Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

1. Dogma tegenover de god in de mens

Breng uw eigen verlossing tot stand

Een van de grootste struikelblokken op het pad van de mensheid van deze tijd is het gemak waarmee dwalingen zich vermengen met waarheid, anders zouden we niet een wereld vol tegenstrijdige denkwijzen hebben zoals nu het geval is. Het is absurd als het menselijke brein, dat beperkt is, verkondigt dat een bepaalde geloofsleer absoluut is. Hij die op blind geloof bouwt, bouwt zijn huis op drijfzand. Zou de geest van waarheid de wereldreligies nog bezielen en heiligen, dan zouden die scherpe verdeeldheden tussen mensen niet bestaan, want in werkelijkheid maken we allen deel uit van het universele plan en zijn we broeders in alles wat in ons wezen werkelijk is.

Het koninkrijk der hemelen is in ons; het is niet ver weg. Het goddelijke doordringt het hele universum. Het is onpersoonlijk en onkenbaar, hoe dicht we het licht ervan ook naderen. Het is het absolute, het doel waar we naartoe klimmen en dat we nooit bereiken; waar we voortdurend naartoe klimmen, terwijl we leren en groeien in de wil en de kracht om te dienen en om ons steeds een nieuwer en grootser ideaalbeeld te vormen van dat waar we naartoe klimmen. Wie dit begrijpt, kent de waardigheid van de mens en weet dat de enige godsdienst die aansluit bij onze aangeboren religieuze aard, een universeel stelsel van menselijke broederschap zal zijn, gebaseerd op de wetenschap dat we in diepste wezen goddelijk zijn – een stelsel dat ons hart verwarmt doordat het ons doet beseffen dat er niets buiten ons is dat ons kan verlossen of verdoemen, dat alleen wijzelf onze eigen verlossing moeten en kunnen bewerkstelligen.

Het was Emerson die zei dat als we om onze ziel te redden in het leven steunen op een kracht buiten ons, dat gelijkstaat met het laten oplopen van rekeningen, waarbij we ons verlaten op de kans dat Iemand Anders die zal betalen, zonder eraan te denken of van plan te zijn deze zelf te betalen. Het is wel zeker dat wie op zo’n dwaze wijze verlossing zoekt, blind is voor feiten en gezond verstand. Dat denkbeeld heeft ons volkomen onverschillig gemaakt voor onze hogere belangen: het heeft de innerlijke glorie voor ons verduisterd en ons als leidende kracht niets anders overgelaten dan het breinverstand en een onvruchtbaar geloof. Het geeft geen antwoord op het diepe verlangen van het hart, maar alleen vormen en riten en halve waarheden, die vaak volkomen onwaar worden, zodat angst voor straf, die voortkomt uit de leer van de erfzonde, ons door de eeuwen heen heeft ingeperkt en onderdrukt: we zijn verscheurd, uitgeput en in een hoek gedreven door de psychische invloed van de angst. Ons leven en onze kracht zijn erdoor in hun ontwikkeling belemmerd en aangetast – angst voor de dood, angst voor de publieke opinie, angst voor een denkbeeldige, wraakzuchtige God.

Er zou geen behoefte bestaan aan een leer van verlossing als er nooit een leer van verdoemenis was gepredikt die ons inzicht in geestelijke zaken verzwakt, een sluier werpt tussen ons en onze hogere mogelijkheden en ons doet afwenden van het pad van onderzoek dat de ziel ons vraagt te volgen, en ons doet stranden op dorre kusten met twijfel en wanhoop als onze metgezellen, achtervolgd door teleurstellingen en opgescheept met vragen waarop we geen antwoord weten.

Ik zou het woord zondaar willen afschaffen. Ik zou zonde uit het woordenboek, uit het spraakgebruik en het geheugen van de mens willen schrappen. Zolang de mens wordt gehypnotiseerd door godsdienstige angst, kunnen we de rijkdom van het ware leven niet ervaren. We kunnen niet ons ware zelf zijn zolang die pessimistische en onedele denkbeelden de mentale atmosfeer vergiftigen. Als we als zonen van God die hier werken aan de verheven bestemming van onszelf en van de wereld waarin we leven, zulke gedachten ook maar een ogenblik in onze geest toelaten, spotten we met de eeuwige wetten. In plaats van de verblindende en verlammende tirannie van geloofsartikelen en dogma’s zouden we de vrijheid moeten hebben de heldere, frisse levenslucht in te ademen en in onszelf de oneindigheid te ontdekken; we zouden vrij moeten zijn om uit te komen voor de overtuiging dat we onsterfelijk zijn, erfgenamen van al het goede in het heelal. Er bestaat geen straf – er valt niets te vrezen behalve wat we in onszelf hebben opgeroepen.

Wat is de geestelijke natuur van de mens verwaarloosd – tekortgedaan, genegeerd en vergeten! Eeuwenlang was de god in de mens begraven en was het uiterlijke leven de allesoverheersende macht geworden. Al het kwaad in het leven is het gevolg van onwetendheid en de valse leer dat het licht buiten onszelf moet worden gezocht, waarbij de innerlijke bron, waaraan al het geestelijke licht ontspringt, werd genegeerd. En nu zitten we als zwijgende zielen te wachten tot de tijden veranderen of dat er openbaringen uit de lucht komen vallen; en al die tijd zijn wij het zelf die de sleutels tot alle oplossingen in handen hebben. In een uur of een oogwenk kan men, als men dat wil, de innerlijke deur vinden die toegang geeft tot gebieden waarvan we nooit hebben gedroomd, waar geluk heerst, omdat al onze problemen daar zijn opgelost. Dit biedt ongetwijfeld de mogelijkheid een zelfvertrouwen op te bouwen dat alle begrip te boven gaat. De essentie van de theosofische leringen is dat we angst moeten uitbannen en daarvoor in de plaats liefde moeten stellen.

Ieder van ons kan en moet uiteindelijk zijn leven naar eigen inzicht regelen: ieder heeft deze goddelijke kracht latent in zich en is wezenlijk verbonden met de grote oorzaak, de bron en de kern van het leven – bewust verbonden als hij angst en alle andere pessimistische gedachten en gevoelens uitschakelt. Want in ons is er altijd een grootse bron van inspiratie, een ademtocht en kracht uit het diepste innerlijk, onaantastbaar voor beperkingen of vaste ideeën of verstandelijke kritiek. Men kan het de liefde van het allerhoogste noemen, want het is een koninklijk mededogen dat het hart en de essentie van alle bestaan vormt. Om de kennis te verwerven die een mens kan verlossen, hoeft hij geen enkel boek te openen, zijn stem niet in gebed te verheffen, niet te wachten om opnieuw geboren te worden of vergiffenis te krijgen van een persoonlijke God, of op een andere wijze uit te zien naar hulp buiten zichzelf.

Hijzelf moet zichzelf vergeven, moet vertrouwen op de wet die alle leven beheerst en op de sterkere, eeuwige kant van zichzelf, moet zich door zijn verbeeldingskracht ophouden in goddelijke gebieden van het denken en zich een deel voelen van de eeuwigdurende schoonheid. Want er bestaan geen duistere plaatsen in de ruimten van de ziel: ze is ten volle de verblijfplaats van licht en kennis. We hoeven niet buiten onszelf te zoeken naar de grootsheid en de hulp waar ons hart naar verlangt. Het geheim en de sleutel tot alle omstandigheden ligt in het hart. Alle waarheid is in ons. Al eeuwenlang bevindt ze zich op deze innerlijke gebieden en sluimert nog steeds in de geest van de mens.

Niemand kan het in woorden uitdrukken, niemand kan het mondeling of schriftelijk overbrengen – niemand kan voor ons het geheim van het leven onthullen. Sleutels en aanwijzingen kunnen worden gegeven, geestdrift kan worden opgewekt, harten kunnen worden aangesproken en het denken kan worden gestimuleerd, maar de werkelijkheid is iets dat ieder mens zelf moet ontdekken. Groter dan alle boeken die ooit zijn geschreven, verhevener dan alle wijsheid die de leraren in de oudheid de mens hebben gebracht, zijn de boeken van openbaring die een mens in zijn innerlijk kan lezen.

Treed de gebieden van denken binnen waar de werkelijkheid is en al uw theologische boeken zult u achter u hebben gelaten; u zult uw eigen ziel niet langer onrecht doen. Uw persoonlijke God zal in uw denken een natuurlijke dood zijn gestorven. Niet langer zit hij op zijn verheven plaats in de ruimte, geeft hij toe aan zijn gevoelens van liefde of wraak, of ontneemt hij u na één enkel leven alle mogelijkheden ervaringen op te doen of te dienen, of ontzegt hij u de schoonheid van een oneindig en eeuwig bestaan – al die fantastische scheppingen van het menselijke brein zullen zijn verdwenen. Maar het goddelijke bewustzijn in u zal groeien zoals bloemen groeien. U zult ontdekken dat de harmonie en de beschermende universele vreugde die we Gods liefde kunnen noemen, door alle werelden, gebeurtenissen en volkeren ademt en u zult inzien hoe u, een bewoner van de eeuwigheid, onderworpen bent gemaakt aan de tijd. Wij horen inderdaad thuis in de eeuwigheid. Het is het toneel voor de ontplooiing van ons leven: de school, het strijdperk en de natuurlijke woonplaats van de ziel.


De goden wachten op ons, blz. 11-18

© 2000 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag