HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

4 – De eerste maanden in Londen

 

Bertram Keightley vertelt in zijn verslag van het schrijven van De Geheime Leer over de laatste dagen in Oostende en de eerste in Maycott:

De verhuizing vond plaats zonder onaangename gebeurtenissen, hoewel het inpakken van haar boeken, papieren, manuscripten, enz., werkelijk een verschrikkelijke onderneming was, want ze ging tot het allerlaatste moment door met schrijven; en je kon er zeker van zijn dat, zodra een boek, een vel papier of een stuk manuscript zorgvuldig op de bodem van een of andere doos was opgeborgen, ze het dringend nodig zou hebben en erop zou staan dat het koste wat het kost tevoorschijn werd gehaald. Maar we kregen alles tenslotte ingepakt en bereikten Maycott en voor we twee uur in het huis waren, had HPB haar schrijfmateriaal uitgepakt en was weer hard aan het werk. Haar werklust was verbazingwekkend; van de vroege ochtend tot laat in de avond zat ze aan haar bureau en zelfs toen ze zo ziek was dat de meeste mensen hulpeloos in bed zouden hebben gelegen, zwoegde ze vastberaden door aan de taak die ze op zich had genomen.82

Drie weken nadat HPB in Londen was aangekomen, werd een nieuwe theosofische loge geboren. Olcott vertelt dat ‘een groep van veertien jonge mensen samenkwam om de sindsdien wereldberoemde Blavatsky Lodge op te richten; de keuze van de titel was bedoeld als openbare trouwbetuiging aan Blavatsky, nu haar naam zo was bezoedeld in het Coulomb-zendelingen-complot’.83 Het notulenboek van de Blavatsky Lodge vermeldde in het verslag van de eerste officiële bijeenkomst op 19 mei ‘dat het doel van de loge actief werk zou zijn’.84

De volgende bijeenkomst was op 25 mei, waar voorstellen werden aangenomen om een tijdschrift en een uitgeverij te beginnen. Bertram Keightley vertelt in zijn Reminiscences waarom men tot het tijdschrift had besloten:

[HPB] zag dat het nog minstens een jaar zou duren om De Geheime Leer persklaar te maken; [daarom] wees [ze] erop dat intussen een soort openbare propaganda of naar buiten gerichte activiteit onontbeerlijk was; de enige manier die we konden bedenken, was een tijdschrift te beginnen met HPB als redactrice. We besloten dus te beginnen met een tijdschrift getiteld Lucifer: de Lichtbrenger; en we begonnen te werken aan de zakelijke voorbereidingen.85

Lucifer had een mederedactrice, de romanschrijfster Mabel Collins, schrijfster van het klassieke theosofische boek Licht op het pad. De nieuwe onderneming begon in haar huis, Maycott.

Hoewel Sinnett het niet eens was met de terugkeer van HPB naar Londen, zag hij de zaken later anders. In The Review of Reviews (juni 1891) merkte hij bij haar overlijden op:

. . . in de paar resterende jaren van haar leven zien we dat haar persoonlijke overwicht en invloed op allen om haar heen voortdurend toenam. Haar ontvangsten werden druk bezocht, haar vitaliteit en energie . . . hebben hun oude kracht herkregen, allerlei soorten plannen zijn om haar heen opgezet om de theosofische beweging voort te stuwen en er kwam een praktisch antwoord aan de critici die veronderstellen dat de belangstelling die Mw. Blavatsky opwekt, draait om ‘verschijnselen’, al dan niet echt . . . door het feit dat in deze laatste paar jaren haar inspanningen in het openbaar volledig waren gericht op het onderwijzen van theosofische filosofie en ethiek, en geen toevallige bezoeker van haar recepties of lezingen is ooit aangemoedigd om ook maar de geringste manifestatie van occulte mysteriën te verwachten.

HPB lichtte dit nieuwe beleid toe in Lucifer (februari 1888):

‘Occulte verschijnselen’ . . . hebben het gewenste resultaat niet opgeleverd. . . . We verkeerden in de veronderstelling dat intelligente mensen, vooral wetenschappers, tenminste het bestaan van een nieuw en hoogst interessant gebied van onderzoek zouden erkennen als ze getuige zouden zijn van de uitwerking die de wil kan hebben op de stof en waarvoor ze geen verklaring hadden. We namen aan dat theologen het bewijs op prijs zouden stellen, dat ze in deze agnostische tijd zo dringend nodig hebben, dat de ziel en de geest niet slechts scheppingen van hun verbeelding zijn . . . maar entiteiten even werkelijk als het lichaam en veel belangrijker. Deze verwachtingen zijn niet uitgekomen. De verschijnselen werden verkeerd begrepen en in een verkeerd daglicht gesteld, zowel wat hun aard als hun doel betreft. . . .

Dat de verschijnselen nieuwsgierigheid opwekten bij degenen die er getuige van waren, is zeker waar, maar deze was helaas voor het grootste deel van een zinloze soort. De meeste getuigen ontwikkelden een onverzadigbare honger naar verschijnselen om de verschijnselen zelf. Deze verschijnselen waren alleen onbeduidende en zogezegd toevallige illustraties van de waarheid en kracht van een filosofie of wetenschap die ze echter niet wilden bestuderen. .'.'. Behalve in een paar opzichzelfstaande en gerespecteerde gevallen, [werden ze] nooit anders ontvangen dan als zogenaamde wonderen, of als werken van de duivel, of als platvloerse kunstjes, of als iets amusants om aan te gapen, of als het optreden van die gevaarlijke ‘spoken’ die een maskerade opvoeren in seancekamers en zich voeden met de levensenergieën van de mediums en de aanwezigen. . . .

Een occultist kan verschijnselen teweegbrengen, maar hij kan de wereld niet voorzien van hersenen, noch van de intelligentie en het goede vertrouwen die nodig zijn om ze te begrijpen en naar waarde te schatten. Daarom hoeft men zich nauwelijks erover te verwonderen dat het bericht kwam om de verschijnselen op te geven en de denkbeelden van de theosofie op hun intrinsieke waarde te laten beoordelen.

* * *

Kort nadat HPB naar Maycott was verhuisd, droeg ze het meter-hoge manuscript van De Geheime Leer voor analyse over aan de Keightleys, die beiden in Cambridge waren afgestudeerd. Nadat ze veel tijd aan het manuscript hadden besteed, concludeerden ze dat het een buitengewoon werk was maar dat de presentatie ‘geen plan, structuur of rangschikking’ had. HPB gaf hen de opdracht dit te verbeteren. Omdat ze haar manuscript in zijn oorspronkelijke vorm niet wilden veranderen, lieten ze het door een beroepstypist uittypen en werkten ze met die kopie.86

In 1889, toen dr. Keightley een conventie van de TS in de Verenigde Staten bijwoonde, werd hij door de New York Times geïnterviewd. De Geheime Leer werd genoemd toen de verslaggever vroeg of HPB ‘nu ooit enige verschijnselen teweegbracht waarbij occulte krachten worden gemanifesteerd, die in het verleden aan haar werden toegeschreven?’ Keightley antwoordde:

Heel zelden, behalve als die op een praktische zakelijke manier plaatsvinden tijdens het werk. . . . Terwijl ze aan haar Geheime Leer werkte [toen ze pas uit India was gekomen], had ze geen enkel naslagwerk of gezaghebbende bron bij zich; toch citeerde ze vaak lange passages van twee- of driehonderd woorden uit verschillende boeken, en gaf daarbij de schrijver, het boekdeel en de bladzijde even nauwkeurig als bij rechtstreekse raadpleging. Ik werd er een beetje ongerust over en zei tegen haar: ‘Denk je niet dat het goed is dat ik de juistheid van enkele van deze citaten naga?’

‘Zeker, als je dat wilt’, antwoordde ze. Ik nam dus een groot aantal ervan mee en ging naar het Brits Museum, de enige plaats waar de boeken, zover ik weet, waren te vinden. Daar ontdekte ik dat ze tot in het kleinste detail nauwkeurig waren, behalve dat ik in één of misschien twee gevallen de geciteerde passage niet vond op de bladzijde die ze had aangegeven. Zeg bijvoorbeeld dat de opgegeven bladzijde 307 was. Daar stond het niet. Maar toen kreeg ik een idee, en sloeg bladzijde 703 op en vond het daar woord voor woord. De oorzaak voor de verwisseling van de cijfers lag in hun omkering in het astrale licht, dat de dingen precies weergeeft alsof ze in een spiegel worden getoond. Ze nam niet altijd de moeite om het proces zorgvuldig om te keren, vooral als ze fysiek erg vermoeid was. . . .

De citaten waarnaar wordt verwezen, waren voornamelijk uit het Journal of the Asiatic Society in Calcutta, veel ervan uit de verhandelingen van kolonel Wilford, werk dat niet meer dan vijftig of zestig jaar oud is en niet buitengewoon zeldzaam, maar in het bezit van slechts enkele privépersonen en zeker niet in het hare. Evenmin raadpleegde ze ze bij haar werk, behalve in het astrale licht op de manier die ik heb aangegeven.87

Er werden veel andere onderwerpen besproken, maar toen de lezers van de Times de volgende dag hun krant opensloegen, zagen ze het interview met de kop:

het nuttige astrale licht
__________________________
Door middel waarvan men kan citeren
wat men niet heeft gelezen

Onder de bezoekers in de zomer van 1887 bevond zich Alexander Fullerton uit de Verenigde Staten. Hij was een actief medewerker van de TS in New York en de rechterhand van Judge bij het uitbrengen van The Path; hij had zijn loopbaan als episcopaal predikant opgegeven om volledig voor de theosofie te kunnen werken.88 Hij herinnerde zich:

Ik kan me mijn eerste gesprek met [HPB] in augustus 1887 goed herinneren. Ik merkte op dat ik natuurlijk enige schroom voelde omdat ik in aanwezigheid was van iemand die iedere gedachte kon lezen. Ze antwoordde dat zo’n daad oneerlijk zou zijn. Ik zei dat ik het niet zozeer ‘oneerlijk’ zou noemen, hoewel het onvriendelijk of opdringerig zou kunnen zijn. Ze antwoordde, nee, het zou oneerlijk zijn; ze had niet meer recht om zonder toestemming bezit te nemen van de geheimen van een ander dan van zijn portemonnee; en dat ze de kracht nooit gebruikte tenzij de persoon dat zelf vroeg, of de omstandigheden zodanig waren dat het noodzakelijk werd.89

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 316-9

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag