10 – De moeder van de new age?
Het maartnummer van 1970 van McCall’s was bijna geheel
gewijd aan ‘De occulte explosie’. De redactionele pagina
verwijst naar HPB als ‘de moeder en stichtster van het occulte
in Amerika’. De aandacht werd gevestigd op een speciaal artikel
van Kurt Vonnegut jr. met als titel ‘De geheimzinnige mevrouw
Blavatsky’,* waaruit het volgende is overgenomen:
*De bladzijde tegenover het artikel bevat een groot kleurenportret
van Blavatsky die, zoals het onderschrift het uitdrukt, is omringd door
‘symbolen van enkele van haar beroemdste volgelingen . . . de
gloeilamp van Thomas Edison; een abstract schilderij van haar Nederlandse
volgeling Piet Mondriaan; een honkbalspeler voor ‘stichter’
Abner Doubleday; de ‘Blauwe Vogel’ van de Belgische toneelschrijver
Maurice Maeterlinck; een telescoop die de beroemde Franse sterrenkundige
Nicolas Flammarion vertegenwoordigt. Andere symbolen verwijzen naar
haar belangstelling voor Indiase religies, haar Russische afkomst en
haar eindeloze omzwervingen over de wereld.’
Het valt me op dat veel Amerikanen zich vaag ervan bewust zijn dat
er ergens in ons P.T. Barnum-verleden een Mw. Blavatsky was.†
Als ik hen laat raden wie ze was en wat ze deed, veronderstellen ze
gewoonlijk dat ze een uitstekende kwakzalver was onder de vele kwakzalvers
die deden alsof ze met de doden spraken. Dit antwoord is onrechtvaardig
en getuigt van onwetendheid. . . . Ze was tweeënveertig toen
ze hier in 1873 aankwam en haar hoofd was vol occulte theorieën,
maar ze walgde van contacten met de doden. . . .
†Noot vert.: Phineas Taylor Barnum (1810-91),
een Amerikaanse impresario, die ‘De grootste show op aarde’
creëerde, een combinatie van museum, menagerie en circus, waarmee
hij de wereld rondreisde.
Ze beweerde drie keer rond de wereld te hebben gereisd vóór
ze hier haar reis onderbrak. ‘Deze dame’, zei de New Yorkse
Daily Graphic, ‘heeft een veelbewogen leven geleid,
door rond te reizen in de meeste landen van het Oosten op zoek naar
antiquiteiten aan de voet van de piramiden, [en] getuige te zijn van
de mysteriën van hindoetempels. . . .’
Ze was om te beginnen zo dapper om geheel alleen zover te
reizen. Ze was zo briljant dat ze zich taal na taal eigen maakte om
te weten te komen wat plaatselijke wijzen wisten. En ze was zo edelmoedig,
waarbij ze bijna niets voor zichzelf verlangde. . . . En ze was doodsbang
dat ongetrainde, onwaardige personen zouden knoeien met magie en de
boel op stelten zouden zetten. Ze maakte in Amerika vijanden door
te zeggen dat mediums afschuwelijke risico’s namen met krachten
die ze niet begrepen.
Vonnegut citeert dan het volgende uit een van HPB’s artikelen
over occultisme:194
Het motief, en alleen het motief, bepaalt
of het uitoefenen van macht zwarte en verderfelijke, dan wel witte
en goedaardige magie is. Het is onmogelijk gebruik te maken van spirituele
krachten als er in de handelende persoon ook maar een zweem van zelfzucht
is overgebleven. Want als de bedoelingen niet volkomen zuiver zijn,
zal het spirituele zich omvormen tot het psychische, zal het op het
astrale gebied werken, en kunnen er daardoor verschrikkelijke gevolgen
worden teweeggebracht. De vermogens en krachten van de dierlijke natuur
[de psychische natuur] kunnen zowel door zelfzuchtige en wraakgierige,
als door onzelfzuchtige en vergevensgezinde mensen worden gebruikt;
de vermogens en krachten van de geest staan alleen ter beschikking
van hen die volkomen zuiver van hart zijn – en dat is goddelijke
magie.195
Hij besluit zijn lange artikel:
Ik heb Mw. Blavatsky bij wijze van spreken van binnenuit
benaderd; ik heb naar haar geluisterd en naar degenen die van haar
hielden. Ik had even gemakkelijk kunnen aannemen dat haar leven een
klucht was en gretig haar vele vijanden kunnen citeren, die dachten
dat ze een onbeschaamde bedriegster was. Op zijn minst bracht Mw.
Blavatsky wijsheid uit het Oosten naar Amerika, dat deze hard nodig
had en nog steeds heeft. . . . Dus zeg ik, ‘Vrede en eer voor
Mw. Blavatsky.’ Ik ben verrukt en geamuseerd dat ze Amerikaans
staatsburger was. . . . Ook al was ze misschien wat zonderling, ze
was iets heel moois; ze dacht dat alle mensen haar broeders en zusters
waren – ze was een wereldburger. Ze zei onder andere dit:
Laat niet de felle zon één
traan van smart drogen
vóór u die zelf van het gezicht van
iemand die lijdt heeft afgewist.
Tot ziens.
Als we een vergelijking trekken tussen de opvattingen van HPB over
werkelijk occultisme, zoals Vonnegut uit haar geschriften citeert, en
wat men gewoonlijk onder occultisme verstaat, zou ze het zeker verwerpen
om ‘de moeder en stichtster van het occulte in Amerika’
te worden genoemd. Welke rol speelt het pseudo-occultisme in de new-age-beweging?
David Spangler, een bekende woordvoerder voor die beweging, plaatst
het op het tweede van vier niveaus waarop men de new age tegemoet kan
treden en verkennen.
Spangler, die hartstochtelijk is geïnteresseerd in wetenschap,
volgde een studie aan de universiteit voordat hij zijn belangstelling
richtte op de new age. Hij was mededirecteur van de beroemde Findhorn
gemeenschap in noord Schotland en leidt nu de Lorian Association in
de Verenigde Staten. Hij doceert aan verschillende universiteiten en
houdt overal in de Verenigde Staten en Canada lezingen. In zijn nieuwste
boek, Emergence, the Rebirth of the Sacred, spreekt hij over
vier niveaus waarop men de new age kan verkennen.
[Het eerste niveau] is als een oppervlakkig etiket,
gewoonlijk in een commercieel verband. Dit gebruik blijkt als men
het tijdschrift New Age of het East West Journal
vluchtig doorbladert, die beide een landelijke verspreiding hebben,
of een van de vele kleinere op new age georiënteerde uitgaven:
men kan new-age-schoenen aanschaffen, new-age-kleren dragen, new-age-tandpasta
gebruiken, boodschappen doen in new-age-winkels en in een new-age-restaurant
eten waar op de achtergrond zacht new-age-muziek wordt gespeeld.
Het tweede niveau is wat ik de ‘new age als
schone schijn’ noem. Dit is de context waarin individuen en
groepen hun eigen fantasieën over avontuur en macht uitleven,
gewoonlijk in een occulte vorm of een vorm die bij het duizendjarige
vrederijk past. Vele UFO-georiënteerde groepen vallen in deze
categorie. Het voornaamste kenmerk van dit niveau is gehechtheid aan
een privéwereld van ego-vervulling en een daaruit voortvloeiende
(maar niet altijd duidelijke) terugtrekking uit de wereld. [Op dit
niveau] is de new age bevolkt geraakt met vreemde en exotische wezens,
zoals buitenaardse wezens, met wie mediums beweren in contact te staan.
Het is een plaats van psychische vermogens en occulte mysteries. In
deze context worden de woorden new age waarschijnlijk het
meest gebruikt, jammer genoeg. . . .
Het derde niveau is de new age als de belichaming
van verandering. Het bijzondere kenmerk is dan de transformatie zelf,
wat gewoonlijk wordt uitgedrukt als een paradigmaverschuiving [of
een verandering in de uitgangspunten en waarden in de kern van een
bepaalde cultuur]. Dit beeld van de new age wordt gewoonlijk het publiek
aangeboden in boeken zoals An Incomplete Guide to the Future
door Willis Harman, De aquarius samenzwering door Marilyn
Ferguson en Het keerpunt door natuurkundige Fritjof Capra.
Dit is het niveau van de besprekingen op veel internationale en regionale
conferenties; het wordt bediscussieerd door futuristen en maatschappijhervormers
en onderzocht in regeringsprojecten zoals het Global 2000 rapport
aan president Jimmy Carter. In deze context wordt het idee van een
opkomende nieuwe cultuur gewoonlijk meer gezien op sociaal, economisch
en technologisch gebied dan op spiritueel gebied. . . .
Op het vierde niveau is de new age in essentie een
spirituele gebeurtenis, de geboorte van een nieuw bewustzijn en een
nieuwe manier om het leven te ervaren. . . . Het is de new age als
een zijnstoestand, een manier waarop men in relatie staat tot anderen,
die wederzijds kracht geeft en verrijkt. Dit niveau concentreert zich
meer op de spirituele functie – namelijk op de dienstbaarheid
– dan op spirituele ervaring, die het brandpunt vormt
dat men vaak op het tweede niveau aantreft – dat van paranormale
en spirituele schone schijn.196
Spangler citeert uit The Transformations of Man (1956) door
Lewis Mumford:
We leven op de rand van een nieuw tijdperk: het tijdperk
van een open wereld en van een zelf dat in staat is zijn rol te spelen
in dat grotere verband. Een eeuw van vernieuwing, waarin werk en vrije
tijd en leren en liefde zich zullen verenigen om een nieuwe vorm voort
te brengen voor elk stadium van het leven, en een hoger pad voor het
leven als geheel.197
Spangler geeft als voorbeeld van het vierde niveau waarop ‘het
idee van een new age als spiritueel verschijnsel wordt besproken en
voorspeld’, het werk van metafysische en esoterische groepen zoals
de Theosophical Society.198
In 1977 hield Spangler twee lezingen over theosofie. Een vond plaats
in Ferndale in Detroit op 15 oktober 1977, waaraan het volgende is ontleend:
Ik hoorde over de Theosophical Society en over de
theosofie zelf toen ik 15 of 16 was, maar ik ging pas echt theosofische
boeken lezen toen ik begin twintig was. Vóór die tijd
had ik verschillende soorten innerlijke ervaringen die me ervan overtuigden
dat we in een wereld met vele dimensies leven. . . . Toen ik lezingen
begon te geven, had ik een dieper, gestructureerder soort inzicht
nodig waarop ik me kon richten. . . . Ik werd naar de theosofie verwezen.
Dit gebeurde in 1965.
De spreker gaf toen een overzicht van de westerse geschiedenis vóór
de moderne theosofie op het toneel verscheen. Hij begon met de periode
toen het christendom van Rome het won van het Keltische christendom
en het Vaticaan de opperste heerser was. Toen volgde de opstand van
wetenschappelijk ingestelde mensen, die hun onderzoekingen beperkten
tot wat door de vijf zintuigen kan worden gekend. Ze stopten alle kennis
in kleine vakjes, zegt Spangler, en beschouwden alleen deze kennis als
echt, terwijl ze 90% van het heelal weglieten – het onzichtbare
heelal. Dit veroorzaakte een scheiding onder de mensen en bood de mogelijkheid
tot tirannie.
Spangler vervolgt:
Dus dan komt er iets dat wetenschappers wakker schudt,
om ze op nieuwe manieren te laten kijken. Maar wat zou groot genoeg
kunnen zijn, sterk genoeg en vreemd genoeg om wetenschappers wakker
te schudden op het dieptepunt van het materialisme van de negentiende
eeuw? Een vrouw die sigaretten rookte en Mw. Blavatsky heette. Ze
was iemand die het vermogen had aan te tonen dat bepaalde veronderstellingen
waar de wetenschap van uitging, alleen maar veronderstellingen waren.
En we hebben veel aan haar te danken, of we theosoof zijn of niet.
. . . Ze is een ware pionier, een echte Copernicus, zo u wilt.
En omdat de meeste dingen door groepen worden gedaan,
verschenen samen met Mw. Blavatsky de theosofische beweging en de
theosofie. De theosofie maakte deel uit van het voertuig dat was gekozen
om het besef te doen herleven dat alles in de wereld dat betekenis
heeft, maar niet toegankelijk is of waarneembaar voor de vijf zintuigen,
esoterische kennis is, esoterische traditie in de diepste en hoogste
zin – een studie van essenties. . . . Theosofie is een ideaal
voertuig, een vurig en hartstochtelijk voertuig om in het menselijke
bewustzijn in het Westen enig werkelijkheidsbesef te brengen. Men
zegt dat theosofie wordt geïnspireerd door de broeders, of meesters
van mededogen en wijsheid.199
David Spangler hield op 11 oktober 1977 aan het hoofdkwartier van de
Theosophical Society in America in Wheaton, Illinois, nog een toespraak,
‘Theosofie, het persoonlijke avontuur, een kans voor de wereld’.
In de loop van de lezing besprak hij twee moeilijkheden die onderzoekers
met metafysische belangstelling tegenkomen en moeten overwinnen.
De eerste is het gevaar om een overdosis zogenaamde occulte informatie
tot zich te nemen wat, zo zegt Spangler, onvermijdelijk leidt tot mentale
indigestie, verwarring en een toestand van opwinding waarin steeds meer
‘esoterische beloningen’ worden verwacht. De lawine van
occulte literatuur die de markt overstroomt, verergert het probleem.
De tweede is dat de onderzoeker moet inzien dat al deze literatuur en
de schrijvers ervan niet hetzelfde zeggen; daarom kunnen de geschriften
niet in alle opzichten waar zijn. Hierover zegt Spangler:
Iedereen die diep in de esoterische beweging duikt,
kan dit begrijpen want er zijn in onze wereld verschillende esoterische
tradities. Er is theosofie, er is de Arcane School en de geschriften
van Alice Bailey, er is Rudolf Steiner en de antroposofie, er zijn
talrijke uitspraken door verschillende mediums zoals bijvoorbeeld
het Seth-materiaal. Er zijn dingen zoals in Findhorn en er is het
werk dat wordt gedaan op het gebied van het parapsychologisch onderzoek
en in de biofeedback. Het zou prettig zijn als al deze bronnen hetzelfde
zeiden, maar dat is niet zo.
Nu is dit niet verwonderlijk als men bedenkt dat
de innerlijke gebieden minstens zo ingewikkeld zijn als de fysieke
wereld. Het is best mogelijk dat iemand het leven op aarde bestudeert
en in het zuidwesten van dit land aankomt, iemand anders in het midwesten,
en weer een ander in Afrika of in Azië. Hun verslagen zouden
niet gelijk zijn. De aarde is een hete plaats waar niets leeft. Of
de aarde is niets dan een enorme stad waarin ook niets schijnt te
leven. Of de aarde is een woud, of alle levende dingen op aarde zijn
geworteld. . . .
Volgens mij werden de Theosophical Society en de
theosofie als herkenbaar begrip honderd jaar geleden gecreëerd
door de meesters van wijsheid om een instrument te scheppen, om een
vlammend instrument te smeden, dat ons de middelen kan geven om om
te gaan met de verruimde gewaarwordingen in een rijker heelal, zodat
we niet worden overweldigd en we grotere patronen van synthese en
eenvoud ontdekken.
De Theosophical Society werd in het leven geroepen
om een orgaan van energie te zijn dat ons kan helpen om door te schuiven
van niveaus waar we verschillen naar het waarnemen van essentie; en
om vanuit de gewaarwording van de essentie de heelheid te kunnen waarnemen
en op grond daarvan te handelen, een heelheid die ons verbindt. Dit
is duidelijk aangegeven in de eerste doelstelling van de Society,
namelijk een broederschap te stichten onder alle wezens in onze wereld.
U ziet dus dat Findhorn in feite in het verlengde ligt van de theosofische
beweging.
Als we een ogenblik bedenken wie de meesters van
mededogen en wijsheid zijn, en wat ze vertegenwoordigen, dan wordt
dit ons misschien duidelijker. Als ik iets creëer, dan is het
een verlengstuk van wat ik ben – hopelijk. De Theosophical Society
werd geschapen door mensen, maar was ook een schepping, een verlengstuk,
of een tevoorschijn komen uit het niveau of gebied van het leven .
. . dat de personificatie of de belichaming is van de beginselen van
synthese en heelheid.
De spreker omschrijft vervolgens de aard van de meesters van wijsheid
en noemt de theosofische beweging een manifestatie van hun werk. ‘De
theosofische beweging’, voegt hij eraan toe, ‘is in feite
de moeder van de hele new-age-beweging en heeft als zodanig een enorme
rol te spelen in de ontwikkeling van de new age.’
Findhorn, de new-age-gemeenschap in Noord-Schotland die door Spangler
wordt beschouwd als een verlengstuk van de theosofische beweging, is
‘een archetypisch new-age-centrum en -gemeenschap’ genoemd
voor honderden kleine gemeenschappen die de laatste decennia in Noord-
en Zuid-Amerika, in Europa en in delen van het Oosten zijn ontstaan.
De schrijfster van dit boek heeft er in de zomer van 1978 lezingen gegeven.
Het was interessant te zien dat, hoewel deze gemeenschap niet sektarisch
is, de religieuze/filosofische achtergrond van de meeste inwonende leden
ofwel de Arcane School van Alice Bailey, de antroposofie van Rudolf
Steiner, of de theosofie was. Zowel Mw. Bailey als dr. Steiner hadden
een verleden in de Theosophical Society. Bailey was een aantal jaren
actief in de Society in Californië, terwijl Steiner van 1902 tot
1913 aan het hoofd stond van de Duitse Theosophical Society.
Terwijl Mw. Bailey openlijk erkende dat ze HPB en de theosofie veel
verschuldigd was, was dit anders met Steiner. In zijn autobiografie,
die twee jaar voor zijn dood in 1925 werd geschreven, houdt hij vol
(evenals daarna zijn volgelingen) dat hij vóór, tijdens
en na zijn band met de TS altijd zijn eigen lijn van leringen volgde
en op geen enkele manier werd beïnvloed door de theosofie.200
Zelfs zijn welwillende biograaf, Colin Wilson, die naar HPB verwijst
als een ‘mengsel van kwakzalverij en literair genie’, erkent
dat het ‘duidelijk lijkt dat de theosofie een veel grotere invloed
uitoefende dan [Steiner] bereid was toe te geven’.201
De Nederlander H.J. Spierenburg heeft grondig onderzoek gedaan naar
deze invloed. Hij heeft alle bekende brieven van Steiner onderzocht
en de 350 delen van zijn Gesamtausgabe* doorgenomen. Het resultaat
werd uitgegeven in een reeks artikelen in het Nederlandse tijdschrift
Theosofia en werd daarna in het Engels vertaald door J.H. Molijn.202
Hieronder wordt een selectie gegeven ingedeeld in vier categorieën,
voornamelijk ontleend aan lezingen en brieven:
*De Gesamtausgabe van Steiner is enorm uitgebreid –
ze omvat alle edities van boeken en artikelen die hij schreef en ook
zijn lezingen.
1. Een Profetie van Nostradamus
In een lezing op 10 juni 1904 sprak Steiner over deze voorspelling
van Nostradamus:
Wanneer aan de 19de eeuw een einde zal zijn gekomen,
zal een van de Broeders van Hermes uit Azië komen en zal de mensheid
weer verenigen.
Hij gaf als commentaar: ‘De Theosophical Society is een vervulling
van deze profetie van Nostradamus.’203
Men herinnert zich misschien dat HPB in het voorwoord van Isis Ontsluierd
(1:vii, Eng. uitg.) verklaart dat haar boek ‘de erkenning bepleit
van de hermetische filosofie, de universele wijsheid-religie van de
oudheid, als de enig mogelijke sleutel tot het Absolute in wetenschap
en theologie’.
2. De Geheime Leer
In een brief aan Maria Von Sivers (20 augustus 1902) schreef Steiner:
‘De Geheime Leer is goed aangekomen en ligt op mijn schrijftafel;
ze bewijst me goede diensten bij mijn studies ervan, waarbij ik haar
voortdurend raadpleeg.’204
Vervolgens citeert hij De Geheime Leer (1:72) in een brief
aan Gunther Wagner en citeert een van de stanza’s van Dzyan, over
het feit dat onze planetaire wereld bestemd is om zeven waarheden te
ontvangen. Er zijn er al vier ontvangen, omdat de mensheid nu in het
vierde stadium of de vierde ronde is. Steiner merkt op: ‘Laat
ik u voorlopig zeggen dat de theosofie, dát deel van
de theosofie dat in de esoterische gedeelten van De Geheime Leer
is opgenomen, een samenstelling van delen van de vijfde waarheid is.’205
Nog op 21 juni 1909 schreef Steiner: ‘. . . de stanza’s
van Dzyan en de brieven van de meesters zijn nog lang niet volledig
begrepen en men zou ze daarom intensief moeten bestuderen, omdat ze
tot de grootste wijsheid behoren die in de evolutie van de mens is onthuld’.206
3. De Meesters van wijsheid en mededogen
In een brief aan een zekere Anna Wagner Steiner, gedateerd 2 januari
1905, schreef Steiner:
U weet dat er achter de gehele theosofische beweging
hoogontwikkelde wezens staan die we ‘meesters’ of ‘mahatma’s’
noemen. Deze verheven wezens hebben reeds de weg afgelegd die de mensheid
als zodanig nog moet gaan. Ze werken nu als de grote ‘leraren
van wijsheid en harmonie. . . .’ Op dat moment zijn ze actief
op de hogere gebieden, waarnaar de rest van de mensheid in de loop
van de komende ontwikkelingstijdperken, zogenaamde ronden, zal opklimmen.
Op het fysieke gebied werken ze door middel van ‘boodschappers’.207
Hij schreef in een brief aan Maria Von Sivers (9 januari 1905):
Liefste, laten we de moed niet verliezen: zolang
we in contact staan met de grote Loge, kan ons in werkelijkheid
niets gebeuren, wat er ook schijnbaar gebeurt. Slechts door
ons moedig volhouden zijn we verzekerd van de hulp van de verheven
meesters.208
4. H.P. Blavatsky
Hier volgt een citaat uit een lezing die Steiner op 5 mei 1909 in Berlijn
gaf:
Om het werk van H.P. Blavatsky te kunnen begrijpen,
moet men het vermogen tot oordelen bezitten, en, wat heel wonderlijk
lijkt, veel meer dan H.P. Blavatsky zelf had! Dat wist ze en dat is
de reden dat ze zei: ‘Deze zaken zijn niet van mij afkomstig;
ze zijn afkomstig van die hoge individuen die achter onze beweging
staan. . . .’ Laten we aannemen dat ze de waarheid sprak. Laten
we aannemen dat er werkelijk van die grote meesters van wijsheid en
harmonie zijn en dat die haar hebben geïnspireerd. Laten we dat
aannemen, dan kan alles worden verklaard zonder dat er sprake is van
wonderen. Dan staan er immers grote, krachtige individuen achter haar
en was ze het werktuig om aan de wereld deze grote geheimen mee te
delen. Dan zou iemand hooguit kunnen vragen: ‘Waarom dan deze
Blavatsky?’ Maar wie zoiets zegt begrijpt deze tijd niet. Wanneer
iemand anders geschikt was geweest om een kanaal te zijn voor de woorden
van de meesters van wijsheid en harmonie, . . . dan had men die ander
genomen. . . . Wat nodig was, was zielengrootsheid en een hart vol
toewijding om datgene in zich op te kunnen nemen wat de mensheid moest
worden ingeprent. Die had ze! Gaat men daarvan uit, dan kan alles
worden verklaard.
[Omdat in haar boeken] zaken zijn te vinden die tot
het meest imposante van de mensheid behoren, die men zelfs bij de
grootste geleerden niet kan vinden, kunnen ze niet door haar zijn
verzonnen. En dit zal de wereld elke dag meer moeten inzien.209
Dr. Stephan A. Hoeller, schrijver van een artikel met de titel ‘H.P.
Blavatsky: Als vrouw een mysterie, en een held van het bewustzijn’,*
is wetenschappelijk medewerker in vergelijkende godsdienstwetenschap
aan de University of Oriental Studies in Los Angeles en deskundig op
het gebied van de gnostici en van Jung. Dit artikel over H.P. Blavatsky
is een herziene versie van een toespraak, gehouden op 8 mei 1991 aan
het hoofdkwartier van de Theosophical Society in America in Wheaton,
Illinois, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van haar overlijden.
Het artikel is bekort.
*Stephan A. Hoeller, ‘H.P. Blavatsky: Als vrouw
een mysterie, en een held van het bewustzijn’, The Quest,
Wheaton, Illinois, herfst 1991, 70-77.
Als we proberen het karakter te schetsen van de verbazingwekkende
vrouw en magiër Mw. Blavatsky, en bepaalde indicaties van de
aard van haar werk te geven, is het voor ons inzicht misschien nuttig
om deze persoon en haar missie eerst historisch te plaatsen. Zelfs
al zouden alle goed ingelichte personen het erover eens zijn dat ‘HPB’,
zoals ze bekendstond en vaak nog staat, veel unieke eigenschappen
bezat, is het ook waar dat zij en haar werk behoren tot een bepaalde
en bijzondere soort traditie, die de laatste decennia in toenemende
mate erkenning heeft gekregen door de wetenschap en die bekend werd
als de traditie van de alternatieve werkelijkheid.
De westerse (oorspronkelijk mediterrane) cultuur
bezit twee werkelijkheden en rond deze groeperen zich twee tradities.
Een voorbeeld van de eerste traditie is het wereldbeeld van de oude
joden en de Grieken uit het tijdperk van Homerus. Een van de eerste
kenmerken ervan is dat de mens een lichaam is dat al dan niet een
ijl aanhangsel heeft dat een ziel wordt genoemd. Volgens deze werkelijkheidstraditie
is naast het lichaam de rede het belangrijkste deel van de mens. Met
deze rede herkent de mens de wil van God of van de goden en met dezelfde
rede bedwingt de mens de natuur en onderwerpt haar aan zijn wil. Psychologisch
uitgedrukt is deze eerste werkelijkheidstraditie hoofdzakelijk gebaseerd
op het menselijke ego. Rede, wil, wet, de unieke positie van individuen
en van volkeren in de loop van de geschiedenis, dit zijn de kenmerken
van de eerste werkelijkheid.
De tweede kijk op de werkelijkheid verschilt van
de eerste. Deze is niet geworteld in de openbaring van een monotheïstische
God en evenmin in de zogenaamde helderheid van de rede van Aristoteles.
De tweede, alternatieve, werkelijkheid komt van oude volkeren zoals
de Kelten ten noorden en de Egyptenaren en de Babyloniërs ten
zuiden van het Middellandse-Zeebekken. De grote vertegenwoordigers
van deze werkelijkheid waren het platonisme, neoplatonisme, pythagorisme,
de hermetische leer en het gnosticisme in de oudheid. Daarnaast vinden
we talrijke latere vertegenwoordigers van deze traditie in de hele
geschiedenis van de westerse spiritualiteit.
Wat zijn de voornaamste kenmerken van deze alternatieve
werkelijkheidstraditie? De alternatieve werkelijkheid zegt gewoonlijk
dat er een lichaam, een ziel en een geest is; en dat de laatste twee
in fundamentele zin boven het lichaam staan. Het niet-fysieke deel
van de mens is in staat tot praktisch oneindige graden van uitbreiding;
deze uitbreiding wordt bereikt door een groei van bewustzijn door
inwijding. De alternatieve werkelijkheidstraditie beweert ook dat
in plaats van de natuur te onderwerpen door de intellectuele wil,
de mens eigenlijk een band van sympathie moet aangaan met de natuur.
Men stelt zich voor dat zo’n band mogelijk is omdat bepaalde
subtiele spirituele verbindingen worden gezien als een brug tussen
de natuur van de mens en de natuur in de wereld buiten hem. In een
ander opzicht zou het ook juist zijn te zeggen dat, terwijl de eerste
werkelijkheid de mens voorschrijft de kosmos te onderwerpen door de
rede en de wil, de tweede of alternatieve werkelijkheid de belofte
in het vooruitzicht stelt dat de mens de kosmos kan overstijgen door
een proces van bewustzijnsgroei door inwijding.
Het wereldbeeld van de alternatieve werkelijkheid
is magisch. Magie wordt taalkundig in verband gebracht met
het idee van grootsheid, zoals blijkt uit woorden zoals magnifiek,
magistraal en zelfs magneet, die alle de Indo-Iraanse lettergreep
mag bevatten. Het magische wereldbeeld ziet in de innerlijke
schuilhoeken van de mens een verborgen grootsheid en beweert dat door
deze grootsheid doeltreffend tot manifestatie te brengen, de mens
de beperkingen van een belichaamd bestaan in de kosmos te boven kan
komen, en zelfs de wereld helemaal te boven kan komen. De mens ontgroeit
de stof, de natuur en de kosmische orde en gaat in toenemende mate
op in het rijk van het bovennatuurlijke, een wereld van bovenzintuiglijke
werkelijkheid.
Omdat er tegenwoordig meer aandacht wordt besteed
aan de natuur, Gaia, scheppingsspiritualiteit en dergelijke, is het
belangrijk te bedenken dat de alternatieve werkelijkheid en de traditie
die daarop is gebaseerd, berusten op het menselijk vermogen uit te
stijgen boven de aarde, de natuur en de kosmos, en niet alleen op
een harmonische aanpassing daaraan. De alternatieve werkelijkheid
is ook niet stamgebonden en benadrukt zelfs niet de sociale situatie.
Ze richt zich niet op de manier waarop mensen op de meest zinvolle
wijze kunnen samenleven, maar eerder en voornamelijk op hoe de onuitsprekelijke
grootsheid kan worden ontdekt en vrijgemaakt in de individuele menselijke
ziel. Zo zien we dat de verschillende belichamingen van deze tradities
tegelijk universele broederschap benadrukken in tegenstelling tot
stam- en nationale trouw en bevestigen dat de samenleving kan worden
verbeterd, niet door collectieve middelen, maar door de innerlijke
transformatie van individuen waaruit die samenleving bestaat. De waarden
van stam, land, samenleving en in feite van de hele kosmos worden
radicaal gerelativeerd door de ontdekking van de onuitsprekelijke
grootsheid die zetelt in de menselijke geest.
Dan komt Mw. Blavatsky op het toneel, de grote, misschien
wel de grootste pionier en vertegenwoordiger van de alternatieve werkelijkheidstraditie
in de negentiende en twintigste eeuw. Wie was zij?
In de eerste plaats was ze een vrouw en
dat zegt veel. Ze overwon de beperkingen van haar geslacht die haar
in haar tijd werden opgelegd en ze werd een fel onafhankelijk, zelfbeschikkend
en uit eigen motieven handelende persoon; en ze gaf deze positie in
de loop van haar leven nooit op. In haar tijd werden vrouwen en intellectuele
en spirituele roepingen als onverenigbaar beschouwd. In feite schenen
ze velen toe als water en vuur; men vond dat ze niet konden samengaan.
Samen met een handjevol negentiende-eeuwse vrouwen die spirituele
leiders werden, trotseerde H.P. Blavatsky dit machtige vooroordeel
van haar tijd.
Ten tweede was ze een rebel – tegen
de samenleving zoals ze die aantrof, tegen religie zoals ze die ervoer,
tegen de etiquette en schijnheiligheid in alle vormen. De drijfveer
van haar verzet was echter nooit overwegend politiek of sociaal-economisch.
Ze werd meegesleept in het romantische enthousiasme voor de Italiaanse
risorgimento en heeft misschien zelfs in het leger van Garibaldi
gevochten voor de vrijheid en vereniging van Italië. Ook is er
veel dat erop wijst dat ze racisme, kaste-mentaliteit en de onderdrukking
van vrouwen actief bestreed; aan het einde van de negentiende eeuw
werd ze in India, waar ze voor geruime tijd was gaan wonen, daarmee
geconfronteerd.
Ten derde was ze geen officieel opgeleide academicus,
maar een geïnspireerde geleerde. Ze was een talentvolle schrijfster
en haar essays, boeken, dichterlijkgeïnspireerde werken en korte
verhalen werden in verschillende talen geschreven en uitgegeven. Ze
was een briljante causeur, verteller en informele spreker. Ze kon
buitengewoon formeel zijn en totaal informeel. Ze was een veelzijdige,
boeiende metgezel. Ze schilderde, speelde piano en was vertrouwd met
kunst in het algemeen. Zoals de meeste vrouwen uit haar tijd, volgde
ze geen hoger onderwijs, maar ze vertoonde een verbazingwekkende kennis
van veel takken van wetenschap en kon het opnemen tegen veel geleerde,
formeel geschoolde academici. Veel tijdgenoten en mensen van latere
generaties wensten vurig zelfs maar een fractie te bezitten van de
diepe kennis gepaard gaand met intuïtie, die ze altijd aan de
dag legde.
Ten vierde was ze een Russin. Hoewel ze
een groot deel van haar leven als volwassene buiten Rusland doorbracht
en terwijl ze haar positie als genaturaliseerde staatsburger van de
Verenigde Staten aanvaardde en koesterde, was ze een ware dochter
van Moeder Rusland. Sommigen hebben de indruk dat haar leven en karakter
sterk overeenkomen met het archetype van de traditionele Russische
zwervende heilige, die bekendstaat als staretz (letterlijk
‘oude’). Dit betekent een zwervende, niet-priesterlijke
asceet of pelgrim die door het land reist en de mensen op het gebied
van spirituele zaken aanspoort, soms op een bepaald onconventionele
manier.
De tragiek van haar leven was dat ze onder mensen
leefde die haar niet begrepen. Zij wilden een leraar –
aardig, netjes, schoongeboend, welgemanierd, zedelijk volgens hun
vervreemde zedenleer; geleerd, waarheidlievend, eerlijk in talloze
onbelangrijke, onbeduidende details. Een schooljuffrouw, een onderwijzeres
die hen zou leren hoe ze wijs konden zijn, en bovenal machtig in occulte
praktijken. Ze was een specialist op het gebied van het heilige. Zij
wilden een alledaagse leraar voor hun alledaagse zielen. Zij wilden
iemand zoals zijzelf, die slechts meer wist dan zij. Ze was van een
ander type. Ze had niet alleen kennis die anders was, maar ze was
anders. Ze was een vreemdeling in een vreemd land – niet alleen
een Russische aristocratische bohémienne met onconventionele
manieren te midden van onbuigzame, vervreemde, onderdrukte Victoriaanse
Engelsen en Amerikanen van de middenklasse, die het verschil niet
wisten tussen uiterlijke schijn en essentie. En ondanks dit alles,
ondanks deze grote nadelen en obstakels op haar weg, slaagde ze toch
erin bij honderden en honderden het hart in vuur en vlam te zetten,
zodat, waar ze ook waren, hun vuur nooit doofde. Zelfs toen ze zich
tegen haar keerden, zelfs toen ze haar een bedriegster, een kwakzalver,
een plagiaris en een onzedelijke vrouw noemden, zelfs toen wisten
ze innerlijk dat zij hen leven, energie, inspiratie, creativiteit
en iets van betekenis had gegeven. Zelfs haar vijanden legden onbedoeld
getuigenis af van haar grootsheid en haar kracht.
Maar niet allen keerden zich tegen haar. Sommigen
voelden aan, wisten wie of wat ze was. Weinigen of niemand begrepen
haar, maar ze kwamen naar haar toe en ze ontvingen iets van haar unieke
uitstraling en droegen het over. Henry Olcott, de kolonel uit de Amerikaanse
burgeroorlog en advocaat. Hij begreep haar niet echt, maar hij werd
voorzitter van haar Theosophical Society, hij reisde en werkte onophoudelijk
voor haar.
En er waren nog anderen: Judge, de Iers-Amerikaanse
advocaat. Hij wist dat hij het belangrijkste in zijn leven had gevonden
en hij zou het nooit opgeven. Annie Besant, de rebel, de sociale revolutionair,
de feministe en Fabian-socialiste, de grootste welsprekende redenaar
van haar tijd. Zij wierp één blik op de oud wordende,
zieke, gefolterde Blavatsky in een kamer in Londen en ze liet al haar
geloofsopvattingen, vrienden, zaken en betrekkingen varen en wierp
zich aan de voeten van de oude leeuwin uit Rusland. G.R.S. Mead; geleerde,
vertaler van gnostische teksten, in zijn tijd een ongeëvenaarde
autoriteit op het gebied van gnosticisme en hermeticisme, die haar
diende tot haar dood en die in mei 1891 in Engeland de laatste toespraak
hield boven haar as. En alle anderen, honderden, ja duizenden: dichters,
kunstenaars, geleerden, journalisten, geestelijken, politici, staatslieden
en eenvoudige mensen uit alle lagen van de bevolking. Ze kwamen allen;
en na haar dood hebben velen van hen voortgezet wat zij was begonnen.
De invloed van Blavatsky was zowel tijdens haar leven als na haar
dood veel groter dan zelfs haar meest vurige bewonderaars zich realiseren.
. . . Wat een vrouw! Wat een wonder, wat een mysterie. .’.’.
Ze gaf geen cent om de heilige koeien en conventies van Europa, Amerika
of India – maar ze was iemand van betekenis. Ze was
zichzelf; ze was HPB. Ze volgde haar gesternte, leefde volgens haar
visie, stierf voor haar missie. Ze kwam uit de aristocratie van keizerlijk
Rusland en ze sloot zich aan bij de adel van de geest. Ze was de grootmoeder
van het nieuwe denken en ze is de overgrootmoeder van de new age.
. . . Hindoes en boeddhisten in India en Ceylon eerden haar, omdat
ze hun gevoel van eigenwaarde herstelde, dat door koloniale arrogantie
was beschadigd. Vele spiritisten mochten haar niet, want ze herinnerde
hen eraan dat ze zelf geesten waren en dat er daarom geen noodzaak
was om contact te hebben met de zogenaamde geesten van de doden. Als
ze nu zou leven, zou ze de mediums van deze tijd, die ‘channelers’
worden genoemd, hekelen met haar favoriete spotnaam ‘kletskousen’.
Onze bespreking hier gaat voornamelijk over wie ze
was. Want wat ze deed en bereikte vloeide op natuurlijke wijze voort
uit wie ze was. Haar vele boeken, waaronder De Geheime Leer;
de theosofische beweging die ze in 1875 hielp oprichten en die nog
steeds bloeit; de inspiratie die ze heeft doorgegeven aan ontelbare
toegewijde harten en sterke geesten; dat alles was en is en zal zijn
door wie ze was. En wie was ze dan? We weten het niet. We zullen het
waarschijnlijk nooit weten. Ze blijft een edel mysterie.
Maar er is nog iets dat we wel weten, namelijk dat
degenen die niet dankbaar zijn voor wat ze hebben ontvangen, zeer
zeker geen verdere zegeningen verdienen. En dus is het vandaag onze
plicht dankbaarheid te betuigen voor wie ze was en voor wat ze ons
gaf, voor wat ze ons heeft gebracht. Niemand keerde onveranderd terug
uit de magische kring van haar gezelschap. Zelfs vandaag worden degenen
van ons die tot de vlam zijn getrokken die zij eens hielp ontsteken,
onmetelijk geholpen door haar inspiratie. We moeten haar vandaag bedanken
en tot het eind van onze dagen. Bedankt, Helena Petrovna, bedankt,
heel erg bedankt.
Het volgende hoofdstuk biedt nog een voorbeeld van de tijdloosheid
van haar geschriften.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 508-20
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag