Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

31. De doelstellingen van de mysteriën

[‘The objects of the mysteries’, SD 3:281-6; CW 14:274-280]

De oudste mysteriën die in de geschiedenis zijn opgetekend, zijn die van Samothrake. Na de ontvangst van zuiver vuur begon een nieuw leven. Dit was de nieuwe geboorte van de ingewijde, waarna hij, evenals de brahmanen vroeger in India, een dvija werd – een ‘tweemaal geborene’,

ingewijd in dat wat met recht de meest gezegende van alle mysteriën mag worden genoemd . . . toen wijzelf nog zuiver waren,1

zegt Plato. Diodorus Siculus, Herodotus, en Sanchoniathon de Feniciër – de oudste historicus – zeggen dat deze mysteriën hun oorsprong hebben in de nacht van de tijd, waarschijnlijk duizenden jaren vóór de historische periode. Iamblichus deelt ons mee dat Pythagoras

was ingewijd in alle mysteriën van Byblos en Tyrus, in de heilige diensten van de Syriërs en in de mysteriën van de Feniciërs.2

Zoals in Isis ontsluierd werd gezegd:

Als figuren zoals Pythagoras, Plato en Iamblichus, die bekendstonden om hun strenge ethiek, deelnamen aan de mysteriën, en er met eerbied over spraken, dan zou het voor onze huidige critici ongepast zijn ze [en hun ingewijden] uitsluitend op basis van hun uiterlijke facetten zo overhaast te beoordelen.3

Toch hebben ze dat tot nu toe gedaan, vooral de christelijke kerkvaders. Clemens van Alexandrië brandmerkt de mysteriën als ‘ongepast en duivels’, maar zijn woorden – waaruit blijkt dat de mysteriën van Eleusis identiek waren aan, en zelfs, zoals hij zou beweren, ontleend zijn aan die van de joden – worden elders in dit boek geciteerd. De mysteriën bestonden uit twee delen, waarvan de kleine in Agrae plaatsvonden, en de grote in Eleusis, en Clemens was zelf ingewijd. Maar de katharsis, of zuiveringsbeproevingen, zijn altijd verkeerd begrepen. Iamblichus licht de zwaarste toe; en zijn uitleg zou volkomen bevredigend moeten zijn, in ieder geval voor elke onbevooroordeelde geest.

Hij zegt:

Dit soort voorstellingen in de mysteriën waren bedoeld om ons te bevrijden van losbandige hartstochten, door het oog te strelen en tegelijkertijd alle begeerten te bedwingen door de ontzaglijke heiligheid waarmee deze rituelen gepaard gingen.4

Dr. Wm. Warburton merkt op:

De wijste en beste mensen onder de heidenen zijn het er unaniem over eens dat de mysteriën zuiver waren toen ze werden ingesteld, en dat ze met de waardigste middelen de edelste doeleinden nastreefden.5

Hoewel personen van beide seksen en alle klassen aan de mysteriën mochten deelnemen, en deelname eraan zelfs verplicht was, bereikten in feite heel weinig mensen de hogere en laatste inwijding van deze uitgevoerde rituelen. De trapsgewijze indeling van de mysteriën wordt ons gegeven door Proclus in het vierde boek van zijn Theologie van Plato.

Het vervolmakende ritueel [τελετή, telete] gaat vooraf aan de inwijding [μύησις, myesis], en inwijding gaat vooraf aan de laatste openbaring, epopteia.6

Theon van Smyrna onderscheidt in zijn Mathematica vijf mystieke rituelen:

Het eerste is de eerdergenoemde zuivering; de mysteriën worden namelijk niet meegedeeld aan iedereen die ze wil ontvangen; er zijn bepaalde personen die worden tegengehouden door de stem van de verkondiger . . . ; degenen die niet uit de mysteriën worden verbannen, moeten eerst bepaalde zuiveringen ondergaan; maar na zuivering volgt het ontvangen van de heilige rituelen. Het derde ritueel wordt epopteia (ontvangst) genoemd. En het vierde, dat het doel van de openbaring is, is [de huldiging] het omwinden van het hoofd en het opzetten van de kronen7 . . . of hij [de ingewijde] daarna nu een fakkeldrager wordt of een hiërofant van de mysteriën, of een andere priesterlijke functie bekleedt. Maar het vijfde, dat door dit alles tot stand komt, is vriendschap en innerlijk contact met God.8

En dit was het laatste en ontzagwekkendste van alle mysteriën.

De belangrijkste doelstellingen van de mysteriën, die door de christelijke kerkvaders als duivels werden voorgesteld en door hedendaagse schrijvers belachelijk gemaakt, werden met het meest hoogstaande doel voor ogen geformuleerd. Het is niet nodig om hier te herhalen wat al in Isis ontsluierd9 is beschreven, namelijk dat elke kandidaat, hetzij door tempelinwijding of door zelf de theürgie te bestuderen, het bewijs kreeg van de onsterfelijkheid van zijn geest en het voortbestaan van zijn ziel. Plato zinspeelt op wat de laatste epopteia was:

Toen we ingewijd waren in die mysteriën die men terecht de gezegendste van alle mysteriën kan noemen . . . werden we bevrijd van de kwellingen van het kwaad die ons anders in de toekomst te wachten staan. Evenzo werden we als gevolg van deze goddelijke inwijding aanschouwers van volledige, eenvoudige, onveranderlijke en gezegende visioenen, die in een zuiver licht verschenen.10

Deze verklaring in bedekte termen laat zien dat de ingewijden een theofanie ervoeren en visioenen van goden en echte onsterfelijke geesten zagen. Zoals Taylor terecht opmerkt:

Het verhevenste deel van de ἐποπτεία [epopteia], of de definitieve onthulling, bestond uit het aanschouwen van de goden [de hoge planeetgeesten] zelf, die omgeven waren door schitterend licht.11

De uitspraak van Proclus over dit onderwerp is ondubbelzinnig:

In alle inwijdingen en mysteriën vertonen de goden vele vormen van zichzelf en verschijnen in allerlei gedaanten; en soms laten ze vanuit zichzelf een vormloos licht verschijnen; soms heeft dit licht een menselijke vorm en soms een andere vorm.12

En in de Desatir vinden we het volgende:

Al wat op aarde is, is de weerspiegeling en schaduw van iets dat in de hemel is. Zolang dat schitterende wezen [de oervorm van de ziel-geest] in zijn oorspronkelijke toestand blijft, gaat het ook goed met zijn schaduw. Wanneer dat schitterende wezen zich ver van zijn schaduw verwijdert, trekt het leven zich daaruit een stukje terug. En toch is dat licht de schaduw van iets dat nog schitterender is dan het licht zelf.13

Dit staat in het Boek van Shet de profeet Zirtusht, waarmee wordt aangetoond dat de esoterische leringen ervan identiek zijn aan die van de Griekse filosofen.

De tweede uitspraak van Plato bevestigt de opvatting dat de mysteriën van de Ouden identiek waren aan de inwijdingen zoals die nu bij de boeddhistische en hindoe-adepten bestaan. De hogere, de meest waarheidsgetrouwe, visioenen werden voortgebracht door een vaste discipline van geleidelijke inwijdingen en het ontwikkelen van paranormale vermogens. In Europa en Egypte werden de mystai nauw in contact gebracht met degenen die Proclus ‘mystieke naturen’, ‘luisterrijke goden’ noemt, want, zoals Plato zegt:

[We] waren zelf zuiver en rein, omdat we bevrijd waren van dit omhulsel dat we het lichaam noemen, en waaraan we nu gebonden zijn zoals een oester aan zijn schelp.14

Wat het Oosten betreft,

de leer van de planetaire en aardse pitri’s werd, zowel in het India van de oudheid als nu, in haar geheel pas geopenbaard op het ultieme moment van de inwijding, en aan de adepten van de hogere graden.15

De betekenis van het woord pitri’s kan nu worden gegeven, en er kan iets anders aan worden toegevoegd. In India heeft de chela van de derde inwijdingsgraad twee guru’s: de ene, de levende adept; de andere de luisterrijke mahatma zonder lichaam, die zelfs van de hoge adepten de adviseur of leermeester blijft. Weinig aangenomen chela’s zien hun levende meester, hun guru, vóór de dag en het uur van hun laatste en voor altijd bindende gelofte. Dit werd bedoeld in Isis ontsluierd, toen werd gesteld dat maar weinig fakirs (het woord chela was in die tijd onbekend in Europa en Amerika)

die zuiver en eerlijk en toegewijd zijn, de astrale vorm van een zuiver menselijke pitri (een voorouder of voorvader) ooit bij een andere gelegenheid hebben gezien dan op het plechtige moment van hun eerste en laatste inwijding. In tegenwoordigheid van zijn leermeester, de guru, en kort voor het moment dat de vatu-fakir [de zojuist ingewijde chela] met zijn zevenknopige bamboestaf als enige verdedigingsmiddel de wereld van de levenden wordt ingezonden, wordt hij plotseling van aangezicht tot aangezicht tegenover de onbekende tegenwoordigheid [van zijn pitri of vader, de luisterrijke onzichtbare meester, of mahatma zonder lichaam] geplaatst. Hij ziet haar en valt neer aan de voeten van de verdwijnende gedaante, maar het geheim om haar op te roepen wordt hem niet toevertrouwd, want dit is het allerhoogste mysterie van de heilige lettergreep [aum].16

De ingewijde, zegt Éliphas Lévi, weet het; daarom ‘durft hij alles en zwijgt’. De grote Franse kabbalist zegt:

Hij is misschien vaak verdrietig, nooit ontmoedigd of wanhopig; vaak arm, nooit ontaard of verachtelijk; vaak vervolgd, nooit afgeschrikt of verslagen. Hij herinnert zich het weduwnaarschap en het vermoorden van Orpheus, de ballingschap en eenzame dood van Mozes, het martelaarschap van de profeten, de martelingen van Apollonius, het kruis van de Verlosser. Hij weet onder welke ellendige omstandigheden Agrippa stierf, wiens nagedachtenis tot op de dag van vandaag wordt belasterd; hij kent de beproevingen waaraan de grote Paracelsus bezweek, en alles wat Raymond Lully heeft moeten doorstaan voordat hij een bloedige dood stierf. Hij herinnert zich dat Swedenborg moest doen alsof hij krankzinnig was en zelfs zijn verstand verloor voordat zijn kennis hem werd vergeven; Sint Maarten, die zich zijn hele leven heeft moeten verbergen; Cagliostro, die achtergelaten in de kerkers van de inquisitie stierf;17 Cazotte, die het leven verloor onder de guillotine. Als opvolger van zoveel slachtoffers heeft hij niet minder durf, maar begrijpt hij beter de noodzaak om te zwijgen.18

De vrijmetselarij – niet de politieke instelling die bekendstaat als de Schotse Loge, maar de echte vrijmetselarij, waarvan sommige rituelen nog steeds in stand worden gehouden in Le Grand Orient van Frankrijk, en die Elias Ashmole, een geroemde Engelse occulte filosoof uit de zeventiende eeuw, tevergeefs overeenkomstig de Indiase en Egyptische mysteriën probeerde te hervormen – de vrijmetselarij berust volgens Ragon, de grote autoriteit op dit gebied, op drie basisgraden: de drievoudige plicht van een vrijmetselaar is te bestuderen waar hij vandaan komt, wat hij is, en waar hij heen gaat; dat wil zeggen de studie van God, van hemzelf, en van zijn toekomstige transformatie.19 De vrijmetselaarsinwijding was in de kleine mysteriën daarop gebaseerd. De derde graad werd zowel in Egypte als in India sinds onheuglijke tijden gebruikt, en de herinnering eraan is tot op de dag van vandaag in elke loge blijven hangen onder de naam van de dood en opstanding van Hiram Abiff, de ‘zoon van de weduwe’.

In Egypte heette laatstgenoemde ‘Osiris’; in India ‘loka-chakshuh’ (het oog van de wereld) en ‘Dinakara’ (dagmaker) of de zon – en het ritueel zelf werd overal de ‘poort van de dood’ genoemd. De doodkist, of sarcofaag, van Osiris, gedood door Typhon, werd binnengebracht en in het midden van de Hal van de Doden geplaatst, met de ingewijden eromheen en de kandidaat er vlakbij. Laatstgenoemde werd gevraagd of hij betrokken was geweest bij de moord, en ondanks zijn ontkenning, en na allerlei zware beproevingen deed de inwijder alsof hij hem met een bijl op het hoofd zou slaan; hij werd neergeworpen, als een mummie ingezwachteld, en betreurd. Vervolgens kwamen bliksem en donder; het zogenaamde lijk werd omringd met vuur en ten slotte opgewekt.

Ragon spreekt over een gerucht waarin keizer Commodus ervan werd beschuldigd dat hij – toen hij eens de rol van de inwijder speelde – deze rol tijdens het inwijdingsdrama zo serieus had gespeeld dat hij de kandidaat feitelijk doodde toen hij hem de slag met de bijl toebracht. Dit bewijst dat de kleine mysteriën in de tweede eeuw n.Chr. nog niet helemaal waren uitgestorven.

De mysteriën werden door de Atlantiërs naar Zuid- en Midden-Amerika, Noord-Mexico en Peru gebracht in de tijd dat

Een voetganger uit het noorden [van wat eens ook India was] – vrijwel zonder natte voeten te krijgen – het schiereiland van Alaska kon bereiken via Mantsjoerije en over wat later de Tartarensont, de Koerilen en de Aleoeten zijn geworden; terwijl een andere reiziger die over een kano beschikt vanuit het zuiden via Siam kon reizen en via de Polynesische eilanden kon oversteken naar elk deel van Zuid-Amerika.20

Ze bleven daar bestaan tot op de dag van de Spaanse indringers. Deze vernietigden de Mexicaanse en Peruaanse geschriften, maar konden hun heiligschennende handen niet leggen op de vele piramiden – de loges van een oude inwijding – waarvan de ruïnes verspreid zijn over Puente Nacional (Mexico), Cholula en Teotihuacan. De ruïnes van Palenque, van Ocosingo21 in Chiapas en nog andere in Midden-Amerika zijn bij iedereen bekend. Als de piramiden en tempels van Guiengola en Mitla ooit hun geheimen prijsgeven, zal blijken dat onze huidige leer een voorbode is geweest van de grootste waarheden in de natuur. Tot die tijd mogen ze allemaal Mitla worden genoemd, ‘de plaats van droefheid’ en ‘de verblijfplaats van de (in hun rust verstoorde) doden’.

Noten

  1. Phaedrus, 250b, c.
  2. Iamblichus’ Life of Pythagoras, vert. T. Taylor, 1818, blz. 296. Hij voegt hieraan toe: ‘Omdat Pythagoras ook 22 jaar doorbracht in de adyta van de tempels in Egypte, banden had met de magiërs in Babylon, en door hen werd onderwezen in hun eerbiedwaardige kennis, is het helemaal niet verwonderlijk dat hij bedreven was in magie of theürgie, en daarom in staat was dingen te doen die de gewone menselijke kracht te boven gaan, en die voor het volk volkomen onvoorstelbaar lijken’ (blz. 296-7).
  3. Isis ontsluierd, 2:118.
  4. Geciteerd in T. Taylor, The Eleusinian and Bacchic Mysteries, 3de ed., 1875, blz. 114; vgl. Iamblichus, De mysteriis, 1:11.
  5. The Divine Legation of Moses demonstrated, 1742, deel 1, boek 2, blz. 176.
  6. Vgl. Thomas Taylor (Eng. vertaling), On The Theology of Plato, 1816, deel 1, boek 4, hfst. 26, blz. 279.
  7. Deze uitdrukking moet niet alleen maar letterlijk worden opgevat, want ze heeft, evenals bij de inwijding in bepaalde broederschappen, een geheime betekenis die we zojuist hebben toegelicht. Pythagoras zinspeelde hierop toen hij zijn gevoelens na de inwijding beschreef, en zei dat hij werd gekroond door de goden in wiens aanwezigheid hij ‘het levenswater’ had gedronken – in de mysteriën van de hindoes de bron van leven, en soma, de heilige drank.
  8. Geciteerd in T. Taylor, The Eleusinian and Bacchic Mysteries, 3de ed., 1875, blz. 46-7.
  9. Isis ontsluierd, 2:130, 132.
  10. Geciteerd in T. Taylor, The Eleusinian and Bacchic Mysteries, 3de ed., 1875, blz. 63; Plato, Phaedrus, 250b, c.
  11. Taylor, Op.cit., blz. 65.
  12. Geciteerd in Taylor, Op.cit., blz. 66-7; Proclus, Commentary on Plato’s Republic.
  13. The Desatir: The Book of Shet the Prophet Zirtusht, vert. Mulla Firuz Bin Kaus, 1888, verzen 35-38, blz. 90.
  14. Geciteerd in Taylor, Op.cit., blz. 64; Plato, Phaedrus, 250c.
  15. Isis ontsluierd, 2:133.
  16. Op.cit., 2:133.
  17. Dit is onjuist, en de abbé Constant (Éliphas Lévi) wist dat. Waarom verkondigde hij onwaarheid? Noot vert.: Zie ook H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 4:159-60.
  18. Éliphas Lévi, Dogme et rituel de la haute magie, 1861, deel 1, blz. 219-20.
  19. J.-M. Ragon, Orthodoxie maçonnique . . . Maçonnerie occulte, 1853, blz. 99.
  20. Five Years of Theosophy, 1885, blz. 340; H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:288-9.
  21. Noot vert.: Yaxchilan.

De geheime leer: deel 3, blz. 343-9

© 2025 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag