HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

7 – Het boeddhisme komt naar het Westen

 

Tot het midden van de twintigste eeuw werd het boeddhisme in Europa en Amerika beschouwd als een randverschijnsel. Daarin kwam verandering toen in 1951 in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië een Penguin-pocket verscheen met de titel Buddhism. Sinds die tijd zijn er meer dan een miljoen exemplaren verkocht.145 De schrijver, Christmas Humphreys (1901-1983), was voorzitter en stichter van de bekende Buddhist Society in Londen en heeft daarin zestig jaar een leidende rol gespeeld.

Humphreys onderscheidde zich ook als advocaat en rechter. Hij was hoofdofficier van justitie en later rechter aan het hooggerechtshof. Zijn vader, eveneens een bekend jurist, werd ‘de rechter van het doodvonnis’ genoemd. Humphreys werd ‘de zachtaardige rechter’ genoemd en hielp het leven te veranderen van degenen die aan hem werden voorgeleid.146

De pocket Buddhism noemt theosofie vaak en citeert uit de geschriften van HPB. Dit is niet vreemd omdat Humphreys zowel theosoof als boeddhist was. Bij verschillende gelegenheden zei hij: ‘De theosofen klagen omdat ik te boeddhistisch ben; de boeddhisten klagen omdat ik te theosofisch ben. Ik ben altijd theosoof, maar als ik ooit een religie vond die van meer nut was voor veel mensen, zou ik ogenblikkelijk van geloof veranderen.’147

Humphreys maakte kennis met het boeddhisme en later met de theosofie toen hij rechten studeerde in Cambridge. Hij verklaarde eens wat er in deze periode van zijn leven gebeurde:

Toen ik zestien was, was ik een enthousiast christen. . . . Ik had een broer die vier jaar ouder was en die in 1917 [tijdens de Eerste Wereldoorlog] sneuvelde in Ieper; en mijn wereld stortte in. Ik was vervuld van een woedend gevoel van onrechtvaardigheid, dat verder ging dan mijn persoonlijk leed. . . . De wereld had geen zin meer, omdat er geen geluk meer was. Ik begon uitgebreid te lezen op het terrein van de vergelijkende religie.

Toen kreeg Humphreys in 1919 Coomaraswamy’s Buddha and the Gospel of Buddhism in handen, en zei tegen zichzelf: ‘Hier is waarheid; het schijnt dat ik een boeddhist ben!’ Hij zegt dat zijn ‘werkelijke explosie van bewustzijn’ kwam toen hij de denkbeelden karma en wedergeboorte begreep:

De eerste leer die me voor de hand liggend scheen, was wedergeboorte. Ik was niet bezig dit ‘boeddhisme’ opnieuw te leren; ik was het me aan het herinneren. Ik kende het bijna zonder de moeite te nemen het boek opnieuw te lezen, en na korte tijd schreef ik en gaf ik lezingen over het boeddhisme.

Hoewel hij niet volledig tevreden was met de filosofie zoals deze gewoonlijk in de wereld wordt onderwezen, had Humphreys een pad gevonden dat hij kon gaan.

Ik zag de weg, maar waarom is die daar? Waar was de landkaart of een deel ervan, waarop ik het begin kon zien en een vooruitblik kreeg op het eind? Want zelfs de volgende stap kan saai zijn als de richting van de weg zelf onbekend blijft. . . . Mw. Rhys Davids zei: ‘Boeddhisme is de lange weg tussen onze huidige onvolmaaktheden en de volmaaktheid die latent aanwezig is in iedere menselijke geest.’ Maar ik wilde dat plan hebben. Ik herinner me dat ik op straat in Cambridge stilhield en hardop riep: ‘Het is niet genoeg, verdomme, het is niet genoeg! Wie ben ik en wat ben ik, die op deze moddervlek in dit bepaalde heelal ronddraait?’

Ik vond mijn plan in een commentaar op wat de stanza’s van Dzyan worden genoemd, een heel oud Tibetaans geschrift, in een boek met de titel De Geheime Leer, door H.P. Blavatsky. Dit gaf me voor de eerste keer – zo dacht ik toen en denk ik ook nu nog – een duidelijke uiteenzetting van de hoofdlijnen van het ontstaan van het heelal en hoe het ophoudt te bestaan, en in dit kader het ontstaan en de betekenis van de mens. Hier was een landkaart van het wordingsproces.148

Humphreys werd lid van de plaatselijke loge van theosofen aan de universiteit en werd al snel voorzitter. Nadat hij in 1922 in Cambridge afstudeerde, werd hij actief in de TS in Londen. Een paar jaar later vroeg hij toestemming om een boeddhistische loge te vormen binnen de TS. Het verzoek werd ingewilligd.

Een van de leerlingen van Humphreys, Muriel Daw, bericht dat toen haar leraar De Geheime Leer bestudeerde en geïnspireerd werd door De Stem van de Stilte, hij een diepe en liefdevolle devotie begon te voelen voor Helena Blavatsky. Zijn eerbied voor de geest die door haar straalde en zijn dankbaarheid voor haar leven kenden geen grenzen. Haar inspiratie verliet hem nooit en haar foto hing tot zijn dood aan het hoofdeinde van zijn bed.149

Humphreys’ activiteiten in de Buddhist Lodge binnen de TS duurden twee jaar. Toen, zegt hij, ‘hebben we in 1926 met algemene instemming van de leden de Theosophical Society verlaten, omdat volgens ons de activiteiten ervan toen werden overwoekerd door nevenactiviteiten ten koste van de grootse leringen die aan Mw. Blavatsky waren gegeven door haar meesters in Tibet’.150

Wat later The Buddhist Society werd genoemd, werd toen gevormd met de vurige steun van onder anderen Aileen Faulkner, een theosofe met wie Humphreys het volgende jaar trouwde. Hun vruchtbare samenwerking duurde meer dan vijftig jaar. Een andere actieve medewerker in de nieuwe vereniging was Edward Conze, die door Humphreys de toonaangevende autoriteit op het gebied van het mahayana-boeddhisme wordt genoemd. In een dagboekaantekening van 15 januari 1964 schreef Mircea Eliade:

Gisteren en vandaag bijna de hele tijd met Ed Conze doorgebracht. Hij gaf twee lezingen over het boeddhisme – ze waren onderhoudend en er was een buitengewoon grote opkomst. Lange gesprekken tussen ons. Ik hoorde dat hij theosoof was en nog steeds is: hij bewondert De Geheime Leer en gelooft dat Mw. Blavatsky de reïncarnatie was van Tsonkapa151 [de grote hervormer van het Tibetaanse boeddhisme in de veertiende eeuw en de stichter van de Gelugpa-school, waartoe de dalai en panchen lama’s behoren].

Na de oprichting van de Buddhist Society zette Humphreys zijn lezingen en het schrijven ten behoeve van de theosofie voort. In Exploring Buddhism merkt hij op dat De Geheime Leer ‘misschien zal worden erkend als een van de grootste religieuze werken waarover de mens beschikt’.152 In de inleiding tot Karma and Rebirth vertelt hij de lezers dat het boek ‘een nederige poging is om het onderwerp opnieuw te bezien in het licht van de beschikbare ‘autoriteiten’’, voornamelijk de geschriften van de hindoes en boeddhisten. Hij vervolgt: ‘Als men aan deze, bij wijze van toelichting, de geschriften van H.P. Blavatsky toevoegt, die zelf was opgeleid in Tibetaanse kloosters, is er een drievoudige ‘autoriteit’ beschikbaar die, wanneer men deze als een geheel beschouwt, de basis verschaft voor een allesomvattende Wet, die de evolutie van de mensheid leidt en beheerst’.153

In de strijd om te overleven, kreeg de Buddhist Society veel hulp van een leerling van HPB, Dharmapala uit Sri Lanka. Hij was voor twee jaar naar Engeland gekomen om de Buddhist Society boeddhisme te onderwijzen; en hij stelde zich in een brief uit Zwitserland aan Humphreys voor door te verwijzen naar ‘dat zuiver boeddhistische boek’ De Stem van de Stilte. ‘Het is onnodig te zeggen dat we hem met vreugde ontvingen; en we hebben hem geholpen om na lang zoeken een huis te vinden ten noorden van Regent’s Park waar hij de Britse Maha Bodhi Society stichtte, die nu is gehuisvest in prachtige gebouwen in Chiswick.’

In 1927 publiceerde de Japanse geleerde dr. D.T. Suzuki zijn eerste reeks Essays in Zen Buddhism. Humphreys merkt op dat ‘het boek ons veel meer vertelde dan zenboeddhisme; het gaf ons een gloedvolle visie op de onmetelijkheid van het mahayana-boeddhisme op een moment dat onze kennis uitsluitend het theravada betrof,154 afgezien van De Stem van de Stilte van HPB. In 1910 had Suzuki over de Stem geschreven aan zijn verloofde Beatrice Lane aan Columbia University: ‘Dit is het echte mahayana-boeddhisme.’

Humphreys ontmoette dr. Suzuki in 1936 op het wereldcongres van religies in Londen. ‘Na een toespraak die niemand van de toehoorders ooit zal vergeten,’ zegt Humphreys, ‘kwam hij naar de loge . . . en hier werd contact gelegd . . . met de meester in levenden lijve’; en dit duurde voort tot Suzuki’s dood in 1966.

De explosieve groei van zen kwam pas in het midden van de jaren vijftig van de 20ste eeuw, toen Suzuki in de Verenigde Staten was. Dit was de tijd waarin vijftig psychologen en psychiaters uit de V.S. met hem in Mexico bijeenkwamen om over zijn ideeën te horen. Veel andere contacten werden gelegd met belangrijke denkers in het Westen.

Naast Suzuki was Alan Watts de man die het meeste deed om zen in Amerika populair te maken. Hij schreef dertig boeken over dit en andere onderwerpen. In In My Own Way schrijft hij over Humphreys en zijn vrouw (en gebruikt hun bijnamen):

Toby en Puck gaven me een opleiding die men met geld nooit zou kunnen kopen; en de diepte van mijn dank aan hen is onmetelijk. Al protesteer ik nu zachtjes tegen enkele van Toby’s interpretaties van het boeddhisme, ik zal altijd van hem houden als de man die mijn verbeelding echt op gang bracht en de basis legde voor mijn manier van leven. Men moet begrijpen dat Toby en Puck boven alles theosofen waren. . . . Door het werk van Blavatsky werden deze tradities doorgegeven aan Toby toen hij student was in Cambridge, in gezelschap van de psychiater Henry Dicks, en Ronald Nicholson, die later sadhu Sri Krishna Prem werd.155

(Prem is tegenwoordig vooral bekend door zijn boek over De Geheime Leer, met de titel Man the Measure of All Things.)156

Tijdens Watts’ vriendschap met Humphreys in Londen was hij twee jaar redacteur van het tijdschrift van de Buddhist Society en kreeg zo een basisopleiding in het werk voor het boeddhisme. Hij ontmoette Suzuki via Humphreys.

De bijdrage van Humphreys aan de zen-explosie was aanzienlijk. Naast de boeken die hij schreef en de lessen die hij gaf over zen, was hij in hoge mate verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van de geschriften van dr. Suzuki voor lezers in het Westen en hij was zijn vertegenwoordiger in Europa.

Humphreys was echter niet in slechts één school van het boeddhisme geïnteresseerd. Zijn belangstelling ging in de eerste plaats uit naar het wereld-boeddhisme en hij geloofde dat men alleen in een combinatie van alle scholen de grootsheid van het boeddhisme kan ontdekken. In 1945 formuleerde hij die leringen waarover overeenstemming heerste in zijn beroemde ‘twaalf beginselen van het boeddhisme’, dat door alle boeddhistische sekten werd aanvaard en dat in veertien talen is vertaald.

De schrijver Colin Wilson vroeg Humphreys eens een artikel over HPB te schrijven voor een nieuw boek dat hij aan het samenstellen was. Daarin schreef Humphreys:

Wat een vrouw! . . . verkeerd begrepen, belasterd en beschimpt en toch met een briljante, ontwikkelde en heel geleerde geest, de edelmoedigheid zelve; een vrouw die openhartig sprak en handelde, die weigerde in de vrome gemeenplaatsen te spreken en onzin uit te kramen zoals wij dat doen onder het mom van goede manieren; maar ze bood de waarheid aan ieder die deze wilde. . . . Ze was nooit neutraal, en was nooit dezelfde tegen iedereen. Ze kreeg een groot aantal vrienden die voor haar zouden sterven, en vijanden die haar zouden doden als ze konden. . . . Die sterke blauwe ogen konden in het karakter zien van elke man en vrouw die bij haar kwam; en konden zelfs zien door wie ze later zou worden verraden. . . . Uit haar beperkte middelen (en ze was altijd arm), hielp ze alle hulpbehoevenden, al wist ze toen dat ze van plan waren de zaak te vernietigen die ze haar hele leven had gediend. . . .

Als spreekster was ze magnetisch; ze preekte nooit maar ze sprak gewoon met de mensen; en degenen die haar hoorden, konden aan niets anders denken. In 1920, toen ik lid van de beweging werd, kende ik een aantal mensen die haar goed hadden gekend; en hierover waren ze het eens: nadat men haar had ontmoet, was niets meer geheel hetzelfde.157

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 486-90

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag