Bijeenkomst in Cardiff, Wales
Angel Hotel
21 juni 1951 – 19:30 uur
JAL: Ik ben diep geroerd. Het is zo’n onverwacht genoegen om u, leden uit Wales, te ontmoeten. Ik had niet verwacht iemand anders te zullen aantreffen dan dhr. Harding en dhr. Urquhart en misschien Mw. Harris uit Engeland, die op bezoek is in Cardiff. U heeft dus geen idee wat het voor mij betekent dat u allemaal bent gekomen.
Alex Urquhart: Er zijn maar enkele mensen over uit de oorspronkelijke groepen van Kenneth Morris in Tonypandy en Ferndale, alle anderen zijn gestorven, en daarnaast zijn er onze leden uit Cardiff.
JAL: Ik begrijp het. En ik zie ook Jim Carey, die helemaal uit Gowerton bij Swansea is gekomen. Waar twee of drie in de naam van de meesters bijeenzijn daar is de logekracht; het is niet moeilijk om erachter te komen welke groepen in de juiste geest samenkomen en die kracht aantrekken die de vlam helder brandende houdt.
Uit alles wat ik in de loop van de jaren van de leden uit Wales heb vernomen, weet ik dat dat precies is wat u heeft gedaan. In theosofisch verband hoorde ik op een indirecte manier voor het eerst iets over Wales van kolonel Conger, die Kenneth kende toen hij in Point Loma was. Misschien weet u dat de kolonel een bijzonder goede organist was, en toen KT het orgel in de tempel van Point Loma liet plaatsen, kreeg Kenneth Morris toestemming (de enige voor zover ik heb begrepen) om in de Tempel te zijn als de kolonel daar aan het oefenen was; en terwijl de kolonel speelde, kreeg Kenneth de inspiratie voor verschillende van zijn artikelen. Met een twinkeling in zijn ogen heeft de kolonel me verteld dat hij in het bijzonder voor Kenneth in zijn spel zoveel legde als hij kon, en Kenneth zei dat zijn bewustzijn dan tot het punt werd verheven waar hij eenvoudig moest schrijven. Er was een artikel in het bijzonder van Kenneth, geloof ik, met als titel ‘Bij het luisteren naar een fuga van Bach’ – een heel mooi artikel. Dat was mijn eerste kennismaking met Wales.
Mijn tweede kennismaking, als ik het zo mag noemen, die mijn hart verwarmde en mij heel dicht bij Wales en zijn leden bracht, was toen ik hoorde dat de meeste leden hier hard moesten werken voor weinig geld, dat zij verduveld hard moesten werken en toch vervuld waren van liefde voor de theosofie, en de juiste geesteshouding hadden tegenover de theosofie. Dat raakte me, want ook ik ben geboren en grootgebracht onder dezelfde omstandigheden; mijn ouders waren arm en werkten als paarden om de eindjes aan elkaar te knopen, in een gezin met vier kinderen. Er kwamen crisistijden, evenals hier, en ik weet nog dat ik op een keer in 1912, toen ik nog een jochie was de ‘Saturday Evening Post’ verkocht en met krantenverkoop de familie op de been hield, want mijn vader kon enige tijd geen werk vinden. In die tijd verdiende een man $ 9,– per week, de huur die hij moest betalen was $ 12,– à $ 15,– per maand en van wat er overbleef moest hij het gezin onderhouden. Ik heb het dus aan den lijve ondervonden en kan het begrijpen. Ik ben nooit rijk geworden en hoop het ook nooit te worden!
Zoals u allen weet zijn het dit soort ervaringen, hoewel het niet gemakkelijk is dit de mensen te doen geloven, die de ziel openen voor de waarheden die de theosofie te bieden heeft. En hoewel ik alle respect heb voor de intellectuelen, ben ik het toch voor 100% eens met Judge, toen hij het met Sinnett had over ‘de hogere klassen en het volk’. Nu zou ik hier niet graag verkeerd begrepen willen worden; ik heb niets tegen de hogere klassen, helemaal niet. Maar ik ben het met Judge eens toen hij zei: ‘Het volk zal de theosofie levend houden.’ Ik heb te veel voorbeelden gezien van mensen die de theosofie als een intellectuele luxe zagen, in plaats van haar ter harte te nemen en tot een onderdeel van het dagelijks leven te maken. Dat is de tweede reden waarom ik me zeer nauw met Wales verbonden voel.
Er is nog een reden: ik weet dat hier gedurende lange tijd uiterlijk weinig activiteit is geweest. Het klinkt misschien als een paradox om dit als mijn derde reden op te geven voor mijn gevoelens voor Wales, maar dit is maar één kant van de medaille. De andere kant is dat ik weet dat de leden die hier aanwezig zijn en die dit werkelijke licht in hun hart brandende hebben gehouden, als het ware wachters zijn geweest aan de poort van de vesting, en daar de geest en het vuur van de theosofie in Wales hebben beschermd.
Van kolonel Conger heb ik heel wat lessen geleerd toen hij voorzitter van de Amerikaanse Afdeling was. Ik kon in het begin niet begrijpen waarom hij zoveel aandacht schonk aan bepaalde centra in de Verenigde Staten waar alle activiteit ontbrak. Soms was er maar één persoon, misschien zelfs al wat oud en niet in staat iets voor het werk te doen. Maar zijn aandacht, zijn sympathie en zijn zorg voor dat specifieke punt waren geweldig. Ik heb hem ernaar gevraagd, maar ik kreeg nooit antwoord. Toen hij later een brief schreef, kreeg ik mijn antwoord. In deze brief, gericht aan een bejaard lid in Spokane, in Washington, in het noordwesten van de Verenigde Staten, zei hij hoe dankbaar hij was dat ze het licht in Spokane brandende had gehouden. Het interesseerde hem niet dat ze zei dat ze oud was en niet veel meer kon doen dan af en toe met de een of andere vriend die bij haar thuis kwam over theosofie te praten.
