HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

2 – ‘De Iago van de theosofie’

 

Het Würzburg-verhaal is niet volledig als we niet nader ingaan op het bezoek van Solovjov in augustus en september 1885 en op de reden waarom hij in die tijd op het toneel verscheen.

Hij had Blavatsky voor het eerst ontmoet in Parijs in het voorjaar van 1884. Enkele weken later schreef ze aan een kennis:

Je kreeg bezoek van een heer die je niet kent, maar die in Rusland heel bekend is. Hij is een vriend van mij en medetheosoof. Zijn naam is Vsevolod Sergejevitsj Solovjov en hij is de schrijver van veel historische romans. Hij is een echte theosoof – niet alleen lid van de Theosophical Society. En ik maak daar een groot onderscheid tussen.28

Toch noemde HPB hem twee jaar later in een brief aan Sinnett (3 maart 1886) ‘de Iago van de theosofie’ – en doelde daarmee natuurlijk op de schurk uit Shakespeare, wiens leugens tegen Othello hem ertoe brachten zijn mooie en kuise vrouw Desdemona te wurgen en iedereen in de tragedie die zijn ambities in de weg stond tot waanzin te drijven.

Solovjovs versie van zijn vriendschap met HPB werd voor het eerst vastgelegd in een reeks artikelen in Russkij Vjestnik in 1892 en werd het jaar daarop als boek uitgegeven. In 1895 verscheen ten behoeve van de Society for Psychical Research in Londen een bewerkte Engelse vertaling door Walter Leaf onder de titel A Modern Priestess of Isis.29 Omdat de vertaling sindsdien door de critici van HPB wordt beschouwd als een van de voornaamste bronnen van informatie over haar leven, zijn haar biografen gedwongen de waarde ervan te onderzoeken.

Prof. Sidgwick verklaart in een inleidend woord waarom de SPR de kosten van het boek heeft gedragen. Hij zegt dat ze aanvankelijk van plan waren alleen bepaalde gedeelten die verband hielden met paranormaal onderzoek af te drukken in de verhandelingen van de vereniging, maar, zo vervolgt hij:

Bij nadere beschouwing leek het ons beslist wenselijk het grootste gedeelte van het amusante verhaal van Solovjov indien mogelijk toegankelijk te maken voor Engelse lezers. Want die Engelse lezers die waarschijnlijk geïnteresseerd zouden zijn om meer over Mw. Blavatsky te weten te komen, zouden niet zozeer nog meer bewijs willen dat ze een charlatan was – een kwestie die al uitgemaakt en beslist is – maar eerder een verklaring voor het opmerkelijke succes van haar bedrog; en Solovjovs levendige beschrijving van de uiteenlopende karaktertrekken van deze vrouw – haar flexibiliteit en roekeloze durf, haar intellectuele kracht en onuitputtelijke energie, haar oprechte vriendelijkheid, hartelijkheid en (soms) overtuigende medeleven – bieden een belangrijk element in de vereiste verklaring, die waarschijnlijk alleen een landgenoot had kunnen verschaffen. Of de Theosophical Society veel kans heeft om nog lang te blijven bestaan, kan ik niet beoordelen; maar zelfs als ze volgend jaar ophoudt te bestaan, zou haar twintig jaar lange leven een verschijnsel van enig belang zijn voor een historicus die zich bezighoudt met de Europese samenleving in de negentiende eeuw; en het is niet waarschijnlijk dat er een boek zal worden geschreven dat meer licht werpt op de oorsprong ervan dan A Modern Priestess of Isis.

Omdat Sidgwick geloofde dat het verhaal van Solovjov vooral van waarde moest zijn omdat het van een landgenoot van HPB kwam, zou het ook interessant moeten zijn te zien hoe twee van Solovjovs mede-Russen zijn boek en het onderwerp Helena Blavatsky beoordeelden.

De eerste was de bekende wiskundige P.D. Ouspensky, een vooraanstaande volgeling van Gurdjieff. We citeren uit Ouspensky’s boek De vierde dimensie dat in 1918 in Rusland verscheen:

De verschillende ‘ontmaskeringen’ van Blavatsky die nu in druk verkrijgbaar zijn doen denken aan mussen die zich hebben verzameld rond druiven die op een muur zijn geschilderd en dan roepen dat ze zijn bedrogen, dat de druiven niet eetbaar zijn, en dat het allemaal oplichterij is, enz. Vsevolod Solovjovs boek A Modern Priestess of Isis, dat voor veel mensen de enige bron van informatie over Blavatsky is geweest, loopt over van onbetekenende wrok en bestaat uit niets anders dan detective-achtige beschrijvingen van het bespieden, het afluisteren, het ondervragen van dienstmeisjes, kortom eindeloos veel onbelangrijke details die de lezer niet kan controleren. Intussen spreekt de schrijver met geen woord over wat het belangrijkste is, Blavatsky’s boeken, haar leven en haar denkbeelden.

H.P. Blavatsky was een opvallende persoonlijkheid, iemand die alleen door een groot kunstenaar volledig en in al haar gecompliceerdheid kan worden geschilderd. . . . De positieve aspecten van de theosofische beweging zijn inderdaad heel belangrijk. Ze heeft veel studies verenigd en aan het licht gebracht die tevoren los van elkaar stonden en verbrokkeld waren. Ze biedt mensen een uitweg uit de doodlopende weg van het materialisme. Ze introduceert veel nieuwe woorden en begrippen die onze ogen openen voor eeuwige vraagstukken, het mysterie van de dood, de raadsels van het bestaan, en zorgt dat we ons daarvan bewust blijven en ze nooit meer kunnen vergeten. Ze roept de mens op in het eeuwige te leven en niet tevreden te zijn met het tijdelijke.'.'.'. Dit zijn gedurfde inzichten die niet ontkend kunnen worden.30

De tweede Rus die we bespreken, is Viktor Bourenine, een bekende journalist en cynicus uit de jaren negentig van de 19de eeuw. Zijn recensie van de artikelen van Solovjov in Russkij Vjestnik, waaruit het volgende is geciteerd, verscheen in Novoje Vremja (Nieuwe Tijd) in St. Petersburg op 30 december 1892:

Er zijn in de moderne Russische literatuur twee Solovjovs. Vladimir Solovjov, ook wel de ‘filosoof’ genoemd; en Vsevolod Solovjov, ook wel de ‘broer van de filosoof’ genoemd. Alleen al de woorden ‘de broer van de filosoof’ doen vermoeden dat Vsevolod Solovjov geen eigen literaire naam heeft of ten minste dat zijn naam niets bijzonders voorstelt. Niettemin heeft deze romanschrijver evenveel jaren gewerkt als zijn broer, de filosoof. Dat wil zeggen, als ik me niet vergis, ongeveer twintig jaar; en daar komt nog bij dat hij heel ijverig heeft gewerkt. Zoals bekend, heeft Vsevolod Solovjov een groot aantal historische romans uitgebracht, waarin hij de gewoonten en het leven in Rusland in alle tijden heeft geschilderd. . . .

Men kan het literaire talent van wijlen Mw. Blavatsky niet rangschikken onder gewone talenten. Dit blijkt uit haar artikelen onder het pseudoniem Radda Bai, gepubliceerd in de Russische Bode onder redactie van Katkov; artikelen die naar mijn mening honderd keer zo interessant waren en van talent getuigden als alle quasihistorische romans van Vsevolod Solovjov en al zijn fantastische en niet-fantastische geschriften.*

*Op het moment dat dit boek verschijnt, is Vsevolod Solovjov in Rusland bijna vergeten, hoewel men zich zijn beroemde broer Vladimir goed herinnert. Toen Blavatsky’s De Sleutel tot de Theosofie in 1889 werd uitgegeven, schreef Vladimir Solovjov een lange recensie ervan in Russkoje Obozrenije (Russische Revue, augustus 1890, 881-86). (Zie Blavatsky Collected Writings, 7:334.) In 1994 is een heruitgave van het Verzameld Werk van Vsevolod Solovjov verschenen.

Het is best mogelijk dat ik het slachtoffer ben van een verkeerde indruk, maar terwijl ik de onthullingen van Solovjov [in Modern Priestess] las, kwam ik vaak tot de volgende conclusie: ofwel dat Vsevolod Solovjov niet geheel nauwkeurig is in zijn vertellingen over zijn vriendschap met Mw. Blavatsky en de feiten een beetje verdraait en in het algemeen ‘een voorliefde voor leugentjes’ heeft, om de uitdrukking uit een bepaalde komedie te gebruiken, ofwel dat zijn gezondheid niet was wat het had moeten zijn toen hij de priesteres van Isis kende. Laat de lezer dat zelf beoordelen.

Daarna volgen selecties uit brieven die Solovjov aan Blavatsky schreef, waarvan hij was vergeten dat hij ze ooit had geschreven en die duidelijk aantonen dat zijn verhaal een verzinsel is. Bourenine zei dat hij kopieën van deze brieven had gekregen van een familielid van HPB. Dit was haar zuster Vera Zjelikovsky en de brieven werden daarna door haar gepubliceerd in antwoord op de beschuldigingen van Solovjov.

Nu wenden we ons tot A Modern Priestess of Isis. Als Solovjov had gehoopt een boek te schrijven dat de geschiedenis in zou gaan als een nauwkeurige schildering van zijn vriendschap met HPB en de theosofen, dan had het nauwelijks een ongelukkiger begin kunnen hebben.

Hij vertelt dat hij in mei 1884 in Parijs woonde, een periode waarin hij zich bezighield met onder andere mystiek en occulte literatuur. Hij herinnerde zich de interessante verhalen van Radda Bai (HPB) in de Russkij Vjestnik en vroeg zich af of hij haar zou opzoeken in India, waar ze was gaan wonen. Juist op dat moment liet een vriend hem, volgens zijn verhaal, een exemplaar van Le Matin zien, waarin stond dat Blavatsky een paar dagen tevoren uit Nice was aangekomen en zich in de Rue Notre Dame des Champs had gevestigd, waar de mensen samenstroomden om de beroemdheid te bezoeken. Verschillende keren herinnert Solovjov zijn lezers eraan dat dit in werkelijkheid een overdreven reclame was die door Blavatsky was voorbereid om de aandacht te vestigen op haar aanwezigheid in Parijs en dat het geen resultaat had, omdat toen hij haar bezocht, hij geen drommen mensen aantrof die aan haar deur stonden te kloppen.31

De meeste feiten van Solovjov bleken verzinsels te zijn. Ten eerste is het niet waar dat HPB in mei in Parijs aankwam; ze was op 28 maart aangekomen, vele weken eerder. Ten tweede was het niet nodig betaalde aankondigingen te doen: in de uitgave van 1 april van Le Rappel stond een verslag van drie kolommen over de theosofen, gevolgd door Le Temps op 2 april en Le Matin op de 21ste. De journalist Gil Blis had een interview met HPB op 6 mei en op 11 mei bracht de Parijse correspondent van de London World verslag uit over de conversazione die werd gehouden bij hertogin De Pomar.32 HPB stelde al deze aandacht niet op prijs; ze was naar Europa gegaan op dringend advies van haar arts om de hoognodige rust te krijgen.

Solovjov beweert dat het appartement dat HPB huurde in de Rue Notre Dame des Champs in een vervallen buurt lag en dat het huis er afzichtelijk uitzag. Dit appartement was echter welwillend beschikbaar gesteld door hertogin De Pomar voor haar geëerde gasten tijdens hun verblijf in Parijs en voldeed nauwelijks aan deze beschrijving.

Bovenaan een ‘donkere, donkere trap’ ontmoette Solovjov een slonzige figuur met een oosterse tulband die hem een ‘kleine, donkere wachtkamer’ binnenleidde. Dit was Babula, de bediende van HPB. Later beschreef Solovjov deze figuur met een ‘lelijk schelmengezicht’ als ‘een heel doortrapte schurk; één blik op zijn gezicht was genoeg om iemand hiervan te overtuigen’.33 Hertogin De Pomar schepte er genoegen in met Babula te paraderen die naast haar koetsier zat als ze door Parijs reed. In Enghien heeft gravin d’Adhémar hem in dienst genomen om gasten te bedienen in haar salon, terwijl Francesca Arundale een paar maanden later over HPB’s verblijf in haar huis in Londen schreef: ‘Er was ook een heel belangrijk lid van de Indiase afdeling, namelijk Babula, de bediende van HPB; met zijn schilderachtige tulband en witte gewaad baarde hij nogal wat opzien aan de Crescent; en op de middagen wanneer er thee werd geserveerd en de samovaar van HPB glinsterde en glom op de tafel en Babula kopjes thee en zoete cakes aan de bezoekers bracht, waren we ongetwijfeld een uniek huishouden in een voorstad van Londen.’34

Men moet bedenken dat Judge in deze tijd bij Blavatsky in Parijs verbleef, vóór hij naar India vertrok. De literatuurcriticus Beatrice Hastings, schrijfster van Solovjov’s Fraud, vond het vreemd dat Solovjov hem niet noemde.35 Het blijkt dat hij dat wel deed, maar Walter Leaf besloot om het uit zijn vertaling te schrappen.

Solovjov vertelt dat op een dag terwijl hij bij HPB op bezoek was, ‘de deurbel ging en een heer binnenkwam – hij had echter niets weg van een heer. Van middelbare leeftijd, met roodachtig haar, armzalig gekleed, met een grove gestalte en een lelijk afstotend gezicht – hij maakte een heel onaangename indruk op mij.’* Nadat HPB hem als Judge voorstelde, vroeg ze Solovjov onder vier ogen wat hij over hem dacht. ‘Ik zou niet graag met hem alleen zijn op een verlaten plaats’, antwoordde hij. Dan legt hij HPB deze woorden in de mond:

*August Lindstrom, de beeldhouwer die het dodenmasker van Judge maakte, merkte op: ‘Ik vind dat de neus van alle gelaatstrekken de beste aanwijzing geeft van het karakter. Zijn neus was zijn voortreffelijkste gelaatstrek, en toont grote kracht en tegelijk volledige beheersing van iedere gedachte en handeling, en hoewel fors is deze van een verfijnde en gevoelige soort. Zijn mond toonde in gelijke mate zachtaardigheid en vastberadenheid. Ook zijn jukbeenderen gaven blijk van wilskracht. Zijn haar was zacht en toonde verfijning en vriendelijkheid. Al met al was er een harmonische ontwikkeling, zonder tekortkomingen, en een zorgvuldig onderzoek van alle aspecten van zijn hoofd wijst uit dat hij een groot en edel man was. Als zo iemand als hij zijn leven wijdt aan de Theosophical Society, denk ik dat deze een grote taak heeft te vervullen, en ik vraag mijn lidmaatschap aan’ (William Q. Judge, Letters That Have Helped Me, Theosophy Company Los Angeles, 299-300).

‘Hij was de grootste schurk en oplichter; op zijn ziel rust waarschijnlijk meer dan één ernstige misdaad en toch, vanaf de tijd dat hij theosoof werd, heeft er een totale verandering in hem plaatsgevonden; nu is hij een heilige.’

‘Waarom heeft hij dan zo’n afstotend gezicht?’ heeft Solovjov naar verluidt gevraagd.

‘Dat is heel begrijpelijk; zijn hele leven heeft een indruk op zijn gezicht achtergelaten. Het gelaat is de spiegel van de ziel en dit is niet slechts een gezegde, maar werkelijkheid; en natuurlijk kost het veel tijd om deze vloek van zijn gezicht te wissen!’

Zou HPB iets van deze strekking hebben kunnen zeggen? We moeten bedenken dat Judge maar drieëntwintig jaar was toen hij theosoof werd. Hij kwam uit Ierland toen hij dertien was; werkte hard als kantoorbediende; studeerde rechten en werd tot de orde van advocaten toegelaten toen hij eenentwintig was. Nu was hij drieëndertig.

Op een foto36 van hem in Londen in 1891 had Judge geen roodachtig haar, maar de foto laat zien dat het voortijdig grijs werd. De Amerikaanse architect Claude Bragdon noemt in Episodes From an Unwritten History de ‘innemende verschijning’ van deze ‘knappe Iers-Amerikaan’; en de beroemde Ierse schrijver George Russell (die het pseudoniem Æ gebruikt) zei over Judge in een brief aan Carrie Rea: ‘de wijste en zachtaardigste [mens] die ik ooit heb ontmoet. . . . Ik heb meer eerbied voor hem dan [voor] enig ander mens die ik ken.’37

Uit Solovjovs schildering van Judge en andere figuren in zijn boek, kan men een gezamenlijke brief van Vera Johnston (de nicht van HPB) en haar echtgenoot Charles waarderen. Deze brief werd afgedrukt in de Pall Mall Gazette (18 februari 1895) toen de SPR voor het eerst de uitgave van Solovjovs boek geldelijk steunde. Ze merkten op dat Solovjov veel romans in het Russisch had gepubliceerd, maar de enige die in het Engels werd vertaald, was A Modern Priestess of Isis. Prof. Sidgwick had gelijk; het was inderdaad onderhoudend!

Solovjov ontmoette HPB’s zuster Vera voor het eerst in Parijs en er ontwikkelde zich een nauwe band die enkele jaren voortduurde. Er werden veel brieven gewisseld. Toen hij A Modern Priestess schreef, was Solovjov blijkbaar deze zes- tot achtjarige briefwisseling helemaal vergeten. Vera bewaarde al zijn brieven en ook enkele die hij aan HPB had geschreven, en die zij aan Vera had overgedragen. Bovendien ontving Vera na Blavatsky’s overlijden meer van de brieven van Solovjov aan HPB uit het archief in Adyar. Toen zijn artikelen over haar zuster in 1892 in de Russkij Vjestnik werden gepubliceerd, schreef Vera een lang antwoord. Niemand wilde het uitgeven, hoewel ze een bekende schrijfster was. Ze gaf het dus zelf in 1893 uit in een boekje onder de titel H.P. Blavatsky en een hedendaagse priester van de waarheid.

Toen de artikelen van Solovjov als boek werden uitgegeven, kon hij het boekje van Vera nauwelijks negeren. Hij heeft dus een keuze daaruit opgenomen in aanhangsel A en gaf in aanhangsel B zijn antwoord. Enkele van de meest compromitterende brieven die hij aan HPB schreef, evenals andere essentiële informatie, werden echter niet opgenomen. Dit werd duidelijk toen Cathy Young het hele boekje van Vera in het Engels vertaalde. De vertaling beslaat 110 getypte bladzijden en zelfs dit omvat niet alle documenten, omdat ander materiaal van HPB’s familieleden ook bewijsmateriaal vormt.

Als achtergrondinformatie is het noodzakelijk een globaal beeld te geven van Solovjovs voorgewende gevoelens met betrekking tot HPB en de theosofie. Hij verklaart al direct aan het begin van zijn boek dat hij op zijn hoede was voor haar kwalificaties. Hij zegt dat toen ze over haar meester sprak, hij ‘onmiddellijk iets voelde, een soort ondefinieerbare onwaarheid’. Hoewel geboeid door haar prachtige ogen, ‘was ik helemaal niet tevreden’. Kort daarna werd hij lid van de Theosophical Society en hij zegt hierover: ‘mijn ‘inwijding’ leek een domme grap van mezelf, die een soort gevoel van schaamte en zelfs van afkeer achterliet. . . . Ik voelde slechts een verlangen onmiddellijk naar buiten te gaan in een zuiverder atmosfeer.’38

Deze voorgewende houding zou men moeten vergelijken met de brieven van Solovjov aan HPB en aan Vera en ook met HPB’s briefwisseling met de verschillende betrokken partijen.

‘Ik ben nog niet lang in Londen’, schreef HPB aan Nadja, ‘maar ik heb al twee van die zielige brieven van Solovjov ontvangen. Het enige dat hij van me verlangt, is dat ik om hem geef en hem niet vergeet. Hij zegt dat hij nooit zoveel van iemand buiten zijn gezin heeft gehouden als van de arme oude ik.’39

Nadat hij de Franse vertaling van Isis had gelezen, schreef Solovjov aan Vera (19 juli 1884): ‘Ik heb het tweede deel van Isis Ontsluierd gelezen en ik ben nu ervan overtuigd dat het een waar wonder is.’ Vera beweert dat hij vaak tegen haar zei dat het niet nodig was om over andere ‘wonderen’ van haar zuster te spreken na wat ze tot stand had gebracht door het schrijven van dit boek.40

Solovjov bracht een week in Elberfeld door. Na zijn terugkeer in Parijs ontving hij een lange brief van Blavatsky, met aan het eind een geprecipiteerd briefje van KH ‘zoals gewoonlijk geschreven met blauw potlood’. Beide worden geciteerd in Modern Priestess. In de hierna volgende opmerkingen zien we de romanschrijver dramatisch op zijn best:

Ik was zo geërgerd door het ‘astrale naschrift’ van Koet Hoemi dat ik in eerste instantie geneigd was dadelijk een beroep te doen op Mw. Blavatsky om mijn hele bestaan te vergeten. Maar ik zou er berouw over hebben gehad als ik deze eerste impuls had gevolgd; diezelfde dag ontmoette ik bij Mw. De Morsier de eerlijkste en meest overtuigde Franse theosofen; en hoewel er duidelijk sprake was van bedrog, erkenden ze dat het naschrift niet van de hand van ‘mevrouw’ kwam, maar het authentieke werk was van Koet Hoemi.

Deze totale verblinding door mensen die volkomen bij hun verstand waren in alles behalve als het gaat om de onberispelijkheid van ‘mevrouw’, heeft me tenslotte ertoe gedwongen me te houden aan mijn oorsponkelijke plan. Wat er ook van kwam, ik zou voldoende bewijzen verzamelen van al dit bedrog, niet alleen voor mij maar voor allen die zijn bedrogen. Ik zou niet langer toegeven aan onwillekeurige sympathie en medelijden die me ondanks alles nog steeds aantrok tot Helena Petrovna. Ik zou in de eerste plaats alleen afrekenen met Mw. Blavatsky, de dief van zielen, die probeerde ook mijn ziel te stelen. Ze was bezig me te bedriegen onder de dekmantel van persoonlijke vriendschap en toewijding; ze probeerde me te verstrikken en uit te buiten; en mijn handen waren dus vrij.41

Hoe onbestendig is het geheugen van de mens! Hier is het begin van de brief van Solovjov aan Blavatsky in antwoord op haar brief en het naschrift van KH:

Beste Helena Petrovna,

Ik heb zojuist je brief ontvangen. Geloof het of niet, noch de brief zelf noch zelfs het naschrift van Koet Hoemi kwam voor mij als een verrassing. Ik zal er opzien mee baren met de hulp van Mw. De Morsier.

Toen HPB het eerste nieuws over het Coulomb-schandaal ontving tijdens haar verblijf in Elberfeld en besloot onmiddellijk naar India terug te keren, schreef Solovjov aan Vera (30 oktober): ‘Morgen vertrekt HP naar Liverpool en gaat dan naar Egypte en India. Dat ze nog in leven is en bovendien in staat is te reizen, zulke afstanden af te leggen en dat in deze tijd van het jaar, lijkt me een wonder! Of liever, nog een bewijs dat de mahatma’s bestaan!’42

Nu komt de periode waarin HPB terug naar Europa verhuisde. In Modern Priestess beweert Solovjov dat hij Blavatsky in Würzburg al snel dwong tot een bekentenis van haar bedrieglijke activiteiten door de jaren heen. Olcott was een medeplichtige, zei ze, evenals Damodar, Mohini en zelfs Subba Row! Eén ding dat de critici van HPB bijna altijd citeren, verscheen in een artikel in Newsweek (24 november 1975) ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het stichten van de Theosophical Society in New York:

Leeuwen en adelaars in alle hoeken van de aardbol zijn op mijn bevel in ezels veranderd en flapperden gehoorzaam met hun grote oren terwijl ik het wijsje floot!

