16 – De pers over haar overlijden
Uit India, Engeland en de Verenigde Staten geven we hier drie uitingen
van waardering voor het werk van HPB. De eerste, gedateerd 15 mei 1891,
kwam van de Indian Mirror, een toonaangevende krant van de
Indiërs:
Helena Petrovna Blavatsky heeft opgehouden te bestaan
op dit aardse gebied. . . . Ze behoorde niet tot het ene land of het
andere. De wereld was haar thuis en alle mensen waren haar broeders
. . . haar hele leven was zonder meer buitengewoon. Er bestaat geen
menselijke standaard waarnaar men haar kan beoordelen. Ze zal altijd
apart staan. . . .
Voor ons . . . is het onmogelijk de reusachtige omvang
van dit verlies te beseffen. Onze liefde voor Mw. Blavatsky was zo
persoonlijk, we verlangden ernaar haar in eigen persoon nog eens in
India te zien . . . en nu dit verlangen wreed door de dood is verijdeld,
bekruipt een verdoving al onze zintuigen en schrijven we als het ware
mechanisch. We herinneren ons de gelaatstrekken van de geliefde dame
. . . haar levendige bewegingen, de snelle woordenstroom, die lichte,
vurige ogen die door je heen keken en je met één blik
binnenstebuiten keerden. Dan weer zagen we haar vriendelijk en zachtaardig
als een moeder, en wijs als een vader die je geloof, hoop en troost
schonk als je haar sprak over je twijfels en angsten. . . .
De Theosophical Society werd gesticht om [naast andere
doelstellingen] de religieuze en filosofische waarheden van de vedanta
en het boeddhisme in westerse landen [te verspreiden]. Maar zelfs
in dit land was maar een klein deel van die waarheden bekend. Mw.
Blavatsky moest daarom haar werk naar ons overbrengen; en gedurende
een aantal jaren was ze een levend offer ter wille van de hindoes,
die zich echter hoogst ondankbaar van haar afwendden toen ze hun steun
het meest nodig had. Maar nu zijn ze terecht gestraft. Hun land is
niet geheiligd, zoals de Engelse bodem, door haar graf of cenotaaf.*
En de Engelse theosofen zijn haar beslist meer trouw gebleven dan
wij in India. Hen valt een buitengewoon grote beloning ten deel voor
nu en de toekomst. Maar moeten we niet proberen de smaad en schande
uit te wissen? Dit kan alleen door het oprichten van een zodanig gedenkteken
aan Helena Petrovna Blavatsky dat daaruit de kracht en de mate van
ons berouw zal blijken, en onze waardering voor alles wat ze ooit
voor India heeft gedaan.238
*[Op dat moment was nog niet besloten wat met de as
van HPB zou gebeuren. Tenslotte werd een derde aan Adyar gegeven,
een derde aan het Europese hoofdkwartier van de TS in Londen en het
resterende derde aan het hoofdkwartier in de Verenigde Staten in New
York.]
In Londen schreef W.T. Stead, redacteur van The Review of Reviews,
in het nummer van juni 1891:
Onder de verschillende spirituele leraren aan de
voeten van wie ik in de loop van mijn eclectische journalistieke loopbaan
heb gezeten, was Mw. Blavatsky een van de origineelste. Er zijn mensen
die zich inbeelden dat ze met de theosofie hebben afgerekend omdat
ze een grap kunnen maken over een theekopje. . . . Wat Mw. Blavatsky
deed, was oneindig veel grootser dan het dupliceren van theekopjes.
Ze maakte het voor de meest beschaafde en sceptische mannen en vrouwen
van deze generatie mogelijk te geloven, en vurig te geloven, in een
mate die hen bestand maakte tegen spot en hen vervolging deed verachten
– dat de onzichtbare wereld die ons omgeeft, niet alleen intelligente
wezens bevat met een kennis van de waarheid die verre superieur is
aan de onze, maar dat het voor de mens mogelijk is om in verbinding
te treden met deze verborgen en stille wezens en door hen te worden
onderwezen in de goddelijke mysteriën van tijd en eeuwigheid.
. . . Dat is een grote prestatie, waarover men a priori zou
hebben gelachen als iets onmogelijks. Toch verrichtte ze dat wonder.
Mw. Blavatsky, een Russin, . . . bekeerde vooraanstaande
Engelsen in India tot een hartstochtelijk geloof in haar theosofische
missie, zelfs toen de chauvinistische koorts op zijn hevigst was;
in de latere jaren van haar leven slaagde ze erin Annie Besant over
te halen om zich bij de nieuwe-oude religie aan te sluiten; deze had
jarenlang als pionier gevochten in de voorste gelederen van een militant
atheïsme. Een vrouw die deze twee dingen kan presteren, is inderdaad
een geweldige vrouw. . . .
Te midden van een materialistische en mechanische
generatie [slaagde] Mw. Blavatsky erin om een klasse van onderzoekers
en economen te dwingen tenminste het bestaan te erkennen van de opvatting,
dat alle materiële dingen slechts een voorbijgaande illusie zijn
en dat alleen het spirituele werkelijk bestaat. Mw. Blavatsky heeft
ook het gevoel versterkt en bij velen bijna herschapen dat dit leven
alleen een proeftijd is. In dit opzicht was haar lering veel meer
in overeenstemming met de geest van het Nieuwe Testament dan veel
van de pseudochristelijke leringen van onze tijd. Ze heeft de horizon
van ons denken verbreed en iets van het oneindige gevoel van het uitgestrekte,
onbegrensde mysterie dat enkele van de oosterse religies kenmerkt,
naar het hart van Europa in de negentiende eeuw gebracht.
