Bijeenkomst in Manchester
20 juni 1951 – 19.30 uur
Lilian Rainford, algemeen voorzitter
Peter Stoddard, dagvoorzitter
Lilian Rainford: Ik heb de aangename taak u vanavond onze nieuwe leader voor te stellen. Ik ben sinds het begin van de rondreis in Engeland bij hem geweest en ik zie dat er theosofische geschiedenis wordt gemaakt, en juist omdat ik nogal passief moest toekijken, heb ik zelf heel wat lessen geleerd! Ik heb gewacht en ik heb meer geleerd over de betekenis van die prachtige lering in de Gita die zegt dat er ‘handelen in niet-handelen en niet-handelen in handelen’ is. Ik was duidelijk niet-handelend, maar er gebeurde heel wat.
Mag ik het genoegen hebben de leader, James A. Long, aan u voor te stellen?
JAL: Dank u wel Mw. Rainford. Ik zie enkele gezichten uit Liverpool. Ik dacht dat dit Manchester was! Ik ben blij u allen hier te zien en dank u voor uw komst.
Mw. Rainford zei iets over theosofische geschiedenis die tijdens deze rondreis wordt gemaakt, en ze heeft gelijk. Geschiedenis niet alleen vanuit het theosofische standpunt, maar ook geschiedenis vanuit het standpunt van spiritualiteit in actie. Nu twijfel ik er niet aan of mijn gewoonte om nooit plannen te maken is tijdens deze rondreis voor sommige functionarissen verwarrend geweest. Waar ik ook heenging, overal werd ik begroet met dit soort opmerkingen: ‘Wat zijn uw plannen? Waarmee kunnen we u helpen?’ Al snel hebben ze ontdekt dat ik beslist geen plannen wil maken, maar gaandeweg probeer het door mij zo genoemde dagelijkse karmische draaiboek te lezen, de tekens probeer te lezen die karma van dag tot dag, bijna van moment tot moment, onthult, zodat we op het natuurlijke moment en op een natuurlijke manier het natuurlijke doen, liever dan mijn wil te gebruiken, of die van iemand anders, om de taak die voor ons ligt te volbrengen.
Als de Liverpool-leden er geen bezwaar tegen hebben, kunnen we misschien kort spreken over wat gisteravond in hotel Adelphi in Liverpool heeft plaatsgehad. Sommigen van u waren de avond daarvoor ook op de algemene vergadering in Liverpool. Als gevolg van de bijeenkomst in het Stork Hotel op maandagavond en de gesprekken die ik de dag daarna heb gehad in hotel Adelphi, waar mijn staf en ik verbleven, deed zich een gelegenheid voor die zowel de Liverpool-leden als ikzelf herkenden: dat te doen waar het karmische draaiboek om vroeg, en dat me tegelijkertijd een duidelijke aanwijzing gaf over wat er in Engeland moet worden gedaan.
Uit eigen beweging besloten de Liverpool-leden unaniem in beide loges hun charters als loges terug te geven en tijdelijk als studiegroepen verder te gaan tot het moment aanbreekt waarop we één branch-charter kunnen verlenen, van een branch die rechtstreeks met het Hoofdkwartier is verbonden. Door het feit dat door de loge in Liverpool de noodzaak ervan werd ingezien en doordat er gisteravond actie is ondernomen, is het me duidelijk geworden dat ik op mijn verdere rondreis door Engeland aan iedere groep deze gedachte moet voorleggen, en als ze ditzelfde idee willen volgen en hetzelfde willen doen, zullen we op een natuurlijke en gemakkelijke manier de loges in Engeland branches laten worden, die rechtstreeks met het Hoofdkwartier zijn verbonden.
Zo’n daad van de loges zou natuurlijk de Engelse Afdeling, zoals die nu bestaat, opheffen; ze zou een einde maken aan de nationale functies: die van voorzitter, regionale vice-voorzitters, enz. Het zou betekenen dat er een nationaal-secretaris zou worden benoemd, een nationale penningmeester en een notulist of secretaris-notulist, en ten slotte zouden er, terwijl de tijd voortgaat en de karmische noodzaak dat aangeeft, commissies benoemd kunnen worden om de nationaal-secretaris bij te staan. Wat later op de avond kan de voorzitter van de loge in Manchester, dhr. Stoddard, als hij het ermee eens is, uw mening hierover vragen. Als u wilt zal ik graag de gedachte verder uiteenzetten, maar vóór ik dat doe zou ik misschien nog dit kunnen zeggen: ik verzoek u de werkelijke waarde van deze veranderingen, die op een natuurlijke manier in de TS plaatsvinden, niet over het hoofd te zien. Ze worden niet voorgesteld om de leader een plezier te doen, of om in overeenstemming te zijn met een idee dat hij heeft gehad. Het is niet eenvoudig een kwestie van het herzien van de organisatiestructuur van de TS en de nationale afdelingen. Volstrekt niet. Het is in werkelijkheid iets spiritueels, iets fundamenteel theosofisch, dat de bedoeling heeft ons werk krachtiger te maken en het oorspronkelijke programma van de meesters en HPB in veel grotere mate te helpen bevorderen.
Hoe kan iets dat een kleine verandering in de organisatie schijnt te zijn, dit teweegbrengen? De herziening van de organisatiestructuur zal dit ook niet doen, omdat organisatiestructuren zoveel veranderd kunnen worden als men wil, maar op zichzelf nooit het hart van de dingen zullen veranderen. Door de jaren heen hebben zich in de verschillende nationale afdelingen allerlei organisatorische en andere problemen voorgedaan, zodat in ieder land waar we een afdeling hebben gehad, behoefte bestond aan enige herziening. In Engeland hebben we, zoals u allemaal weet, in het noorden enkele loges; in de Midlands hebben we een paar loges in Liverpool, een loge in Southport en een loge in Manchester, en in het zuiden hebben we een loge in Bournemouth en, behalve enkele kleine groepen of loges in die streek, de loges in Londen en Croydon en de Corresponding Fellows Lodge. Alle werken min of meer letterlijk als ‘autonome eenheden’. Ze zijn niet volledig van elkaar gescheiden, maar ze leiden op hun eigen manier hun eigen leven, wat heel goed is, maar de nationale saamhorigheid ontbreekt, niet in nationalistische zin maar in de zin dat ze geen eenheid vormen. Dat ligt niet aan de leden. Het ligt niet aan de functionarissen. Het is iets dat zich eenvoudig in de loop van vele jaren heeft ontwikkeld.
Ik ben van mening dat theosofie niet alleen Engeland toebehoort of Nederland of Zweden of Nigeria, maar iets is dat ieder land in de hele wereld toebehoort. En ik heb het gevoel dat u in Engeland, vooral in deze dagen van spanning, niet in het minst verzwakt zou worden als u goede krachtige spirituele voorzieningen treft. En ik weet geen betere spirituele voorziening dan een aaneengesloten, nauw verbonden groep theosofen in Engeland, die ernstig nadenken en met hun hart op de ware spirituele manier samenwerken. Ik ben ervan overtuigd dat we – indien en wanneer de loges in de Engelse Afdeling branches worden die rechtstreeks met het Hoofdkwartier, met het hart van de Beweging, zijn verbonden – de enorme mogelijkheden zullen beginnen te zien. De nationale afdelingen zijn door GdeP in het leven geroepen met een speciaal doel in een bepaalde tijd. Dat doel is bereikt en is er niet meer, en we moeten nu doorgaan op de manier zoals de tijd dat aangeeft. Dit is ongeveer alles wat ik in dit verband als achtergrond hoef te zeggen, en tijdens de gelegenheid om vragen te stellen kunt u alles vragen wat u maar wilt.
Dit is mijn derde bezoek aan Manchester, al weet ik niet of u zich dat realiseert. Maar ik ben hier twee keer in januari geweest, en nu weer. Manchester heeft theosofische wortels die tot diep onder de oppervlakte gaan, en ze heeft haar ups en downs gehad zoals alle theosofische centra die vele stormen hebben doorstaan. De loge in Manchester bestond lang vóór uw tegenwoordige voorzitter zijn functie aanvaardde en Manchester is er nog steeds. Er is iets in de theosofie dat ons diep raakt en daar kunnen we niet veel aan doen. Het is er en het laat ons nooit met rust. We kunnen misschien van tijd tot tijd op een of andere manier inactief worden, maar dat kunnen we niet heel lang blijven. Ik wil er dit aan toevoegen: dat de loges hier in Engeland, hoe ver ze misschien ook uit elkaar liggen en hoe los ze van elkaar schenen te staan, de taak hebben vervuld waar HPB in een van haar brieven aan Judge op doelde, toen ze sprak over beschermende krachten die zo gering in aantal zijn dat ze strategisch moeten worden geplaatst. Zoals ik het zie, niet alleen vanuit een nationaal standpunt maar vanuit het standpunt van de wereld, zijn deze beschermende krachten strategisch geplaatst. Als u bijvoorbeeld kijkt naar de plaatsen waar uw werkelijke centra in Engeland zijn, zult u zien dat de Britse eilanden sterk genoeg van noord tot zuid en van oost tot west bezet zijn om het licht vast te houden tot we langs innerlijke lijnen van eenheid de hele kracht van deze groepen in beweging kunnen brengen. Wat dus vanuit een bepaald gezichtspunt misschien een inactieve warboel scheen te zijn zal een krachtige spirituele stroom van theosofische kracht worden die op het uiterlijke gebied zal worden gevoeld.
Ik zou de bijeenkomst zo snel mogelijk aan u willen overdragen en u vragen te spreken over wat u in gedachte heeft, want ik geef er veel meer de voorkeur aan met u te praten over die dingen die u wilt bespreken. Dus laten we, als je er geen bezwaar tegen hebt, Peter, nu tot de vragen over gaan, en zien wat er gebeurt.
Harry Kay: Ik moet eerlijk tegen u zijn, meneer Long en Mw. Rainford. Ik zou alleen willen zeggen dat ik zeker weet dat we bijzonder verheugd zijn over het bezoek van de afgezanten uit Amerika en de persoonlijkheid van dhr. Van Mater heeft me zeer getroffen – de twinkeling in zijn ogen en de prettige glimlach en de vrolijke handdruk. Dat is al iets, omdat we in Manchester tot op zekere hoogte zakenlieden zijn en als we mensen ontmoeten, blijven onze eerste indrukken lang nawerken. Ik vind het een eer om uitgekozen te zijn enkele woorden te zeggen maar ik zou op dit moment willen zeggen dat ik met hart en ziel aan het theosofische werk deelneem.
Ik erken dat de ontwikkeling van de theosofie, niet alleen in dit land maar in elk land in de wereld, een van de meest gigantische en inspirerende en tegelijkertijd meest waardevolle taken is die een mens op zich kan nemen. Een edeler taak ken ik niet. Men moet zich op die taak voorbereiden, niet alleen als organisatie, maar ook individueel. Hoe kunnen wij, die allemaal verschillende mensen zijn, ons voldoende ontwikkelen om bij al die verschillende gradaties van de mensheid, zoals we haar tegenwoordig aantreffen, belangstelling te wekken? Uw opmerkingen bevatten een specifieke suggestie. Ik kreeg het gevoel dat u erop wilde wijzen dat de theosofische geest waarschijnlijk enige invloed zou kunnen hebben op het politieke denken van tegenwoordig, maar wij als Society moeten uiterst voorzichtig zijn bij het uiten van onze gedachten over politiek, vooral onder vrienden. We kunnen gemakkelijk verkeerd worden begrepen. Hoe kunnen we bij mensen belangstelling opwekken? Ik denk dat u het wel begrijpt.
JAL: Ik dank u voor de vraag en het commentaar, meneer Kay. Dat is wat ik graag wilde, en nu zullen we van wal steken. Voordat ik uw vraag beantwoord voel ik me gedwongen dit te zeggen: wat ik heb gezegd hield niet in dat er een direct verband bestaat tussen onze theosofische activiteiten en inspanningen en de politieke toestand in de wereld. En als er leden of niet-leden zijn die dat zo hebben begrepen, zou ik willen dat ze dit corrigeerden. Officieel zijn we niet-politiek, onsektarisch, in iedere betekenis van deze woorden. En om mijn eenvoudige uitspraak in mijn inleiding te verduidelijken zal ik heel in het kort dit zeggen: theosofie wil de oorzaak van moeilijkheden aanpakken en werkt met oorzaken en niet met gevolgen. De politieke situatie en iedere andere onbevredigende situatie in de wereld en in ons leven die we zien en waarmee we in aanraking komen, zijn gevolgen. Theosofie en de Theosophical Society houden zich bezig met het verbeteren van de verkeerde oorzaken die deze verkeerde gevolgen in de wereld brengen. Die verkeerde oorzaken kunnen alleen vanuit een innerlijk standpunt worden verbeterd, niet op een denkbeeldige manier maar door een innerlijke, spirituele benadering en alleen op deze manier kunnen we de politieke of welke andere situatie in een land of in de wereld als geheel beïnvloeden – maar in geen geval als een direct doel. Het is onze taak het hart en de geest van de mensen zodanig te veranderen dat ze spiritueler, onzelfzuchtiger zullen worden en meer aan het welzijn van anderen zullen denken dan aan zichzelf. Wanneer deze houding meer in het hart van de leden en de mensen in het algemeen tot uitdrukking komt, zullen de uiterlijke gevolgen in overeenstemming daarmee veranderen.
Nu wat betreft uw vraag. Ik geloof dat ik de sleutel tot het antwoord al heb gegeven in wat ik zojuist heb gezegd. Ik heb een beetje ervaring opgedaan met de menselijke natuur en ook nogal wat slagen te verduren gehad in deze wereld. Ik ben ook een zakenman en ik zal u vertellen over de grote les die ik moest leren en die mij veel pijn in hart en ziel en ook in lichaam en geest heeft gegeven. Maar die grote les die ik moest leren, heeft me beter dan iets anders geholpen de theosofie te verspreiden. Die les bestond eenvoudig hieruit: ik moest mijzelf en mijn ideeën en gedachten op de achtergrond houden, en leren naar de ideeën van mijn medemensen te luisteren en ze te begrijpen en erover na te denken. Na die eerste les leerde ik in korte tijd geweldig veel. Plotseling besefte ik: ‘Jim, ze lopen geen van allen uit de pas, behalve jijzelf; je kunt beter eerst eens op jezelf letten.’ Ik zag in dat ikzelf inderdaad uit de pas liep, omdat ik zozeer eropuit was eerst mijn eigen ideeën naar voren te brengen.
Ik ging naar theosofische studiegroepen en kon mijn mond maar niet houden, omdat ik dacht dat ik de dingen moest uitleggen. Op een goede dag sprak een vriend mij aan en zei: ‘Jim, ik zal eerlijk tegen je zijn. Je verknoeit eigenlijk de dingen.’ Ik hield van deze man. We praatten samen wat. Ik ging eens rustig zitten en nam mezelf ernstig onder handen en toen begon ik te leren. Het veroorzaakte veel pijn en leed. Ik heb er mezelf met hart en ziel op geworpen en vóór ik het wist vond ik het prettig om in plaats van zelf in alles een woordje mee te praten, de voorzitter en alle anderen de discussie te laten voeren. Na ongeveer negen maanden gaf ik op hun verzoek niet alleen theosofische lezingen maar ik leerde iets veel beters dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Ik leerde meer door de stilte, de ware stilte van mijn hart, dan ik in mijn hele leven had geleerd. Vanaf dat moment begonnen alle verhoudingen en situaties in mijn zakelijke en persoonlijke leven betekenis te krijgen en ik ontdekte dat de gelegenheden om de mensen werkelijk te helpen zich op een natuurlijke wijze voordeden, zonder dat ik ze zocht.
Dat is praktisch altruïsme, praktische theosofie. Telkens weer werd ik herinnerd aan de eenvoudige uitspraak van Emerson in een van zijn essays: ‘Wat u bent spreekt zo luid dat ik niet kan horen wat u zegt.’ Ik geloof werkelijk dat dit het antwoord op uw vraag bevat. Die uitspraak omvat een van de meest occulte processen of wetten, die in de stilte werkzaam zijn. Wat een mens in zijn hart is, spreekt veel luider dan duizend woorden.
Hoe kunnen we invloed hebben op deze verschillende soorten persoonlijkheden? Door ons voorbeeld, door wat we zijn, niet door wat we zeggen. Dat is de enige betrouwbare manier om invloed uit te oefenen op onze medemensen. Dan zal wat we zijn zo duidelijk worden dat de mensen die we in onze verschillende posities in het leven ontmoeten, het zullen weten. Iets zal van ons hart uitgaan naar hun hart en wanneer we iets zeggen, zal het van werkelijke waarde zijn en niet klinken als een citaat uit een studieboek.
Dat is een eenvoudig antwoord, mijnheer Kay, maar ik denk dat het juist is. Er zijn geen ingewikkelde voorschriften of regels. U bent een zakenman geweest en ik ook. We hebben beurzen bezocht, zakelijke besprekingen gehad en al dat soort dingen, en hebben horen uiteenzetten hoe we te werk moesten gaan om beter zaken te doen en meer mensen in onze verkoopruimten te brengen, enz. Dat is goed; dat is zakendoen. Maar de Theosophical Society is geen zakelijke onderneming. Dit is een occulte instelling, en met het woord occult bedoel ik altruïstisch, spiritueel. De Theosophical Society is niet in stand gebleven door verkooptechniek of enig ander stel regels dan die waarvan de kern, als de belangrijkste doelstelling, de poging is om een kern van universele broederschap te vormen. De enige manier waarop dat tot stand kan worden gebracht is door ernstig en zelfbewust meer aan het leven en de problemen van de ander te denken dan aan die van onszelf, door ons in dienst te stellen van anderen. Dan zijn we werkelijk dienaren van de Wet. Als we dat doen, zal ons innerlijke hart zich stilletjes op de juiste manier laten horen en hen aantrekken die behoefte hebben aan wat we kunnen geven.
Nu is het misschien een goede gelegenheid, Peter, als je ervoor voelt, om de mening van je loge te weten te komen over de verandering van loges in branches, enz. En daarna kunnen we nog wel met enkele andere vragen doorgaan. Jij bent de voorzitter en ik zou erg benieuwd zijn de openhartige reacties van de leden te horen.
Peter Stoddard: Wel, broeder Long, kunnen we ons een duidelijk beeld vormen van wat er gaat gebeuren? Als we dit kunnen, zal dat ons helpen. Wat gaat er gebeuren, broeder Long? Ik stel die vraag niet als kritiek maar alleen omdat ik de situatie voor ieder lid hier graag volkomen duidelijk wil maken. Begrijp ik goed dat het charter dat we nu bezitten en de reglementen van de Engelse Afdeling en al die officiële documenten waarop we ons in onze verschillende ups en downs zo vaak hebben beroepen – is het de bedoeling deze totaal af te schaffen en ons in plaats daarvan te verbinden met het internationale Hoofdkwartier in Pasadena, eenvoudig als een branch van die organisatie, met een functionaris in de loge die in rechtstreeks contact met uzelf zal staan?
JAL: U formuleert uw vraag heel goed en ik zal haar graag beantwoorden. Vrienden, indien ik op mijn verdere reis van elke loge de unanieme instemming krijg die ik tot dusver steeds heb verkregen (in de Verenigde Staten was daarvoor een twee derde meerderheid nodig), dan betekent het dat alle reglementen van Engelse Afdeling en de Engelse Afdeling als een afzonderlijke entiteit in de TS niet langer bestaan. Het zou betekenen dat de reglementen van de individuele loges in de Engelse Afdeling niet langer bestaan, en dat ze in de toekomst zullen werken als branches. Ik bedoel hiermee niet dat ze vanuit het Hoofdkwartier zullen worden bestuurd, maar ze zullen werken met een nationaal-secretaris, die de verbindingsman tussen de leader en de leden zal zijn, tot het moment dat hij een nationale commissie nodig heeft, zoals in Nederland waar men heel erg actief is.
De bedoeling is de barrières uit de weg te ruimen die zich tussen de leden en het Hoofdkwartier hebben gevormd. Dat is het belangrijkste doel. De poging dient om de nationale svabhava van ieder land zich te laten ontwikkelen in zijn eigen nationale essentie als onderdeel van de TS als geheel, zodat Engeland en Zweden, Nederland en Duitsland, Wales en de Verenigde Staten, Australië, Zuid-Afrika en ook Nigeria alle hun individuele svabhava krachtig kunnen laten bijdragen aan het geheel, zonder enige barrière.
U in Engeland weet allen dat u hier in Europa de laatste jaren een zware taak heeft gehad, doordat u niet zo nauw in contact stond met het Hoofdkwartier als oorspronkelijk in de tijd van GdeP. Ik bedoel niet het persoonlijke contact, maar door de natuurlijke neiging bij de organisatie van elke afdeling om zich tijdens de oorlog alleen en afzonderlijk te ontwikkelen en te werken, is er een te sterke nadruk op het afdelingsbewustzijn ontstaan, die verre van gezond was. Met andere woorden we zien hier een Engelse Afdeling, daar een Amerikaanse Afdeling, een Nederlandse Afdeling, enz. Onze aandacht gaat niet speciaal uit naar de Engelse of de Amerikaanse of de Zweedse Afdeling, maar naar het werk en het leven en de groei van theosofie en universele broederschap in Engeland, in de Verenigde Staten, in Zweden en in ieder land in de hele wereld. Het is mijn vaste overtuiging dat indien we alles wat op een barrière lijkt, wegnemen en hiervan een echt samenwerkingsverband maken, niet in exoterische maar in ware esoterische zin, de logekracht, zoals deze vanuit het Hoofdkwartier stroomt, onbelemmerd naar ieder lid in elke afdeling en iedere loge vloeit, en door deze brandpunten de wereld om ons heen en onze medemensen zal bereiken. En ook dit is belangrijk: de kracht die er in de wereld is en waarmee de leden zelf in aanraking zijn gekomen, zal ook via die leden, via die loges en via het Hoofdkwartier naar de Loge worden teruggevoerd. Op deze manier zal de natuurlijke circulatie van de kracht plaatsvinden, zoals dat zou moeten, waarbij ze de Loge zal geven wat ze kan geven en de leden zal zenden wat ze kan zenden.
In feite is dit niet gebeurd zoals het zou moeten gebeuren, en als we echt van plan zijn om voor onze medemensen en voor de vooruitgang van de mensheid te werken, laten we dan ervoor zorgen dat we het op de juiste manier doen. Laten we onszelf niet voor de gek houden met een papierwinkel, die zo is aangegroeid dat hij de vooruitgang van het werk tegenhoudt. Het is mijn taak als leader alles in een ruimer perspectief te zien en te doen wat ik kan om de leden te helpen zich meer bewust te worden van hun individuele verantwoordelijkheid.
Stoddard: Dank u, broeder Long. Ik stel het bijzonder op prijs wat u heeft gezegd en persoonlijk ben ik het er helemaal mee eens, maar dat is nog geen garantie dat al onze leden er op dezelfde manier over denken. Helemaal niet. En ik weet niet of ze er ook zo over denken. Ze zijn door hun contact met u vanavond misschien getroffen; ik denk dat dat zo is. Maar het is toch een tamelijk plotseling verzoek dat aan de leden wordt voorgelegd, voor zover ik althans de gedachten van de leden ken. Als ze niettemin voldoende intuïtief zijn en voldoende helder van geest om direct een beslissing te nemen, dan heb ik er geen bezwaar tegen. Ikzelf heb al een beslissing genomen.
JAL: Neem me niet kwalijk Peter, maar mag ik voorstellen dat je de leden vraagt om uitdrukking te geven aan hun gedachten? Dan zul je weten of ze intuïtief zijn of niet!
Stoddard: Ja, geven de leden er de voorkeur aan om nu een beslissing te nemen of willen ze de zaak liever nog een dag of twee overdenken, waarna dan over enkele dagen of een week, opnieuw een bijeenkomst zou kunnen worden gehouden? Is er iemand die hierover graag iets zou willen zeggen?
Vraagsteller: Mag ik iets naar voren brengen, meneer Stoddard? Er is een ding waarover ik me een beetje bezorgd maak en dat is een te veel willen centraliseren. Ik ben niet bang voor wat er is voorgesteld, maar omdat ik centralisatie in al haar slechtste maar ook in haar betere vormen heb gezien, geloof ik dat er gevaar in schuilt om in een organisatie alle macht in handen te leggen van een centrale autoriteit. Ik geloof dat het in het politieke en economische en zelfs religieuze leven duidelijk is gebleken dat zodra de macht in een centrale figuur wordt geconcentreerd, er gevaar ontstaat. We zien dat natuurlijk op politiek terrein en in de Rooms-Katholieke Kerk en in andere organisaties. Daar ben ik bang voor, maar het is slechts een opmerking.
JAL: Wilt u dat ik hierover iets zeg?
Vraagsteller: Ja, als u wilt, graag.
JAL: Ik moet opnieuw de uitspraak herhalen dat dit geen gewone organisatie is, en dat de centralisatie van macht, zoals u het stelt, inderdaad bestaat. Het is nooit anders geweest. En of er nu nationale afdelingen zijn of niet, en reglementen of niet, die macht is volkomen gecentraliseerd. De hele structuur van de TS is hierop gebouwd. Dat was de basis waarop de meesters en HPB haar hebben opgericht. Er was een exoterische en een esoterische sectie. De Esoterische Sectie is nu gesloten, en die kracht stroomt door de TS, en het is juist om die reden dat deze uiterlijke verandering zich daarnaar moet richten – niet om de macht van iemand te vergroten, omdat die macht al bestaat, maar om de leden in staat te stellen de kracht te ontvangen die daar reeds is, en om het onmogelijk te maken dat ze voortdurend wordt tegengehouden.
Indien u denkt dat de leader van de Theosophical Society, welke leader dan ook, om macht vraagt, of macht verlangt, dan hebben we heel weinig vertrouwen in de meesters en in de manier waarop ze werken. Het feit blijft dat de macht er is en altijd is geweest. De schakel is niet verbroken en wat ik probeer te bereiken is niet het verkrijgen van meer macht, maar het geven van meer macht aan de leden, niet van mijzelf maar de logekracht die wacht om te worden gebruikt, maar die soms door nationale persoonlijkheden en kunstmatige belemmeringen werd tegengehouden. Ik denk dat de leden op dit keerpunt in deze eeuw daarom individueel het recht hebben om in meer rechtstreeks contact te komen met die kracht. In deze tijd op de opgaande boog van de eeuw moet de aard van onze innerlijke inspanningen anders worden, niet in principe, maar in de praktijk en in de uitvoering, en we moeten de dingen die ons zijn gegeven in praktijk brengen. Nu het esoterische exoterisch is geworden en het exoterische de krachtige aanraking van het esoterische voelt, zou het volgens mij een grote misdaad zijn als ik niet, als het nodig is, energiek zou proberen alle belemmeringen uit de weg te ruimen die de inspanningen van de meesters om ieder individueel TS-lid te bereiken, waar hij zich ook bevindt, zouden kunnen hinderen.
Nu kan ik niet overal heengaan en met iedereen contact hebben en met elk lid persoonlijk corresponderen, maar ik kan hen wel vragen om uit eigen beweging toe te staan dat de innerlijke structuur van dit alles in harmonie wordt gebracht met wat ze oorspronkelijk onder HPB was, zodat we kunnen beginnen met het werk van deze helft van de eeuw. En nu is het mijn taak geworden om de draad die kolonel Conger aan mij heeft overgedragen, weer op te nemen en verder te gaan.
De reden dat ik Liverpool genoemd heb en het mooie van die ervaring, is eenvoudig deze: jaren achtereen was er een gehechtheid aan een symbool – symbolen zijn prachtig, maar we moeten ons niet gaan hechten aan iets anders dan de levende kracht die deze symbolen vertegenwoordigen. Zonder enige aarzeling overhandigden ze me twee charters, het ene gedateerd 1888, geloof ik, dat een oorspronkelijk in 1879 afgegeven exemplaar verving, en een charter van latere datum. Bij het overhandigen zei hun voorzitter tegen me: ‘Het is maar een stuk papier.’ Vrienden, dat is belemmeringen uit de weg ruimen. Dat is spirituele activiteit op de juiste manier. Hoe meer we ons aan iets vastklampen dat we beschouwen als iets van onszelf, des te minder theosofie we kunnen geven. En laten we dat niet vergeten, omdat we juist dat uit de weg moeten ruimen. Ik doe mijn uiterste best deze hardnekkige gehechtheden te verwijderen om het hart van ieder lid in deze TS te bereiken. We zijn theosofen en we zullen de theosofie in praktijk moeten brengen en tot iets praktisch in ons leven moeten maken.
Nee, wanneer de dag komt dat een leader of een lid denkt dat hij macht moet bezitten, dan zal deze TS dood zijn, absoluut dood. Er zijn in deze TS vaker moeilijkheden veroorzaakt door mensen die dachten dat ze belangrijk waren. Dat is gevaarlijk. Niemand van ons is belangrijk. Onze taak is onpersoonlijke kanalen te zijn voor de logekracht, niet gehecht aan de resultaten, niet gehecht aan symbolen, niet gehecht aan iets anders dan de waarheid, de echte waarheid, zoals deze vanuit de Loge stroomt naar de leader en naar ieder lid. Ik ben vastbesloten mijn opdracht uit te voeren. Dat is wat dit samenwerkingsverband zal gaan worden, als ik eraan kan bijdragen dat ervan te maken.
Dean: Mag ik iets zeggen? Ik zou alleen maar voor mezelf willen spreken dat ik helemaal achter u sta, meneer Long. Ja, met heel mijn hart.
Kay: Meneer Long, zou u in eenvoudige woorden willen verklaren wat dit betekent? Het is tamelijk verwarrend, en voor mij persoonlijk nogal een schok. Geen schok in de letterlijke betekenis van het woord, maar meer een verrassing. Bedoelt u dat de bestuursleden van de Britse eilanden er in de toekomst niet meer zullen zijn?
JAL: De bestaande bestuursleden, onder wie mevrouw de voorzitter, zullen er niet meer zijn.
Kay: Hoe zal dan de andere structuur van de organisatie zijn, zodat ze kan functioneren zoals ze dat doet? Iedere loge stond onder het voorzitterschap van een bepaald persoon en alle loges waren met elkaar verbonden, en er werd de nadruk op gelegd dat de loge min of meer een afzonderlijk deel van het geheel was, maar tegelijkertijd kon ze haar eigen onafhankelijke wetten vaststellen.
JAL: Ik denk dat ik u begrijp, meneer Kay. Hier is het verschil en het is een heel belangrijk verschil. Ik heb het in het kort uitgelegd maar ik zal nu wat dieper erop ingaan. De huidige officiële situatie zal niet langer bestaan, maar er zal natuurlijk iets moeten zijn dat ervoor in de plaats komt, niet een afzonderlijke organisatie, maar, zoals gezegd, door mij zullen een nationaal-secretaris, een penningmeester en een secretaris-notulist worden benoemd. De loges, zoals ze nu zijn samengesteld als autonome eenheden in de Engelse Afdeling, zullen branches worden die rechtstreeks zijn verbonden met het Hoofdkwartier. De charters zullen, in plaats van door het Hoofdkwartier te worden verstrekt door bemiddeling van een nationale afdeling, rechtstreeks aan de branches worden verstrekt, en ze zullen hun energie en kracht rechtstreeks van de stam van de boom ontvangen, zonder dat zich iets daartussen bevindt. Hun ‘onafhankelijkheid’ zal blijven bestaan precies zoals bij de tak van een boom. Elke loge zal een verschillende tak zijn, maar niet los van de hoofdstam. Elke tak zal haar eigen individuele svabhava hebben, haar eigen natuurlijke neiging om in de een of andere richting te groeien, maar ze zal haar levensbloed rechtstreeks van de stam van de boom, het Hoofdkwartier, ontvangen, en onder de leiding en waakzame bescherming van het Hoofdkwartier staan. Het Hoofdkwartier zal de branches niet zeggen wat ze moeten doen. Dezelfde gedragslijn die de meesters volgen ten aanzien van de leiders, zal tussen de leader en de branches worden gevolgd. Ze leiden of besturen de Society niet, hebben ze gezegd; maar ze beschermen haar.
We kijken naar het heden en de toekomst, niet naar het verleden. We zijn voorbij het keerpunt van de boog en gaan vooruit en proberen onze taak op een stevige basis te vervullen. Het is werkelijk niets nieuws, maar we proberen op een natuurlijke en fundamentele manier te werken.
Kay: Zal de voorzitter van de loge ook niet meer bestaan?
JAL: Nee, nee. Elke loge of elke branch zal, als de nieuwe charters worden verstrekt, haar voorzitter kiezen, precies zoals dat nu gebeurt. Ik zal herhalen wat we in Nederland hebben besproken. Ze vonden het een goed idee en voeren het ook uit. Wanneer u een beslissing moet nemen, of het nu het verkiezen van een voorzitter of iets anders betreft, dan vind ik dat u rustig bij elkaar moet gaan zitten om dit te bespreken en – zelfs bij de verkiezing van een voorzitter – niets moet doen tenzij de beslissing unaniem is. Dan zullen we iets bereiken. Als er geen eenstemmigheid is, wacht dan. Handel dan nog niet. Ik denk dat er in deze Society geen branch is die niet unaniem een voorzitter kan kiezen. Het kan me niet schelen hoe vaak u moet bijeenkomen om uiteindelijk een beslissing te nemen. Praat erover, bespreek het, en breng alle tegengestelde gezichtspunten en minderheidsstandpunten naar voren, vriendschappelijk natuurlijk, en spreek openlijk over elk aspect van de zaak. Zoals ik de leden in Nederland vertelde, is volgens mij de beste voorzitter van een branch diegene die, evenals ikzelf, een ‘non-entiteit’ is: de dienaar van de leden van de branch en van de theosofie. Als ik iedere branch en ieder lid moest vertellen wat hij moet doen, dan zou ik al gelijk tekortschieten, want ik kan geen enkele branch of individueel lid helpen door ze te vertellen wat ze moeten doen. Ik kan hen alleen helpen door ze te helpen op eigen benen te staan. Dan leggen we grondslagen die voor altijd zullen standhouden. Maar als ik hun elke keer moest gaan vertellen wat ze moeten doen, zouden we hun krukken geven om op te steunen en mochten die krukken breken, dan zouden ze vallen. Reglementen zijn niet nodig om een voorzitter te kiezen, en hoe sneller we in de theosofie ophouden om op dergelijke dingen te steunen, des te sneller de theosofie werkelijk zal bloeien, eerst in ons hart en dan in ons eigen land.
Annie Johnson: Ik ben lid van deze Society geweest onder vier leiders: onder KT, GdeP, kolonel Conger en nu u, onder wie ik mijn leven wel zal beëindigen, omdat ik waarschijnlijk niet veel jaren meer zal leven. Maar ik wil blijven leven onder de leiding die ik al die tijd heb gehad, en die in het dagelijks leven heel nuttig is geweest. Door de theosofische ideeën kun je de dingen anders zien. Het is niet iets buitengewoons, maar je bekijkt de dingen vanuit een ander gezichtspunt en het geeft je veel moed om te leven en de schoonheid van alles om je heen te zien, en dat is volgens mij het goddelijke. Je kunt op dezelfde manier het goddelijke in ieder van ons zien, en dat kan door trouw te blijven aan de theosofie. Ik ben geen studente. Ik ga u niet vertellen dat ik alle grondslagen van de metafysica heb gelezen. Ik ben het met u eens dat het goed is als het zo uitkomt, maar ik ben er niet voor geschikt. Ik heb het altijd op deze manier gezegd: wanneer je voor jezelf iets wilt gaan bestuderen, kookt misschien de melk over, en dan moet ik het boek wegleggen. Iemand heeft eens gezegd dat je het zou moeten doen ten koste van de melk. Maar ziet u, die melk is misschien het voedsel voor de baby, nietwaar?
JAL: Dank u, dat is heel waar.
Baring: Als loge in Manchester, die nu al jaren bestaat, geloof ik dat we gerust mogen zeggen dat we een gelukkig gezin vormen, onder de drie voorzitters die we hebben gehad. We hebben iets om dankbaar voor te zijn. We hebben de zuivere leringen van de theosofie ontvangen en nadat we onze leader vanavond hebben horen spreken, herhaal ik dat we iets hebben om dankbaar voor te zijn, ieder van ons. Ik denk niet dat iets de loge in Manchester kan verstoren en ik zou graag een unanieme stemming zien – geen stemming, maar de algemene goedkeuring van wat onze leader naar voren heeft gebracht. Ik zou graag zien dat het nog vanavond, vóór we uiteengaan, gebeurt. Wat mij betreft, heel graag.
Enoch A. Holmes: Mevrouw de voorzitter, we hebben al enige tijd aanwijzingen voor deze verandering ontvangen – niet met zoveel woorden maar in gevoelens, in de atmosfeer. Peter Stoddard, onze voorzitter hier, heeft onze activiteiten in Engeland gekarakteriseerd als vormloos en we zijn het erover eens dat er enige eenheid in moet worden gebracht. Een van de grote taken waarmee onze nationale afdeling zich heeft beziggehouden, is uitgevoerd door rond te reizen en de denkpatronen te doorbreken. Deze nieuwe verandering is, zoals ik het zie, niet meer dan een uitbreiding. Ik ga er absoluut mee akkoord.
JAL: Dank je Enoch. U beseft dat het voor mij heel eenvoudig zou zijn om te zeggen, het is voor elkaar. Tussen haakjes, ik heb de macht hiertoe! [Gelach] Maar ik ben niet van plan hiervan gebruik te maken, tenzij ik het moet doen om het werk te beschermen. Er is hier geen gevaar voor het werk. Maar ziet u niet de occulte waarde, de werkelijke spirituele kracht, die automatisch het gevolg zal zijn als de loge in Manchester, wanneer ze de impuls voelt, vrijwillig en eenstemmig haar steun eraan geeft?
Theosofie is iets innerlijks, niet slechts een uiterlijke weergave van mooie gedachten. Laten we dat niet vergeten. De innerlijke kracht, die een vrijwillige beslissing om onszelf te verbeteren met zich meebrengt, leidt in feite tot het gewenste resultaat. Hetzelfde geldt voor een groep. De Wet verandert niet omdat ze door een groep werkt, of het nu de loge in Manchester of die in Liverpool betreft. Als de theosofie hier in Manchester niet goed was doorgedrongen zou deze loge er niet zijn en zouden we deze bijeenkomst niet hebben.
In feite heeft u geen regels nodig om te weten wat de geest van de bijeenkomst is. Zoals ik al zei, zouden we er echt eens over moeten nadenken om een voorbeeld aan de quakers te nemen. Zij weten hoe ze in stilte bij elkaar moeten zitten, totdat de geest van de bijeenkomst wordt aangevoeld en dan spreken ze één voor één, spontaan, rustig en nadat iedereen een kans heeft gehad om iets te zeggen wordt de ware geest van de bijeenkomst volledig aangevoeld en begrepen. Dat bedoelde ik met het op natuurlijke manier unaniem tot een besluit komen. Het is de geest van de bijeenkomst die we moeten begrijpen en gebruiken en die we niet kunstmatig moeten fabriceren door een knap verkooppraatje. Nee, dat is verkeerd. Maar laat de geest van de bijeenkomst rustig en op een natuurlijke manier overheersen, en dan zult u de wegwijzers die u kunt volgen, herkennen.
Baring: Dat karakteriseert de loge in Manchester.
JAL: Ik geloof dat ik weet wat de geest van de bijeenkomst is en wat de geest van Engeland is. In Liverpool deed men het volgende. Gisteravond ging men naar ieder lid in de zaal van het hotel en vroeg hun mening. Zou u dit ook zo willen doen, of niet? Je zult toch niet willen, Peter, dat iemand in deze zaal morgen zal zeggen dat hij geen kans heeft gekregen om te spreken als hij nog erover wil nadenken? Waarom vraag je het niet aan iedereen?
Stoddard: Het zal geen enkel verschil maken in onze toewijding of onze poging om theosofie in het dagelijks leven toe te passen. Vanuit een spiritueel standpunt kan dit voorstel in feite tot grotere doelmatigheid leiden.
De leden van de loge in Manchester geven hierop een voor een te kennen, hetzij mondeling of door een knikje met het hoofd, dat ze voor het idee zijn dat de loges branches worden die rechtstreeks met het Hoofdkwartier zijn verbonden.
Kay: Ik begrijp het niet, maar ik zou dit willen zeggen – en ik wil graag dat u dit goed opvat – de indruk die onze vrienden uit Amerika mij hebben gegeven is dat alles wat we hun in handen geven heel veilig is. Dat beantwoordt toch de vraag, nietwaar?
Stoddard: Dan kan ik tot mijn genoegen verklaren dat het unaniem is aangenomen.
JAL: Ik ga u hiervoor niet bedanken om mijzelf, ik zou willen dat u uzelf bedankt. Ik ben geïnteresseerd in de loge in Manchester, niet in mijzelf.
Stoddard: Dat is een hoffelijke opmerking, maar in de loop van de jaren heb ik ontdekt dat alles wat we voor deze Society doen, in de vorm van grote weldaden bij ons terugkeert.
JAL: Er is nog een ding dat ik niet heb vermeld, en dhr. Kay roerde dit in zijn laatste opmerking aan: in dit werk wordt het meeste tot stand gebracht door dat tienletterige woord ‘vertrouwen’ – geen vertrouwen in de leader, Jim Long, geen vertrouwen in Peter Stoddard, de persoonlijkheid; nee, maar vertrouwen in de meesters en de Wet. Dat is belangrijk, en als we daarin ons vertrouwen stellen en onze persoonlijke wil niet in de weg laten staan, zal niets de vooruitgang van de theosofie in de wereld tegenhouden. Het is mijn taak om dit samenwerkingsverband op gang te brengen. Dit samenwerkingsverband heeft altijd bestaan, maar het is mijn verantwoordelijkheid om te proberen de leden te doen begrijpen dat ze een individuele verantwoordelijkheid dragen om de leader te helpen en niet om op de leader te leunen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat dit werk niet alleen tot 1975 wordt voortgezet – dat is slechts de eerste stap – maar het zo’n innerlijke stuwkracht te geven dat wanneer de boodschapper omstreeks 1975 komt, hij of zij iets zal hebben waarmee het voor de komende eeuwen kan worden voortgezet. Als we van die taak niets bakken, zijn we tekortgeschoten. We kunnen ons niet inzetten voor maar één eeuw. Helemaal niet. GdeP heeft in zijn boeken herhaaldelijk erop aangedrongen dat we moeten denken in eeuwen en eeuwen en eeuwen. Dat proberen we te doen.
Mw. Glasby: Ik heb het gevoel dat dhr. Long het werk van GdeP voortzet, en wij in Liverpool, de bestuursleden en degenen die de manier kennen waarop GdeP werkte, zijn allen van mening dat het werk wordt voortgezet op dezelfde manier als toen GdeP hier was en dat GdeP deze nieuwe cyclus na verloop van tijd eveneens zou zijn begonnen. Dat is wat ik wilde zeggen.
JAL: Ik waardeer het bijzonder, wat u vanavond voor het werk heeft gedaan. U zult ervaren – daar ben ik zeker van – dat het werk in Engeland zich op een veel vrijere manier zal ontwikkelen dan het in lange tijd heeft gedaan, hoewel u de resultaten misschien niet onmiddellijk zult zien.
L.M. Skaife: Mag ik nog iets opmerken? Het enige wat volgens mij de menselijke natuur verhindert om oud te worden is de elastische weefsels zo levend te houden dat de verbindingen nog jeugdig zijn en dat de stromen vrij van het binnenste naar de buitenkant kunnen gaan en van de buitenkant naar het binnenste, zonder enige belemmering. Ik heb het gevoel dat dit een van de dingen is die hier gebeuren. Dat is mijn indruk.
Dan is er nog iets, het vrijwillige karakter van het besluit. Voor mij is het een zaak van leven of dood. Als het besluit zou worden opgelegd zou het naar de dood smaken, maar omdat het vrijwillig tot stand is gekomen, schenkt het leven aan de gebeurtenissen en is de toekomst veiliggesteld. Ik heb helemaal geen angstige voorgevoelens.
JAL: Dank u. Het is tijd voor de thee, zie ik, en ik zal daarna proberen nog enkele woorden te zeggen.
Pauze – thee en koffie
JAL: Terwijl ik hier zat, werd mij een brief gegeven, die in een P.S. de geschiedenis bevat van het jongetje dat zijn gebedje opzegt en het op deze manier besluit: ‘En God, doe alsjeblieft de vitaminen in taarten en gebakjes, in plaats van in wonderolie en spinazie. Amen.’ Mijn oog viel niet alleen op het verhaaltje maar ook op het woord God, omdat mijn gedachten onmiddellijk enkele dagen teruggingen naar een bezoeker die mij in het hotel in Liverpool opzocht, een belangstellende, geen lid. Ze kwam als gevolg van het feit dat ik op de eerste bijeenkomst in Liverpool in het Stork Hotel over de christelijke bijbel had gesproken. Voor degenen die niet op deze bijeenkomst in Liverpool aanwezig waren, zal ik deze gedachte herhalen. We kunnen van een belangstellende op onze bijeenkomsten niet verwachten dat hij theosofie in tien gemakkelijke lessen, of zelfs in honderd lessen, zal begrijpen. Hij zal dat op die manier niet kunnen. We moeten met die belangstellende beginnen op de plaats waar hij staat, zijn taal spreken, zijn idioom gebruiken en hem geleidelijk laten zien dat theosofie niet betekent dat hij zijn christendom moet opgeven, als hij dat christendom wenst, maar dat het hem zal helpen zijn eigen geloof beter te begrijpen. Na verloop van tijd zal hij inzien dat wat hij dacht dat het christendom was, slechts kerkendom was. Dan zal hij de sleutels herkennen die alleen de theosofie kan verschaffen, en hij zal of een hele goede christen worden of misschien zelfs een goede theosoof.
Ik hoop dat u dit in deze nieuwe cyclus van het werk in gedachten zult houden en er ernstig over zult nadenken, hoe wij ons als theosofen moeten voorbereiden om de honderden en honderden zoekende belangstellenden tegemoet te treden, die doorkneed zijn in de christelijke denkwijze en toch op zoek naar inzichten die licht werpen op wat ze geloven en liefhebben. Ik zal in alle branches en studiegroepen de studie van de bijbel, in het bijzonder het Nieuwe Testament, aanmoedigen. Ik bedoel helemaal niet dat de theosofische boeken moeten worden weggegooid, helemaal niet. Dat zou je reinste dwaasheid zijn. Maar laten we begrijpen en leren hoe we met onze belangstellenden moeten spreken die intuïtief aanvoelen dat ze misschien hun thuis hebben gevonden, maar nog door de oude banden van het geloof waarin ze zijn grootgebracht, worden vastgehouden. Laten we hen helpen te begrijpen wat ze in feite bezitten, en hen niet afschrikken met onze grote kennis van de theosofische leringen en hersengymnastiek.
Albert B. Johnson: Meneer Long, mag ik iets zeggen? Wat u zojuist heeft gezegd is iets waaraan ik nu al vijftig jaar heb proberen te werken. Ik heb tegenstand ondervonden van mijn collega’s en van theosofen in het algemeen. Niet dat ik me niet kan verenigen met de Bhagavad Gita en Patanjali’s Yoga Aforismen en al die andere werken waarvoor ik groot respect heb, maar ik voel me geworteld in het christelijke geloof, en nadat ik Boehme en mensen van dat kaliber had bestudeerd, kwam ik weer terug bij de christelijke bijbel.
Ik kwam reeds in aanraking met de theosofie toen ik nog een jongen was, en deze kennis veroorzaakte al vroeg meningsverschillen en maakte dat ik van de zondagsschool werd geschopt omdat ik te veel vragen stelde die niet konden worden beantwoord door mensen die verondersteld werden te weten! Ik heb in mijn leven geprobeerd om uit te vinden wat deze dingen betekenen en ik ben daarin grotendeels geslaagd. En ik denk dat mijn collega’s in Manchester het erover eens zullen zijn dat ik het altijd krachtig voor de christelijke religie heb opgenomen, nooit voor het kerkendom, maar voor de christelijke religie. Ik kan niet anders dan uw opvattingen steunen. Ik zal heel graag aan dergelijk werk deelnemen. Het is een feit, meneer Long, dat we teruggaan, maar al klinkt dat paradoxaal, we gaan vooruit. Natuurlijk merkte ik snel toen kolonel Conger leader werd dat hij bepaald werk voortzette dat men enige tijd had laten rusten.
JAL: Hij noemde zijn ambtsperiode een ‘overgangsperiode’. U kunt er echter zeker van zijn dat er minstens zeven verschillende overgangen bij betrokken waren!
We kunnen hetzelfde zeggen over boeddhisme, brahmanisme, taoïsme, enz. Het is onze taak een vergelijkende studie van de religies te maken. Het is een van onze doeleinden. Als we alleen nauwgezet en letterlijk technische theosofie bestuderen, zonder enig verband met iets anders, dan beginnen we de goden te vragen om wat echte vitaminen in andere dingen te doen! We zullen dan, om openhartig te zijn, het perspectief verliezen en ons gevoel voor verhoudingen tegenover de miljoenen die zoeken naar juist die bruggen die we hadden moeten bouwen vanaf onze gunstige theosofische positie naar die van hen. Wat wij te bieden hebben zal veel weg hebben van de ‘wonderolie en spinazie’ van de kleine jongen, in plaats van iets wat smakelijker is!
Johnson: Dat herinnert me aan Thoreau in zijn Walden. Hij wilde de Bhagavad Gita hebben in plaats van koud water, want ze zuiverde zijn geest. Maar op een dag las hij een passage in het Nieuwe Testament, toen er iemand langs hem liep en hij hield deze persoon staande en zei: ‘Kom eens hier en lees dat eens; ik ben er zeker van dat u dat niet eerder heeft gelezen.’ Het was een gedeelte uit het Nieuwe Testament dat hij in een nieuw licht zag. Dat is de manier waarop deze boeken moeten worden gelezen: tussen de regels.
JAL: Dank u. Het is nu ongeveer tijd om de bijeenkomst te sluiten. Als ik bij de leden in de hele wereld geen andere gedachte kan achterlaten dan dat ieder van u individueel verantwoordelijk is voor het welzijn van de mensheid, en deze taak serieus moet nemen en doet wat in zijn vermogen ligt, dan denk ik dat er veel tot stand is gebracht. Ik geloof niet dat we als theosofen beseffen welke gevolgen een goede gedachte en een goede daad hebben. Mw. Rainford zei dat ze iets ontdekt had over handelen in niet-handelen en niet-handelen in handelen. De grootste handeling die ik ken en waarover gesproken wordt in de Gita, is die welke plaatsvindt in de verborgen schuilhoeken van ons hart, wanneer we besluiten om krachtiger en betere mensen te worden. We gaan allen door de onverbiddelijke poorten van zuivering en beproeving. Dat moeten we. Dat is een deel van de karmische vuurproef. Uiterlijk is er geen enkele handeling. Maar innerlijk vindt het werkelijke alchemistische handelen plaats, is de alchemie van de geest aan het werk. Indien onze aspiraties sterk genoeg zijn, zal het leven ons vragen ze tot het uiterste waar te maken. We hoeven niet lang te wachten als onze aspiraties oprecht zijn – misschien enkele minuten, uren, een dag of een week. Dat is werkelijk de dagelijkse inwijding waarover Judge sprak. Ons dagelijks leven is nu in feite de enige ware inwijdingskamer. We zullen misschien drie stappen vooruit doen en twee stappen achteruit, maar als we blijven proberen zullen we er komen.
Ik heb de ervaring gehad, en ik weet dat u allen in meerdere of mindere mate deze ervaring heeft gehad, dat we tijdens deze perioden van zuivering en geloftekoorts uiteindelijk tot het besef komen dat we om ons heen mayavische belemmeringen hebben geschapen, zelf hebben geschapen, waardoor we iedereen en al het andere de schuld geven van de toestand waarin we ons bevinden, behalve onszelf. Wanneer we tot dat besef komen, wanneer het ons telkens opnieuw pijn doet en kwetst, zowel innerlijk als uiterlijk, dan zien we de feiten zoals ze zijn en besluiten dan de dingen van binnenuit recht te zetten. Wanneer we dat doen, beginnen we de werkelijke vreugde te ervaren dat we iets bereiken. Dan ook zullen de goden zich neerbuigen om te helpen, want ze kunnen niet weigeren. Ze moeten de occulte wet volgen dat voor iedere stap die de leerling doet in de richting van de meesters, de meesters er een in hun richting doet. Naarmate we in staat zijn de theosofie tot een levende kracht in ons leven te maken – nu we op opgaande boog van deze eeuw omhooggaan, en leringen in praktijk brengen die we gedurende vele tientallen jaren hebben ontvangen – in die mate zullen we deze beweging vooruithelpen en het werk doen dat van ons wordt verwacht.
Op het ogenblik dat de bijeenkomst zou worden gesloten, vroeg Kirby Van Mater toestemming aan de leader om vanwege de ‘zuivere en krachtige atmosfeer die aanwezig was’, iets voor te lezen van Longs gesprek met de leden in Stockholm op 17 mei. Het betreft het gedeelte na de pauze van die bijeenkomst. Na het voorlezen sloot Mw. Rainford de bijeenkomst.