Ik heb hieruit veel geleerd wat ik nooit meer zal vergeten; het is de les die gekarakteriseerd wordt door HPB’s woorden aan Judge, waarop ik op deze rondreis telkens weer de aandacht heb gevestigd. Ik doe dit met opzet, omdat we aan haar woorden nooit genoeg aandacht kunnen schenken: dat de destructieve krachten in de wereld zich evenzeer bewust zijn van wat er gebeurt als de lichtkrachten en dat de beschermende krachten zo schaars zijn dat ze strategisch moeten worden geplaatst. Voor mij, en dat is mijn eerlijke en oprechte overtuiging, is theosofie het enige dat de voorzorgsmaatregelen kan bieden waaraan de wereld en elk land behoefte heeft. En we moeten ervoor zorgen dat de beschermende krachten van waarheid en van het scheppende denken en handelen met zoveel inzicht worden verdeeld en geplaatst dat de destructieve elementen niet door deze beschermende ring kunnen heendringen.
Ik kan tot mijn grote vreugde vertellen dat van mijn reis rond de wereld die ik de afgelopen winter voor kolonel Conger heb gemaakt, en deze reis, ertoe hebben geleid dat de beschermende krachten goed zijn geplaatst en sterk zijn, sterker dan ze ooit in de geschiedenis van de Society zijn geweest. Ik bedoel niet sterk door grote aantallen. Aantallen interesseren ons niet. Ik bedoel sterk door de kwaliteit van de beschermende kracht. Als er slechts hier en daar een of twee zijn die de goede houding hebben, dan is die houding die zij in hun hart meedragen en in hun leven tot uitdrukking brengen de grootste bescherming die kan worden opgebouwd. En hoe vaak het soms ook mag lijken alsof hier maar weinig is gebeurd, hoe vaak u ook het gevoel mag hebben dat u niet veel heeft gedaan, Wales heeft veel meer gedaan dan u denkt, omdat het innerlijke licht, het zuivere buddhische licht, dat het resultaat is van ware toewijding en het waarachtig innerlijk dienen van de zaak van de meesters, helder is blijven schijnen.
Ik zeg dit niet om u een prettig gevoel te geven. Niemand van u kan zich ook maar half zo gelukkig voelen als ik vanavond, omdat ik het voorrecht heb hier te zijn en zovelen van u te ontmoeten. Zoals ik u in het begin al zei, dacht ik dat ik met de heren Urquhart en Harding zou spreken. Later hoorde ik dat John Taylor in de stad was. Maar in plaats van twee of drie tref ik hier een aantal mensen aan die een grotere kracht vertegenwoordigen dan een regiment.
Op dat moment kwamen er nog meer leden binnen en moesten er stoelen worden gehaald.
Urquhart: Het is jammer dat u op deze manier voortdurend wordt onderbroken, maar we gaan ons allemaal steeds meer thuis voelen. Als alle stoelen zijn binnengebracht, zullen we ons allemaal volkomen op ons gemak voelen.
JAL: Ik wil graag dat u zich allemaal op uw gemak voelt en dat u spreekt alsof u thuis bent, want ik wil alleen heel in het kort zeggen dat onze verantwoordelijkheid op dit moment in de geschiedenis van het werk en van de Society een beetje anders wordt dan in het verleden; en daarom en omdat we meer dan ooit serieus aandacht moeten schenken aan wat ik praktisch occultisme of praktische theosofie noem – door los te komen van de theorie en ons bezig te houden met de praktijk ervan – heb ik duidelijk gemaakt dat dit een samenwerkingsverband is waarin de leader één onder gelijken is en waarin we allemaal samenwerken om deze taak te vervullen. Ik streef er slechts naar de leden te helpen op een verstandige en eerlijke wijze en op de meest eenvoudige manier te werken. U kunt zich dus volkomen op uw gemak en thuis voelen.
Ik heb nu mijn hart gelucht over wat ik van Wales denk. Vanaf het moment waarop James Carey binnenkwam tot de laatste van u arriveerde, heeft dit in mij zitten gisten en ik kon het niet langer voor me houden. De heer Carey moet met de trein van 21.30 uur naar Gowerton terug, dus wil ik nu niet meer tijd in beslag nemen. Ik ben hier gekomen om met Wales kennis te maken, en ik geloof dat ik daarin slaag. Na onze bijeenkomst wil ik met Alex Urquhart, Albert Harding en Johnnie Taylor spreken. Als u vragen mocht hebben ga dan uw gang en we zullen met elkaar spreken over elk aspect van de Society dat u maar wilt. Aarzel niet om te spreken en iets naar voren te brengen waarover u wilt dat we met elkaar zullen praten, want we zijn hier gekomen om samen hardop over theosofie te denken.
Misschien kan ik een paar vragen stellen om de discussie op gang te brengen. Meneer Carey, zegt u dat u daar in Swansea twee leden heeft, of bent u nu alleen?
James Carey: Drie van de zeventien zijn nu nog over: Burgess, Edwards en ikzelf.
JAL: Komt u nog wel regelmatig bij elkaar?
Carey: We kwamen altijd op zondag samen, maar meestal was ik gedwongen thuis te blijven.
Urquhart: De heer Carey is verschillende keren een tijd ziek geweest. Een keer duurde het zelfs vier en een half jaar.
Carey: In verband daarmee hebben we een charter voor Loge nr. 2, Wales. Is dat nog van kracht onder de verschillende leaders?
JAL: Ik ben blij dat u dit onderwerp aansnijdt en ik was van plan er straks met de heren Urquhart en Harding over te praten. De situatie is als volgt: u zult zich herinneren dat tot aan GdeP’s tijd de loges of branches alle rechtstreeks met het Hoofdkwartier waren verbonden. Er waren nergens formele nationale afdelingen. Maar tijdens zijn leiderschap organiseerde GdeP de Society, om bijzondere redenen waarover ik niet in details hoef te treden, op basis van nationale afdelingen en in de constitutie, die hij wijzigde, noemde hij die afdelingen en ook de loges binnen die afdelingen autonoom. Omdat de menselijke natuur nu eenmaal is zoals ze is, bleek dat woord autonomie helaas na verloop van tijd zelfs voor theosofen een struikelblok te zijn.
Ik wil hiermee niet zeggen dat de TS aan banden zou moeten worden gelegd. Helemaal niet. Maar in de loop van de jaren is het volgende gebeurd: in plaats dat de organisatorische structuur van de afdeling een hulpmiddel bij het werk van de Society werd, werd het een belemmering en sommige leden leefden zo in het bewustzijn van hun eigen afdeling dat zich in het bewustzijn van die leden in de verschillende landen een barrière vormde, zodat er een innerlijk obstakel was ontstaan voor de stroom van de logekracht die van het Hoofdkwartier naar de individuele leden vloeit. Dat is verkeerd. Ik heb op mijn beide reizen gemerkt dat praktisch ieder lid in de wereld, zelfs in de Verenigde Staten, behalve zij die geografisch heel dicht bij het Hoofdkwartier wonen, iets hadden verloren, een gemis voelden aan iets dat ze niet kregen en daarom heb ik dit idee aan de orde gesteld, in de hoop dat de nationale afdelingen zelf vrijwillig de stap zouden zetten.
De leader moet niet bevelen dat het een of ander moet worden gedaan. De meesters doen dit ook niet. Ze beschermen het werk van de Society maar besturen of leiden haar niet. Als een leader een fout maakt, beschermen de meesters het werk; en als een afdeling of een loge enkele grote fouten maakt, dan is het de taak van de leader om het werk te beschermen en hij zal alleen rechtstreeks handelen wanneer hij het werk moet beschermen.
Ik wist niet wat ik in Engeland zou aantreffen. Ik ben naar het noorden gegaan en heb daar een bijeenkomst gehad met de leden in Middleton-in-Teesdale. Ik trof daar een uitstekende geest aan. Een paar mensen vroegen me of ik iets ging doen aan de loges en of ik de structuur van de afdeling als zodanig zou gaan veranderen, omdat iedereen dat schijnt te willen. Ik zei dat ik het niet wist. Van Middleton zijn we naar Liverpool gegaan. Daar hebben we twee hele mooie bijeenkomsten gehad, waarbij de leden van de beide loges vrijwillig het besluit namen als studiegroepen door te werken, tot het moment is aangebroken dat ze op natuurlijke wijze een charter kunnen aanvragen voor een branch die rechtstreeks met het Hoofdkwartier is verbonden. Dit was voor mij het teken dat we in Engeland naar alle waarschijnlijkheid beter nu dan later deze wegwijzer moeten volgen.
De volgende ochtend belde ik Ben Koske op, vertelde hem wat er was gebeurd en vroeg hem met de loges in het noorden te spreken als antwoord op de vraag die ze mij over deze zaak hadden gesteld, en hun te vertellen wat er in Liverpool was gebeurd, en hun te willen vragen of ze het gevoel hadden dat ze uitdrukking wilden geven aan hun wens om de structuur van de Engelse Afdeling op te heffen en charters aan te vragen voor branches die rechtstreeks met het Hoofdkwartier zijn verbonden. Als dat zo was konden ze de charters naar Londen sturen. Hij zei: ‘Daar kunt u op rekenen. Ze wilden dit al lang.’ Gisteravond heb ik de mensen in Manchester verteld wat er is gebeurd en na een uitvoerige en vrije discussie hebben zij hetzelfde gedaan.
Dit is wat er tot nu toe op mijn reis over de Britse eilanden is gebeurd en het is geheel aan de leden in Wales die charters bezitten, en aan het bestuur van de afdeling van Wales om te beslissen wat u in Wales wilt doen. Indien u dat wilt kunt u uw oude charters opsturen, en we kunnen u nieuwe geven als branches die rechtstreeks met het Hoofdkwartier zijn verbonden. Er zal in Wales een secretaris zijn, evenals er anders een voorzitter zou zijn, maar hij zal door de leader worden benoemd en niet werken als een hiërarch van de afdeling, maar als de vertegenwoordiger van de leader in Wales om ervoor te zorgen dat er in Wales alles wordt gedaan wat daar nodig is.
De hele bedoeling van dit alles is om ervoor te zorgen dat de Society op een natuurlijke manier functioneert: dat de logekracht via het Hoofdkwartier naar de verschillende landen en naar ieder lid zal vloeien, en van ieder lid de wereld in, en dat die kracht via ieder lid, door ieder land terugvloeit naar het Hoofdkwartier, terug naar de Loge, zodat die circulatie op geen enkele manier wordt belemmerd. Het doet er niet toe hoe ver de leden zich van het Hoofdkwartier bevinden, ze staan met het Hoofdkwartier in verbinding en het Hoofdkwartier met hen. Ze hoeven geen vaandels te dragen en posters op reclameborden te plakken, of liederen te zingen, of boodschappen van de daken te schreeuwen. Ze kunnen hun theosofie in praktijk brengen en op die manier iets aan de wereld geven, zelfs al doen ze nooit een mond open; en de wereld geeft iets aan hen. Overal ontvangen de leden iedere dag de ‘dagelijkse inwijding’ door iets van zichzelf, van hun ervaring, aan de theosofie te geven, en dat moet terugvloeien van hun land naar het Hoofdkwartier en naar de Loge zelf. Deze circulatie van kracht houdt ons gaande in de wereld van nu.
Het geeft niet hoezeer sommige leden in de verschillende afdelingen op een dwaalspoor hebben gezeten, er zijn genoeg betrouwbare leden die de circulatie gaande hebben gehouden, zodat de TS niet in gevaar heeft verkeerd en ook nu niet in gevaar is. De Society is steviger verankerd in de opwaartse stroom van beschaving dan ooit tevoren. Maar we moeten meer doen dan dat. We moeten ons bewust zijn van het feit dat het jaar 1975 niet meer zo ver af is en dat we niet alleen moeten zorgen voor genoeg kracht voor de boodschapper in 1975, maar ook een innerlijk voertuig moeten verschaffen dat die boodschapper in staat zal stellen niet alleen het jaar 2000 te passeren tot in de volgende eeuw, maar te zorgen voor voldoende stimulans zodat hij of zij door zijn of haar inspanning voldoende stuwkracht ontwikkelt om de theosofische kracht nog vele eeuwen lang te laten doorwerken. Dit klinkt als een grote opdracht, maar dat is het niet. We kunnen het, en we zijn er al mee bezig.
Meneer Carey, het heeft veel tijd in beslag genomen om dat allemaal te zeggen. Wat uw charter betreft, u kunt zelf beslissen wat u zou willen. Ik heb een aantal loges gezegd dat ze of hun charters kunnen inzenden en ze laten bekrachtigen als branch, als ze hun oude charters willen behouden; of ze kunnen een nieuwe krijgen. Gisteravond heb ik in Manchester gezegd dat hun oude charters in het archief zouden worden bewaard. Kirby is hier de archivaris en we proberen enkele van deze oude documenten veilig te stellen. In Pasadena hebben we verschillende oude charters uit de tijd van HPB en ook enkele oorspronkelijke brieven van de meesters. Ik heb er niets op tegen als sommige loges hun heel oude charters aan de muur zouden willen hangen.
Er is geen probleem in Wales. Ik ben niet hierheen gekomen om de leden in Wales aan te sporen en te proberen hen te laten rondrennen om veel exoterisch werk te doen. Nee, u doet veel meer dan andere mensen, zonder dat u iets schijnt te doen. We willen vooral het innerlijke licht en vuur van de theosofie brandende houden.
Ronald Lane: Zou dhr. Long verder willen gaan met zijn uitleg, die ik zeer adequaat en interessant vind, in antwoord op de vraag van dhr. Carey? Volgens mij zijn de nationale afdelingen niet de storende factor, hoewel ze hun gekibbel hebben, maar het feit dat het grootste gekibbel (misschien zou ik deze term beter niet kunnen gebruiken) rechtstreeks van het Hoofdkwartier schijnt te zijn gekomen. Zou u misschien duidelijk kunnen uitleggen waarom het Kabinet met elkaar overhoop lag en waarom de hele vraag van het leiderschap niet wat duidelijker was, zodat de verschillende nationale afdelingen zich een definitief oordeel erover hadden kunnen vormen, in plaats van na vele maanden tot een beter inzicht te komen?
JAL: Dat wil ik graag doen. Toen u begon dacht ik dat u doelde op de oude, vroegere moeilijkheden die aan het Hoofdkwartier waren ontstaan, maar ik kan beide onderwerpen wel even behandelen. Ik zie nu, dat u het verschil van mening bedoelt van . . .
Lane: Ik bedoelde niet zoals het u persoonlijk aanging, maar ik beschouw het Kabinet als een groep mensen die vanuit het Hoofdkwartier alles regelen. Ik geloof dat daar verdeeldheid heerst en nu moeten we zelf tot een beslissing komen. Het is voor ons heel moeilijk.
JAL: Ik ben erg blij dat u dit onderwerp heeft aangeroerd, meneer Lane. Om een antwoord hierop te geven zou ik willen teruggaan naar het begin van kolonel Congers leiderschap. Als dat op een natuurlijke manier naar voren komt, zouden we later misschien ook in het kort het probleem dat de kolonel had en de oorzaak daarvan kunnen bespreken.
Toen herhaalde de leader de gedachten waaraan hij uitdrukking had gegeven in zijn antwoorden op soortgelijke vragen die hem op zijn reis op het vasteland van Europa werden gesteld, en legde tot besluit de nadruk erop dat ‘als een leader moet worden aangewezen door een document of door stemming in het Kabinet, deze Society niet langer de Theosophical Society is met een onverbroken schakel’.
Kirby Van Mater: Ik zou dit eraan willen toevoegen. Van alles wat er is gebeurd in de kabinetsbijeenkomsten werd verslag uitgebracht en als de leden het gevoel hebben gehad dat ze niet genoeg informatie hadden, dan kan ik zeggen dat het voor ieder kabinetslid evenzeer een verrassing is geweest als voor de leden.
JAL: Dat is waar. Ik wil alleen nog dit eraan toevoegen, dat niemand, wat hij of zij misschien ook heeft gedacht, heeft geweten dat ik karmisch deze verantwoordelijkheid kreeg zodra de kolonel stierf. De enige woorden die hij op zijn sterfbed tegen me zei, nadat ik maar tien dagen voor zijn dood van mijn wereldreis was teruggekeerd, waren deze: ‘Maak de taak waaraan je bent begonnen helemaal af.’ Dat was alles. Maar iets trof me. Ik groette en zei: ‘Goedenacht.’ De volgende ochtend kreeg hij een hartaanval en is niet meer tot bewustzijn gekomen. Toen hij stierf wist ik het. Ik wist dat ik ondanks alles de taak moest vervullen, niet dankzij alles. Ik zeg dit niet ter verdediging, maar ik heb geprobeerd u naar waarheid antwoord op uw vragen te geven.
Lane: Dank u zeer. Ter verontschuldiging kan ik vanuit een nationaal standpunt gezien slechts eraan toevoegen dat we misschien voldoende uitleg hebben gekregen. Misschien moeten de dingen op die manier gebeuren. In Engeland of in Wales zou het denk ik niet zo zijn gegaan, maar we moeten altijd rekening houden met de Amerikaanse karaktertrekken. Ik geloof niet dat een lid van de afdeling van Wales dat document van kolonel Conger in zijn bezit zou hebben gehouden terwijl hij in zijn hart wist dat hij er niet geschikt voor was. Hij zou het hebben verbrand, of hebben gegeven aan . . .
Van Mater: Ik zou het hebben verbrand of aan dhr. Long hebben gegeven.
Urquhart: Het had in ieder land kunnen gebeuren. De omstandigheden laten de mensen overal ongeveer hetzelfde doen, of ze nu tot het ene of het andere volk behoren, of ze nu in het ene of het andere land wonen.
Carey: Het is allemaal nogal ingewikkeld zoals waarom het Hoofdkwartier van Point Loma naar Covina en daarna naar Pasadena werd verplaatst, terwijl Point Loma toch echt een wereldcentrum was.
JAL: Iedere leader heeft zijn of haar taak te vervullen. KT’s belangrijkste werk bestond uit het vestigen van dat grote centrum in Point Loma als plaats van training. De voornaamste taak van GdeP was om esoterische leringen te geven, met zijn prachtige verklaringen en toelichtingen van HPB’s Geheime Leer. Toen GdeP kwam, was het specifieke werk van KT voltooid, maar het Hoofdkwartier in Point Loma viel met een enorme schuldenlast in zijn handen, waarvan hij zich volgens mij nooit zou hebben kunnen ontdoen zonder de hulp die hij kreeg. GdeP’s instructies waren om naar een kleiner Hoofdkwartier te verhuizen, en hij zou heel graag de staf voldoende hebben ingekrompen om zich als Hoofdkwartier te kunnen vestigen in de kleine, compacte ruimte die we nu hebben. Maar dat kon hij niet ineens doen. Hij nam wel de eerste grote stap: de verhuizing naar Covina met ongeveer 85 à 90 mensen. Dit aantal is, door verschillende natuurlijke oorzaken, geslonken tot 35 à 40. De laatste jaren hebben we geen grotere staf aan het Hoofdkwartier nodig gehad. Deze is geschikt om het belangrijkste werk van de TS te doen, waaronder de drukkerij.
Ik bedoel niet dat we nooit meer een centrum zullen hebben zoals in de tijd van KT. Misschien niet tijdens ons leven. Iedere leader moet iets doen dat zijn speciale taak is. Een van GdeP’s grote problemen na KT’s dood was de verhuizing naar een kleiner Hoofdkwartier. Het was niet langer de wens van de meester om het centrum in Point Loma te handhaven. Het was een absoluut onpraktische onderneming geworden om mee verder te gaan. De gebouwen waren van hout en door de jaren was het brandgevaar groter geworden, en om ze behoorlijk te laten herstellen zou meer dan een half miljoen dollar hebben gekost.
We zijn nu naar Pasadena verhuisd. Studley Hart en ik hadden de taak om allereerst een verblijf voor de leader te vinden. Toen we de plaats hadden gevonden die naar ons gevoel geschikt was, wisten Studley en ik beiden, zodra we het huis voor de eerste keer binnenkwamen, dat dat het was. De volgende dag brachten we de kolonel erheen en hij scheen zich er helemaal thuis te voelen. We brachten hem naar boven, toen naar de zolder en geen ogenblik twijfelde hij eraan of North Grand 75 in Pasadena de juiste plaats was.
Carey: Ik herinner me KT’s bewering dat Point Loma een heilig centrum van logekracht was. Wat ik wilde vragen is dit: zijn deze centra blijvend?
JAL: Dat hangt helemaal af van het karma van het moment. Alles werkt cyclisch en uit onze studies weten we dat in de grote cyclussen zelfs de aardas van stand verandert. Ik twijfel er niet aan of de geografische ligging van Point Loma zal, als de cyclussen hun loop hebben gehad, eenmaal weer de plaats worden waar een activiteit zal worden ontwikkeld die heel goed de wedergeboorte kan zijn van wat KT daar tijdens haar leiderschap heeft gevestigd.
De heer Carey moest weg en de leader vroeg daarom aan Kirby Van Mater hem even naar de tram te brengen.
William Lucas: Ik zou graag een persoonlijke vraag willen stellen. Ik ben mijn hele leven rebels geweest. Ik heb alle godsdienstige stelsels die er zijn van alle kanten bekeken en geprobeerd mij daarin thuis te voelen. Ten slotte ben ik spiritist geworden. Jarenlang ben ik lid van die beweging geweest, maar ik had geen belangstelling voor de verschijnselen. Ten slotte ben ik met Kenneth Morris in contact gekomen, en heb toen mijn lidmaatschap bij de spiritisten opgegeven. Maar van het contact dat ik met het spiritisme had, maak ik gebruik om de theosofie te verspreiden. En de kwestie waarmee ik met mijn geweten in het reine wil komen is deze: hoewel ik innerlijk het gevoel heb dat ik theosofie verspreid, doe ik er misschien verkeerd aan op bijeenkomsten van spiritisten theosofie te brengen?
JAL: Als ik u goed begrijp, hebben ze u uitgenodigd voor hen over theosofie te spreken?
Lucas: Ze hebben me de gelegenheid gegeven om te spreken waarover ik maar wilde.
JAL: Als u hun de zuivere theosofie geeft, kan ik niet inzien dat u hen er ook maar enig kwaad mee doet.
Lucas: Daar streef ik naar, en ik heb het gevoel dat het de omgeving is waarin ik het meeste voor de theosofie kan doen.
JAL: Ik zou willen dat anderen van ons ook zo’n gelegenheid hadden.
Lucas: Ik kan u verzekeren dat telkens als ik op die 14-daagse bijeenkomsten spreek, het zijn er 20 à 30 per jaar, de verdieping die door de theosofie kan worden gebracht, verbazingwekkend is. Ik wil graag zeggen hoe trots ik ben dat ik nog een leader ontmoet. Ik zou willen dat u beseft hoeveel dit voor mij betekent. De ruime blik die het ons heeft gegeven, de aansporing om overal alles te doen wat we kunnen. We zijn in onze groep op het ogenblik slechts met z’n drieën, maar we zijn heel actief en zoals Kenneth me zei, is dat waar het om gaat. Ik zal zijn woorden nooit vergeten.
Deze bijeenkomsten werden altijd gehouden in de bibliotheek van de Workmen’s Hall, en op de zondag die voorafging aan de bijeenkomst op die dinsdag had ik gesproken en waren er 60 mensen. Maar toen we in de bibliotheek kwamen waar de doctor [Kenneth Morris] voor ons sprak, waren er maar zes. De hele tijd dat hij sprak vond ik het vervelend dat er bij hem maar zes mensen waren gekomen, terwijl ik met mijn eenvoudige taal er zestig had. Hij zag dat ik me zorgen maakte, en toen hij zijn toespraak had beëindigd, zei hij: ‘Waar pieker je over, Lucas?’
Ik zei hem: ‘Toen ik afgelopen zondag sprak waren er zestig mensen.’
‘Ja?’ vroeg hij, ‘waar heb je over gesproken?’ Ik zei het hem. ‘Wat heb je gezegd?’ Ik vertelde het hem.
‘Maar daar pieker ik niet over. Het feit dat er bij uw lezing maar zes mensen aanwezig waren en bij mij zestig, dat lijkt me niet helemaal juist’, zei ik.
‘O,’ zei hij ‘ik hoop dat je dat nooit meer tegen me zult zeggen. Weet je wat er gebeurt? Nee, en daar maak je je zorgen over. Het is dat kleine zelfje van je dat in aantallen denkt. Als er maar één is, dan is dat al voldoende.’
Deze dingen maakten een diepe indruk op me, en voor niets in de wereld zou ik schade willen doen aan de zaak. Toen hij me vroeg om de bijeenkomsten in Cardiff toe te spreken zei ik: ‘Wat, ik? Ik ben het jongste lid van de Society.’ ‘Misschien in deze incarnatie, maar je bent er eerder mee in aanraking geweest’, zei hij. Ik heb nauwkeurig gelet op wat er op de bijeenkomsten werd gezegd en op de theosofie, omdat ik voor niets ter wereld iets zou willen doen of zeggen dat haar zou schaden, vandaar mijn vraag. Geloof me, hoewel het bijeenkomsten van spiritisten zijn, krijgen ze theosofie.
JAL: Ik geef er niet om of u over theosofie praat met halfdronken mijnwerkers in een kroeg. Wat mij betreft is dat best. In het hart van die mensen is evenveel goud als in het hart van de mensen die de mooiste kerken op 5th Avenue in New York bezoeken. Denk dus niet dat de leader iemand ervan zal weerhouden om de vlag van de theosofie naar het hart van de mensen te brengen, waar ze zich ook bevinden. Als KT naar de gevangenissen kon gaan om met allerlei mensen te spreken en hun te vertellen dat er nog een kans voor hen is, dan kunt u de spiritisten vertellen wat er in uw hart leeft. Misschien begrijpen ze veel meer dan we beseffen.
Lucas: Ik kan u verzekeren dat ze het begrijpen en waarderen, hoewel ze het niet kennen als theosofie. Ze nemen het op de juiste manier in zich op, en eens zal het vruchten afwerpen.
JAL: Dank u zeer, meneer Lucas, zijn er nog meer vragen?
Hilda Harries: Ik heb me afgevraagd of er werk is dat men zou kunnen doen om het Hoofdkwartier te helpen. Ik kan niet veel theosofisch werk doen maar misschien kunnen er kleine dingen worden gedaan om een soort schakel te vormen met het Hoofdkwartier?
JAL: Misschien zijn er later wel enkele dingen. Natuurlijk hebben we hier geen vertaalprobleem, hoewel ik me soms afvraag als ik aangesproken wordt door een taxichauffeur of een portier, of ik geen tolk zou kunnen gebruiken omdat er meer soorten Engels in Engeland zijn dan Nederlands in Nederland! Intussen is het beste dat een lid kan doen, het allerbeste voorbeeld te zijn dat men zich denken kan. Probeer de Gulden Regel in praktijk te brengen en er zullen vanzelf dingen komen om te doen, al is het maar om hier en daar een vriendelijk woord te zeggen tegen iemand die verdriet heeft. Dat helpt het Hoofdkwartier veel meer dan u beseft. Het houdt de circulatie tussen het Hoofdkwartier en de wereld gaande. Ik weet echter wat u bedoelt en op het ogenblik zou ik niet weten hoe ik uw vraag moet beantwoorden, omdat de organisatie van de Engelse Afdeling een overgangsperiode doormaakt. Later kan ik misschien een paar suggesties geven. Wanneer u ooit zou willen schrijven of iets zou willen bespreken, aarzel nooit om een brief naar Pasadena te zenden. Tenslotte is dit een samenwerkingsverband in de volle betekenis van het woord. Ik zal geen geregelde correspondentie kunnen voeren met ieder lid, maar ik zal de brieven ontvangen en er zal aandacht aan worden besteed.
Griffiths: Ik ben een heel jong lid in de Beweging en ik ben met niemand anders in contact gekomen dan de twee leden die er nu in Ferndale zijn. Ik interesseer me erg voor de literatuur en ik heb het gevoel dat ik er meer van begrijp na mijn bezoek hier vanavond.
JAL: Als u van theosofie houdt, zullen de antwoorden u worden ingegeven, zelfs als u niet alle boeken heeft gelezen. Toen ik nog maar net bij dit werk betrokken was geraakt, wilde ik graag openbare lezingen geven, eropuit gaan en alle mensen laten weten wat een geweldige filosofie dit was die hen in hun leven zou kunnen helpen, en ik wilde veel leden werven, wat heel vanzelfsprekend was. Ik sprak met kolonel Conger over mijn opleiding. Ik had slechts een basisopleiding, alleen maar de middelbare school, want na mijn examen ben ik nooit verder gaan studeren, behalve dan een paar bedrijfscursussen om mezelf voor te bereiden om de kost te kunnen verdienen. Sindsdien heb ik tot op zekere hoogte mezelf opgeleid, maar niet in formele zin, en ik heb altijd mijn gebrek aan woordenschat gevoeld en mijn gebrek aan . . .
Urquhart: U dacht dat u niet genoeg moeilijke woorden gebruikte!
JAL: Precies, en ik had het gevoel dat ik te weinig scholing heb gehad. Na heel geduldig te hebben geluisterd zei kolonel Conger met een prachtige lach in zijn ogen: ‘Je hebt geen idee hoe gelukkig je bent.’ Ik stond perplex, maar hij ging verder: ‘Ik geef er niets om of je de juiste woorden gebruikt, maar als je een natuurlijke gelegenheid krijgt om voor een kleine of een grote groep mensen over theosofie te spreken, sta dan op en spreek, spreek vanuit je hart, en wat in je hart is zal het hart van die mensen daar bereiken.’
Toen herinnerde hij me aan wat de meester Jezus tegen zijn discipelen had gezegd: ‘Als jullie voor de rechter staan, denk dan niet aan wat jullie zullen gaan zeggen; het zal jullie worden gegeven.’ En dus, meneer Griffiths, koester uw liefde voor de theosofie, en u zult ontdekken dat u veel meer van de waarheid die erin besloten ligt heeft opgenomen dan u ooit heeft vermoed, en als het juiste moment zich aandient zal u worden ingegeven wat u moet zeggen. Als u wordt benaderd door een zoekende ziel, of een gekwelde ziel, die mogelijk heeft gezien dat hij een woord van kracht of van troost van u kan verwachten, zal het u worden ingegeven wat u moet zeggen. U kwam in aanraking met die ziel door karma, omdat hij of zij precies dat nodig had wat u kon geven. Daarom heeft karma hem naar u toe gebracht. Iedereen die ons pad kruist heeft een doel: óf om ons iets te brengen, óf om iets te ontvangen. Dat is karma, en als ze komen om ons kracht of troost te brengen, of misschien een belangrijke les, laten we het dan ontvangen. Als ze komen om te ontvangen, laten we hen dan geven vanuit ons hart. Door karma zijn ze gekomen en door karma zullen ze het juiste krijgen. Aan hun behoeften zal worden voldaan, evenals de onze.
Vraagsteller: Is er in Amerika veel belangstelling voor de jeugdgroepen of lotuscirkels?
JAL: Nee, maar wel in Nederland, waar verschillende grote groepen zijn, maar het hele jeugdwerk moet worden gereorganiseerd. Daaraan wordt de laatste twee of drie jaar gewerkt. Kolonel Conger is ermee begonnen, en ik hoop dat ik de helpers zal kunnen vinden om op te bouwen wat er volgens ons zou moeten worden gedaan. De basisgedachte van het vroegere werk voor jonge mensen bevatte enkele zwakke plekken, maar die hebben niet de minder gunstige resultaten veroorzaakt. Waar we als theosofen in het algemeen in zijn tekortgeschoten is hetzelfde als wat de meeste ouders vergeten bij het opvoeden van hun kinderen. Als ouders nemen we vaak aan dat we in principe meer weten dan onze kinderen, terwijl in feite in de meeste, zo niet in alle gevallen, de kinderen van deze en de vorige twee of drie generaties, vanuit een theosofisch standpunt gezien, oudere zielen zijn dan wij. Telkens en telkens weer is dat gebleken.
Voor zover het ons jeugdwerk betreft, en ik heb dit onderzocht in iedere afdeling waar men het jeugdwerk wil voortzetten, hoop ik dat de jonge mensen zelf mij de basis zullen verschaffen waarop het jeugdwerk kan worden opgebouwd. Ik zou graag zien dat het zo werd opgezet dat de leeftijdsgroepen, vanaf de logeleden omlaag dezelfde band hebben met de groepen daar beneden als de meesters in principe hebben met ons: een hand uitgestrekt naar de leeftijdsgroep boven hen en een hand naar de groep beneden hen. Om op die manier een kracht te laten vloeien van de oudsten naar de jongsten en omgekeerd. Zo zullen we te weten komen wat de jonge mensen nodig hebben. Het is nu in feite al enige tijd dat het jeugdwerk in de hele Society bijna stilstaat, met uitzondering van Nederland, een paar centra in de Verenigde Staten, een of twee in Duitsland en mogelijk in Zweden. Ik hoop dat het ten slotte zo zal uitpakken: van de jonge mensen, door de jonge mensen en voor de jonge mensen. Als u jonge mensen in uw midden heeft, schrijf me dan en we zullen proberen het samen uit te werken.
Heeft de jongere heer Urquhart misschien nog vragen?
Alastair Urquhart: Op het ogenblik niet, dank u.
Mw. Harries en Morris Griffiths moesten vertrekken.
W. Jones: Over de vraag die Will Lucas heeft gesteld in verband met de bezwaren verbonden aan het brengen van theosofie aan die groep mensen tot wie hij spreekt: ik geloof dat hij er goed werk doet. Hij zal daar elke keer een paar mensen bereiken.
JAL: Ik weet niet hoe het hier in uw land met het spiritisme staat, maar op sommige plaatsen gaat men tamelijk ver met zijn seances. Indien u de gevaren daarvan kunt neutraliseren, niet om leden te werven maar om de waarheid van de filosofie de kans te geven om wortel te schieten, en u laat de resultaten over aan de Wet, dan kan er alleen iets goeds uit voortkomen.
Lane: Zou u ons iets meer kunnen vertellen over de plannen die in voorbereiding zijn om ons enig idee te geven van wat er zou kunnen gebeuren nadat u tijdens uw rondreis gegevens heeft verzameld. Ik neem aan dat het Hoofdkwartier het een of andere plan zal uitwerken, zodat de nationale genootschappen daarmee in staat zullen zijn op hun specifieke manier het theosofische werk voort te zetten. Met specifieke manier bedoel ik dat ik aanneem dat de esoterische kant van de theosofie niet noodzakelijkerwijs als belangrijker moet worden voorgesteld dan een menslievende houding. Ik heb me afgevraagd, omdat we in ons eigen gebied afzonderlijk werken, of het Hoofdkwartier richtlijnen voor het werk zal voorstellen; ik weet dat het bijzonder moeilijk is om met mensen in aanraking te komen die ook maar enige belangstelling hebben voor een religieuze geesteshouding, en ik gebruik de term in de ruimste zin.
JAL: Ik zal u vertellen hoe ik hierover denk. Er zullen geen vaste plannen worden gemaakt die door de hele TS en door alle landen in de TS moeten worden aangenomen, omdat iedere streek en iedere plaats in elk land met andere omstandigheden te maken heeft; en in dit samenwerkingsverband hoop ik met behulp van de nationaal-secretarissen en hun medewerkers de leden, waar ze ook zijn, te kunnen helpen om de specifieke omstandigheden waarmee ze te maken hebben, tegemoet te treden en op die manier de juiste werkwijze voor die plek te ontwikkelen.
Er is een ding van algemene aard dat ik zo snel mogelijk hoop te doen, niet als een plan, maar als een basis voor onderling begrip en dat is het volgende: niet de leden op te leggen, maar hen in het algemeen aan te moedigen de bijbel beter te leren kennen, want als we dit met onze theosofische achtergrond en kennis doen, zullen we in bijna elk hoofdstuk vanzelf de basisleringen herkennen, vooral in het Nieuwe Testament. We verzaken onze plicht tegenover hen en de wereld als we niet in staat zijn de belangstellenden op hun eigen terrein tegemoet te treden, en als we hen niet helpen om de kloof tussen wat zij bezitten en misschien niet begrijpen en wat wij met onze theosofische sleutels weten en wel begrijpen, te overbruggen. We kunnen nooit verwachten dat ze zonder enige hulp de grote sprong zullen maken. We moeten met hen kunnen spreken in hun eigen christelijke terminologie en hun daardoor op natuurlijke en eenvoudige wijze de sleutels verschaffen tot een ruimer begrip van hun geloof, zodat ze in de eerste plaats betere christenen zullen worden. Als ze dan betere christenen worden en het ware christendom zoals het oorspronkelijk werd onderwezen, begrijpen, in plaats van alleen kerkendom, zullen ze gaan zien dat theosofie licht werpt op elke geloofsovertuiging. De theosofie zal ingang vinden en zal hen helpen betere inwoners te worden van het land waarin ze leven, en door deze invloed zullen ze betere mannen en vrouwen worden.
Laten we de vlag van de theosofie niet strijken, maar we moeten aan de andere kant niet proberen de vlag van iemand anders te strijken. Evenmin moeten we ons zorgen maken als we zien dat iemand de theosofische ideeën die we met hem hebben gedeeld, begint te lenen maar er niet de naam theosofie aan geeft. HPB heeft haar Geheime Leer ongeveer 60 jaar geleden geschreven, en tegenwoordig worden in de bibliotheken van de universiteiten en in de grote openbare bibliotheken in ons hele land die boeken steeds uitgeleend en hebben ezelsoren van het vele lezen; in vele ervan zijn aantekeningen geschreven en ze staan vol diagrammen die studenten erin hebben aangebracht, ondanks de bibliotheekreglementen die verbieden in boeken te schrijven! Wetenschappers, godsdienstfanatici en filosofen hebben allen van HPB geleend zonder de naam theosofie te gebruiken. Maar wat zou dat HPB kunnen schelen! De theosofie komt in de wereld ondanks ons, en we zien het resultaat ervan in ruimere en veredelende opvattingen. Waarom zouden we ons dan druk maken als het niet het etiket theosofie draagt? Als mensen lid worden dan is dat iets anders, want dan is er de trouw aan het theosofische vaandel. We moeten zelf, zoals ik al zei de vlag aan de top van de mast laten wapperen.
Als dit samenwerkingsverband werkelijk op gang komt, hoop ik met behulp van mijn staf hardop te kunnen gaan zitten denken en te corresponderen over de problemen van de verschillende groepen, waar ze ook zijn, in welk land dan ook. We willen proberen hen te helpen realistisch te zijn in het tegemoet treden van de bestaande situaties, en niet tegen het tij in te werken, maar veeleer de karmische omstandigheden te gebruiken en er hun voordeel mee te doen, zodat hun moeite niet verspild zal zijn of zal worden tenietgedaan. Dit is niets anders dan eenvoudig gezond verstand en ik denk dat de leden uit Wales over heel veel daarvan beschikken, en begrijpen dat dat nodig is.
De beschaving dient voorzorgsmaatregelen te nemen en er is slechts één formele organisatie in de wereld die deze kan verschaffen en dat is de Theosophical Society, die de schakel onverbroken heeft gehouden. Misschien zullen sommigen van ons vóór we sterven het eerste schijnsel van een gelukkiger tijdperk zien gloren. Probeer de essentie van de dingen te voelen, de essentie van het werk dat vóór ons ligt, dan zullen we hopelijk zien dat na verloop van tijd de theosofische kracht het uiterlijke aspect in hoge mate zal beïnvloeden.
Het wordt laat en ik weet dat velen van u nog een lange reis moeten maken. Het spijt me dat ik afscheid moet nemen. Laat ik u uit de grond van mijn hart danken dat u vanavond bent gekomen. Er was iets speciaals aan deze bijeenkomst. Ik wil dit niet persoonlijk maken, of vergelijkingen trekken, maar ik ben heel gevoelig voor de eenvoudige dingen in het leven en de eenvoudige waarheid, de eenvoudige filosofie die in het hart van u, Welshmen, is blijven branden, is voor het Hoofdkwartier van veel betekenis geweest en blijft er veel voor betekenen, veel meer dan u beseft.
Nu ik eraan denk, Fred Lindemans in Nederland heeft me gevraagd zijn vrienden in Wales hartelijk te willen groeten. Hij is een edel mens en ik houd van Fred Lindemans als van een broer. Hij verricht een grote taak in zijn land en hij vroeg me als ik naar Wales ging de groeten te willen doen aan allen die zich hem misschien herinneren.
Dank u nogmaals dat u hier vanavond bent gekomen en aarzel nooit te schrijven als u iets op uw hart heeft. We zullen proberen in de geest met u samen te zijn, en in de toekomst wat vaker hierheen te komen als de middelen en de mogelijkheden om te reizen het toelaten.
De bijeenkomst werd om 22.00 uur gesloten.