Vol afkeer verliet Solovjov begin september Würzburg. Hij zwoer dat hij niets meer met HPB te maken wilde hebben en haar nooit meer zou schrijven. Hij voegde eraan toe: ‘Ik ontving nog steeds brieven van Mw. Blavatsky, eerst in Parijs en daarna in St. Petersburg. Ze wilde er absoluut niets van weten dat onze betrekkingen ten einde waren gekomen en dat ik haar voor altijd vaarwel had gezegd.’43

‘Voor altijd’ bleek drie of vier weken te zijn. Solovjov schreef HPB op 8 oktober 1885 uit Parijs:

Beste Helena Petrovna,

. . . Ik heb vriendschap gesloten met [Juliette] Adam en ik heb met haar heel veel over jou gesproken; ik heb bij haar veel interesse gewekt en ze heeft me verteld dat haar Revue niet alleen openstaat voor de theosofie maar ook voor een verdediging van jou persoonlijk, indien nodig. . . .

Vandaag heb ik de ochtend doorgebracht met Richet* en weer erg veel over je gesproken in verband met Myers en de Psychical Research Society. Ik kan met stelligheid zeggen dat ik Richet van het werkelijke bestaan van jouw persoonlijke kracht heb overtuigd en van de verschijnselen die je voortbrengt. Hij heeft me op de man af drie vragen gesteld. De eerste twee heb ik bevestigend beantwoord; met betrekking tot de derde zei ik dat ik deze over een maand of twee drie zonder enige moeite bevestigend moet kunnen beantwoorden. Maar ik twijfel er niet aan dat het antwoord bevestigend zal zijn en dan zul je wat zien! Men zal zo’n overwinning behalen dat alle onderzoekers van paranormale verschijnselen zullen worden weggevaagd. . . .

*Charles Richet (1850-1933), een bekende Franse fysioloog en onderzoeker van het paranormale, werd in 1913 de Nobelprijs voor fysiologie en medicijnen toegekend.

Je van harte toegewijde

Vs. Solovjov44

Walter Leaf erkent in het voorwoord van Solovjovs boek dat bovenstaande brief ernstige vragen bij hem opriep:

Dit is, zover ik kan beoordelen, volstrekt in strijd met het verhaal van Solovjov; het houdt in dat hij een onjuiste voorstelling gaf van de geestesgesteldheid waarin hij zich bevond na de gesprekken in Würzburg. Ik beken dat ik niet tevreden ben met zijn eigen verklaring dat de hele brief alleen maar als scherts is bedoeld. Onder deze omstandigheden vereist de ‘schertsende toon’ zelf een verklaring.45

Dat de brief van 8 oktober niet een plagende grap van Solovjov was, wordt gek genoeg onthuld in Modern Priestess zelf, waar hij in een ander verband een brief in het Frans citeert van Charles Richet. De vertaling hiervan luidt:

Toen ik je ontmoette, zei je tegen me: Oordeel niet gehaast; ze heeft dingen aangetoond die me verbazingwekkend toeschijnen; mijn mening is nog niet definitief, maar ik denk dat ze een buitengewone vrouw is, begiftigd met uitzonderlijke vermogens. Wacht af en ik geef je een vollediger verklaring.46

Het is duidelijk dat Solovjov zich op een bepaald punt werkelijk tegen HPB keerde. Wat heeft deze ommekeer zo versneld?

Er blijkt uit zijn brief van 8 oktober dat hij verwachtte dat er in de volgende paar maanden iets zou gebeuren waardoor ‘men zo’n overwinning zal behalen dat alle onderzoekers van paranormale verschijnselen [mensen van de SPR] zullen worden weggevaagd’. In die brief schept hij op tegen HPB hoe belangrijk hij voor haar is omdat hij in staat is bij belangrijke mensen zoals Adam en Richet belangstelling voor haar te wekken. Het is alsof hij wil zeggen dat nu hij zoveel voor haar doet, zij iets voor hem zou moeten doen. Wat wilde hij? Waarom ging hij haar achterna en bracht weken lang bij haar door in Würzburg?

In juli 1885 schreef HPB aan Vera: ‘Ik reis met [Solovjov] door Zwitserland. Ik kan echt niet begrijpen waardoor hij zo aan me gehecht is. In feite kan ik hem helemaal niet helpen. Ik kan hem nauwelijks helpen enkele van zijn verwachtingen te realiseren. Arme man, ik heb erg met hem te doen.’ Dit werd gepubliceerd in The Path (juli 1895) met een aantekening van de redacteur die verklaart dat Solovjov ‘haar bittere vijand werd toen al zijn verzoeken om als chela te worden geaccepteerd, volledig werden afgewezen.’