In een volgend redactioneel artikel voegde Stead hieraan toe:
Reïncarnatie kan wel of niet waar zijn. Of het
denkbeeld nu waar is of onjuist, het was tot deze laatste tien jaar
voor de gewone westerling bijna ondenkbaar. Dit is niet langer het
geval. Grote aantallen mensen die het nog steeds als onbewezen verwerpen,
hebben geleerd de waarde ervan te erkennen als een hypothese die veel
van de mysteriën van het menselijk leven verklaart . . . het
is onbetwistbaar dat de welwillende erkenning van de mogelijkheid
van reïncarnatie de denkwereld van de mensen heeft verruimd.
. . . En dit, wat ongetwijfeld een grote prestatie is, zal voor altijd
worden verbonden met de naam Mw. Blavatsky.239
* * *
Het volgende redactionele stuk verscheen in het nummer van 10 mei 1891
van de New York Daily Tribune:
Weinig vrouwen in onze tijd zijn hardnekkiger in
een verkeerd daglicht gesteld, belasterd en veracht dan Mw. Blavatsky.
Maar hoewel boosaardigheid en onwetendheid met haar deden wat ze niet
laten konden, zijn er overvloedige aanwijzingen dat haar levenswerk
zich van alle blaam zal zuiveren, dat het zal blijven bestaan en dat
het ten goede zal werken. . . .
Het leven van Mw. Blavatsky was opmerkelijk, maar
dit is niet de plaats of de tijd om over de wederwaardigheden ervan
te spreken. Het moet voldoende zijn te zeggen dat ze zich bijna twintig
jaar lang had gewijd aan de verspreiding van leringen waarvan de basisbeginselen
een verheven ethisch karakter dragen. Ongeacht hoe utopisch het aan
sommigen mag toeschijnen, om in de negentiende eeuw een poging te
doen de barrières van vooroordeel op grond van ras, nationaliteit,
kaste en klassen af te breken, en die geest van broederlijke liefde
in te prenten die de grootste van alle spirituele leraren in de eerste
eeuw voorschreef, het edele van het doel kan alleen in twijfel worden
getrokken door degenen die het christendom verwerpen. Mw. Blavatsky
geloofde dat de vernieuwing van de mensheid moet zijn gebaseerd op
de ontwikkeling van altruisme. Hierin stond ze op één
lijn met de grootste denkers, niet alleen van de tegenwoordige tijd,
maar van alle tijden. . . . Alleen al dit geeft haar leringen recht
op de eerlijke en ernstige overweging door allen die invloeden die
bijdragen tot rechtvaardigheid respecteren.
Ze deed belangrijk werk . . . in een andere richting.
Men kan wel zeggen dat niemand in de huidige generatie meer heeft
gedaan voor het opnieuw ontsluiten van de lang verzegelde schatten
van oosterse kennis, wijsheid en filosofie. Beslist niemand heeft
zoveel gedaan om die diepzinnige wijsheid-religie, uitgewerkt door
het altijd bespiegelende Oosten, toe te lichten en die oude literaire
werken aan het licht te brengen waarvan de strekking en diepte in
de westerse wereld zoveel verbazing hebben gewekt. Deze was immers
opgegroeid met het bekrompen geloof dat op het terrein van het speculatieve
denken het Oosten slechts grove en kinderlijke ideeën had voortgebracht.
Haar kennis van oosterse filosofie en esoterie was
veelomvattend. Geen oprechte geest kan hieraan twijfelen na het lezen
van haar belangrijkste twee boeken. Vaak leidden haar stappen inderdaad
naar plaatsen waar slechts enkele ingewijden haar konden volgen, maar
de toon en tendens van al haar geschriften waren heilzaam, verkwikkend
en stimulerend. De les die ze voortdurend inprentte, was zonder twijfel
wat de wereld het meest nodig heeft en altijd nodig heeft gehad, namelijk
de noodzaak het zelf te beteugelen en voor anderen te werken. Zo’n
leer is ongetwijfeld onaangenaam voor ego-aanbidders en heeft misschien
weinig kans op zoiets als algemene aanvaarding, om maar te zwijgen
over algemene toepassing. Maar de man of vrouw die weloverwogen afziet
van alle persoonlijke doeleinden en ambities om zulke ideeën
te bevorderen, heeft zeker recht op respect, zelfs van degenen die
zich het minst in staat voelen gehoor te geven aan de oproep tot een
hoger leven.
Het werk van Mw. Blavatsky heeft al vrucht gedragen
en is kennelijk bestemd om in de toekomst nog opmerkelijker en weldadiger
gevolgen voort te brengen. Wie deze tijd nauwkeurig waarneemt, heeft
allang gezien dat de toon van het huidige denken in veel richtingen
hierdoor werd beïnvloed. Een ruimdenkender mensheid, liberalere
overwegingen en een neiging om oude filosofieën te onderzoeken
vanuit een hoger gezichtspunt, houden rechtstreeks verband met de
leringen waarnaar is verwezen. Zo heeft Mw. Blavatsky haar stempel
op de tijd gedrukt. En haar werken zullen haar daarin volgen . . .
en eens, al is het niet onmiddellijk, zal men de verhevenheid en zuiverheid
van haar doelstellingen en de wijsheid en strekking van haar leringen
vollediger erkennen; en men zal haar nagedachtenis de eer geven waarop
deze met recht aanspraak kan maken.240
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 402-5
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag