10. De kracht van de toekomst
haar mogelijkheden en onmogelijkheden
Moeten we zeggen dat kracht ‘bewegende stof’, of ‘stof in beweging’, en een manifestatie van energie is; of dat stof en kracht de gedifferentieerde aspecten in de wereld van verschijnselen zijn van de ene oorspronkelijke, ongedifferentieerde kosmische substantie?
Deze vraag wordt gesteld in verband met die stanza die over fohat en zijn ‘zeven broers of zonen’1 gaat, met andere woorden over de oorzaak en de gevolgen van kosmische elektriciteit; laatstgenoemde worden in het occulte taalgebruik de zeven oorspronkelijke krachten van elektriciteit genoemd, waarvan alleen de zuiver waarneembare en daarom grofste gevolgen op het kosmische en vooral op het aardse gebied voor natuurkundigen kenbaar zijn. Hiertoe behoren onder andere geluid, licht, kleur, enz. Wat heeft de natuurwetenschap ons over deze ‘krachten’ te zeggen? Geluid, zegt ze, is een gewaarwording die wordt veroorzaakt door de botsing van atmosferische moleculen tegen het trommelvlies, die fijne trillingen in het gehoororgaan veroorzaakt, en zich zo meedeelt aan de hersenen. Licht is de gewaarwording die wordt veroorzaakt door de botsing van onmerkbaar kleine trillingen van de ether tegen het netvlies van het oog.
Dat zeggen wij ook. Maar dit is eenvoudig het gevolg dat in onze atmosfeer en haar directe omgeving wordt voortgebracht – in feite alles wat binnen het bereik van ons aardse bewustzijn valt. Jupiter Pluvius zond zijn symbool in regendruppels, bestaande uit water dat naar men aanneemt is samengesteld uit twee ‘elementen’, die in de scheikunde van elkaar worden gescheiden en weer worden verbonden. De samengestelde moleculen liggen binnen haar macht, maar hun atomen ontsnappen aan haar greep. Het occultisme ziet in al deze krachten en manifestaties een ladder, waarvan de lagere sporten tot de exoterische natuurkunde behoren, en de hogere tot een levende, intelligente, onzichtbare macht voeren, die als regel de onbewogen, en bij uitzondering de bewuste oorzaak is van het uit de zintuigen voortgekomen verschijnsel dat als de een of andere natuurwet wordt aangeduid.
We zeggen en houden vol dat geluid, om maar iets te noemen, een enorme occulte macht is, dat het een kolossale kracht is; de elektriciteit die wordt opgewekt door een miljoen Niagara’s zou nooit het kleinste potentiële vermogen van die kracht kunnen opheffen als deze door occulte kennis wordt geleid. Er kan geluid worden voortgebracht van een zodanige aard dat de Piramide van Cheops erdoor zou worden opgetild, of dat een stervende, ja zelfs iemand die aan zijn laatste adem toe is, weer tot leven zou komen en met nieuwe energie en kracht zou worden vervuld.
Want geluid verwekt, of beter gezegd verzamelt, de elementen die een ozon voortbrengen die de scheikunde niet kan produceren maar de alchemie wel. Het kan zelfs een mens of een dier uit de dood doen opstaan, als het astrale ‘vitale lichaam’ niet onherroepelijk van het fysieke lichaam is gescheiden door het breken van het magnetische of odische2 koord. Men mag aannemen dat de schrijfster hierover persoonlijk iets weet, omdat ze driemaal door die kracht van de dood werd gered.
En als dit alles te onwetenschappelijk schijnt te zijn om zelfs maar te worden opgemerkt, laat de wetenschap dan verklaren aan welke haar bekende mechanische en fysieke wetten de onlangs door de zogenaamde ‘Keely motor’ teweeggebrachte verschijnselen zijn toe te schrijven. Wat werkt als de ontzagwekkende generator van onzichtbare maar enorme kracht, een kracht die niet alleen in staat is een machine van 25 pk aan te drijven, maar die zelfs is gebruikt om de hele machine op te tillen? Toch wordt dit eenvoudig gedaan door een strijkstok langs een stemvork te halen, zoals herhaaldelijk is aangetoond. Want de etherische kracht, die door de (in Amerika en nu in Europa) welbekende John Worrell Keely uit Philadelphia werd ontdekt, is geen hallucinatie. Hoewel hij deze niet praktisch toepasbaar kon maken, een mislukking die vanaf het begin door enkele occultisten werd voorspeld, waren de verschijnselen die de laatste jaren door de ontdekker zijn vertoond, prachtig, bijna wonderbaarlijk, niet in de zin van het bovennatuurlijke3 maar van het bovenmenselijke. Als het Keely was vergund om te slagen, dan had hij een heel leger in een paar seconden tot atomen kunnen terugbrengen, en wel even gemakkelijk als hij dat met een dode os heeft gedaan.
We vragen de lezer nu serieus aandacht te schenken aan die nieuw-ontdekte kracht die door de ontdekker ervan ‘inter-etherische kracht en krachten’ wordt genoemd.
Naar de bescheiden mening van de occultisten en van de naaste vrienden van Keely uit Philadelphia stond en staat hij nog maar op de drempel van enkele van de grootste geheimen van het heelal, en voornamelijk van dat waarop het hele mysterie van de fysieke krachten en de esoterische betekenis van de symboliek van het ‘wereld-ei’ is gebaseerd. De occulte filosofie, die de gemanifesteerde en niet-gemanifesteerde kosmos als een eenheid ziet, symboliseert het ideële denkbeeld van eerstgenoemde door dat ‘gouden ei’ met zijn twee polen. De positieve pool werkt in de gemanifesteerde wereld van de stof, terwijl de negatieve zich verliest in de onkenbare absoluutheid van sat – ‘zijn-heid’.4 Of dit overeenkomt met de filosofie van Keely, kunnen we niet zeggen, en het doet er eigenlijk niet veel toe. Niettemin lijken zijn ideeën over de etherisch-stoffelijke opbouw van het heelal vreemd genoeg op de onze, en zijn in dit opzicht bijna identiek. In een knap geschreven boekje, samengesteld door mw. Bloomfield-Moore, een rijke Amerikaanse dame van aanzien, van wie het onophoudelijke streven naar waarheid nooit hoog genoeg kan worden gewaardeerd, wordt hij als volgt geciteerd.
Om de werking van zijn motor uit te leggen zegt Keely: ‘Bij het ontwerpen van de tot dusver gebouwde machines is nooit een middel gevonden om een neutraal centrum teweeg te brengen. Als het wel zo was, zou er een einde zijn gekomen aan de moeilijkheden van de zoekers naar een perpetuum mobile, en dit probleem zou een voldongen en werkend feit zijn geworden. Er zou voor zo’n instrument alleen maar een eerste impuls van een paar kilo nodig zijn om het eeuwen te laten lopen. In het ontwerp van mijn trillingsmachine deed ik geen poging een perpetuum mobile te bereiken, maar wordt een circuit gevormd dat in feite een neutraal centrum heeft, dat zich in een zodanige toestand bevindt dat het door mijn trillende ether kan worden geactiveerd. Onder de invloed van genoemde substantie is het werkelijk een machine die praktisch onafhankelijk is van de massa (of de bol);5 dit wordt veroorzaakt door de wonderbaarlijke snelheid van het trillingscircuit. Toch moet deze machine, met al haar perfectie, worden gevoed met de trillingsether om haar tot een onafhankelijke motor te maken . . .
Alle constructies vereisen een basis die wat sterkte betreft in overeenstemming is met het gewicht van de massa die deze moeten dragen, maar de fundamenten van het heelal rusten op een leeg punt dat veel kleiner is dan een molecule; in feite, om deze waarheid op de juiste manier uit te drukken, op een inter-etherisch punt, dat een oneindig denkvermogen vereist om het te begrijpen. Het is precies hetzelfde om in de diepten van een etherisch centrum te kijken als om in de wijde ruimten van de hemelether het einde te zoeken, met dit verschil: het ene is het positieve veld, en het andere het negatieve.’6
Dit is, zoals men gemakkelijk ziet, precies de oosterse leer. Keely’s inter-etherische punt is het laya-punt van de occultisten, dat echter niet ‘een oneindig denkvermogen vereist om het te begrijpen’, maar alleen een bepaalde intuïtie en het vermogen om zijn schuilplaats in deze stoffelijke wereld op te sporen. Natuurlijk kan het laya-centrum niet worden voortgebracht, maar een inter-etherisch vacuüm wel, zoals blijkt uit het teweegbrengen van klokgelui in de ruimte. Keely spreekt niettemin als een onbewuste occultist als hij in zijn theorie over de planetaire suspensie opmerkt:
Wat het volume van de planeten betreft, zouden we uit wetenschappelijk oogpunt kunnen vragen: hoe kunnen de enorme verschillen in volume tussen de planeten bestaan zonder de harmonische werking te verstoren die ze altijd heeft gekenmerkt? Ik kan deze vraag slechts goed beantwoorden door een progressieve analyse uit te voeren, te beginnen bij de roterende etherische centra met hun aantrekkende en accumulerende vermogen, die door de schepper7 waren vastgelegd. Als u vraagt welke kracht aan elk etherisch atoom zijn onvoorstelbare omwentelingssnelheid (of eerste impuls) geeft, dan moet ik antwoorden dat geen eindig denkvermogen ooit kan begrijpen wat ze is. De filosofie van accumulatie is het enige bewijs dat daaraan zo’n kracht is gegeven. Het gebied, als we het zo mogen noemen, van zo’n atoom biedt aan het aantrekkende of magnetische, het uitkiezende of aandrijvende vermogen, alle opnemende kracht en alle tegenwerkende kracht die een planeet van de grootste omvang kenmerkt; daarom blijft het volmaakte evenwicht hetzelfde naarmate de accumulatie voortgaat. Wanneer dit kleine centrum eenmaal vastligt, zou de kracht die nodig is om het van zijn plaats te krijgen, noodzakelijkerwijs even groot moeten zijn als nodig is om de grootste bestaande planeet te verplaatsen. Als dit atomair neutrale centrum wordt verplaatst, moet de planeet meegaan. Het neutrale centrum draagt vanaf het begin de volle last van alle accumulaties, en blijft hetzelfde, voor altijd in evenwicht in de eeuwige ruimte.8
Keely licht zijn denkbeeld ‘een neutraal centrum’ als volgt toe:
We stellen ons voor dat, na de accumulatie van een planeet met een bepaalde middellijn, zeg ongeveer 20.000 mijl – want de omvang heeft niets met het probleem te maken – al het materiaal wordt verwijderd, met uitzondering van een korst met een dikte van 5000 mijl, zodat er tussen deze korst en een centrum ter grootte van een gewone biljartbal een lege ruimte overblijft. Dan zou er een even grote kracht nodig zijn om deze kleine centrale massa te verplaatsen als voor de verplaatsing van de schil van 5000 mijl dik. Bovendien zou deze kleine centrale massa altijd het gewicht van deze korst dragen, en deze op gelijke afstand houden; en er zou geen tegenwerkende kracht kunnen zijn, hoe groot ook, die ze samen zou kunnen brengen. De verbeelding duizelt bij de gedachte aan het enorme gewicht dat op dit centrale punt drukt, waar het gewicht ophoudt te bestaan . . . Dit is wat we met een neutraal centrum bedoelen.9
En wat de occultisten onder een ‘laya-centrum’ verstaan.
Velen noemen het bovenstaande ‘onwetenschappelijk’. Maar dat geldt voor alles wat niet door de natuurwetenschap wordt goedgekeurd en aan een strikt orthodoxe manier van redeneren wordt gehouden. Wat kan de wetenschap antwoorden op feiten die al aan het licht zijn gekomen en die niemand nog langer kan ontkennen, als ze de verklaring van de uitvinder zelf niet aanvaardt? En zijn verklaringen, die, zoals gezegd, van een spiritueel en occult standpunt – hoewel niet van dat van de materialistische speculatieve (exact genoemde) wetenschap – geheel orthodox zijn, zijn daarom in dit opzicht ook de onze. De occulte filosofie onthult weinig van haar belangrijkste levensmysteries. Ze laat ze als kostbare parels één voor één en wijd verspreid vallen, en alleen als ze daartoe wordt gedwongen door de evolutionaire vloedgolf die de mensheid langzaam en stil, maar gestaag naar de dageraad van het zesde ras voert. Want als die mysteries eenmaal buiten de veilige zorg van hun wettige erfgenamen en bewaarders komen, dan houden ze op occult te zijn: ze worden publiek eigendom en moeten het risico lopen in handen van de egoïsten – van de Kaïns van de mensheid – eerder een vloek dan een zegen te worden. Maar wanneer personen zoals de ontdekker van de etherische kracht – John Worrell Keely – mensen met bijzondere paranormale en verstandelijke vermogens,10 worden geboren, worden ze vaker wel dan niet geholpen, terwijl ze tastend hun weg zoeken; maar als ze op zichzelf zijn aangewezen, worden ze al snel het slachtoffer van martelaarschap en van gewetenloze speculanten. Ze worden alleen geholpen op voorwaarde dat ze niet, bewust of onbewust, een extra gevaar voor hun tijd worden: een gevaar voor de armen, die nu dagelijks door de minder rijken aan de heel rijken worden geofferd.11 Dit vereist een korte uitweiding en een toelichting.
Ongeveer 12 jaar geleden, tijdens de eeuwfeest-tentoonstelling in Philadelphia, herhaalde de schrijfster in antwoord op de serieuze vragen van een theosoof, een van de eerste bewonderaars van Keely, tegenover hem wat ze had gehoord in kringen die als bron van informatie voor haar boven iedere twijfel verheven zijn.
Er werd gezegd dat de uitvinder van de ‘zelf-motor’ een ‘geboren magiër’ was, zoals het in het jargon van de kabbalisten wordt genoemd. Dat hij onbewust was en zou blijven van de volledige draagwijdte van zijn vermogens, en alleen maar die zou ontwikkelen die hij in zijn eigen natuur had ontdekt en vastgesteld – ten eerste, omdat hij ze toeschreef aan een verkeerde oorzaak, en ze daarom nooit volledig zou kunnen ontwikkelen; en ten tweede, omdat het buiten zijn macht lag om een vermogen dat inherent was aan zijn specifieke natuur aan anderen door te geven. Daarom kon het hele geheim niet blijvend voor praktische doeleinden of gebruik aan iemand anders worden overgedragen.12
Personen die met zo’n vermogen worden geboren, zijn niet erg zeldzaam. Dat men niet vaker over hen hoort, is in bijna elk geval toe te schrijven aan het feit dat ze leven en sterven, terwijl ze in het geheel niet weten dat ze abnormale vermogens bezitten. Keely bezit vermogens die ‘abnormaal’ worden genoemd, omdat ze in onze tijd nu eenmaal even weinig bekend zijn als de bloedsomloop vóór de tijd van Harvey. Bloed bestond, en in de eerste mens die uit een vrouw werd geboren, gedroeg het zich op dezelfde manier als nu; en dat geldt ook voor dat beginsel in de mens dat de etherische trillingskracht kan beheersen en leiden. Hoe dan ook, het bestaat in al die stervelingen van wie het innerlijk zelf als gevolg van hun directe afstamming oorspronkelijk is verbonden met die groep dhyani-chohans die ‘de eerstgeborenen van de ether’ worden genoemd. De mensheid wordt vanuit psychisch gezichtspunt ingedeeld in verschillende groepen, en elk daarvan is verbonden met een van de groepen dhyani’s die het eerst de psychische mens vormden.13 Keely, die in dit opzicht heel bevoorrecht is en bovendien naast zijn psychische aard in intellectueel opzicht een genie op het gebied van de mechanica is, kan daardoor de wonderbaarlijkste resultaten bereiken. Hij heeft er al enkele verkregen, meer dan welke sterveling ook – die niet in de hoogste mysteriën is ingewijd – in deze eeuw tot op heden heeft bereikt. Wat hij heeft gedaan, is beslist voldoende ‘om met de hamer van de wetenschap de afgoden van de wetenschap te vernietigen’14 – de afgoden van stof met voeten van klei – zoals zijn vrienden voorspellen en terecht over hem zeggen. Ook zou de schrijfster er geen moment aan denken mw. Bloomfield-Moore tegen te spreken, als ze in haar artikel over ‘psychische kracht en etherische kracht’ verklaart dat Keely als filosoof ‘groot genoeg van ziel, verstandig genoeg, en moedig genoeg is om alle problemen te overwinnen, en ten slotte naar voren te treden als de grootste ontdekker en uitvinder in de wereld’.15
En verder schrijft ze:
Als Keely de wetenschappers slechts zou leiden uit de sombere gebieden waarin ze rondtasten, naar het open terrein van de elementale kracht, waar zwaartekracht en cohesie in hun schuilplaatsen worden gestoord om te worden toegepast, en waar vanuit één oorsprong oneindige energie in velerlei vorm emaneert, dan zal hij al onsterfelijke roem oogsten. Als hij het materialisme zou vernietigen door aan te tonen dat het heelal wordt bezield door een mysterieus beginsel, waaraan de stof, hoe volmaakt ook georganiseerd, volstrekt ondergeschikt is, dan zal hij een grotere spirituele weldoener voor onze mensheid zijn dan de hedendaagse wereld ooit heeft gekend. Als hij bij de behandeling van ziekte de fijnere natuurkrachten in de plaats kan stellen van de grove stoffelijke middelen die meer mensen het graf in hebben gejaagd dan oorlog, epidemieën en hongersnood samen, dan zal hij de dankbaarheid van de mensheid verdienen en ontvangen. Dit alles en nog meer zal hij doen als hij en degenen die zijn vorderingen jarenlang van dag tot dag hebben gevolgd, in hun verwachtingen niet te optimistisch zijn.16
Dezelfde dame vestigt in haar brochure ‘Keely’s geheimen’de aandacht op een passage uit een artikel dat een paar jaar geleden door de schrijfster van dit boek in haar tijdschrift, The Theosophist17, werd geschreven, met de volgende woorden:
De schrijfster van brochure nr. 5, ‘Wat is stof en wat is kracht’, uitgegeven door de Theosophical Publication Society, zegt daarin: ‘De wetenschappers hebben onlangs ‘een vierde toestand van de stof’ ontdekt, terwijl de occultisten eeuwen geleden al voorbij de zesde zijn doorgedrongen, en daarom niet concluderen maar weten dat de zevende, de laatste, bestaat.’ Deze kennis omvat een van de geheimen van het zogenaamde ‘samengestelde geheim’ van Keely. Het is al aan velen bekend dat zijn geheim ‘de vermeerdering van energie’, het isoleren van de ether, en het toepassen van dynasferische kracht op apparaten inhoudt.18
Juist omdat de ontdekking van Keely zou leiden tot kennis van een van de meest occulte geheimen, een geheim dat nooit in handen van het grote publiek mag vallen, zijn de occultisten er zeker van dat hij zijn ontdekkingen niet tot hun logische conclusie zal brengen. Maar hierover straks meer. Zelfs met al haar beperkingen kan deze ontdekking groot nut blijken te hebben. Want:
Stap voor stap heeft deze geniale man met een geduldige volharding die de wereld eens zal eren, zijn onderzoek verricht, en de enorme problemen overwonnen die hij keer op keer op zijn pad ontmoette en die (voor iedereen behalve hemzelf) onoverkomelijke obstakels schenen te zijn voor verdere vooruitgang. Maar nooit hebben de tekenen van de tijd zo duidelijk gewezen op een uur waarop alles zich gereedmaakt voor de komst van de nieuwe vorm van kracht waarop de mensheid wacht. De natuur, die altijd terughoudend is met het prijsgeven van haar geheimen, luistert naar de eisen die aan haar worden gesteld door haar meesteres, de noodzaak. De kolenmijnen van de wereld kunnen de toenemende uitputting niet lang meer aan. De stoom heeft de uiterste grenzen van zijn macht bereikt, en voldoet niet meer aan de eisen van de tijd. Hij weet dat zijn dagen zijn geteld. De elektriciteit wacht met ingehouden adem op de komst van haar zuster en collega. De luchtschepen liggen als het ware voor anker, en wachten op de kracht die luchtvaart tot iets meer dan een droom zal maken. Even gemakkelijk als men zich door middel van de telefoon vanuit zijn huis met zijn kantoor in verbinding stelt, zullen de bewoners van verschillende werelddelen over de oceaan met elkaar spreken. De verbeelding schiet tekort als men probeert de grootse resultaten van deze wonderbaarlijke ontdekking te voorzien, zodra deze wordt toegepast in de wetenschap en de techniek. Als de dynasferische kracht de troon bestijgt en de stoom zal dwingen daarvan afstand te doen, zal ze in het belang van de beschaving de wereld beheersen met een kracht zo groot dat geen eindig verstand zich een voorstelling van de gevolgen kan maken. Laurence Oliphant zegt in zijn voorwoord van Scientific Religion: ‘Voor de mensheid breekt een nieuwe morele toekomst aan – een toekomst die ze ongetwijfeld hard nodig heeft.’ Op geen enkele manier zou deze nieuwe morele toekomst op een zo ruime en een zo universele wijze kunnen worden begonnen als door van de dynasferische kracht gebruik te maken voor heilzame doeleinden in het leven.19
De occultisten zijn bereid dit alles met de welsprekende schrijfster te erkennen. De moleculaire trilling is ontegenzeglijk ‘het rechtmatige onderzoeksgebied van Keely’, en de ontdekkingen die door hem zijn gedaan, zullen wonderbaarlijk blijken te zijn – maar alleen in zijn handen en door hemzelf. Voorlopig zal de wereld alleen krijgen wat haar veilig kan worden toevertrouwd. De waarheid van deze bewering is misschien nog niet helemaal tot de ontdekker zelf doorgedrongen, want hij schrijft dat hij er absoluut zeker van is dat hij alles tot stand zal brengen wat hij heeft beloofd, en dat hij het dan aan de wereld zal bekendmaken; maar de waarheid zal tot hem doordringen, en binnen niet al te lange tijd. En wat hij over zijn werk zegt, is hiervoor een goed bewijs:
Om de werkwijze van mijn machine zelfs maar bij benadering te begrijpen, moet de bezoeker bij het beoordelen daarvan elke gedachte opzijzetten aan machines die werken volgens het beginsel van druk en het wegvallen daarvan, door het uitzetten van stoom of een ander soortgelijk gas dat stuit op een weerstand, zoals de zuiger van een stoommachine. Mijn machine heeft geen zuiger en geen krukas, en er wordt geen gram druk in uitgeoefend, wat de omvang of het vermogen ervan ook is.
Mijn methode berust in elk deel en onderdeel, zowel wat de ontwikkeling van mijn kracht betreft als bij elk gebruik ervan, op sympathetische trilling. Het is op geen andere manier mogelijk mijn kracht op te wekken of te ontwikkelen, en het zou even onmogelijk zijn mijn machine volgens een ander beginsel te laten werken. . . . Dit is de werkelijke methode – en voortaan zal al mijn werk op deze manier worden verricht – dat wil zeggen, mijn kracht zal worden opgewekt, mijn machines worden aangedreven, en mijn kanon worden bediend, door middel van een draad.
Pas na jarenlang onafgebroken werk en bijna ontelbare experimenten, die niet alleen de bouw van een groot aantal heel merkwaardige mechanische constructies inhielden, maar ook een nauwkeurig onderzoek en bestudering van de waarneembare eigenschappen van de substantie ‘ether’ als zodanig, kon ik het stellen zonder een ingewikkeld mechanisme, en, zoals ik beweer, de subtiele en vreemde krachten waarmee ik te maken heb, de baas worden.20
De cursief gedrukte passages hebben rechtstreeks betrekking op de occulte kant van de toepassing van de trillingskracht, of wat Keely de ‘sympathetische trilling’ noemt. De ‘draad’ is al een stap naar beneden of omlaag van het zuiver etherische gebied naar het aardse. De ontdekker heeft wonderen verricht – het woord ‘wonder’ is niet te sterk – toen hij werkte enkel door middel van de interetherische kracht, het vijfde en zesde beginsel van akasa. Uitgaande van een twee meter lange ‘generator’ is hij uitgekomen op één die ‘niet groter is dan een ouderwets zilveren horloge’; en dit op zichzelf is een wonder van mechanische (maar niet spirituele) genialiteit. Maar, zoals zijn grote beschermvrouw en verdedigster, mw. Bloomfield-Moore, terecht zegt, ‘de twee vormen van kracht waarmee hij heeft geëxperimenteerd, en de daarmee gepaard gaande verschijnselen, zijn precies elkaars tegengestelde’.21 De ene werd door hemzelf opgewekt en gebruikt. Niemand die zou hebben herhaald wat door hem is gedaan, had dezelfde resultaten kunnen bereiken. Het was in feite de ‘ether van Keely’ die werkte, terwijl de ether van ‘Smith of Brown’ eeuwig zonder resultaten zou zijn gebleven. Voor Keely was het tot nu toe moeilijk een machine te bouwen die de ‘kracht’ zou opwekken en regelen zonder tussenkomst van enige ‘wilskracht’ of bewuste of onbewuste persoonlijke invloed van degene die deze bedient. Hierin is hij niet geslaagd voor zover het anderen betreft, want niemand behalve hijzelf kon zijn ‘machines’ bedienen. Uit occult oogpunt was dit een veel verder gaande prestatie dan het ‘succes’ dat hij verwacht van zijn ‘draad’; maar de resultaten die zijn verkregen uit het vijfde en zesde gebied van de etherische (of astrale) kracht, zullen nooit voor handels- en verkeersdoeleinden mogen dienen. Dat het organisme van Keely direct betrokken is bij het teweegbrengen van de wonderbaarlijke resultaten wordt bewezen door de volgende verklaring afkomstig van iemand die de grote ontdekker heel goed kent.
De aandeelhouders van de ‘Keely Motor Co.’ plaatsten eens een man in zijn werkplaats met het uitdrukkelijke doel zijn geheim te ontdekken. Nadat hij zes maanden lang nauwkeurig had opgelet, zei hij op een dag tegen J.W. Keely: ‘Ik weet nu hoe het moet.’ Ze hadden samen een machine opgesteld, en Keely bediende de kraan die de kracht in- en uitschakelde. ‘Probeer het dan’, was het antwoord. De man draaide aan de kraan, maar er gebeurde niets. ‘Doe het nog eens voor’, zei de man tegen Keely. De laatste voldeed aan dit verzoek, en de machine werkte onmiddellijk. Weer probeerde de ander het, maar zonder succes. Toen legde Keely de hand op zijn schouder en zei hem het nog eens te proberen. Dat deed hij, en de stroom werd onmiddellijk opgewekt.
Als dit waar is, is de zaak hiermee afgedaan.
Men zegt ons dat Keely elektriciteit omschrijft ‘als een bepaalde vorm van atomaire trilling’.22 Hierin heeft hij gelijk, maar dit is elektriciteit op aards gebied, en door middel van aardse wisselwerkingen. Hij schat:
Moleculaire trillingen op | 100.000.000 | per seconde |
Intermoleculaire " " | 300.000.000 | " " |
Atomaire " " | 900.000.000 | " " |
Interatomaire " " | 2.700.000.000 | " " |
Etherische " " | 8.100.000.000 | " " |
Interetherische " " | 24.300.000.000 | " " |
Dit bewijst onze stelling. Men kan trillingen zelfs niet bij benadering tellen of schatten buiten ‘het rijk van de vierde zoon van fohat’, om een occulte uitdrukking te gebruiken, of die beweging die overeenkomt met de vorming van de stralende stof van Crookes. Deze werd enige jaren geleden lichtvaardig de ‘vierde toestand van de stof’ genoemd – op ons gebied.
Als men vraagt waarom Keely een bepaalde grens niet mocht overschrijden, is het antwoord eenvoudig: omdat dat wat hij onbewust ontdekte, de verschrikkelijke siderische kracht is, die bekend was aan de Atlantiërs, en door hen mash-mak werd genoemd, en door de Indo-Europese rishi’s in hun astravidya werd aangeduid met een naam die we liever niet geven. Het is het vril van Bulwer-Lyttons Coming Race, en van de toekomstige rassen van onze mensheid. De naam vril is misschien een verzinsel, de kracht zelf is een feit waaraan in India even weinig wordt getwijfeld als aan het bestaan van hun rishi’s, omdat ze in alle geheime boeken wordt genoemd.
Wanneer deze trillingskracht vanuit een agniratha23, bevestigd aan een luchtschip of ballon, volgens de voorschriften in de astravidya wordt gericht op een leger, reduceert ze even gemakkelijk 100.000 manschappen en olifanten tot as als een dode rat. Ze wordt in het Vishnu-Purana, het Ramayana en andere boeken allegorisch voorgesteld in de mythe van de wijze Kapila; zijn blik veranderde de 60.000 zonen van koning Sagara in een berg as. In de esoterische boeken wordt deze blik verklaard, en Kapilaksha – het ‘oog van Kapila’ – genoemd.
En moet men toestaan dat onze generaties deze satanische kracht toevoegen aan hun voorraad anarchistisch speelgoed, bekend als meliniet, dynamiet-tijdbommen, ontplofbare sinaasappelen, ‘bloemenmanden’ en andere soortgelijke onschuldige namen? Moet dit vernietigingsmiddel, dat, als het eenmaal in handen is van een hedendaagse Attila, bijvoorbeeld een bloeddorstige anarchist, Europa in enkele dagen tot zijn oorspronkelijke chaotische toestand zou terugbrengen, zonder dat er iemand in leven is gebleven om het na te vertellen – moet deze kracht algemeen eigendom worden van alle mensen zonder onderscheid?
Wat Keely al heeft gedaan is buitengewoon groots en geweldig. Hij heeft nog werk genoeg om zijn nieuwe methode uiteen te zetten en om ‘de trots van die materialistische wetenschappers te matigen door de geheimen openbaar te maken die achter de wereld van de stof liggen’, zonder deze, of men wil of niet, aan iedereen te onthullen. Want mediums en spiritisten, waarvan er in de Europese legers een flink aantal zijn, zouden de eersten zijn om persoonlijk de gevolgen van de onthulling van zulke geheimen te ondervinden. Als zo’n kracht volledig werd ontdekt, laat staan als ze algemeen werd bekendgemaakt, zouden duizenden van hen zich (misschien samen met de bevolking van hele landen om hen gezelschap te houden) al heel snel in de blauwe ether bevinden. Voor de volledige ontdekking is het enige duizenden jaren te vroeg – of zullen we zeggen honderdduizend? Ze zal pas op haar juiste plaats en tijd zijn als de grote razende vloedgolf van hongersnood, ellende, en onderbetaalde arbeid is weggeëbd – zoals gelukkig zal gebeuren wanneer eindelijk in de rechtmatige verlangens van de velen wordt voorzien; als het proletariaat alleen in naam zal bestaan, en het meelijwekkende geroep om brood, dat onverhoord door de wereld klinkt, is weggestorven. Dit kan worden verhaast door het verbreiden van kennis, en door nieuwe mogelijkheden voor werk en emigratie, met betere vooruitzichten dan nu bestaan, en op een nieuw continent dat misschien zal verschijnen. Pas dan zal er vraag zijn naar de ‘motor en de kracht van Keely’, zoals deze hem en zijn vrienden oorspronkelijk voor ogen stond, omdat de armen deze meer nodig zullen hebben dan de rijken.
Intussen zal de door hem ontdekte kracht door middel van draden werken, en dit zal, als hij daarin slaagt, meer dan voldoende zijn om hem in de huidige generatie tot de grootste ontdekker van deze eeuw te maken.
Wat Keely over geluid en kleur zegt, is vanuit occult standpunt eveneens juist. Hoor hem spreken alsof hij het troetelkind van de ‘goden-onthullers’ is, en zijn hele leven in de diepten van vader-moeder aether heeft geschouwd.
Als hij de ijlheid van de atmosfeer vergelijkt met die van de etherische stromen, die hij verkrijgt door middel van zijn uitvinding waarmee hij de moleculen van de lucht door trilling laat uiteenvallen, zegt Keely:
Ze is als platina vergeleken met waterstofgas. De moleculaire ontbinding van lucht brengt ons alleen maar tot de eerste onderverdeling; de intermoleculaire tot de tweede; de atomaire tot de derde; de interatomaire tot de vierde; de etherische tot de vijfde, en de interetherische tot de zesde onderverdeling, of positieve associatie met de lichtgevende ether.24 In mijn inleidende betoog heb ik beweerd dat dit het trillende omhulsel van alle atomen is. In mijn definitie van een atoom beperk ik me niet tot de zesde onderverdeling waar deze lichtgevende ether, voor zover mijn onderzoek aantoont, in zijn grove vorm wordt ontwikkeld.25 Ik denk dat deze gedachte door de huidige natuurkundigen tot een wilde gril van de verbeelding zal worden verklaard. Mogelijk zal er eens een licht op deze theorie vallen waardoor de eenvoud ervan voor wetenschappelijk onderzoek zal blijken. Nu kan ik haar alleen maar vergelijken met de een of andere planeet in een donkere ruimte, waar het licht van de zon van de wetenschap haar nog niet heeft bereikt. . . .
Ik neem aan dat geluid, evenals geur, een werkelijke substantie van onbekende en wonderbaarlijke ijlheid is, die emaneert uit een lichaam waarin het door schokken is teweeggebracht, en die absolute stofdeeltjes uitwerpt, interatomaire deeltjes, met een snelheid van 341 meter per seconde; in een vacuüm 6000. De substantie die zo wordt verspreid, vormt een essentieel onderdeel van de massa die in beroering is gebracht, en zou, als ze voortdurend in beweging werd gehouden, in de loop van een bepaalde tijdcyclus volledig door de atmosfeer worden opgenomen; of, nauwkeuriger gezegd, zou door de atmosfeer heengaan en een hoge graad van ijlheid bereiken die overeenkomt met de toestand van onderverdeling die haar vrijmaking uit haar moederlichaam regelt. . . .
De tonen van stemvorken, die zo zijn gestemd dat ze etherische akkoorden voortbrengen, doordringen, terwijl ze hun (samengestelde) tonen verspreiden, volkomen alle substanties die binnen het bereik van hun atomaire bombardement vallen. Het luiden van een bel in een vacuüm bevrijdt deze atomen met dezelfde snelheid en hetzelfde volume als in de open lucht; en als het luiden van de bel een paar miljoen eeuwen zou aanhouden, dan zou ze volledig tot haar oorspronkelijke element terugkeren; en als de kamer hermetisch was afgesloten, en sterk genoeg was, zou de luchtledige ruimte rondom de bel door de ontstane ijle substantie onder een druk van vele duizenden kilo’s per vierkante centimeter worden gebracht. Een goede definitie van geluid is volgens mij: de verstoring van het atomaire evenwicht, die de eigenlijke atomaire lichaampjes verbreekt; en de zo vrijgekomen substantie is ongetwijfeld een bepaalde soort etherische stroom. Is het onder deze omstandigheden onredelijk te veronderstellen dat als deze stroom in stand werd gehouden en het lichaam zo van zijn element werd beroofd, dit na verloop van tijd geheel zou verdwijnen? Alle lichamen, dierlijke, plantaardige, en van mineralen, zijn oorspronkelijk uit deze heel ijle ether gevormd, en ze worden pas tot hun uiterst gasvormige toestand teruggevoerd als ze in een toestand van differentieel evenwicht worden gebracht. . . .
Wat geur betreft, kunnen we alleen een duidelijke indruk krijgen van zijn uitzonderlijke en wonderbaarlijke ijlheid als we bedenken dat een groot gebied van de atmosfeer gedurende een lange reeks jaren kan zijn doortrokken van de geur van een enkel korreltje muskus; en als het na die lange tussentijd wordt gewogen, zal blijken dat het niet merkbaar in gewicht is verminderd. De grote paradox van die stroom geurige deeltjes is dat men ze in een glazen vat kan opsluiten! We hebben hier een substantie van veel grotere ijlheid dan het glas waarin deze zich bevindt, en toch kan ze niet ontsnappen. Het lijkt op een zeef met gaatjes, groot genoeg om knikkers door te laten, maar die toch fijn zand vasthoudt dat er niet doorheen kan; in feite een moleculair vat dat een atomaire substantie vasthoudt. Dit is een probleem dat degenen die de moeite nemen om het te begrijpen, zou verwarren. Maar hoe oneindig ijl geur ook is, hij is heel grof vergeleken met de substantie van de soort die een magnetische stroom geleidt (een sympathiserende stroom, als u die zo wilt noemen). Deze soort volgt op het geluid, maar staat erboven. De werking van een magnetische stroom komt enigszins overeen met het ontvangende en uitzendende deel van de menselijke hersenen, die altijd minder uitzenden dan ontvangen. Het is een grootse illustratie van de macht van het denken over de stof, die het fysieke geleidelijk doet verminderen totdat ontbinding plaatsvindt. De magneet verliest in dezelfde mate geleidelijk zijn kracht en werkt niet meer. Als we de relaties die tussen het denken en de stof bestaan in evenwicht konden brengen en houden, zouden we eeuwig in onze fysieke toestand blijven doorleven, omdat er geen fysieke achteruitgang zou zijn. Maar deze fysieke achteruitgang leidt ten slotte tot de bron van een veel hogere ontwikkeling – namelijk de vrijmaking van de zuivere ether uit het grove moleculaire; wat naar mijn mening heel gewenst is.26
Men kan opmerken dat, afgezien van een paar kleine verschillen, geen adept of alchemist het bovenstaande in het licht van de hedendaagse wetenschap beter had kunnen uitleggen, hoeveel laatstgenoemde ook tegen de nieuwe opvattingen mag protesteren. Dit is in al zijn basisbeginselen, zo niet in details, zuiver occultisme, maar tevens hedendaagse natuurwetenschap.
Maar wat is deze ‘nieuwe kracht’, of hoe de wetenschap haar misschien ook noemt, waarvan de gevolgen onmiskenbaar zijn, zoals wordt erkend door meer dan één natuurkundige die het laboratorium van Keely heeft bezocht en persoonlijk getuige is geweest van de geweldige gevolgen ervan. Is deze kracht ook een ‘bewegingsvorm’ in een vacuüm, omdat er afgezien van geluid geen stof is om haar op te wekken? En geluid is ongetwijfeld weer een andere ‘bewegingsvorm’, een gewaarwording die evenals kleur door trillingen wordt veroorzaakt. Zo zeker als we geloven dat deze trillingen de directe oorzaak van zulke gewaarwordingen zijn, zo volstrekt verwerpen we de eenzijdige wetenschappelijke theorie dat er geen enkele factor buiten ons bestaat, behalve etherische en atmosferische trillingen.27
Er wordt bij het optreden van deze verschijnselen bij wijze van spreken een aantal transcendentale oorzaken in beweging gebracht. Omdat die verschijnselen niet in verband staan met ons beperkte waarnemingsgebied, kunnen alleen de spirituele vermogens van een adept hun bron en hun aard achterhalen en begrijpen. Het zijn, zoals Asklepios het tegenover de koning uitdrukte, ‘onlichamelijke lichamelijkheden’ – zoals die welke ‘in de spiegel verschijnen’, en ‘abstracte vormen’ die we in onze dromen en visioenen zien, horen, en ruiken. Wat hebben de ‘bewegingsvormen’, licht, en ether hiermee te maken? Toch zien, horen, en ruiken we ze, en raken ze aan, dus zijn ze in onze dromen net zo werkelijk voor ons als elk ander ding op dit gebied van maya.
Noten
- Zie blz. 106-7.
- Noot vert.: ‘Odisch’ is het adjectief van ‘od’, een onafhankelijke kracht die volgens Von Reichenbach (1788-1869) de hele natuur (en de mens) doordringt, en die o.a. aanwezig is in magneten, kristallen, warmte, licht, en scheikundige werking.
- Het woord ‘bovennatuurlijk’ betekent boven of buiten de natuur. Natuur en ruimte zijn één. Voor de metafysicus bestaat ruimte buiten elke daad van waarneming om, en is een zuiver subjectief denkbeeld, ondanks dat het materialisme haar met geweld aan een of ander gewaarwordingsgegeven zou willen verbinden. Voor onze zintuigen is ze tamelijk subjectief als we haar onafhankelijk van iets erbinnenin beschouwen. Hoe kan een verschijnsel of iets anders dan optreden of worden teweeggebracht buiten iets wat geen grenzen heeft? Maar als ruimtelijke uitgebreidheid alleen maar als een denkbeeld wordt opgevat, en behoort tot een idee dat verband houdt met bepaalde werkingen, zoals bij de materialisten en de natuurkundigen, dan hebben deze op hun beurt nauwelijks het recht te bepalen en te beweren wat wel en wat niet kan worden teweeggebracht door krachten die zelfs in beperkte ruimten worden opgewekt, omdat ze er zelfs bij benadering geen idee van hebben wat deze krachten zijn.
- Het is niet juist om, als men over het idealisme spreekt, dit voor te stellen als gebaseerd op ‘de oude ontologische veronderstelling dat dingen of entiteiten onafhankelijk van elkaar bestaan, en niet als termen van relaties’ (Stallo). In ieder geval is het niet juist om dat te zeggen over het idealisme in de oosterse filosofie en haar kennis, want het is precies andersom.
- Onafhankelijk in zekere zin, maar niet los ervan.
- Zie Clara Bloomfield-Moore, Keely and His Discoveries, 1893, blz. 201.
- ‘Door fohat is aannemelijker’, zou een occultist antwoorden.
- Op.cit., blz. 199-200.
- Op.cit., blz. 200.
- De reden voor zulke paranormale vermogens wordt later gegeven.
- Het bovenstaande werd twee jaar geleden geschreven, toen de hoop op succes voor de ‘Keely motor’ het grootst was. Wat toen door de schrijfster werd gezegd, bleek woord voor woord waar te zijn, en nu worden er alleen maar een paar opmerkingen aan toegevoegd over zijn tot dusver niet waargemaakte verwachtingen, wat nu door de ontdekker zelf wordt erkend. Hoewel hier de woorden ‘niet waargemaakt’ worden gebruikt, moet de lezer dit opvatten in relatieve zin, want zoals mw. Bloomfield-Moore zegt: ‘Keely erkent dat, toen zijn eerste en tweede experimentele onderzoek van het toepassen van trillingskracht op de mechanica geen resultaat opleverde, hij óf een commerciële mislukking moest toegeven, óf op basis van zijn uitgangspunt of beginsel een derde weg moest inslaan, en proberen succes te boeken via een ander kanaal’ (blz. 85). En dit ‘kanaal’ is op het fysieke gebied.
- We vernemen dat deze opmerkingen niet van toepassing zijn op de nieuwste ontdekking van Keely; alleen de tijd kan de grens van zijn prestaties precies aangeven.
- Zie de toelichting op de sloka’s 1, 2, 3, 4 en 5 van stanza 7, blz. 241ev.
- Op.cit., blz. 66.
- Op.cit., blz. 65-6.
- Vgl. Op.cit., blz. 14, 15, 92.
- Deel 3, september 1882; H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:49-50.
- Bloomfield Moore, ‘Keely’s secrets', Theosophical Siftings, Theosophical Publishing Company, Londen, deel 1, nr. 9, juli 1888, blz. 13.
- Theosophical Siftings, deel 1, nr. 9, blz. 16-17.
- Op.cit., blz. 18.
- Op.cit., blz. 19.
- Op.cit., blz. 35.
- Noot vert.: Agniratha = ‘vurig voertuig’, volgens HPB in haar The Theosophical Glossary, Londen, 1892.
- Dit is ook de indeling die door de occultisten wordt gemaakt, maar onder andere namen.
- Heel juist, omdat daarbuiten de zevende is, waarmee op een ander en hoger gebied dezelfde opsomming begint, van de eerste tot de laatste.
- Uit het artikel van mw. Bloomfield-Moore, ‘The new philosophy’. Zie Keely and His Discoveries, 1893, blz. 202-4.
- In dit geval hebben de Amerikaanse ‘substantialisten’ geen ongelijk (hoewel hun opvattingen te antropomorfistisch en materialistisch zijn om door occultisten te worden aanvaard) als ze, vertegenwoordigd door mw. M.S. Organ, md, argumenteren dat ‘objecten die een natuurlijke relatie hebben met de zenuwen, voor zintuiglijke gewaarwordingen, positieve entiteitseigenschappen moeten hebben, anders kan er geen waarneming zijn. Er kan geen enkele indruk op de hersenen, de zenuwen of het denkvermogen worden gemaakt – geen prikkel tot handelen – tenzij er een werkelijke en directe overbrenging van een substantiële kracht is. [‘Substantieel’ natuurlijk in de gebruikelijke zin van het woord in dit heelal van illusie en maya; niet in werkelijkheid.] Die kracht kan de meest verfijnde en gesublimeerde onstoffelijke entiteit [?] zijn. Toch moet ze bestaan; want geen zintuig, element, of vermogen van de mens kan een waarneming doen, of tot handelen worden geprikkeld, zonder dat de een of andere substantiële kracht ermee in aanraking komt. Dit is de fundamentele wet die de hele organische en verstandelijke wereld doordringt. In werkelijk filosofische zin is er niet zoiets als onafhankelijke handeling; want elke kracht of substantie staat in wisselwerking met een andere kracht of substantie. We kunnen met evenveel recht en reden beweren dat geen enkele substantie een inherente smaak- of geur-eigenschap bezit, en dat smaak en geur eenvoudig door trillingen veroorzaakte gewaarwordingen zijn, en dus alleen maar illusies van zintuiglijke waarnemingen.’