Inhoudsopgave 
Bijeenkomst in Manchester
20 juni 1951 – 19.30 uur
Lilian Rainford, algemeen voorzitter
Peter Stoddard, dagvoorzitter
Lilian Rainford: Ik heb de aangename taak u vanavond onze
nieuwe leader voor te stellen. Ik ben sinds het begin van de rondreis
in Engeland bij hem geweest en ik zie dat er theosofische geschiedenis
wordt gemaakt, en juist omdat ik nogal passief moest toekijken, heb
ik zelf heel wat lessen geleerd! Ik heb gewacht en ik heb meer geleerd
over de betekenis van die prachtige lering in de Gita die zegt
dat er ‘handelen in niet-handelen en niet-handelen in handelen’
is. Ik was duidelijk niet-handelend, maar er gebeurde heel wat.
Mag ik het genoegen hebben de leader, James A. Long, aan u voor te
stellen?
JAL: Dank u wel Mw. Rainford. Ik zie enkele gezichten uit
Liverpool. Ik dacht dat dit Manchester was! Ik ben blij u allen hier
te zien en dank u voor uw komst.
Mw. Rainford zei iets over theosofische geschiedenis die tijdens deze
rondreis wordt gemaakt, en ze heeft gelijk. Geschiedenis niet alleen
vanuit het theosofische standpunt, maar ook geschiedenis vanuit het
standpunt van spiritualiteit in actie. Nu twijfel ik er niet aan of
mijn gewoonte om nooit plannen te maken is tijdens deze rondreis voor
sommige functionarissen verwarrend geweest. Waar ik ook heenging, overal
werd ik begroet met dit soort opmerkingen: ‘Wat zijn uw plannen?
Waarmee kunnen we u helpen?’ Al snel hebben ze ontdekt dat ik
beslist geen plannen wil maken, maar gaandeweg probeer het door mij
zo genoemde dagelijkse karmische draaiboek te lezen, de tekens probeer
te lezen die karma van dag tot dag, bijna van moment tot moment, onthult,
zodat we op het natuurlijke moment en op een natuurlijke manier het
natuurlijke doen, liever dan mijn wil te gebruiken, of die van iemand
anders, om de taak die voor ons ligt te volbrengen.
Als de Liverpool-leden er geen bezwaar tegen hebben, kunnen we misschien
kort spreken over wat gisteravond in hotel Adelphi in Liverpool heeft
plaatsgehad. Sommigen van u waren de avond daarvoor ook op de algemene
vergadering in Liverpool. Als gevolg van de bijeenkomst in het Stork
Hotel op maandagavond en de gesprekken die ik de dag daarna heb gehad
in hotel Adelphi, waar mijn staf en ik verbleven, deed zich een gelegenheid
voor die zowel de Liverpool-leden als ikzelf herkenden: dat te doen
waar het karmische draaiboek om vroeg, en dat me tegelijkertijd een
duidelijke aanwijzing gaf over wat er in Engeland moet worden gedaan.
Uit eigen beweging besloten de Liverpool-leden unaniem in beide loges
hun charters als loges terug te geven en tijdelijk als studiegroepen
verder te gaan tot het moment aanbreekt waarop we één
branch-charter kunnen verlenen, van een branch die rechtstreeks met
het Hoofdkwartier is verbonden. Door het feit dat door de loge in Liverpool
de noodzaak ervan werd ingezien en doordat er gisteravond actie is ondernomen,
is het me duidelijk geworden dat ik op mijn verdere rondreis door Engeland
aan iedere groep deze gedachte moet voorleggen, en als ze ditzelfde
idee willen volgen en hetzelfde willen doen, zullen we op een natuurlijke
en gemakkelijke manier de loges in Engeland branches laten worden, die
rechtstreeks met het Hoofdkwartier zijn verbonden.
Zo’n daad van de loges zou natuurlijk de Engelse Afdeling, zoals
die nu bestaat, opheffen; ze zou een einde maken aan de nationale functies:
die van voorzitter, regionale vice-voorzitters, enz. Het zou betekenen
dat er een nationaal-secretaris zou worden benoemd, een nationale penningmeester
en een notulist of secretaris-notulist, en tenslotte zouden er, terwijl
de tijd voortgaat en de karmische noodzaak dat aangeeft, commissies
benoemd kunnen worden om de nationaal-secretaris bij te staan. Wat later
op de avond kan de voorzitter van de loge in Manchester, dhr. Stoddard,
als hij het ermee eens is, uw mening hierover vragen. Als u wilt zal
ik graag de gedachte verder uiteenzetten, maar vóór ik
dat doe zou ik misschien nog dit kunnen zeggen: ik verzoek u de werkelijke
waarde van deze veranderingen, die op een natuurlijke manier in de TS
plaatsvinden, niet over het hoofd te zien. Ze worden niet voorgesteld
om de leader een plezier te doen, of om in overeenstemming te zijn met
een idee dat hij heeft gehad. Het is niet eenvoudig een kwestie van
het herzien van de organisatiestructuur van de TS en de nationale afdelingen.
Volstrekt niet. Het is in werkelijkheid iets spiritueels, iets fundamenteel
theosofisch, dat de bedoeling heeft ons werk krachtiger te maken en
het oorspronkelijke programma van de meesters en HPB in veel grotere
mate te helpen bevorderen.
Hoe kan iets dat een kleine verandering in de organisatie schijnt te
zijn, dit teweegbrengen? De herziening van de organisatiestructuur zal
dit ook niet doen, omdat organisatiestructuren zoveel veranderd kunnen
worden als men wil, maar op zichzelf nooit het hart van de dingen zullen
veranderen. Door de jaren heen hebben zich in de verschillende nationale
afdelingen allerlei organisatorische en andere problemen voorgedaan,
zodat in ieder land waar we een afdeling hebben gehad, behoefte bestond
aan enige herziening. In Engeland hebben we, zoals u allemaal weet,
in het noorden enkele loges; in de Midlands hebben we een paar loges
in Liverpool, een loge in Southport en een loge in Manchester, en in
het zuiden hebben we een loge in Bournemouth en, behalve enkele kleine
groepen of loges in die streek, de loges in Londen en Croydon en de
Corresponding Fellows Lodge. Alle werken min of meer letterlijk als
‘autonome eenheden’. Ze zijn niet volledig van elkaar gescheiden,
maar ze leiden op hun eigen manier hun eigen leven, wat heel goed is,
maar de nationale saamhorigheid ontbreekt, niet in nationalistische
zin maar in de zin dat ze geen eenheid vormen. Dat ligt niet aan de
leden. Het ligt niet aan de functionarissen. Het is iets dat zich eenvoudig
in de loop van vele jaren heeft ontwikkeld.
Ik ben van mening dat theosofie niet alleen Engeland toebehoort of
Nederland of Zweden of Nigeria, maar iets is dat ieder land in de hele
wereld toebehoort. En ik heb het gevoel dat u in Engeland, vooral in
deze dagen van spanning, niet in het minst verzwakt zou worden als u
goede krachtige spirituele voorzieningen treft. En ik weet geen betere
spirituele voorziening dan een aaneengesloten, nauw verbonden groep
theosofen in Engeland, die ernstig nadenken en met hun hart op de ware
spirituele manier samenwerken. Ik ben ervan overtuigd dat we –
indien en wanneer de loges in de Engelse Afdeling branches worden die
rechtstreeks met het Hoofdkwartier, met het hart van de Beweging, zijn
verbonden – de enorme mogelijkheden zullen beginnen te zien. De
nationale afdelingen zijn door GdeP in het leven geroepen met een speciaal
doel in een bepaalde tijd. Dat doel is bereikt en is er niet meer, en
we moeten nu doorgaan op de manier zoals de tijd dat aangeeft. Dit is
ongeveer alles wat ik in dit verband als achtergrond hoef te zeggen,
en tijdens de gelegenheid om vragen te stellen kunt u alles vragen wat
u maar wilt.
Dit is mijn derde bezoek aan Manchester, al weet ik niet of u zich
dat realiseert. Maar ik ben hier twee keer in januari geweest, en nu
weer. Manchester heeft theosofische wortels die tot diep onder de oppervlakte
gaan, en ze heeft haar ups en downs gehad zoals alle theosofische centra
die vele stormen hebben doorstaan. De loge in Manchester bestond lang
vóór uw tegenwoordige voorzitter zijn functie aanvaardde
en Manchester is er nog steeds. Er is iets in de theosofie dat ons diep
raakt en daar kunnen we niet veel aan doen. Het is er en het laat ons
nooit met rust. We kunnen misschien van tijd tot tijd op een of andere
manier inactief worden, maar dat kunnen we niet heel lang blijven. Ik
wil er dit aan toevoegen: dat de loges hier in Engeland, hoe ver ze
misschien ook uit elkaar liggen en hoe los ze van elkaar schenen te
staan, de taak hebben vervuld waar HPB in een van haar brieven aan Judge
op doelde, toen ze sprak over beschermende krachten die zo gering in
aantal zijn dat ze strategisch moeten worden geplaatst. Zoals ik het
zie, niet alleen vanuit een nationaal standpunt maar vanuit het standpunt
van de wereld, zijn deze beschermende krachten strategisch geplaatst.
Als u bijvoorbeeld kijkt naar de plaatsen waar uw werkelijke centra
in Engeland zijn, zult u zien dat de Britse eilanden sterk genoeg van
noord tot zuid en van oost tot west bezet zijn om het licht vast te
houden tot we langs innerlijke lijnen van eenheid de hele kracht van
deze groepen in beweging kunnen brengen. Wat dus vanuit een bepaald
gezichtspunt misschien een inactieve warboel scheen te zijn zal een
krachtige spirituele stroom van theosofische kracht worden die op het
uiterlijke gebied zal worden gevoeld.
Ik zou de bijeenkomst zo snel mogelijk aan u willen overdragen en u
vragen te spreken over wat u in gedachte heeft, want ik geef er veel
meer de voorkeur aan met u te praten over die dingen die u wilt bespreken.
Dus laten we, als je er geen bezwaar tegen hebt, Peter, nu tot de vragen
over gaan, en zien wat er gebeurt.
Harry Kay: Ik moet eerlijk tegen u zijn, meneer Long en Mw.
Rainford. Ik zou alleen willen zeggen dat ik zeker weet dat we bijzonder
verheugd zijn over het bezoek van de afgezanten uit Amerika en de persoonlijkheid
van dhr. Van Mater heeft me zeer getroffen – de twinkeling in
zijn ogen en de prettige glimlach en de vrolijke handdruk. Dat is al
iets, omdat we in Manchester tot op zekere hoogte zakenlieden zijn en
als we mensen ontmoeten, blijven onze eerste indrukken lang nawerken.
Ik vind het een eer om uitgekozen te zijn enkele woorden te zeggen maar
ik zou op dit moment willen zeggen dat ik met hart en ziel aan het theosofische
werk deelneem.
Ik erken dat de ontwikkeling van de theosofie, niet alleen in dit land
maar in elk land in de wereld, een van de meest gigantische en inspirerende
en tegelijkertijd meest waardevolle taken is die een mens op zich kan
nemen. Een edeler taak ken ik niet. Men moet zich op die taak voorbereiden,
niet alleen als organisatie, maar ook individueel. Hoe kunnen wij, die
allemaal verschillende mensen zijn, ons voldoende ontwikkelen om bij
al die verschillende gradaties van de mensheid, zoals we haar tegenwoordig
aantreffen, belangstelling te wekken? Uw opmerkingen bevatten een specifieke
suggestie. Ik kreeg het gevoel dat u erop wilde wijzen dat de theosofische
geest waarschijnlijk enige invloed zou kunnen hebben op het politieke
denken van tegenwoordig, maar wij als Society moeten uiterst voorzichtig
zijn bij het uiten van onze gedachten over politiek, vooral onder vrienden.
We kunnen gemakkelijk verkeerd worden begrepen. Hoe kunnen we bij mensen
belangstelling opwekken? Ik denk dat u het wel begrijpt.
JAL: Ik dank u voor de vraag en het commentaar, meneer Kay.
Dat is wat ik graag wilde, en nu zullen we van wal steken. Voordat ik
uw vraag beantwoord voel ik me gedwongen dit te zeggen: wat ik heb gezegd
hield niet in dat er een direct verband bestaat tussen onze theosofische
activiteiten en inspanningen en de politieke toestand in de wereld.
En als er leden of niet-leden zijn die dat zo hebben begrepen, zou ik
willen dat ze dit corrigeerden. Officieel zijn we niet-politiek, onsektarisch,
in iedere betekenis van deze woorden. En om mijn eenvoudige
uitspraak in mijn inleiding te verduidelijken zal ik heel in het kort
dit zeggen: theosofie wil de oorzaak van moeilijkheden aanpakken en
werkt met oorzaken en niet met gevolgen. De politieke situatie en iedere
andere onbevredigende situatie in de wereld en in ons leven die we zien
en waarmee we in aanraking komen, zijn gevolgen. Theosofie en de Theosophical
Society houden zich bezig met het verbeteren van de verkeerde oorzaken
die deze verkeerde gevolgen in de wereld brengen. Die verkeerde oorzaken
kunnen alleen vanuit een innerlijk standpunt worden verbeterd, niet
op een denkbeeldige manier maar door een innerlijke, spirituele benadering
en alleen op deze manier kunnen we de politieke of welke andere situatie
in een land of in de wereld als geheel beïnvloeden – maar
in geen geval als een direct doel. Het is onze taak het hart en de geest
van de mensen zodanig te veranderen dat ze spiritueler, onzelfzuchtiger
zullen worden en meer aan het welzijn van anderen zullen denken dan
aan zichzelf. Wanneer deze houding meer in het hart van de leden en
de mensen in het algemeen tot uitdrukking komt, zullen de uiterlijke
gevolgen in overeenstemming daarmee veranderen.
Nu wat betreft uw vraag. Ik geloof dat ik de sleutel tot het antwoord
al heb gegeven in wat ik zojuist heb gezegd. Ik heb een beetje ervaring
opgedaan met de menselijke natuur en ook nogal wat slagen te verduren
gehad in deze wereld. Ik ben ook een zakenman en ik zal u vertellen
over de grote les die ik moest leren en die mij veel pijn in hart en
ziel en ook in lichaam en geest heeft gegeven. Maar die grote les die
ik moest leren, heeft me beter dan iets anders geholpen de theosofie
te verspreiden. Die les bestond eenvoudig hieruit: ik moest mijzelf
en mijn ideeën en gedachten op de achtergrond houden, en leren
naar de ideeën van mijn medemensen te luisteren en ze te begrijpen
en erover na te denken. Na die eerste les leerde ik in korte tijd geweldig
veel. Plotseling besefte ik: ‘Jim, ze lopen geen van allen uit
de pas, behalve jijzelf; je kunt beter eerst eens op jezelf letten.’
Ik zag in dat ikzelf inderdaad uit de pas liep, omdat ik zozeer eropuit
was eerst mijn eigen ideeën naar voren te brengen.
Ik ging naar theosofische studiegroepen en kon mijn mond maar niet
houden, omdat ik dacht dat ik de dingen moest uitleggen. Op een goede
dag sprak een vriend mij aan en zei: ‘Jim, ik zal eerlijk tegen
je zijn. Je verknoeit eigenlijk de dingen.’ Ik hield van deze
man. We praatten samen wat. Ik ging eens rustig zitten en nam mezelf
ernstig onder handen en toen begon ik te leren. Het veroorzaakte veel
pijn en leed. Ik heb er mezelf met hart en ziel op geworpen en vóór
ik het wist vond ik het prettig om in plaats van zelf in alles een woordje
mee te praten, de voorzitter en alle anderen de discussie te laten voeren.
Na ongeveer negen maanden gaf ik op hun verzoek niet alleen theosofische
lezingen maar ik leerde iets veel beters dan ik ooit voor mogelijk had
gehouden. Ik leerde meer door de stilte, de ware stilte van mijn hart,
dan ik in mijn hele leven had geleerd. Vanaf dat moment begonnen alle
verhoudingen en situaties in mijn zakelijke en persoonlijke leven betekenis
te krijgen en ik ontdekte dat de gelegenheden om de mensen werkelijk
te helpen zich op een natuurlijke wijze voordeden, zonder dat ik ze
zocht.
Dat is praktisch altruïsme, praktische theosofie. Telkens weer
werd ik herinnerd aan de eenvoudige uitspraak van Emerson in een van
zijn essays: ‘Wat u bent spreekt zo luid dat ik niet kan horen
wat u zegt.’ Ik geloof werkelijk dat dit het antwoord op uw vraag
bevat. Die uitspraak omvat een van de meest occulte processen of wetten,
die in de stilte werkzaam zijn. Wat een mens in zijn hart is, spreekt
veel luider dan duizend woorden.
Hoe kunnen we invloed hebben op deze verschillende soorten persoonlijkheden?
Door ons voorbeeld, door wat we zijn, niet door wat we zeggen. Dat is
de enige betrouwbare manier om invloed uit te oefenen op onze medemensen.
Dan zal wat we zijn zo duidelijk worden dat de mensen die we in onze
verschillende posities in het leven ontmoeten, het zullen weten. Iets
zal van ons hart uitgaan naar hun hart en wanneer we iets zeggen, zal
het van werkelijke waarde zijn en niet klinken als een citaat uit een
studieboek.
Dat is een eenvoudig antwoord, mijnheer Kay, maar ik denk dat het juist
is. Er zijn geen ingewikkelde voorschriften of regels. U bent een zakenman
geweest en ik ook. We hebben beurzen bezocht, zakelijke besprekingen
gehad en al dat soort dingen, en hebben horen uiteenzetten hoe we te
werk moesten gaan om beter zaken te doen en meer mensen in onze verkoopruimten
te brengen, enz. Dat is goed; dat is zaken doen. Maar de Theosophical
Society is geen zakelijke onderneming. Dit is een occulte instelling,
en met het woord occult bedoel ik altruïstisch, spiritueel. De
Theosophical Society is niet in stand gebleven door verkooptechniek
of enig ander stel regels dan die waarvan de kern, als de belangrijkste
doelstelling, de poging is om een kern van universele broederschap te
vormen. De enige manier waarop dat tot stand kan worden gebracht is
door ernstig en zelfbewust meer aan het leven en de problemen van de
ander te denken dan aan die van onszelf, door ons in dienst te stellen
van anderen. Dan zijn we werkelijk dienaren van de Wet. Als we dat doen,
zal ons innerlijke hart zich stilletjes op de juiste manier laten horen
en hen aantrekken die behoefte hebben aan wat we kunnen geven.
Nu is het misschien een goede gelegenheid, Peter, als je ervoor voelt,
om de mening van je loge te weten te komen over de verandering van loges
in branches, enz. En daarna kunnen we nog wel met enkele andere vragen
doorgaan. Jij bent de voorzitter en ik zou erg benieuwd zijn de openhartige
reacties van de leden te horen.
Peter Stoddard: Wel, broeder Long, kunnen we ons een duidelijk
beeld vormen van wat er gaat gebeuren? Als we dit kunnen, zal dat ons
helpen. Wat gaat er gebeuren, broeder Long? Ik stel die vraag niet als
kritiek maar alleen omdat ik de situatie voor ieder lid hier graag volkomen
duidelijk wil maken. Begrijp ik goed dat het charter dat we nu bezitten
en de reglementen van de Engelse Afdeling en al die officiële documenten
waarop we ons in onze verschillende ups en downs zo vaak hebben beroepen
– is het de bedoeling deze totaal af te schaffen en ons in plaats
daarvan te verbinden met het internationale Hoofdkwartier in Pasadena,
eenvoudig als een branch van die organisatie, met een functionaris in
de loge die in rechtstreeks contact met uzelf zal staan?
JAL: U formuleert uw vraag heel goed en ik zal haar graag
beantwoorden. Vrienden, indien ik op mijn verdere reis van elke loge
de unanieme instemming krijg die ik tot dusver steeds heb verkregen
(in de Verenigde Staten was daarvoor een tweederde meerderheid nodig),
dan betekent het dat alle reglementen van Engelse Afdeling en de Engelse
Afdeling als een afzonderlijke entiteit in de TS niet langer bestaan.
Het zou betekenen dat de reglementen van de individuele loges in de
Engelse Afdeling niet langer bestaan, en dat ze in de toekomst zullen
werken als branches. Ik bedoel hiermee niet dat ze vanuit het Hoofdkwartier
zullen worden bestuurd, maar ze zullen werken met een nationaal-secretaris,
die de verbindingsman tussen de leader en de leden zal zijn, tot het
moment dat hij een nationale commissie nodig heeft, zoals in Nederland
waar men heel erg actief is.
De bedoeling is de barrières uit de weg te ruimen die zich tussen
de leden en het Hoofdkwartier hebben gevormd. Dat is het belangrijkste
doel. De poging dient om de nationale svabhava van ieder land zich te
laten ontwikkelen in zijn eigen nationale essentie als onderdeel van
de TS als geheel, zodat Engeland en Zweden, Nederland en Duitsland,
Wales en de Verenigde Staten, Australië, Zuid-Afrika en ook Nigeria
alle hun individuele svabhava krachtig kunnen laten bijdragen aan het
geheel, zonder enige barrière.
U in Engeland weet allen dat u hier in Europa de laatste jaren een
zware taak heeft gehad, doordat u niet zo nauw in contact stond met
het Hoofdkwartier als oorspronkelijk in de tijd van GdeP. Ik bedoel
niet het persoonlijke contact, maar door de natuurlijke neiging bij
de organisatie van elke afdeling om zich tijdens de oorlog alleen en
afzonderlijk te ontwikkelen en te werken, is er een te sterke nadruk
op het afdelingsbewustzijn ontstaan, die verre van gezond was. Met andere
woorden we zien hier een Engelse Afdeling, daar een Amerikaanse Afdeling,
een Nederlandse Afdeling, enz. Onze aandacht gaat niet speciaal
uit naar de Engelse of de Amerikaanse of de Zweedse Afdeling, maar naar
het werk en het leven en de groei van theosofie en universele broederschap
in Engeland, in de Verenigde Staten, in Zweden en in ieder land in de
hele wereld. Het is mijn vaste overtuiging dat indien we alles wat op
een barrière lijkt, wegnemen en hiervan een echt samenwerkingsverband
maken, niet in exoterische maar in ware esoterische zin, de logekracht,
zoals deze vanuit het Hoofdkwartier stroomt, onbelemmerd naar ieder
lid in elke afdeling en iedere loge vloeit, en door deze brandpunten
de wereld om ons heen en onze medemensen zal bereiken. En ook dit is
belangrijk: de kracht die er in de wereld is en waarmee de leden zelf
in aanraking zijn gekomen, zal ook via die leden, via die loges en via
het Hoofdkwartier naar de Loge worden teruggevoerd. Op deze manier zal
de natuurlijke circulatie van de kracht plaatsvinden, zoals dat zou
moeten, waarbij ze de Loge zal geven wat ze kan geven en de leden zal
zenden wat ze kan zenden.
In feite is dit niet gebeurd zoals het zou moeten gebeuren, en als
we echt van plan zijn om voor onze medemensen en voor de vooruitgang
van de mensheid te werken, laten we dan ervoor zorgen dat we het op
de juiste manier doen. Laten we onszelf niet voor de gek houden met
een papierwinkel, die zo is aangegroeid dat hij de vooruitgang van het
werk tegenhoudt. Het is mijn taak als leader alles in een ruimer perspectief
te zien en te doen wat ik kan om de leden te helpen zich meer bewust
te worden van hun individuele verantwoordelijkheid.
Stoddard: Dank u, broeder Long. Ik stel het bijzonder op prijs
wat u heeft gezegd en persoonlijk ben ik het er helemaal mee eens, maar
dat is nog geen garantie dat al onze leden er op dezelfde manier over
denken. Helemaal niet. En ik weet niet of ze er ook zo over denken.
Ze zijn door hun contact met u vanavond misschien getroffen; ik denk
dat dat zo is. Maar het is toch een tamelijk plotseling verzoek dat
aan de leden wordt voorgelegd, voor zover ik althans de gedachten van
de leden ken. Als ze niettemin voldoende intuïtief zijn en voldoende
helder van geest om direct een beslissing te nemen, dan heb ik er geen
bezwaar tegen. Ikzelf heb al een beslissing genomen.
JAL: Neem me niet kwalijk Peter, maar mag ik voorstellen dat
je de leden vraagt om uitdrukking te geven aan hun gedachten? Dan zul
je weten of ze intuïtief zijn of niet!
Stoddard: Ja, geven de leden er de voorkeur aan om nu een
beslissing te nemen of willen ze de zaak liever nog een dag of twee
overdenken, waarna dan over enkele dagen of een week, opnieuw een bijeenkomst
zou kunnen worden gehouden? Is er iemand die hierover graag iets zou
willen zeggen?
Vraagsteller: Mag ik iets naar voren brengen, meneer Stoddard?
Er is een ding waarover ik me een beetje bezorgd maak en dat is een
te veel willen centraliseren. Ik ben niet bang voor wat er is voorgesteld,
maar omdat ik centralisatie in al haar slechtste maar ook in haar betere
vormen heb gezien, geloof ik dat er gevaar in schuilt om in een organisatie
alle macht in handen te leggen van een centrale autoriteit. Ik geloof
dat het in het politieke en economische en zelfs religieuze leven duidelijk
is gebleken dat zodra de macht in een centrale figuur wordt geconcentreerd,
er gevaar ontstaat. We zien dat natuurlijk op politiek terrein en in
de Rooms-Katholieke Kerk en in andere organisaties. Daar ben ik bang
voor, maar het is slechts een opmerking.
JAL: Wilt u dat ik hierover iets zeg?
Vraagsteller: Ja, als u wilt, graag.
JAL: Ik moet opnieuw de uitspraak herhalen dat dit geen gewone
organisatie is, en dat de centralisatie van macht, zoals u het stelt,
inderdaad bestaat. Het is nooit anders geweest. En of er nu nationale
afdelingen zijn of niet, en reglementen of niet, die macht is volkomen
gecentraliseerd. De hele structuur van de TS is hierop gebouwd. Dat
was de basis waarop de meesters en HPB haar hebben opgericht. Er was
een exoterische en een esoterische sectie. De Esoterische Sectie is
nu gesloten, en die kracht stroomt door de TS, en het is juist om die
reden dat deze uiterlijke verandering zich daarnaar moet richten –
niet om de macht van iemand te vergroten, omdat die macht al bestaat,
maar om de leden in staat te stellen de kracht te ontvangen die daar
reeds is, en om het onmogelijk te maken dat ze voortdurend wordt tegengehouden.
Indien u denkt dat de leader van de Theosophical Society, welke leader
dan ook, om macht vraagt, of macht verlangt, dan hebben we heel weinig
vertrouwen in de meesters en in de manier waarop ze werken. Het feit
blijft dat de macht er is en altijd is geweest. De schakel is niet verbroken
en wat ik probeer te bereiken is niet het verkrijgen van meer macht,
maar het geven van meer macht aan de leden, niet van mijzelf maar de
logekracht die wacht om te worden gebruikt, maar die soms door nationale
persoonlijkheden en kunstmatige belemmeringen werd tegengehouden. Ik
denk dat de leden op dit keerpunt in deze eeuw daarom individueel het
recht hebben om in meer rechtstreeks contact te komen met die kracht.
In deze tijd op de opgaande boog van de eeuw moet de aard van onze innerlijke
inspanningen anders worden, niet in principe, maar in de praktijk en
in de uitvoering, en we moeten de dingen die ons zijn gegeven in praktijk
brengen. Nu het esoterische exoterisch is geworden en het exoterische
de krachtige aanraking van het esoterische voelt, zou het volgens mij
een grote misdaad zijn als ik niet, als het nodig is, energiek zou proberen
alle belemmeringen uit de weg te ruimen die de inspanningen van de meesters
om ieder individueel TS-lid te bereiken, waar hij zich ook bevindt,
zouden kunnen hinderen.
Nu kan ik niet overal heengaan en met iedereen contact hebben en met
elk lid persoonlijk corresponderen, maar ik kan hen wel vragen om uit
eigen beweging toe te staan dat de innerlijke structuur van dit alles
in harmonie wordt gebracht met wat ze oorspronkelijk onder HPB was,
zodat we kunnen beginnen met het werk van deze helft van de eeuw. En
nu is het mijn taak geworden om de draad die kolonel Conger aan mij
heeft overgedragen, weer op te nemen en verder te gaan.
De reden dat ik Liverpool genoemd heb en het mooie van die ervaring,
is eenvoudig deze: jaren achtereen was er een gehechtheid aan een symbool
– symbolen zijn prachtig, maar we moeten ons niet gaan hechten
aan iets anders dan de levende kracht die deze symbolen vertegenwoordigen.
Zonder enige aarzeling overhandigden ze me twee charters, het ene gedateerd
1888, geloof ik, dat een oorspronkelijk in 1879 afgegeven exemplaar
verving, en een charter van latere datum. Bij het overhandigen zei hun
voorzitter tegen me: ‘Het is maar een stuk papier.’ Vrienden,
dat is belemmeringen uit de weg ruimen. Dat is spirituele activiteit
op de juiste manier. Hoe meer we ons aan iets vastklampen dat we beschouwen
als iets van onszelf, des te minder theosofie we kunnen geven. En laten
we dat niet vergeten, omdat we juist dat uit de weg moeten ruimen. Ik
doe mijn uiterste best deze hardnekkige gehechtheden te verwijderen
om het hart van ieder lid in deze TS te bereiken. We zijn theosofen
en we zullen de theosofie in praktijk moeten brengen en tot iets praktisch
in ons leven moeten maken.
Nee, wanneer de dag komt dat een leader of een lid denkt dat hij macht
moet bezitten, dan zal deze TS dood zijn, absoluut dood. Er zijn in
deze TS vaker moeilijkheden veroorzaakt door mensen die dachten dat
ze belangrijk waren. Dat is gevaarlijk. Niemand van ons is belangrijk.
Onze taak is onpersoonlijke kanalen te zijn voor de logekracht, niet
gehecht aan de resultaten, niet gehecht aan symbolen, niet gehecht aan
iets anders dan de waarheid, de echte waarheid, zoals deze vanuit de
Loge stroomt naar de leader en naar ieder lid. Ik ben vastbesloten mijn
opdracht uit te voeren. Dat is wat dit samenwerkingsverband zal gaan
worden, als ik eraan kan bijdragen dat ervan te maken.
Dean: Mag ik iets zeggen? Ik zou alleen maar voor mezelf willen
spreken dat ik helemaal achter u sta, meneer Long. Ja, met heel mijn
hart.
Kay: Meneer Long, zou u in eenvoudige woorden willen verklaren
wat dit betekent? Het is tamelijk verwarrend, en voor mij persoonlijk
nogal een schok. Geen schok in de letterlijke betekenis van het woord,
maar meer een verrassing. Bedoelt u dat de bestuursleden van de Britse
eilanden er in de toekomst niet meer zullen zijn?
JAL: De bestaande bestuursleden, onder wie mevrouw de voorzitter,
zullen er niet meer zijn.
Kay: Hoe zal dan de andere structuur van de organisatie zijn,
zodat ze kan functioneren zoals ze dat doet? Iedere loge stond onder
het voorzitterschap van een bepaald persoon en alle loges waren met
elkaar verbonden, en er werd de nadruk op gelegd dat de loge min of
meer een afzonderlijk deel van het geheel was, maar tegelijkertijd kon
ze haar eigen onafhankelijke wetten vaststellen.
JAL: Ik denk dat ik u begrijp, meneer Kay. Hier is het verschil
en het is een heel belangrijk verschil. Ik heb het in het kort uitgelegd
maar ik zal nu wat dieper erop ingaan. De huidige officiële situatie
zal niet langer bestaan, maar er zal natuurlijk iets moeten zijn dat
ervoor in de plaats komt, niet een afzonderlijke organisatie, maar,
zoals gezegd, door mij zullen een nationaal-secretaris, een penningmeester
en een secretaris-notulist worden benoemd. De loges, zoals ze nu zijn
samengesteld als autonome eenheden in de Engelse Afdeling, zullen branches
worden die rechtstreeks zijn verbonden met het Hoofdkwartier. De charters
zullen, in plaats van door het Hoofdkwartier te worden verstrekt door
bemiddeling van een nationale afdeling, rechtstreeks aan de branches
worden verstrekt, en ze zullen hun energie en kracht rechtstreeks van
de stam van de boom ontvangen, zonder dat zich iets daartussen bevindt.
Hun ‘onafhankelijkheid’ zal blijven bestaan precies zoals
bij de tak van een boom. Elke loge zal een verschillende tak zijn, maar
niet los van de hoofdstam. Elke tak zal haar eigen individuele svabhava
hebben, haar eigen natuurlijke neiging om in de een of andere richting
te groeien, maar ze zal haar levensbloed rechtstreeks van de stam van
de boom, het Hoofdkwartier, ontvangen, en onder de leiding en waakzame
bescherming van het Hoofdkwartier staan. Het Hoofdkwartier zal de branches
niet zeggen wat ze moeten doen. Dezelfde gedragslijn die de meesters
volgen ten aanzien van de leiders, zal tussen de leader en de branches
worden gevolgd. Ze leiden of besturen de Society niet, hebben ze gezegd;
maar ze beschermen haar.
We kijken naar het heden en de toekomst, niet naar het verleden. We
zijn voorbij het keerpunt van de boog en gaan vooruit en proberen onze
taak op een stevige basis te vervullen. Het is werkelijk niets nieuws,
maar we proberen op een natuurlijke en fundamentele manier te werken.
Kay: Zal de voorzitter van de loge ook niet meer bestaan?
JAL: Nee, nee. Elke loge of elke branch zal, als de nieuwe
charters worden verstrekt, haar voorzitter kiezen, precies zoals dat
nu gebeurt. Ik zal herhalen wat we in Nederland hebben besproken. Ze
vonden het een goed idee en voeren het ook uit. Wanneer u een beslissing
moet nemen, of het nu het verkiezen van een voorzitter of iets anders
betreft, dan vind ik dat u rustig bij elkaar moet gaan zitten om dit
te bespreken en – zelfs bij de verkiezing van een voorzitter –
niets moet doen tenzij de beslissing unaniem is. Dan zullen we iets
bereiken. Als er geen eenstemmigheid is, wacht dan. Handel dan nog niet.
Ik denk dat er in deze Society geen branch is die niet unaniem een voorzitter
kan kiezen. Het kan me niet schelen hoe vaak u moet bijeenkomen om uiteindelijk
een beslissing te nemen. Praat erover, bespreek het, en breng alle tegengestelde
gezichtspunten en minderheidsstandpunten naar voren, vriendschappelijk
natuurlijk, en spreek openlijk over elk aspect van de zaak. Zoals ik
de leden in Nederland vertelde, is volgens mij de beste voorzitter van
een branch diegene die, evenals ikzelf, een ‘non-entiteit’
is: de dienaar van de leden van de branch en van de theosofie. Als ik
iedere branch en ieder lid moest vertellen wat hij moet doen, dan zou
ik al gelijk tekortschieten, want ik kan geen enkele branch of individueel
lid helpen door ze te vertellen wat ze moeten doen. Ik kan hen alleen
helpen door ze te helpen op eigen benen te staan. Dan leggen we grondslagen
die voor altijd zullen standhouden. Maar als ik hun elke keer moest
gaan vertellen wat ze moeten doen, zouden we hun krukken geven om op
te steunen en mochten die krukken breken, dan zouden ze vallen. Reglementen
zijn niet nodig om een voorzitter te kiezen, en hoe sneller we in de
theosofie ophouden om op dergelijke dingen te steunen, des te sneller
de theosofie werkelijk zal bloeien, eerst in ons hart en dan in ons
eigen land.
Annie Johnson: Ik ben lid van deze Society geweest onder vier
leiders: onder KT, GdeP, kolonel Conger en nu u, onder wie ik mijn leven
wel zal beëindigen, omdat ik waarschijnlijk niet veel jaren meer
zal leven. Maar ik wil blijven leven onder de leiding die ik al die
tijd heb gehad, en die in het dagelijks leven heel nuttig is geweest.
Door de theosofische ideeën kun je de dingen anders zien. Het is
niet iets buitengewoons, maar je bekijkt de dingen vanuit een ander
gezichtspunt en het geeft je veel moed om te leven en de schoonheid
van alles om je heen te zien, en dat is volgens mij het goddelijke.
Je kunt op dezelfde manier het goddelijke in ieder van ons zien, en
dat kan door trouw te blijven aan de theosofie. Ik ben geen studente.
Ik ga u niet vertellen dat ik alle grondslagen van de metafysica heb
gelezen. Ik ben het met u eens dat het goed is als het zo uitkomt, maar
ik ben er niet voor geschikt. Ik heb het altijd op deze manier gezegd:
wanneer je voor jezelf iets wilt gaan bestuderen, kookt misschien de
melk over, en dan moet ik het boek wegleggen. Iemand heeft eens gezegd
dat je het zou moeten doen ten koste van de melk. Maar ziet u, die melk
is misschien het voedsel voor de baby, nietwaar?
JAL: Dank u, dat is heel waar.
Baring: Als loge in Manchester, die nu al jaren bestaat, geloof
ik dat we gerust mogen zeggen dat we een gelukkig gezin vormen, onder
de drie voorzitters die we hebben gehad. We hebben iets om dankbaar
voor te zijn. We hebben de zuivere leringen van de theosofie ontvangen
en nadat we onze leader vanavond hebben horen spreken, herhaal ik dat
we iets hebben om dankbaar voor te zijn, ieder van ons. Ik denk niet
dat iets de loge in Manchester kan verstoren en ik zou graag een unanieme
stemming zien – geen stemming, maar de algemene goedkeuring van
wat onze leader naar voren heeft gebracht. Ik zou graag zien dat het
nog vanavond, vóór we uiteengaan, gebeurt. Wat mij betreft,
heel graag.
Enoch A. Holmes: Mevrouw de voorzitter, we hebben al enige
tijd aanwijzingen voor deze verandering ontvangen – niet met zoveel
woorden maar in gevoelens, in de atmosfeer. Peter Stoddard, onze voorzitter
hier, heeft onze activiteiten in Engeland gekarakteriseerd als vormloos
en we zijn het erover eens dat er enige eenheid in moet worden gebracht.
Een van de grote taken waarmee onze nationale afdeling zich heeft beziggehouden,
is uitgevoerd door rond te reizen en de denkpatronen te doorbreken.
Deze nieuwe verandering is, zoals ik het zie, niet meer dan een uitbreiding.
Ik ga er absoluut mee akkoord.
JAL: Dank je Enoch. U beseft dat het voor mij heel eenvoudig
zou zijn om te zeggen, het is voor elkaar. Tussen haakjes, ik heb de
macht hiertoe! [Gelach] Maar ik ben niet van plan hiervan gebruik
te maken, tenzij ik het moet doen om het werk te beschermen. Er is hier
geen gevaar voor het werk. Maar ziet u niet de occulte waarde, de werkelijke
spirituele kracht, die automatisch het gevolg zal zijn als de loge in
Manchester, wanneer ze de impuls voelt, vrijwillig en eenstemmig haar
steun eraan geeft?
Theosofie is iets innerlijks, niet slechts een uiterlijke weergave
van mooie gedachten. Laten we dat niet vergeten. De innerlijke kracht,
die een vrijwillige beslissing om onszelf te verbeteren met zich meebrengt,
leidt in feite tot het gewenste resultaat. Hetzelfde geldt voor een
groep. De Wet verandert niet omdat ze door een groep werkt, of het nu
de loge in Manchester of die in Liverpool betreft. Als de theosofie
hier in Manchester niet goed was doorgedrongen zou deze loge er niet
zijn en zouden we deze bijeenkomst niet hebben.
In feite heeft u geen regels nodig om te weten wat de geest van de
bijeenkomst is. Zoals ik al zei, zouden we er echt eens over moeten
nadenken om een voorbeeld aan de quakers te nemen. Zij weten hoe ze
in stilte bij elkaar moeten zitten, totdat de geest van de bijeenkomst
wordt aangevoeld en dan spreken ze één voor één,
spontaan, rustig en nadat iedereen een kans heeft gehad om iets te zeggen
wordt de ware geest van de bijeenkomst volledig aangevoeld en begrepen.
Dat bedoelde ik met het op natuurlijke manier unaniem tot een besluit
komen. Het is de geest van de bijeenkomst die we moeten begrijpen en
gebruiken en die we niet kunstmatig moeten fabriceren door een knap
verkooppraatje. Nee, dat is verkeerd. Maar laat de geest van de bijeenkomst
rustig en op een natuurlijke manier overheersen, en dan zult u de wegwijzers
die u kunt volgen, herkennen.
Baring: Dat karakteriseert de loge in Manchester.
JAL: Ik geloof dat ik weet wat de geest van de bijeenkomst
is en wat de geest van Engeland is. In Liverpool deed men het volgende.
Gisteravond ging men naar ieder lid in de zaal van het hotel en vroeg
hun mening. Zou u dit ook zo willen doen, of niet? Je zult toch niet
willen, Peter, dat iemand in deze zaal morgen zal zeggen dat hij geen
kans heeft gekregen om te spreken als hij nog erover wil nadenken? Waarom
vraag je het niet aan iedereen?
Stoddard: Het zal geen enkel verschil maken in onze toewijding
of onze poging om theosofie in het dagelijks leven toe te passen. Vanuit
een spiritueel standpunt kan dit voorstel in feite tot grotere doelmatigheid
leiden.
De leden van de loge in Manchester geven hierop een voor een
te kennen, hetzij mondeling of door een knikje met het hoofd, dat
ze voor het idee zijn dat de loges branches worden die rechtstreeks
met het Hoofdkwartier zijn verbonden.
Kay: Ik begrijp het niet, maar ik zou dit willen zeggen –
en ik wil graag dat u dit goed opvat – de indruk die onze vrienden
uit Amerika mij hebben gegeven is dat alles wat we hun in handen geven
heel veilig is. Dat beantwoordt toch de vraag, nietwaar?
Stoddard: Dan kan ik tot mijn genoegen verklaren dat het unaniem
is aangenomen.
JAL: Ik ga u hiervoor niet bedanken om mijzelf, ik zou willen
dat u uzelf bedankt. Ik ben geïnteresseerd in de loge in Manchester,
niet in mijzelf.
Stoddard: Dat is een hoffelijke opmerking, maar in de loop
van de jaren heb ik ontdekt dat alles wat we voor deze Society doen,
in de vorm van grote weldaden bij ons terugkeert.
JAL: Er is nog een ding dat ik niet heb vermeld, en dhr. Kay
roerde dit in zijn laatste opmerking aan: in dit werk wordt het meeste
tot stand gebracht door dat tienletterige woord ‘vertrouwen’
– geen vertrouwen in de leader, Jim Long, geen vertrouwen in Peter
Stoddard, de persoonlijkheid; nee, maar vertrouwen in de meesters
en de Wet. Dat is belangrijk, en als we daarin ons vertrouwen stellen
en onze persoonlijke wil niet in de weg laten staan, zal niets de vooruitgang
van de theosofie in de wereld tegenhouden. Het is mijn taak om dit samenwerkingsverband
op gang te brengen. Dit samenwerkingsverband heeft altijd bestaan, maar
het is mijn verantwoordelijkheid om te proberen de leden te doen begrijpen
dat ze een individuele verantwoordelijkheid dragen om de leader te helpen
en niet om op de leader te leunen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat
dit werk niet alleen tot 1975 wordt voortgezet – dat is slechts
de eerste stap – maar het zo’n innerlijke stuwkracht te
geven dat wanneer de boodschapper omstreeks 1975 komt, hij of zij iets
zal hebben waarmee het voor de komende eeuwen kan worden voortgezet.
Als we van die taak niets bakken, zijn we tekortgeschoten. We kunnen
ons niet inzetten voor maar één eeuw. Helemaal niet. GdeP
heeft in zijn boeken herhaaldelijk erop aangedrongen dat we moeten denken
in eeuwen en eeuwen en eeuwen. Dat proberen we te doen.
Mw. Glasby: Ik heb het gevoel dat dhr. Long het werk van GdeP
voortzet, en wij in Liverpool, de bestuursleden en degenen die de manier
kennen waarop GdeP werkte, zijn allen van mening dat het werk wordt
voortgezet op dezelfde manier als toen GdeP hier was en dat GdeP deze
nieuwe cyclus na verloop van tijd eveneens zou zijn begonnen. Dat is
wat ik wilde zeggen.
JAL: Ik waardeer het bijzonder, wat u vanavond voor het werk
heeft gedaan. U zult ervaren – daar ben ik zeker van – dat
het werk in Engeland zich op een veel vrijere manier zal ontwikkelen
dan het in lange tijd heeft gedaan, hoewel u de resultaten misschien
niet onmiddellijk zult zien.
L.M. Skaife: Mag ik nog iets opmerken? Het enige wat volgens
mij de menselijke natuur verhindert om oud te worden is de elastische
weefsels zo levend te houden dat de verbindingen nog jeugdig zijn en
dat de stromen vrij van het binnenste naar de buitenkant kunnen gaan
en van de buitenkant naar het binnenste, zonder enige belemmering. Ik
heb het gevoel dat dit een van de dingen is die hier gebeuren. Dat is
mijn indruk.
Dan is er nog iets, het vrijwillige karakter van het besluit. Voor
mij is het een zaak van leven of dood. Als het besluit zou worden opgelegd
zou het naar de dood smaken, maar omdat het vrijwillig tot stand is
gekomen, schenkt het leven aan de gebeurtenissen en is de toekomst veiliggesteld.
Ik heb helemaal geen angstige voorgevoelens.
JAL: Dank u. Het is tijd voor de thee, zie ik, en ik zal daarna
proberen nog enkele woorden te zeggen.
Pauze – thee en koffie
JAL: Terwijl ik hier zat, werd mij een brief gegeven, die
in een P.S. de geschiedenis bevat van het jongetje dat zijn gebedje
opzegt en het op deze manier besluit: ‘En God, doe alsjeblieft
de vitaminen in taarten en gebakjes, in plaats van in wonderolie en
spinazie. Amen.’ Mijn oog viel niet alleen op het verhaaltje maar
ook op het woord God, omdat mijn gedachten onmiddellijk enkele dagen
teruggingen naar een bezoeker die mij in het hotel in Liverpool opzocht,
een belangstellende, geen lid. Ze kwam als gevolg van het feit dat ik
op de eerste bijeenkomst in Liverpool in het Stork Hotel over de christelijke
bijbel had gesproken. Voor degenen die niet op deze bijeenkomst in Liverpool
aanwezig waren, zal ik deze gedachte herhalen. We kunnen van een belangstellende
op onze bijeenkomsten niet verwachten dat hij theosofie in tien gemakkelijke
lessen, of zelfs in honderd lessen, zal begrijpen. Hij zal dat op die
manier niet kunnen. We moeten met die belangstellende beginnen op de
plaats waar hij staat, zijn taal spreken, zijn idioom gebruiken en hem
geleidelijk laten zien dat theosofie niet betekent dat hij zijn christendom
moet opgeven, als hij dat christendom wenst, maar dat het hem zal helpen
zijn eigen geloof beter te begrijpen. Na verloop van tijd zal hij inzien
dat wat hij dacht dat het christendom was, slechts kerkendom was. Dan
zal hij de sleutels herkennen die alleen de theosofie kan verschaffen,
en hij zal of een hele goede christen worden of misschien zelfs een
goede theosoof.
Ik hoop dat u dit in deze nieuwe cyclus van het werk in gedachten zult
houden en er ernstig over zult nadenken, hoe wij ons als theosofen moeten
voorbereiden om de honderden en honderden zoekende belangstellenden
tegemoet te treden, die doorkneed zijn in de christelijke denkwijze
en toch op zoek naar inzichten die licht werpen op wat ze geloven en
liefhebben. Ik zal in alle branches en studiegroepen de studie van de
bijbel, in het bijzonder het Nieuwe Testament, aanmoedigen. Ik bedoel
helemaal niet dat de theosofische boeken moeten worden weggegooid, helemaal
niet. Dat zou je reinste dwaasheid zijn. Maar laten we begrijpen en
leren hoe we met onze belangstellenden moeten spreken die intuïtief
aanvoelen dat ze misschien hun thuis hebben gevonden, maar nog door
de oude banden van het geloof waarin ze zijn grootgebracht, worden vastgehouden.
Laten we hen helpen te begrijpen wat ze in feite bezitten, en hen niet
afschrikken met onze grote kennis van de theosofische leringen en hersengymnastiek.
Albert B. Johnson: Meneer Long, mag ik iets zeggen? Wat u
zojuist heeft gezegd is iets waaraan ik nu al vijftig jaar heb proberen
te werken. Ik heb tegenstand ondervonden van mijn collega’s en
van theosofen in het algemeen. Niet dat ik me niet kan verenigen met
de Bhagavad Gita en Patanjali’s Yoga Aforismen
en al die andere werken waarvoor ik groot respect heb, maar ik voel
me geworteld in het christelijke geloof, en nadat ik Boehme en mensen
van dat kaliber had bestudeerd, kwam ik weer terug bij de christelijke
bijbel.
Ik kwam reeds in aanraking met de theosofie toen ik nog een jongen
was, en deze kennis veroorzaakte al vroeg meningsverschillen en maakte
dat ik van de zondagsschool werd geschopt omdat ik te veel vragen stelde
die niet konden worden beantwoord door mensen die verondersteld werden
te weten! Ik heb in mijn leven geprobeerd om uit te vinden wat deze
dingen betekenen en ik ben daarin grotendeels geslaagd. En ik denk dat
mijn collega’s in Manchester het erover eens zullen zijn dat ik
het altijd krachtig voor de christelijke religie heb opgenomen, nooit
voor het kerkendom, maar voor de christelijke religie. Ik kan niet anders
dan uw opvattingen steunen. Ik zal heel graag aan dergelijk werk deelnemen.
Het is een feit, meneer Long, dat we teruggaan, maar al klinkt dat paradoxaal,
we gaan vooruit. Natuurlijk merkte ik snel toen kolonel Conger leader
werd dat hij bepaald werk voortzette dat men enige tijd had laten rusten.
JAL: Hij noemde zijn ambtsperiode een ‘overgangsperiode’.
U kunt er echter zeker van zijn dat er minstens zeven verschillende
overgangen bij betrokken waren!
We kunnen hetzelfde zeggen over boeddhisme, brahmanisme, taoïsme,
enz. Het is onze taak een vergelijkende studie van de religies te maken.
Het is een van onze doeleinden. Als we alleen nauwgezet en letterlijk
technische theosofie bestuderen, zonder enig verband met iets anders,
dan beginnen we de goden te vragen om wat echte vitaminen in andere
dingen te doen! We zullen dan, om openhartig te zijn, het perspectief
verliezen en ons gevoel voor verhoudingen tegenover de miljoenen die
zoeken naar juist die bruggen die we hadden moeten bouwen vanaf onze
gunstige theosofische positie naar die van hen. Wat wij te bieden hebben
zal veel weg hebben van de ‘wonderolie en spinazie’ van
de kleine jongen, in plaats van iets wat smakelijker is!
Johnson: Dat herinnert me aan Thoreau in zijn Walden. Hij
wilde de Bhagavad Gita hebben in plaats van koud water, want
ze zuiverde zijn geest. Maar op een dag las hij een passage in het Nieuwe
Testament, toen er iemand langs hem liep en hij hield deze persoon staande
en zei: ‘Kom eens hier en lees dat eens; ik ben er zeker van dat
u dat niet eerder heeft gelezen.’ Het was een gedeelte uit het
Nieuwe Testament dat hij in een nieuw licht zag. Dat is de manier waarop
deze boeken moeten worden gelezen: tussen de regels.
JAL: Dank u. Het is nu ongeveer tijd om de bijeenkomst te
sluiten. Als ik bij de leden in de hele wereld geen andere gedachte
kan achterlaten dan dat ieder van u individueel verantwoordelijk is
voor het welzijn van de mensheid, en deze taak serieus moet nemen en
doet wat in zijn vermogen ligt, dan denk ik dat er veel tot stand is
gebracht. Ik geloof niet dat we als theosofen beseffen welke gevolgen
een goede gedachte en een goede daad hebben. Mw. Rainford zei dat ze
iets ontdekt had over handelen in niet-handelen en niet-handelen in
handelen. De grootste handeling die ik ken en waarover gesproken wordt
in de Gita, is die welke plaatsvindt in de verborgen schuilhoeken
van ons hart, wanneer we besluiten om krachtiger en betere mensen te
worden. We gaan allen door de onverbiddelijke poorten van zuivering
en beproeving. Dat moeten we. Dat is een deel van de karmische vuurproef.
Uiterlijk is er geen enkele handeling. Maar innerlijk vindt het werkelijke
alchemistische handelen plaats, is de alchemie van de geest aan het
werk. Indien onze aspiraties sterk genoeg zijn, zal het leven ons vragen
ze tot het uiterste waar te maken. We hoeven niet lang te wachten als
onze aspiraties oprecht zijn – misschien enkele minuten, uren,
een dag of een week. Dat is werkelijk de dagelijkse inwijding waarover
Judge sprak. Ons dagelijks leven is nu in feite de enige ware inwijdingskamer.
We zullen misschien drie stappen vooruit doen en twee stappen achteruit,
maar als we blijven proberen zullen we er komen.
Ik heb de ervaring gehad, en ik weet dat u allen in meerdere of mindere
mate deze ervaring heeft gehad, dat we tijdens deze perioden van zuivering
en geloftekoorts uiteindelijk tot het besef komen dat we om ons heen
mayavische belemmeringen hebben geschapen, zelf hebben geschapen, waardoor
we iedereen en al het andere de schuld geven van de toestand waarin
we ons bevinden, behalve onszelf. Wanneer we tot dat besef komen, wanneer
het ons telkens opnieuw pijn doet en kwetst, zowel innerlijk als uiterlijk,
dan zien we de feiten zoals ze zijn en besluiten dan de dingen van binnenuit
recht te zetten. Wanneer we dat doen, beginnen we de werkelijke vreugde
te ervaren dat we iets bereiken. Dan ook zullen de goden zich neerbuigen
om te helpen, want ze kunnen niet weigeren. Ze moeten de occulte wet
volgen dat voor iedere stap die de leerling doet in de richting van
de meesters, de meesters er een in hun richting doet. Naarmate we in
staat zijn de theosofie tot een levende kracht in ons leven te maken
– nu we op opgaande boog van deze eeuw omhooggaan, en leringen
in praktijk brengen die we gedurende vele tientallen jaren hebben ontvangen
– in die mate zullen we deze beweging vooruit helpen en het werk
doen dat van ons wordt verwacht.
Op het ogenblik dat de bijeenkomst zou worden gesloten, vroeg
Kirby Van Mater toestemming aan de leader om vanwege de ‘zuivere
en krachtige atmosfeer die aanwezig was’, iets voor te lezen
van Longs gesprek met de leden in Stockholm op 17 mei. Het betreft
het gedeelte na de pauze van die bijeenkomst.
Na het voorlezen sloot Mw. Rainford de bijeenkomst.