Inhoudsopgave 
Bijeenkomst in Stockholm
Fjällgatan – Loge 15
17 mei 1951 – 20.00 uur
Peter Flach, voorzitter
Harald Källström, vertaler
Mw. Carlsson: De leden van Loge 15 laten u door middel van
de secretaresse weten dat ze erg blij zijn u te kunnen verwelkomen en
als herinnering aan deze avond willen we u een kristallen hart, zoals
het in Zweden wordt genoemd, geven, waardoor de liefde wordt gesymboliseerd
die de loge voor de theosofie voelt en tevens de bewondering die we
voor onze leader voelen.
JAL: Dank u zeer. O jee! Ik weet niet wat ik zeggen moet.
Misschien kan ik het best eerst zelf een vraag stellen. Kun je me zeggen,
Peter, of dit een appartement is dat voor dit doel gehuurd is?
Peter Flach: Dit is een appartement dat eens aan een dame
behoorde die de zuster was van de burgemeester van Stockholm, Anna Lindhagen.
Ze was een tijd theosoof, ik weet niet hoe lang. Toen ze stierf nam
een instelling haar appartement over en verhuurde het voor muziekavonden
en ook wij konden het voor onze logeavonden en openbare bijeenkomsten
huren.
JAL: Ik begrijp het. Wel, het is een prachtige plek. Natuurlijk
kan ik de vorige bijeenkomst met Loge 15, die in jouw huis in Stocksund
plaatsvond, Peter, niet vergeten. Hoewel ik de bedoeling had om op deze
bijeenkomst vanavond over het theosofische werk in Stockholm te praten,
denk ik niet dat we de gedachtewisseling noodzakelijk daartoe hoeven
te beperken. Ik had dinsdagavond een bijeenkomst met Loge 1 waarbij
ik eveneens verwachtte over het werk voor de theosofie in Stockholm,
en over de problemen die volgens sommigen bestaan, te zullen spreken,
maar die bijeenkomst nam een wending en eindigde met een heel ander
onderwerp dan Loge 1. Niettemin kwam het zover dat ik de loge ‘aanvoelde’,
en kreeg ik enkele ideeën waarover ik, zoals ik hun vertelde, een
nachtje wilde slapen, en waarover ik misschien aanstaande dinsdag, wanneer
ik beide loges graag gezamenlijk nog eens zou willen ontmoeten, nog
iets zou willen zeggen. Maar ik heb niets beloofd.
Volgens mij is er weinig verkeerd aan het theosofische werk in Stockholm,
en ik denk dat het eerste deel van deze bijeenkomst het beste kan worden
besteed aan wat een van de aanwezigen hierover zou willen zeggen. Als
iemand van u enige gedachten heeft waarvan u denkt dat ze het werk hier
in Stockholm ten goede zullen komen, dan zou ik ze graag willen horen.
Ik ben er zeker van dat Peter dit ook zou willen. Dan kunnen we ze samen
bespreken en zien of enkele van de voorstellen of aanbevelingen het
waard zijn om aan elke afzonderlijke loge of aan beide loges voor te
leggen.
Voor ik u het woord geef, wil ik u echter bedanken voor uw komst naar
deze bijeenkomst, en voor de warme ontvangst en voor dit mooie aandenken
aan de theosofie die u mij hier in Stockholm heeft gegeven. Ik zal dit
op mijn bureau in Pasadena gebruiken, zodat het voor mij heel moeilijk,
en in feite zelfs onmogelijk, zal zijn deze avond te vergeten. Dank
u zeer, mevrouw de secretaresse, voor dit symbool van de liefde van
Loge 15.
Meneer de voorzitter, als iemand enige opmerkingen wil maken, dan kan
hij nu het woord krijgen.
Flodin: Veel woorden zijn er niet nodig als de trilling zich
op hetzelfde niveau bevindt. Maar ik ben zo vrij de leader iets te vertellen
over het beleid. Ik ben maar een nieuw lid, en wanneer we welk bedrijf
of beroep ook nader beschouwen – een fabriek, een kantoor, een
leger, de marine, enz. – wat voor een bedrijf zou dat zijn, als
ieder lid zou moeten beslissen, en niemand, of een deel van de leden,
de opdrachten van de voorzitter betreffende het beleid niet zou uitvoeren?
We moeten bedenken dat de voorzitter door de meerderheid van de leden
van de nationale afdeling wordt gekozen, en we geloven dat de voorzitters
de bezieling van de leader krijgen en de leader van onze meesters. Als
het lid de voorzitter niet volgt, werkt hij zowel de Theosophical Society
als de leader en onze meesters tegen. Wanneer er enige leden zijn die
de opdrachten van de voorzitter niet uitvoeren of een andere opvatting
hebben over het beleid, dan begrijp ik dat niet. Ik vind dat hij nederig
moet zijn en de opdrachten van de voorzitter moet uitvoeren. Dat is
mijn opvatting erover. Dank u.
JAL: Dank u zeer. Voor een lid van onze organisatie –
dat zoals u zelf (en zoals ik in mijn eerste jaren in de Society) als
zakenman is opgeleid – is één ding heel moeilijk
te begrijpen, namelijk dat deze Society en de organisatie voor de theosofie
een occulte instelling is; en hoewel ze haar officiële hoofd van
de Society heeft, en haar voorzitters van de verschillende nationale
afdelingen, en de loges en algemene leden, werkt ze niet en bestaat
ze niet op dezelfde manier als de gemiddelde organisatie of het gemiddelde
bestuur van een bedrijf of een leger of de marine. Wat ik nu ga zeggen
moet in geen enkel opzicht als kritiek op uw uitspraak worden beschouwd.
Helemaal niet. Maar het is bedoeld ons allemaal te helpen begrijpen
wat volgens mij de juiste manier is waarop het bestuur van de organisatie
van de Theosophical Society moet worden gezien.
In de eerste plaats duiden uw opmerkingen erop dat u vindt dat de leader,
die het officiële hoofd van de Society is, de hiërarch is
van de Society als geheel, en dat de voorzitters van de verschillende
landen deel uitmaken van de hiërarchische structuur, aan het hoofd
waarvan de meesters staan. En als een gevolgtrekking hiervan kunnen
we doorgaan en veronderstellen dat de voorzitters van de loges op hun
beurt hiërarchen zijn van de loges waarvan ze als voorzitter zijn
gekozen.
Ik moet het hiermee oneens zijn; dit is een verkeerde opvatting. Alleen
al door het feit dat de voorzitters van de nationale afdelingen in deze
instelling bij meerderheid van stemmen worden gekozen, of in het verleden
werden gekozen, zou de nationale voorzitter, occult gezien, automatisch
geen deel uitmaken van een hiërarchische structuur. Op dezelfde
manier zouden de logevoorzitters die door de leden worden gekozen, daardoor
automatisch buiten zo’n hiërarchische structuur vallen. En
het is juist hier, vrienden, waar enkele van de grootste problemen en
moeilijkheden in het werk van de Society zijn ontstaan, want als iemand
– en de menselijke natuur is nu eenmaal wat ze is – tot
voorzitter van een nationale afdeling wordt gekozen, en daardoor het
gevoel heeft dat hij nu de macht en de kracht in zijn handen heeft van
het gezag van die occulte organisatie en dat daardoor zijn woord wet
is en zijn aanwijzingen moeten worden opgevolgd, dan maakt hij een grote
fout. Hiermee bedoel ik echter niet dat wanneer de leader van de Society
een nationale voorzitter vraagt in zijn nationale afdeling iets te doen,
en de voorzitter dit uitvoert, hij zijn boekje te buiten gaat. Wanneer
hij een verzoek ontvangt iets in zijn afdeling te doen dan is het zijn
plicht dit uit te voeren en ik denk dat dit het aspect is dat u bedoelde.
In een instelling zoals deze is het officiële hoofd van de Society
als geheel in feite de dienaar van zowel de meesters als de leden; en
hij is in zekere zin wat ik een ‘non-entiteit’ heb genoemd.
Hetzelfde geldt voor een nationale voorzitter; dit geldt eveneens voor
een logevoorzitter; en naarmate ieder van hen werkelijk werkt en handelt
in de hoedanigheid van een non-entiteit en van zichzelf een kanaal maakt
waar de logekracht via de leader doorheen kan stromen, en waardoorheen
de kracht en de steun van de leden via hem terugstroomt naar de leader
en de Grote Loge, in die mate volbrengt hij zijn taak. Zijn taak is
meer een ontvanger te zijn dan iemand die opdrachten geeft, ontvangend
wat van het Hoofdkwartier komt voor de leden van de nationale afdeling
of de loge waarvan hij voorzitter is, en op zijn beurt de ontvanger
te zijn van wat het Hoofdkwartier probeert te bereiken van de leden
van een loge en van de leden van de nationale afdeling. Dit moet onpersoonlijk
en zonder gehechtheid worden gedaan. En hoe meer de logevoorzitter en
de nationale voorzitter en op zijn beurt de leader die opdracht onpersoonlijk
uitvoert, des te beter vervullen ze ieder de verantwoordelijkheid van
hun respectieve positie.
Nu ik toch ermee bezig ben, zal ik proberen duidelijk te maken wat
ik zojuist heb gezegd. Er zit meer aan vast dan wat ik tot nu toe heb
gezegd, zoals u ongetwijfeld zult hebben vermoed. En daarom is de Theosophical
Society anders dan elke andere organisatie.
Exoterisch lijken de nationale afdelingen en de loges, enz.,
op, en zijn ze tot op zekere hoogte onderdeel van, de hiërarchische
structuur. Let op wat ik zeg: de nationale afdelingen en de loges en
de algemene leden maken deel uit van een exoterische hiërarchische
structuur. Ik zei niet de afdelingsvoorzitters, noch de logevoorzitters,
of de leden afzonderlijk.
Esoterisch bestaat er niet zoiets. Er staat niets tussen de
leader en ieder individueel lid, want esoterisch gezien heeft ieder
lid het onvervreemdbare recht zich te ontwikkelen om lid te worden van
de ware hiërarchische structuur, waarvan de leader deel uitmaakt.
En als iemand door omstandigheden gedwongen en door individuele ontwikkeling
op een of ander moment, wat in het verleden het geval kan zijn geweest,
van zichzelf – laten we zeggen – ‘hiërarchisch
materiaal’ heeft gemaakt en op hetzelfde moment ook de voorzitter
van de afdeling is, dan zal hij, naargelang hij beter ‘hiërarchisch
materiaal’ wordt – als ik tijdelijk deze uitdrukking mag
gebruiken om mijn bedoeling weer te geven – steeds minder zijn
gezag laten gelden als afdelingsvoorzitter of in enige andere functie.
Hij zal dan hoe langer hoe meer een sterk kanaal worden voor de uitwisseling
en het heen en weer vloeien van de logekracht tussen de leader en het
Hoofdkwartier naar de leden. Ik weet niet of dit de zaak voor u wat
verduidelijkt, of niet.
Exoterisch vormen de afdelingen, de landen en de loges een hiërarchische
structuur, zoals iedere organisatie haar hiërarchische structuur
heeft, of het nu een bedrijf, het leger of de marine, enz., betreft;
maar in de Theosophical Society worden de gekozen hoofden van de nationale
afdelingen en van de loges niet noodzakelijk de hiërarchen van
de groepen waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Het zou precies hetzelfde
zijn als de wereld zou samenkomen om te besluiten een boeddha van mededogen
te kiezen! Dat zou niet kunnen. Het zou hetzelfde zijn als wanneer men
zou proberen een leader van de Theosophical Society te kiezen. Ook dat
kan niet. Toen kolonel Conger zijn ambt aanvaardde verwees hij glimlachend
naar ‘zijn verkiezing door het Kabinet in hoogst eigen persoon’,
maar hij werd niet ‘gekozen’ door het Kabinet. Hij volgde
GdeP op en begon in feite de verantwoordelijkheid van de Society in
zekere innerlijke opzichten over te nemen vóór GdeP stierf.
Maar de driejarige kabinetsperiode was een proef voor de leden van de
TS en voor de leden van het Kabinet. Ware hiërarchen worden niet
gekozen, behalve in de rooms-katholieke kerk, die in werkelijkheid als
de tegenpool kan worden beschouwd van het soort organisatie dat wij
in de Theosophical Society hebben. Helpt u dit?
Flodin: Dank u zeer.
JAL: Ziet u, dat maakt het leven in onze Theosophical Society
zo interessant en daarom kan een buitenstaander of een nieuweling sommige
dingen die gebeuren en de manier waarop ze gebeuren, niet begrijpen.
Omdat er altijd de exoterische en de esoterische kant is. Helaas zijn
er in het verleden leden geweest die het voorrecht hadden leden te worden
van de Esoterische Sectie die nu gesloten is, die voelden dat ze het
recht hadden en de bevoegdheid om bepaalde voorrechten te gebruiken,
persoonlijke voorrechten, omdat ze leden waren van de Esoterische Sectie,
en ze begonnen te denken dat ze iets meer wisten dan anderen. Juist
op dat punt begonnen ze in moeilijkheden te raken. Ze begonnen een soort
spirituele trots te ontwikkelen, wat iets heel gevaarlijks is, en steeds
als dit zich in het hart van een lid ontwikkelt, wordt hij al snel daarna
geconfronteerd met situaties, zowel in het leven als in zijn theosofische
werk, die verborgen eigenschappen tevoorschijn roepen waarvan hij niet
wist dat hij ze had. Hij komt voor beslissingen te staan. Hij zal de
maya moeten doorzien, het bedrieglijke gordijn van verkeerd begrip dat
hij door zijn eigen gedachten en spirituele trots heeft gemaakt, en
steevast zal ontdekken dat hij zich in een uiterst moeilijke situatie
bevindt.
Laten we daarom als we aan de Society denken, haar organisatie en haar
werk, altijd in gedachten houden wat de exoterische kant kan worden
genoemd, en wat de esoterische kant kan worden genoemd; de exoterische
kant is wat men kan zien, het esoterische is wat verborgen is en moet
door het hart worden gevoeld en kan niet door de ogen worden waargenomen
en kan door het hersenverstand niet zo gemakkelijk worden begrepen.
Omdat nu het esoterische exoterisch is geworden, hebben we zelfs nog
meer verantwoordelijkheid om waakzaam te zijn voor die moeilijke aspecten
van de gebeurtenissen in ons dagelijks leven. Ze hebben hun betekenis.
Het esoterische komt altijd het eerst. Wat in het hart is, is het belangrijkste,
en wanneer we dat in orde brengen, dan zal het exoterische ongetwijfeld
ook in orde zijn. Het kan nu eenmaal niet anders. Er zal dan nooit enig
conflict zijn. Het zal niet meer van belang zijn hoeveel of hoe weinig
we weten, want hoe esoterischer we in ons hart worden, des te bescheidener
we in ons bewustzijn worden. Hoe meer we beseffen dat we weinig weten,
des te meer we leren en des te meer we beseffen dat we moeten leren.
De geest van nederigheid die samengaat met het ware theosofische leven
werkt als een bijzonder sterk beschermend schild tegen de pijlen van
de duistere machten die altijd proberen het licht te vernietigen dat
in het hart van ieder van ons schijnt.
Uit mijn commentaar over het feit dat er in de hiërarchie tussen
de leader en de leden geen gekozen elementen kunnen staan, kunt u opmaken
dat dit rechtstreekse kanaal niet belemmerd moet worden door de een
of andere afdelingsstructuur of logestructuur. Dit is een weg voor tweerichtingsverkeer
en het werkt op twee manieren, zowel uiterlijk als innerlijk. De meesters
zullen niets missen van wat er gebeurt. Dat wil niet zeggen dat ze elke
beweging die iemand maakt, gadeslaan. Zeker niet! Maar het witte licht
van de waarheid zal altijd hen bereiken die het zou moeten bereiken.
En zoals ik tegen Loge 1 zei, als ik lang genoeg leef, is het mijn vurige
hoop dat we een werkelijke kern van universele broederschap zullen hebben
gevormd vóór mijn huidige incarnatie eindigt.
Ik bedoel hiermee niet dat elk lid een rechtstreeks contact met de
meesters moet verwachten wanneer hij een goede gedachte heeft gehad!
Want er schuilt een groot gevaar in wanneer een lid rechtstreeks contact
met de meester begint te verwachten, of verwacht dat de leader elke
gedachte en daad van hem kent. Als dit het geval zou zijn, dan zou ons
occultisme waardeloos zijn. Dan zou er geen behoefte zijn aan de stem
van de stilte. Wat er in feite gebeurt is dat naarmate we een voorbeeld
zijn van onze theosofie, en het ware leven van een theosoof leven, de
stem van de stilte, die eigenlijk helemaal geen stem is, tot ons begint
te spreken, en we onze leiding van binnenuit krijgen. Dan begint wat
we de krijger of ons hogere zelf noemen, ons iets te onderrichten. Zoals
de meester zelf zegt, is er die wet die onschendbaar is: want voor elke
stap die iemand in hun richting doet, zijn zij gedwongen een stap te
zetten in de richting van de leerling. Voor de meesten van ons echter,
zijn er vele, vele stappen tussen ons en de meesters. Maar ik denk dat
er niemand in dit vertrek is die niet de ervaring heeft gehad om die
geluidloze stem te horen, en die niet hier en daar op onverwachte momenten
en op onverwachte manieren enige leiding heeft gekregen. Dat is de manier
waarop we in het occultisme en in het altruïsme groeien.
Mw. Carlsson: U herinnerde ons vorige zondag aan de uitspraak
van de meester: ‘Dappere soldaten hebben geen bevelen of voortdurende
aanmoediging nodig.’
JAL: Ja, en ik geloof dat ik ook heb gezegd dat wanneer we
zó leven, en de stem van de stilte in ons begint te spreken,
we dan voortdurend aanmoediging, vreugde en ook bevelen zullen ontvangen
van ons eigen hogere zelf, onze eigen innerlijke goddelijkheid, hoe
zwak die misschien ook is.
Heeft iemand anders misschien iets waarover hij zou willen spreken?
Peter Flach: We zijn nogal ver van onze oorspronkelijke vraag
over de loge en het werk in Stockholm afgedwaald.
JAL: Dat vind ik helemaal niet erg Peter. Je weet hoe ik over
het dagelijkse karmische draaiboek denk. En als we op een onnatuurlijke
weg terechtkomen dan zal ik het wel een halt toeroepen, maar zolang
alles zich op een natuurlijke manier ontwikkelt is het goed. Vergeet
niet dat ik bezig ben Loge 15 ‘aan te voelen’, terwijl ik
dit allemaal zo doe. Dus, wanneer u een of andere vraag of opmerking
heeft – u schijnt vanavond allemaal verlegen te zijn! Goeie hemel,
ze waren in januari niet zo verlegen in jouw huis, Peter. Het doet er
niet toe waar de vragen over gaan.
Gunnar Thörnqvist: Ik zou willen weten of de leader met
Loge 1 heeft gesproken en zou, als dat kan, het resultaat ervan willen
weten.
JAL: We raakten tegen het einde van de avond nogal ver van
het onderwerp ‘Loge 1’ af, maar er waren een paar verklaringen
die wezen op de wens van tenminste enkele leden – en er schenen
geen bezwaren tegen te zijn, er werd niets tegen ingebracht –
dat ze bij het openbare werk graag wilden samenwerken met Loge 15, dat
wil zeggen wel doorgaan met de manier waarop elk van u uw eigen logestudies
en het logewerk heeft gedaan, maar om bij openbare bijeenkomsten samen
te werken in plaats van twee reeksen openbare bijeenkomsten te houden.
Toen voegde een ander lid hieraan nog de gedachte toe dat er een veel
nauwere samenwerking moet zijn, en dat er tenminste eenmaal per maand
een bijeenkomst moet zijn, waarop de afdelingsvoorzitter aan beide groepen
het nieuws kon geven dat zo snel vanuit het Hoofdkwartier binnenkomt.
Op deze manier zou er tussen de leden in Stockholm een nauwere band
kunnen worden gesmeed door hen op de hoogte te houden van wat er gebeurt.
Dat was ongeveer de kern van de gedachten.
Het kan al of niet raadzaam zijn dat de twee Stockholmse loges gaan
samenwerken of één worden. Dat hangt af van het karma
van de situatie en van wat de leden nodig hebben. Ik zou het prachtig
vinden als beide loges werkelijk kunnen samenwerken, en ik denk ook
dat 90 procent van de leden van Loge 1 er zo over denkt. Maar de meerderheid
telt bij mij niet mee. Het moet eenstemmig zijn, en wanneer die eenstemmigheid
in de erkenning van wat gedaan moet worden tot stand komt, dan zal niets
in Gods wereld het kunnen tegenhouden.
Ik heb, denk ik, bijna alle actieve leden van Loge 1 ontmoet, en wanneer
ik theosofische kwaliteiten ook maar enigszins zou kunnen beoordelen,
dan zou ik zeggen dat er enkele heel edele zielen in Loge 1 zijn. Ik
denk niet dat u hier in Loge 15 volledig kunt beseffen voor welk een
probleem, als we het zo willen noemen, Loge 1 staat. Als loge bent u
niet oud genoeg. Maar met een loge of een andere groep mensen –
ongeacht of ze in of buiten de theosofie staan, alleen heeft het in
de theosofie een sterkere uitwerking – gebeurt hetzelfde als met
een afzonderlijk individu. We hebben mannen en vrouwen gezien die als
beminnelijke mensen oud werden – en we hebben mannen en vrouwen
gezien die lomp werden bij het oud worden; en elke theosoof afzonderlijk
en elke loge in zijn geheel, waarbij elke loge een groep personen vertegenwoordigt,
heeft als taak om op een harmonische manier te groeien. Erken uw beperkingen
wanneer ze zich voordoen. Wees nooit bang ze te erkennen, wees nooit
bang te zeggen dat u een fout heeft gemaakt, en zie dat feit onder ogen
en herstel haar. Groei individueel en gezamenlijk met de tijd mee, met
wat de Duitsers de Zeitgeist noemen, de geest van de dag, de
tijdgeest. We zijn nu samen in een tijd die door karma is bepaald en
als we de tijd waarin we leven niet bestuderen en een stap vóór
blijven op de gemiddelde mens van onze tijd zodat we hun een helpende
hand kunnen toesteken, dan doen we ons werk niet goed. Dan zullen we
niet harmonisch groeien, dan zullen we vastgeroest oud worden en we
zullen ontdekken dat de mensen die we hadden willen helpen ons ver vóór
zijn en zij zullen ons dan misschien niet hun hand toesteken. Hierop
dienen we bedacht te zijn.
Als we niet de grote praktische waarde inzien om op die manier door
middel van onze theosofische inspanningen te werken en te leven, dan
verdienen we zeker dat we vastroesten en geen hulp van de Loge ontvangen.
Het oude axioma dat zo vaak wordt gebruikt en zo weinig wordt begrepen,
is ook een occult axioma: ‘God helpt hen die zichzelf helpen’
– de Wet en de Loge buigen zich neer om hen te helpen die zich
door hun eigen inspanningen uit het slijk van verkeerde opvattingen
hebben opgetrokken aan de lus van hun eigen laarzen. Het is slechts
een ander aspect van wat ik eerder heb gezegd: Voor elke stap die de
leerling doet in de richting van de meester, wordt de meester gedwongen
een stap in de richting van de leerling te doen. Wanneer we werkelijk
onszelf helpen om meer op onszelf te vertrouwen, zullen de goden zich
neerbuigen om ons ook te helpen. Dit is volgens mij de kern van elk
probleem dat een loge of een groep personen misschien heeft –
dat is de kern van de oplossing van elk probleem.
Onderbreking voor koffie en thee
JAL: Gedurende de onderbreking heb ik Mw. Lars Eek begroet
en ze had een vraag die ze wilde stellen maar ze wilde haar niet in
de bijeenkomst stellen, vanwege de aard ervan. Ik zei haar dat ze de
vraag in ieder geval moest stellen en ik zou dan proberen erop te antwoorden.
Haar vraag was eenvoudig, maar het is er een, waarvan ik betwijfel of
ze ooit in het openbaar aan een leader is gesteld, en ik weet niet of
ik haar kan beantwoorden, maar ik zal het proberen, omdat ik weet dat
het iets is dat jaren geleden ook in mijn gedachten opkwam en dat het
zeker ook in de gedachten van veel leden is opgekomen. En omdat dit
een samenwerkingsverband is, heb ik niets dat ik voor de leden verborgen
wil houden en dat ik wel mag vertellen. Haar vraag was deze: ‘Voelt
u zich anders nu u leader bent dan u zich voelde vóór
u leader werd?’ Dit was de kern ervan, en ik neem aan dat Mw.
Eek bedoelde of er een verschil is in de manier waarop ik me fysiek,
mentaal, en in andere opzichten voel en of ik niet méér
kracht voel of iets extras dat ik niet voelde vóór ik
leader werd.
Mw. Eek: Ja, precies.
JAL: De meesters zijn erg praktische mensen en ze moeten op
een praktische manier werken met de instrumenten die door karma tot
hun beschikking staan. Ik heb zowel in groepen als met afzonderlijke
personen bij verschillende gelegenheden gesproken over het onderwerp
leidersverering en over het gevaar dat er bestaat als men een verkeerde
opvatting over de leader heeft. Alle leaders hebben in het verleden
in hun hart geleden toen ze door de leden op een voetstuk werden geplaatst
en de leden hen begonnen na te apen, door dingen te doen op de manier
zoals zij dat deden, te spreken zoals zij dat deden, gebaren te maken
die zij maakten, enz. Ik zeg u dat hun hart pijn deed wanneer ze zagen
dat de leden het doel waarvoor ze hun leven gaven volledig uit het oog
verloren. Dat doel is om in de hart en het denken van de leden de noodzaak
in te prenten om mensen te worden met zelfvertrouwen, zelfvertrouwen
in de theosofische betekenis, op hun eigen natuurlijke manier in overeenstemming
met hun eigen natuurlijke svabhava, want geen twee van ons zijn precies
gelijk.
Dit lijkt misschien een lange omweg om de vraag van Mw. Eek te beantwoorden,
maar de leader is ook maar een mens. Hij is geen halfgod; hij is maar
een gewoon mens van wie de levenservaringen, wat die ook zijn geweest,
hem, zonder het zelf te weten, door karma hebben voorbereid voor de
gelegenheid dat hij gereed wordt geacht om de verantwoordelijkheid te
dragen voor het werk van de Society.
Wat HPB betreft, haar geschiedenis en achtergrond zijn ons allemaal
goed bekend. We kennen ook die van Judge tamelijk goed, en wat hij voor
de Society deed. We kennen die van KT – zij hadden allemaal hun
eigen nogal stormachtige voorgeschiedenis, en moesten alle mogelijke
problemen en beproevingen en hinderpalen overwinnen. GdeP was een geleerde,
en door karma hadden de Society en de wereld het recht verworven iemand
te hebben die een reusachtig commentaar op HPB’s Geheime Leer
kon schrijven en een uitgebreid beeld gaf van het esoterische aspect
van de exoterische zaken die HPB in De Geheime Leer vermeldde,
die tot de tijd van HPB geheel esoterisch waren.
Zoals ik al heb gezegd, weet een leader nooit precies wie zijn opvolger
zal zijn – pas op het allerlaatste ogenblik, wanneer de allerlaatste
levensdraad wordt verbroken, kan hij een beeld krijgen, wanneer het
voor hem te laat is om nog iets te doen, of in de karmische structuur
in te grijpen. Niet dat hij dat zou willen, maar zijn persoonlijke denkwijze
en ideeën moeten dat beeld niet beïnvloeden. Wanneer hij tot
het allerlaatste moment niet weet, en ook niet mag weten wie zijn opvolger
zal zijn, dan weet zijn opvolger dit ook niet en mag ook niet weten
dat hij de leader zal zijn, tot dat allerlaatste moment, tot die draad
wordt verbroken. En dat is volkomen natuurlijk.
Wat dus in feite plaatsvindt is dat wanneer de levenslijn van een leader
wordt verbroken, er twee of drie of meer door de jaren heen ontwikkelde
mogelijkheden kunnen zijn – en wat bepaalt dan de keuze op dat
tijdstip? Beslist niet de persoon die leader is, noch het Kabinet, en
zelfs niet in letterlijke zin de meester. Het is het karma van de TS
en de wereld dat die keuze bepaalt. En wanneer die levenslijn wordt
verbroken, valt de mantel die gerust heeft op de schouders van die leader
op de schouders van iemand anders, en die andere weet het onmiddellijk.
Misschien heeft hij zoiets nooit verwacht. Hij heeft er beslist niet
naar gestreefd, omdat hij, als hij dat wel had gedaan, niet het juiste
materiaal voor een leader zou zijn. Wat gebeurt er dan? Karma en de
Society en de wereld hebben diegene gekozen die moet doen waar de Society
en de wereld om vraagt en de meesters hebben een nieuw instrument tot
hun beschikking waarmee ze moeten werken. De opvolger staat voor een
nieuwe verantwoordelijkheid en onveranderlijk wordt de opvolger geconfronteerd
met verschrikkelijke beproevingen. Hij heeft er door de jaren heen reeds
vele gehad, zonder te weten waarom, maar wanneer hij merkt dat de mantel
van de logekracht op zijn schouders rust, heeft zijn karma hem het recht
verleend op een van de hoogste beproevingen. Het is op dat moment, Mw.
Eek, dat hij verandert, niet in een super-mens, nee, niet in een goddelijk
wezen dat op een troon zit en het universum zal regeren. Niets daarvan.
Hoe kan ik verwoorden in welk opzicht hij veranderd is? Ik vind het
erg moeilijk nu ik bij de kern van de vraag ben gekomen. Hij is niet
anders dan een uur tevoren, een dag tevoren, en toch is hij volkomen
anders. Bijna in een flits moet hij zichzelf volledig en volkomen vergeten.
Hij heeft over onzelfzuchtigheid gehoord en weet wat ware dienstbaarheid
aan de meester betekent, maar plotseling wordt hij heel erg eenzaam.
Hij staat alleen, innerlijk volkomen naakt, en hij voelt het karma van
ieder afzonderlijk lid van de Society plus de karmische verantwoordelijkheid
van de Grote Loge die van de andere kant op hem drukt om aan de wereld
gegeven te worden. Daar staat hij dus, aan de ene kant tegenover duizenden
persoonlijkheden, ieder verschillend, ieder met een vonk in zijn hart,
die hem in dit werk heeft gebracht dat hij in meerdere of mindere mate
begrijpt, en aan de andere kant tegenover de allerhoogste plicht die
door het karma van de Grote Loge en de mensheid die zij dienen, op zijn
schouders is gelegd, om niet alleen iets voor de leden te doen, maar
ook om de leden te helpen de mensheid te helpen. En het besef van die
enorme verantwoordelijkheid en dat hij geen hulp kan ontvangen, geen
enkele hulp, zegt hem wat werkelijke eenzaamheid is.
Dan vindt de verandering plaats, en in zijn eenzaamheid, na die verschrikkelijke
en krachtige innerlijke ervaring die zijn ziel bijna aan flarden scheurt,
ziet hij zijn plicht; en terwijl hij nog steeds eenzaam is, ziet hij
ook een schitterend licht dat dag na dag het pad aanwijst, en vanaf
dat moment moet hij besluiten nemen die gebaseerd zijn op het zich ontrollende
en ontvouwende draaiboek, niet alleen van zichzelf, maar ook van de
Society en het werk van de meesters en ook het zich ontvouwende karmische
draaiboek van de beschaving. Zo ziet u dat de meesters dan een nieuw
instrument hebben dat ze moeten trainen en waar ze greep op moeten krijgen,
en dat ze toch ook weer niet trainen en waar ze geen greep op krijgen.
Het is een grote paradox. Ik hoef niet in te gaan op de technische details
van de principes die aan dit alles ten grondslag liggen. Dat heeft in
feite niet veel met de kern van de vraag te maken. Dit is maar een armzalig
antwoord op uw vraag, Mw. Eek, maar het is het beste dat ik kan geven.
Het is een prachtige ervaring. Niemand zou haar ooit zoeken, maar als
die verantwoordelijkheid eenmaal wordt gevoeld, kan niemand zich eraan
onttrekken tot hij sterft.
Het is elf uur, en u bent al een hele tijd hier. Er was nog een andere
vraag, maar ik denk niet dat het goed is om daar nu tijd voor te nemen
omdat hij te ingewikkeld is om op dit late uur nog te behandelen; en
het is er ook niet een die ik graag in het openbaar bespreek, maar ik
zal er in elk geval voor zorgen dat de heer die de vraag stelde antwoord
krijgt.
Ook vanavond zijn we ver afgedwaald van de problemen van Loge 15! Ik
wil nogmaals iedereen voor deze schitterende ontvangst bedanken en voor
de prachtige geest waarvan u blijk heeft gegeven. Ik verzeker u dat
er in feite geen probleem in Stockholm bestaat en ik geloof niet dat
er in Zweden veel problemen zijn. U kunt – en u mag u wel even
omdraaien, meneer Flach – u kunt trots zijn op Peter en Kathinka.
Ze hebben prachtig werk gedaan, en zoals ik tegen de groep op zondag
vertelde, heeft Peter volgens mij de theosofie voor Zweden gered. Ik
denk dat hij veel te veel te doen heeft, en ik hoop een manier te vinden
om zijn last te verlichten zodat hij zich kan richten op het werkelijk
belangrijke aspect van het werk in Zweden, en niet alleen in Stockholm.
Maar we zullen zien hoe het dagelijkse karmische draaiboek zich ontvouwt.
De leden zullen die uitdrukking nog vele, vele keren horen, maar als
door mijn herhaling ook maar een handjevol leden zou inzien hoe belangrijk
het is om in hun eigen leven en in hun werk voor de theosofie de leidraad
die karma ons dagelijks geeft te interpreteren en daarmee te werken,
dan zal ik het gevoel hebben dat ik iets heb bereikt.
Ik geloof niet dat ik nog méér kan zeggen dan dit: Ik
beloof u alles te doen wat ik kan, niet alleen voor Stockholm en voor
Loge 15 en voor Zweden, maar om u te helpen betere mannen en vrouwen
te worden zodat u werkelijk de hand kunt reiken aan uw medemensen en
hen een beetje verder op weg kunt helpen.
De bijeenkomst werd om 23.15 uur gesloten.