Charles Johnston, een jonge Ier, bezocht HPB toen ze in Maycott woonde.
Hij was een van de stichters van de Theosophical Society in Dublin,
waartoe William Butler Yeats en andere Ierse schrijvers behoorden. Tegenwoordig
is Johnston het meest bekend door zijn geïnspireerde vertalingen
van enkele klassieke hindoe-werken.90
Hij had Sanskriet geleerd toen hij zich voorbereidde op een opdracht
als ambtenaar van het Indiase bestuur; en nadat hij uit India was teruggekeerd,
onderwees hij het in Londen. Zijn boek over deze oude taal werd geprezen
door de oriëntalist Max Müller. Rond de eeuwwisseling en vele
jaren daarna woonde Johnston in de stad New York, waar hij actief werkte
in de theosofische beweging en geschiedenis onderwees aan Columbia University.
Ik ontmoette de dierbare oude ‘HPB’,
zoals ze zich door al haar vrienden liet noemen, in het voorjaar van
1887. Enkele van haar leerlingen hadden een mooi huis in Norwood gehuurd,
waar het enorme glazen schip en de twee torens van het Crystal Palace
schitterden boven een doolhof van straten en huizenblokken. Het was
Londen op zijn best – dus een vuile boel.
HPB was juist haar dagtaak aan het afmaken. Eerst
zag ik haar golvende haar terwijl ze zich omkeerde, dan haar prachtige
indringende ogen, toen ze me verwelkomde: ‘Mijn beste kerel!
Ik ben zo blij je te zien! Kom binnen en laten we ergens over praten!
Je bent net op tijd voor de thee!’ Toen klonk er een doordringende
roep om ‘Louise’, en haar Zwitserse dienstmeisje verscheen
om een stortvloed van aanwijzingen in het Frans aan te horen.
Toen we ongestoord alleen waren, vertelde ze me een
aardig verhaal over de toewijding van Louise. HPB was ergens in België,
denk ik, afgesneden van haar bron van inkomsten en ze had het enige
tijd nogal krap. Een rijke heer kwam de beroemde Russische heks opzoeken
en gaf haar dienstmeisje een royale fooi. Zodra hij weg was, verscheen
Louise en al blozend verontschuldigde ze zich: ‘Hopelijk is
mevrouw niet beledigd’, stamelde ze, ‘maar ik heb geen
geld nodig’; en ze probeerde de gift aan haar meesteres te geven.
Door de komst van Louise werd het verhaal afgekapt
en HPB ging met een grappige, komische glimlach over op een ander
onderwerp: ‘Natuurlijk heb je het rapport van de SPR gelezen?
– de Vereniging voor spookachtig onderzoek – en weet je
dat ik een Russische spion ben en de kampioen-bedriegster van de eeuw?’
Ja, ik had het rapport gelezen. Maar ik kende de
inhoud al. Ik was bij de bijeenkomst toen het voor het eerst werd
gelezen, twee jaar geleden. Maar voor zover ik kon zien, had [Hodgson]
nooit werkelijk een occult verschijnsel onderzocht; hij had eenvoudig
vage en verwarde herinneringen daarover bij ongeïnteresseerde
getuigen onderzocht. [Myers] kwam na de bijeenkomst naar ons toe en
vroeg me glimlachend wat ik van het rapport dacht. Ik antwoordde dat
het het meest onrechtvaardige en eenzijdige stuk was waarvan ik ooit
had gehoord; en dat als ik niet al lid van de Society was geweest,
ik het zou zijn geworden op basis van die aanval. Hij wierp me een
ziekelijke glimlach toe en liep door.
‘Het grappige bij onderzoekers van de SPR is’,
zei ik, ‘dat ze voor zichzelf hebben bewezen dat de meeste van
deze magische krachten precies zijn wat jij hebt gezegd dat ze zijn;
en ze schijnen jouw lering over het astrale licht voor het grootste
deel te hebben overgenomen, om niet te zeggen gestolen. Neem bijvoorbeeld
dat waarmee het meest de draak is gestoken: de reizen van adepten
en hun leerlingen in hun astrale lichaam; je weet hoe sarcastisch
ze zijn over de arme Damodar en zijn reizen in zijn astrale lichaam
van het ene deel van India naar het andere, en zelfs van India naar
Londen. Wel, ze hebben zelf een volkomen betrouwbaar bewijs van precies
hetzelfde. Ik ken iemand in hun commissie, een professor in de natuurkunde,
die gedachteoverdracht heeft ontdekt en de eerste experimenten daarmee
deed. Hij heeft me een aantal van hun niet gepubliceerde verhandelingen
laten zien en daaronder was een verslag van precies zulke astrale
reizen die volledig bewust waren gemaakt. Ik denk dat de astrale reiziger
een jonge doctor was, maar dat is een detail. Het punt is dat hij
een dagboek bijhield van zijn bezoeken, en een aantekening ervan werd
ook bewaard door de persoon die hij bezocht, en de twee stemmen volledig
overeen. Ze hebben de hele zaak geverifieerd en afgedrukt en toch,
als jij precies hetzelfde beweert, noemen ze jou een bedrieger. Waarom?’
‘Ze zullen nooit veel uitrichten. Ze zijn veel
te materieel bezig’, zei HPB, ‘en ze zijn veel te bang.
Dat was de geheime reden waardoor ze zich tegen me keerden. Ze waren
bang dat ze een storm zouden teweegbrengen als ze zeiden dat onze
verschijnselen echt waren. Denk je eens in wat dat zou hebben betekend!
Nou, het zou de moderne wetenschap praktisch aan onze mahatma’s
hebben overgeleverd en aan alles wat ik heb verkondigd over de bewoners
van de occulte wereld en hun geweldige vermogens.’
Als ik ooit echt ontzag en eerbied in een menselijk
gezicht heb gezien, dan was het in het hare toen ze over haar eigen
meester sprak. Ik vroeg haar iets over zijn leeftijd. Ze antwoordde:
‘Mijn beste, dat kan ik je niet precies vertellen, want dat
weet ik niet. Maar ik zal je dit vertellen. Ik heb hem voor het eerst
ontmoet toen ik twintig was – in 1851. Hij was toen in de kracht
van zijn leven. Ik ben nu een oude vrouw, maar hij is geen dag verouderd.
Dat is alles wat ik kan zeggen. Je kunt je eigen conclusies trekken.’
Toen vertelde ze me iets over andere meesters en
adepten die ze had gekend – want ze maakte een onderscheid,
in de zin dat de adepten de kapiteins van de occulte wereld zijn en
de meesters de generaals. Ze had adepten van veel rassen gekend, uit
Noord- en Zuid-India, Tibet, Perzië, China, Egypte; uit verschillende
Europese landen: Griekenland, Hongarije, Italië, Engeland; van
bepaalde rassen in Zuid-Amerika, waar volgens haar een loge van adepten
was.
‘De Spaanse conquistadores troffen deze traditie
aan’, zei ze, ‘de gouden stad van Manoah of El Dorado.
Het ras is verwant aan de oude Egyptenaren en de adepten hebben nog
steeds het geheim van hun woonplaats ongeschonden bewaard. Er zijn
bepaalde leden van de loges die van centrum naar centrum gaan en de
verbindingslijnen daartussen openhouden. Maar ze zijn altijd verbonden
op andere manieren.’
‘In hun astrale lichamen?’ ‘Ja’,
antwoordde ze, ‘en op andere nog hogere manieren. Ze hebben
een gemeenschappelijk leven en een gemeenschappelijke kracht. Naarmate
ze in spiritualiteit groeien, komen ze boven de verschillen in ras
te staan, en gaan op in onze mensheid als geheel. De reeks is ononderbroken.
Adepten zijn een noodzaak in en boven de natuur. Ze vormen de schakels
tussen mensen en de goden; deze ‘goden’ zijn de zielen
van grote adepten en meesters van vroegere rassen en eeuwen, enz.,
tot op de drempel van nirvana. De continuïteit is niet verbroken.’
‘Wat doen ze?’
‘Je zou het nauwelijks begrijpen, tenzij je
een adept was. Maar ze houden het spirituele leven van de mensheid
in stand.’
‘Hoe leiden de adepten de zielen van de mensen?’
‘Op veel manieren, maar voornamelijk door hun
zielen direct te onderwijzen, in de spirituele wereld. Dat is moeilijk
voor je te begrijpen. Maar dit is heel begrijpelijk: Op geregelde
tijden proberen ze de wereld als geheel een juist begrip van spirituele
dingen te geven. Eén van hen komt naar voren om de massa te
onderwijzen en gaat de overlevering in als de stichter van een religie.
Krishna was zo’n meester; evenals Zarathoestra; en ook Boeddha
en Sankaracharya, de grote wijze van Zuid-India. En de Nazarener [Jezus]
was er een.’
‘Hebben de adepten geheime optekeningen van
zijn leven?’
‘Dat moeten ze wel hebben’, antwoordde
ze, ‘want ze hebben verslagen van het leven van alle ingewijden.
Ik was eens met mijn meester in een grote grottempel in het Himalayagebergte.
Er waren daar veel standbeelden van adepten; hij wees op een ervan
en zei: ‘Dit is degene die jullie Jezus noemen. We rekenen hem
tot een van de grootsten onder ons.’
‘Maar dat is niet het enige werk van de adepten.
Voor veel kortere perioden zenden ze een boodschapper uit die probeert
de wereld te onderwijzen. Zulke perioden komen in het laatste kwart
van elke eeuw en de Theosophical Society vertegenwoordigt hun werk
voor dit tijdperk.’
‘Hoe komt dit de mensheid ten goede?’
‘Welk voordeel heeft het voor jou als je de
wetten van het leven kent? Helpt het je niet om aan ziekte en dood
te ontsnappen? Wel, er is een ziekte van de ziel en een zielendood.
Alleen de ware lering van het leven kan die genezen. De dogmatische
kerken, met hun hel en verdoemenis, hun metalen* hemel en hun vuur
en zwavel, hebben het bijna onmogelijk gemaakt voor denkende mensen
om in de onsterfelijkheid van de ziel te geloven. En als ze niet in
een leven na de dood geloven, dan hebben ze geen leven na de dood.
Dat is de wet.’
*Straten bedekt met goud.
‘Hoe is het mogelijk dat wat de mensen geloven
invloed op hen heeft? Ofwel deze is er of deze is er niet, ongeacht
wat men gelooft.’
‘Hun geloof heeft op de volgende manier invloed
op hen. Hun leven na de dood wordt gevormd door hun aspiraties en
spirituele ontwikkeling; en deze ontplooien zich in de spirituele
wereld. Overeenkomstig die groei van elk [in onze wereld], zal zijn
leven na de dood zijn. Het is de aanvulling van zijn leven hier. Alle
niet bevredigde spirituele verlangens, alle verlangens naar een hoger
leven, alle aspiraties en dromen over edele dingen, komen tot bloei
in het spirituele leven; en de ziel heeft zijn dag, want het leven
op aarde is zijn nacht. Maar als je geen aspiraties hebt, geen hogere
verlangens, geen geloof in een leven na de dood, dan is er niets waaruit
je spirituele leven zou kunnen bestaan; je ziel is onbeschreven.’
‘Wat gebeurt er dan met je?’
‘Je reïncarneert onmiddellijk, bijna zonder
tussenpoos en zonder tot bewustzijn te komen in de andere wereld.’
‘Wat onderwijzen jullie nog meer, als theosofen?’
‘Wel, meneer! Ik wordt deze avond streng verhoord,
lijkt het wel’, antwoordde ze met een glimlach. ‘We onderwijzen
iets dat heel oud is en toch moet worden onderwezen. We onderwijzen
universele broederschap.’
‘Laten we niet vaag en algemeen worden. Vertel
me precies wat je daarmee bedoelt.’
‘Laat ik een concreet geval nemen’, zei
ze. ‘Neem bijvoorbeeld de Engelsen. Wat zijn ze wreed! Wat behandelen
ze mijn arme hindoes slecht!’
‘Ik heb altijd begrepen dat ze op materieel
gebied heel wat voor India hadden gedaan’, wierp ik tegen.
‘Maar wat is het nut van materieel voordeel
als je de hele tijd wordt veracht en moreel wordt vertrapt? Als je
idealen van nationale eer en roem in de modder worden getrapt en men
je de hele tijd laat voelen dat je een minderwaardig ras bent –
een lagere orde van stervelingen – varkens, noemen de Engelsen
hen en ze geloven het oprecht. Wel, precies het tegenovergestelde
is universele broederschap. Geen enkele hoeveelheid materieel voordeel
kan opwegen tegen het krenken van hun zielen en het vernietigen van
hun idealen. Bovendien is er een andere kant aan de zaak, waar wij
als theosofen altijd op wijzen. Er zijn in werkelijkheid geen
‘inferieure rassen’, want allen zijn één
in onze gemeenschappelijke mensheid; en omdat we allen incarnaties
hebben gehad in elk van deze rassen, zouden we broederlijker tegenover
hen moeten zijn. Ze zijn onze beschermelingen die aan ons zijn toevertrouwd;
en wat doen we? We vallen hun land binnen en schieten hen neer voor
hun eigen huis; we verkrachten hun vrouwen en roven hun goederen en
dan keren we ons met schoonschijnende hypocrisie van hen af en zeggen
dat we het voor hun bestwil doen. Maar er is een rechtvaardige wet,
‘de valse tong is gedoemd door zijn leugen; de rover rooft om
het eens terug te geven. U zult niet tevoorschijn komen voordat u
de allerlaatste cent heeft terugbetaald.’’
‘De adepten hebben dus jou uitgezonden om dat
te onderwijzen?’
‘Ja, dat en andere zaken – dingen die
heel belangrijk zijn en die binnenkort nog veel belangrijker zullen
zijn. Er is het gevaar van de zwarte magie, waarop de wereld en vooral
Amerika zo snel mogelijk afstormt. Alleen een brede kennis van de
werkelijke psychische en spirituele aard van de mens kan de mensheid
tegen ernstige gevaren beschermen.’
‘Heksenverhalen in deze zogenaamde negentiende
eeuw, in deze verlichte eeuw?’
‘Ja, meneer! Heksenverhalen in deze verlichte
eeuw! En let op mijn woorden! Je zult heksenverhalen krijgen waarvan
zelfs de middeleeuwen niet hebben gedroomd. Hele landen zullen onwetend
afglijden in zwarte magie,* ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar
niettemin zullen ze daardoor de weg naar de hel banen! Zie je de enorme
gevaren niet die verborgen liggen in hypnotisme? Hypnotisme en suggestie
zijn grote en gevaarlijke krachten, juist omdat het slachtoffer nooit
weet wanneer hij eraan is onderworpen; zijn wil wordt hem ontstolen.
Deze dingen worden misschien begonnen met goede motieven en goede
bedoelingen. Maar ik ben een oude vrouw en ik heb veel van het menselijk
leven in veel landen gezien, en ik wens met heel mijn hart dat ik
kon geloven dat men deze krachten alleen ten goede zou gebruiken!
Als je zou kunnen voorzien wat ik voorzie, dan zou je met hart en
ziel de lering van universele broederschap gaan verspreiden. Die vormt
de enige bescherming!’
*Men zegt dat Hitler en de belangrijkste nazi’s
de zwarte kunst gebruikten bij het uitvoeren van het beleid van het
Derde Rijk; de Chinese communisten deden iets dergelijks. Hypnotische
hersenspoeling is een veel voorkomende praktijk.
‘Hoe zal die de mensen beschermen tegen hypnotisme?’
‘Door de harten van de mensen die het zouden
misbruiken, te zuiveren. En universele broederschap berust op de gemeenschappelijke
ziel. Omdat er één ziel is, gemeenschappelijk aan alle
mensen, is broederschap of zelfs onderling begrip mogelijk. Breng
de mensen ertoe daarin vertrouwen te stellen, en ze zullen veilig
zijn. Er is in ieder mens een goddelijke kracht die zijn leven dient
te beheersen en die door niemand ten kwade kan worden beïnvloed,
zelfs niet door de grootste tovenaar. Laat de mensen hun leven onder
de leiding hiervan stellen en ze zullen niets van mens of duivel te
vrezen hebben.’
‘En nu mijn beste, het wordt laat en ik word
slaperig. Ik moet je dus goedenacht zeggen!’
En de Oude Dame stuurde me weg met die grootse manier
van doen van haar die haar nooit verliet, want deze was een deel van
haar. Ze was de meest volmaakte aristocrate die ik ooit heb gekend!’91