In haar boekje over Solovjovs Modern Priestess schrijft Vera:

Er staat in mijn dagboek dat niemand mijn zuster zo vaak en hardnekkig om ‘geheime audiënties’ smeekte als hij – iets wat hij in het geheel niet noemt. . . . Wij, uit de vertrouwde kring van H.P. Blavatsky, wisten heel goed van haar en gedeeltelijk van hemzelf waar deze gesprekken om gingen, niet alleen de hoofdzaak maar zelfs veel details; want in zijn gesprekken met mij was hij vaak openhartig en oprecht. Hij verzocht haar telkens weer om haar kennis van puur uiterlijke verschijnselen met hem te delen; zijn ambitie was naar Rusland terug te keren als een prototype van de ‘prins Magus’ in zijn roman ‘de Magi’. . . .

Helena zei tegen ons: ‘Wel, ik ben ten einde raad – wat moet ik met Solovjov beginnen? Hij laat me nooit met rust, hij smeekt me om hem verschijnselen te leren – hoe kunnen die dingen ooit worden onderwezen?! ‘Hoe laat je deze muziek in de lucht klinken?’ Nou, wat kan ik tegen hem zeggen? ‘Wel’, zeg ik ‘net wat je ziet: ik zwaai met mijn hand door de lucht en er komt muziek. . . .’47 Wat kan ik hem nog meer vertellen? Laat hem de dingen ondergaan die ik in India heb doorgemaakt, dan zal hij die vermogens misschien ook verkrijgen! Zoals de situatie nu is, verspilt hij alleen maar mijn tijd en die van hemzelf.’ . . .

Ik herinner me dat HP [Helena Petrovna] een andere keer zelfs boos was en tegen ons zei nadat Solovjov was vertrokken: ‘Wat een verbazingwekkend mens is hij toch! Nu zegt hij, ‘waarom heb je het Olcott geleerd, en wil je het mij niet leren!’ Ik heb Olcott nooit iets geleerd, hij is nu eenmaal een geboren magnetiseur.’ Dat de kolonel inderdaad een heel krachtige magnetiseur was, is waar; we hebben hem veel mensen zien genezen. Hij heeft bijvoorbeeld mijn reumatiek genezen en hij heeft ook Solovjov zelf genezen, zoals laatstgenoemde later heeft beweerd.48

In India heeft hij naar men zegt honderden Indiërs genezen.49

Nadat Solovjov Würzburg verliet, zei hij dat hij werd overstelpt door brieven van HPB. Het schijnt dat hij in feite niets ontving en dat hij zich realiseerde dat zijn brief van 8 oktober, alles welbeschouwd, geen indruk op haar had gemaakt.

Solovjov probeerde toen moeilijkheden voor HPB te maken in haar eigen familie. Het begon met Vera het idee in te prenten dat theosofie het christendom vijandig gezind is. Vera brengt dit ter sprake door uit te leggen:

Toen Solovjov in de herfst van 1885 naar St. Petersburg kwam, ontvingen we hem als een toegewijde vriend en hij kwam ons elke dag opzoeken. Zijn voortdurende briefwisseling met mijzelf en mijn oudste dochters was hoogst interessant geweest; zijn levendige conversatie, zijn oorspronkelijke denkbeelden en zijn oprechtheid interesseerden ons in hoge mate. . . . We hoorden toen voor het eerst onvriendelijke uitlatingen over mijn zuster en haar zaak.50

HPB berichtte Sinnett in februari 1886 dat Vera haar een ‘donderbrief’ had geschreven ‘waarin ze me een renegaat, een ‘heiligschennende Julianus de Afvallige’ en een ‘Judas’ tegenover Christus noemt’.51 Blavatsky antwoordde: ‘Het is duidelijk dat [Solovjov] nogal woedend is, omdat hij er niet in is geslaagd van mij te krijgen wat hij verwachtte; en hij heeft het excuus van het anti-christendom verzonnen. . . . Wat mijn anti-christendon betreft, je weet wat dat is; ik ben een vijand van de kerkelijke buitensporigheden van protestanten en katholieken; het ideaal van de gekruisigde Christus wordt voor mij elke dag duidelijker en zuiverder. . . .’ (cursivering toegevoegd).52

Solovjov deed nu verdere stappen om de haat van Vera en haar dochters tegen HPB tot koortsachtige hoogte op te voeren. Vera legt uit dat hoewel Solovjov in Modern Priestess schrijft dat ze in die tijd met haar zuster onenigheid had, ‘hij niet vertelt wie daar verantwoordelijk voor was, wie deze spanning tussen ons had veroorzaakt voor zijn eigen doeleinden, en deze toen in stand hield met leugens en lasterpraatjes. Hij ging daarbij zover te beweren dat mijn zuster en een goede vriend van mij [Vera] ervan hadden beschuldigd het geld van onze overleden vader te hebben verborgen.’ Ze voegt eraan toe: ‘Mijn verwarring was zo groot dat het zelfs niet bij me opkwam dat noch mijn zuster noch een van mijn vrienden dit ooit hadden kunnen zeggen; want ze weten dat mijn vader op het moment van zijn overlijden bij zijn andere kinderen in Stravropol woonde, duizend mijl van Tiflis dat ik in die tijd nooit verliet.’53

Helena probeerde de relatie met haar zuster te herstellen en zei in één brief: ‘Er is één ding dat ik je kan vertellen, Vera, en dit kan ik je voorspellen: je zult je vertrouwen in en vriendschap voor Solovjov bitter betreuren, maar dan zal het te laat zijn! . . . Ook ik hield van hem als van een broer!’ Vera merkt op: ‘O, hoeveel keer heb ik me dat sindsdien herinnerd en hoe verbitterd herinner ik me haar voorspelling! . . . nu ik heb gezien waartoe deze ‘ellendige’ man in staat is.’54

Omdat hij er niet tevreden mee was de zusters van elkaar te vervreemden, ging Solovjov verder en vernietigde het vertrouwen in HPB en de theosofie van Mw. De Morsier en ook van de meeste leden van de TS in Parijs.

In deze periode had HPB ook ernstige problemen met Mohini en Bawaji. Omdat ze zich gevleid voelden door de bewieroking die over hen was uitgestort door theosofen in Europa, hadden ze zich zelfstandig als goeroes opgeworpen. Overal waar ze kwamen, keerden theosofen, die tot dan toe trouw waren geweest aan de Theosophical Society, zich ertegen. HPB’s briefwisseling in deze tijd onthult hoever ze gingen met het veroorzaken van verwarring in de beweging en in het privéleven van de leden ervan.

HPB schreef een jaar later aan Julia Campbell Ver Planck, een veelbelovende nieuwe Amerikaanse theosofe:

Ja, het werk heeft me minachting, schande van allerlei soort, haat, boosaardigheid en laster gebracht. Als het alleen van buitenstaanders kwam, zou ik me er heel weinig van aantrekken. Maar het zijn helaas vooral de ‘theosofen’ die me verscheuren. Onze mystieke vogels zijn zo wijs dat ze hun eigen nest bevuilen in plaats van het te verlaten en een ander te zoeken. Het is waar, ‘er zijn vele woningen’ in het huis van onze Vader; maar in het oog van de wereld, zijn we één. En het lijkt wel wreed dat ik een ‘Frankenstein’ zou hebben voortgebracht alleen maar om zich om te keren en me in stukken te scheuren! Wel, het zij zo, want het is mijn karma. ‘Barkis is bereid’ om zelfs tot mest te worden voor de theosofische akkers, op voorwaarde dat die eens oogst zullen opleveren.

Bovenstaande brief verscheen in The Irish Theosophist (februari 1895) met dit commentaar: ‘HPB zei eens dat de uitdrukking ‘Barkis is bereid’ een mantra was die Dickens onbewust had gemaakt [in David Copperfield]. Ze gebruikte deze bij gelegenheid bij sommige mensen als ze hen voor het eerst ontmoette (of schreef). In gesproken vorm had hij zo’n merkwaardige kracht dat hij iemand [tot actie kon aanzetten] die hem uit haar mond hoorde, en door de manier waarop ze hem gebruikte.’

Nadat Solovjov uit Parijs naar Rusland vertrok, hield alle contact met hem op. Laf als hij was, wachtte hij zes jaar met het schrijven van A Modern Priestess, toen HPB niet langer in leven was om zijn verhaal te weerleggen.

Over het lot van Vera na de dood van HPB, bericht Boris de Zirkoff dat ‘het mentale lijden dat ze onderging’ nadat Solovjov A Modern Priestess of Isis uitgaf in 1892 en 1893 ‘haar gezondheid ondermijnde en haar dood verhaastte’.55 Ze stierf in 1896, een jaar nadat Modern Priestess in het Engels werd uitgegeven. Als positief punt vermeldde Vera dat het boek van Solovjov in Rusland veel belangstelling voor het werk van HPB in de theosofie wekte en dat bij haar veel navraag werd gedaan waar men de geschriften van haar zuster kon krijgen. In ‘Occulte literatuur in Rusland’, een artikel in een recent boek over moderne kunst, wordt beweerd dat ‘de populariteit van Blavatsky toenam’ als gevolg van ‘de hartstochtelijke reactie van Vera’ op de artikelen van Solovjov.56

Uit de bibliografie van het onderhavige boek onder ‘Zjelikovsky’, wordt duidelijk hoe enorm veel dank men Vera is verschuldigd voor het optekenen van zoveel uit het leven van HPB. Zonder deze ooggetuige zou veel uit de beginjaren van Blavatsky en zouden veel episoden in haar latere leven voor de geschiedenis verloren zijn gegaan.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 292-304

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag