Voorwoord
We zouden, indien mogelijk, dit boek graag uit handen houden van veel
christenen, die geen baat zouden hebben bij het lezen ervan, en voor
wie het niet werd geschreven. We doelen op mensen van wie het geloof
in hun respectieve kerken zuiver en oprecht is, en die een zondeloos
leven leiden, dat het schitterende voorbeeld weerspiegelt van de profeet
van Nazareth, die de geest van waarheid luid aan de mensheid heeft verkondigd.
Zulke mensen zijn er in elk tijdperk geweest. De geschiedenis bewaart
de namen van velen als helden, filosofen, filantropen, martelaren en
heilige mannen en vrouwen, maar hoeveel meer mensen hebben er geleefd
en zijn er gestorven die alleen aan hen die in nauw contact met hen
stonden bekend waren, en die alleen door hun nederige beschermelingen
werden gezegend! Deze hebben het christendom veredeld, maar ze zouden
dezelfde glans hebben gegeven aan elk ander geloof dat ze hadden beleden
– want ze waren boven hun geloof uitgestegen. De goedheid van
Peter Cooper en Elisabeth Thompson in Amerika, die geen orthodoxe christenen
zijn, is niet minder christelijk dan die van barones Angela Burdett-Coutts
in Engeland, die het wel is. En toch hebben zulke mensen, vergeleken
met de miljoenen die christenen werden genoemd, altijd een kleine minderheid
gevormd. Ze zijn in deze tijd te vinden op de kansel en in de kerkbanken,
in paleizen en hutten; maar door het toenemende materialisme, de wereldlijkheid
en huichelarij neemt hun aantal naar verhouding snel af. Hun liefdadigheid,
en eenvoudige, kinderlijke geloof in de onfeilbaarheid van hun Bijbel,
hun dogma’s en hun geestelijkheid, brengen al hun deugden, die
in de aard van ons allen zijn ingeplant, tot volle werkzaamheid. We
hebben persoonlijk zulke godvrezende priesters en geestelijken gekend,
en het altijd vermeden met hen te debatteren, om ons niet schuldig te
maken aan de wreedheid hun gevoelens te kwetsen; ook zouden we geen
enkele leek zijn blinde vertrouwen willen ontnemen, wanneer alleen dit
het hem mogelijk maakte een zuiver leven te leiden en kalm te sterven.
Dit tweede deel bevat een analyse van de religieuze opvattingen in
het algemeen, en is in het bijzonder gericht tegen het theologische
christendom, de grootste tegenstander van het vrije denken. Het bevat
niet één woord tegen de zuivere leringen van Jezus, maar
veroordeelt zonder pardon de ontaarding ervan tot verderfelijke kerkelijke
stelsels, die rampzalig zijn voor het geloof van de mens in zijn onsterfelijkheid
en zijn God, en die alle morele zelfbeheersing ondermijnen.
We dagen de dogmatische theologen uit die zowel geschiedenis als wetenschap
aan banden zouden willen leggen; we dagen vooral het Vaticaan uit, waarvan
de despotische aanmatiging de haat heeft gewekt van het grootste deel
van de verlichte christenheid. Afgezien van de geestelijkheid zou alleen
de logische denker, de onderzoeker, de moedige onderzoeker, zich moeten
inlaten met boeken zoals dit. Zulke zoekers naar waarheid hebben de
moed van hun eigen overtuiging.
Isis ontsluierd,
2:1-2
© 2010 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag