstip vóór ik de Atlantische Oceaan oversteek, dan is het mogelijk dat ik een zitting bijwoon, maar ik maak geen plannen daarvoor. Ik kan daarvoor geen plannen maken. Ik weet niet wat ik in Duitsland, Zweden of Engeland zal aantreffen. U hier bent zeer in het voordeel ten opzichte van alle anderen. Ik verwacht dat ik op geen stukken na zoveel tijd in Duitsland en in Zweden, in Engeland en hopelijk in Wales zal kunnen doorbrengen als hier. Ik weet in feite dat dat niet zal gebeuren. Of u er werkelijk wat aan zou hebben als ik dit jaar een conventie zou bijwonen weet ik niet, en ik spreek niet persoonlijk. Of u een conventie zult houden of niet is iets wat u allen met uw nationaal-secretaris zult moeten bespreken. Als u besluit een conventie te houden en als de datum past – niet bij mijn plannen, want ik heb geen plannen – maar past in het karmische draaiboek, dan zal ik er zijn. Indien dit niet het geval is, dan vrees ik dat ik er niet zal zijn, maar ik verzeker u dat mijn hart aanwezig zal zijn. Ik zeg dit niet in een geest van niet willen samenwerken, maar dat het dagelijkse karmische draaiboek dat moet aangeven.

Crabbendam: Je kunt beter proberen dat dagelijkse karmische draaiboek te lezen, Jan!

JAL: Helemaal niet. Ik moet uitdrukking geven aan mijn diepe waardering voor de gedachte en de hoop die u mij uitsprak, mij zo eensgezind heeft laten voelen dat u mij daar zou willen zien. We zullen zien wat er gebeurt. Ik zeg niets om u aan te moedigen, maar wil u ook niet ontmoedigen. Het karmische draaiboek moet de weg wijzen. Wil je dit vertalen, Jan? Dan zal ik de bijeenkomst sluiten.

Het wordt al laat. Dit is de laatste van de reeks bijeenkomsten die ik wilde houden. Het resultaat van de samenwerking die uit iedere hoek van Nederland is gekomen is typerend voor de doelgerichtheid waarmee Nederland de dingen doet. De meesten van u hebben even veel als ik of meer door Europa gereisd, maar op mijn vorige reis, toen ik Rotterdam zag en daarna andere gebombardeerde steden bezocht, waaronder Londen, kostte het me geen enkele moeite om de ijver te zien waarmee Nederland zich heeft hersteld van de vreselijke klap in Rotterdam. Ik vind het werkelijk onmogelijk om iets over Rotterdam te zeggen zonder Amsterdam, Zwolle, Haarlem en Utrecht te noemen, en ik geloof dat er een stad is die Hilversum heet, Henk, is het niet? En Bussum, niet Ab? Ik vind het werkelijk onmogelijk om daartussen een onderscheid te maken. Ze vertegenwoordigen voor mij alle Nederland en waar het voor staat.

Ik dank u allen uit de grond van mijn hart voor de steun die u vanaf vorige zondag de hele week door aan deze bijeenkomsten heeft gegeven. Sommige gezichten heb ik op alle bijeenkomsten gezien. Het is voor mij werkelijk een inspiratie geweest, en ik zal u zeggen dat als ik op mijn hersenverstand had moeten vertrouwen om dát te zeggen wat op deze bijeenkomsten gezegd moest worden, dan zou ik al op de tweede of derde avond geen woorden en gedachten meer tot mijn beschikking hebben gehad. Ik wil u laten weten dat deze bijeenkomsten en de geest ervan niet door mij mogelijk zijn gemaakt. Dat heeft u gedaan. Als uw inspiratie en de kracht van uw grote toegewijde liefde voor de theosofie er niet waren geweest, die dit bij mij hebben opgeroepen en het materiaal hebben verschaft waarvan u zegt dat ik het u heb gegeven, dan had ik het niet kunnen doen en dat, vrienden, is per slot van rekening dit samenwerkingsverband in actie. Het werkt naar twee kanten. Ik kan u niets geven wat u niet aan mij geeft. En u kunt mij niets geven wat ik u niet geef. Dat is een echt samenwerkingsverband.

Ik dank u allen. Ik kan deze bijeenkomst niet sluiten zonder dat ik een woord van grote dankbaarheid heb gericht tot jou, Crab, voor de meesterlijke manier waarop je deze reeks bijeenkomsten hebt geleid. Je bent een bolwerk van kracht geweest, veel meer dan je zelf beseft.

Fred Lindemans: Dat is waar.

JAL: En Fred, de nieuwe nationaal-secretaris, jouw zwijgende kracht naast me heeft meer betekend dan ik kan zeggen.

Fred Lindemans: Ik hoop dat ik veel meer zal worden dan dat.

JAL: Je hoeft niets te zeggen, Fred.

Jan, jouw toewijding waarmee je dit vertaalwerk hebt aangepakt heeft aan de leden de werkelijke geest van wat ik heb gezegd overgebracht. Ik versta geen Nederlands, maar ik begrijp de harten en ik geloof dat ik het juist heb als ik zeg dat Jan meer dan zijn best heeft gedaan om de geest van mijn opmerkingen in uw eigen taal weer te geven of te vertalen; en de waarde van zijn bijdrage is door mij niet te schatten. Ik wil je bedanken, Jan, voor het werkelijk geweldige werk dat je hebt gedaan.

Dank je, Henk, voor je mooie welkomstwoord vanavond. Het kan zijn dat het karmische draaiboek iets anders zal uitwijzen, maar dit is misschien de laatste formele bijeenkomst waarin ik voor u allen sta. U allen moet weten dat de schakel in de keten van het werk voor de meesters die deze dagen in Nederland werd gesmeed, nooit zal breken. Omdat ik iets begrijp van de wet van aantrekking en afstoting, geloof ik dat ik gerust kan zeggen dat het heel moeilijk zou zijn om mij ervan te weerhouden naar Nederland terug te komen wanneer de gelegenheid zich ook maar voordoet. De aantrekkingskracht is er, de liefde is er en ik zal zo vaak komen als voor mij mogelijk is. Ik dank u nog eens voor alles wat u voor mij heeft gedaan. Het heeft ongelooflijk veel betekend.

Dank u allen en moge de zegen van de meesters met u allen zijn. Welterusten.

De bijeenkomst werd om 23.30 uur gesloten.


James A. Long – Tourverslagen 1951

Online-editie, isbn 9789070328641

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag