13 – Afscheid van India
Ondanks de voorspellingen dat ze niet durfde terug te komen om haar
aanklagers het hoofd te bieden, bereidde HPB zich voor uit Londen te
vertrekken naar India. In een interview in de Pall Mall Gazette
(23 oktober 1884) zei ze: ‘Ik keer naar India terug om de lasteraars
van mijn persoon aan te klagen, die vervalsers van brieven.’ Aan
haar familie in Rusland schreef ze:
Alles is veranderd. Een vijandelijke wind blaast
ons tegemoet. Hoe kan ik hier genezen en gezond worden? Ik moet snel
teruggaan naar het klimaat dat dodelijk voor mij is. Er is niets aan
te doen. Ook al zou het me mijn leven kosten, ik moet deze plannen
en lasterpraatjes uit de weg ruimen omdat ze niet alleen mij schaden;
ze schokken het vertrouwen van de mensen in ons werk en in de Society,
de Society waaraan ik mijn hele ziel heb gegeven. Wat doet mijn
leven er dan toe? . . . Meer dan duizend mensen zijn voor mij opgekomen.
Niet alleen brieven, maar telegrammen die duizenden roepies kosten,
zijn naar de Times van Londen gezonden. Wat India betreft,
de oorlog daar is meer dan een krantenoorlog. Ongeveer tweehonderd
inheemse studenten hebben hun naam doorgestreept in de registers van
dit Christian College, dat in zijn tijdschrift deze verbazingwekkende
brieven van mij heeft afgedrukt. . . .
Mw. Novikov heeft Mackenzie Wallace meegebracht om
me op te zoeken; hij heeft in Rusland gewoond en heeft een werkelijk
uitstekend boek over Rusland geschreven en spreekt heel goed Russisch.
Hij wordt als secretaris naar de onderkoning, Lord Dufferin, gestuurd.
Hij gaf me een introductiebrief voor Nubar Pasja in Caïro; daarin
vraagt hij hem mij te helpen informatie in te winnen over de Coulombs.213
Men zal zich herinneren dat HPB Mw. Coulomb voor het eerst ontmoette
in Caïro. Nubar Pasja was een voortreffelijke Egyptoloog en toen
HPB aan hem werd voorgesteld, was hij minister-president van Egypte.
Op 31 oktober boekte HPB passage naar India via Alexandrië, Port
Saïd, Caïro en Sri Lanka. Ze werd vergezeld door de Cooper-Oakleys
en in Port Saïd sloot de Engelse geestelijke Charles Leadbeater
zich aan bij hun gezelschap; hij was van plan in Adyar te gaan wonen
en werken. In Caïro waar ze tien dagen doorbracht, werd Blavatsky
koninklijk onthaald door ‘de hoogste kringen van de samenleving’.214
Nubar Pasja en een aantal anderen werden lid van de TS, de minister-president
werd ingeschreven als erelid.215
Mw. Isabel Cooper-Oakley herinnerde zich later:
HPB was een heel interessante reisgenote en haar
veelzijdige kennis over elk deel van Egypte was zowel uitgebreid als
opmerkelijk. Had ik maar de gelegenheid om in te gaan op de details
van die tijd in Caïro, de ritten door de merkwaardige en schilderachtige
bazaars en haar beschrijvingen van de mensen en hun gewoonten. Vooral
interessant was een lange namiddag die we doorbrachten in het Boulak
Museum aan de oever van de Nijl, waar HPB met haar kennis verbazing
wekte bij Maspero, de beroemde Egyptoloog; en terwijl hij door het
museum liep, verklaarde ze hem de rangen van de koning-ingewijden
en hoe ze esoterisch moeten worden gezien.216
Over het onderzoek naar de Coulombs telegrafeerde HPB Olcott op 24
november: ‘Volledig succes. Misdadigers. Wettige bewijzen.’
Een vervolgbrief vertelde over hun frauduleuze activiteiten.217
Mw. Cooper-Oakley schrijft:
Nadat we Caïro hadden verlaten, gingen HPB en
ik rechtstreeks naar Suez. Oakley bleef in Caïro om de papieren
over de Coulombs van de politie te krijgen. Leadbeater sloot zich
in Suez bij ons aan. Nadat we twee dagen op de stoomboot hadden gewacht,
vertrokken we naar Madras. Ik ben niet vaak diep beschaamd over mijn
landgenoten; maar ik beken dat ik daar tijdens die veertien dagen
wel reden toe had. De eerste door de zendelingen geschreven pamfletten
deden de ronde aan boord en men kon iedere beledigende opmerking horen
die ook maar over HPB was te maken.
De ontvangst die hun werd bereid toen de boot in India aankwam, vormde
daarmee een grote tegenstelling, vervolgt ze: ‘Een afvaardiging
vergezeld van een fanfarekorps kwam in boten naar ons toe om ons te
begroeten. . . . Toen we bij het uiteinde van de pier aankwamen, waren
er honderden mensen om HPB te verwelkomen; en we werden in een kar –
uitbundig versierd met papieren rozen, enz. – door enthousiaste
leden letterlijk over de pier gesleept, en toen omringd door massa’s
lachende donkere gezichten.’218
Daarna werden ze toen naar Pacheappah’s Hall gereden; hier werd
een verklaring aan HPB overhandigd, getekend door driehonderd studenten
van het Christian College in Madras dat de Coulomb-beschuldigingen had
gepubliceerd. Een gedeelte van de verklaring luidt als volgt:
U heeft uw leven gewijd om belangeloos de waarheden
van de occulte filosofie te verspreiden. U heeft een zee van licht
geworpen op de heilige mysteriën van onze eerbiedwaardige religie
en filosofieën door dat geweldige werk van u, Isis Ontsluierd,
de wereld in te sturen. Uw uiteenzetting daarin heeft onze geliefde
kolonel Olcott ertoe gebracht dat enorme liefdewerk te ondernemen
– de stervende vlammen van religie en spiritualiteit te doen
oplaaien op de altaren van Aryavarta.*219
*Aryavarta is de oude naam voor India.
Olcott herinnert zich:
Ze drong er telkens bij me op aan om met haar naar
een rechter te gaan, of een advocaat, of een rechtskundige –
wie dan ook – om haar beëdigde verklaring af te leggen
en onze actie te beginnen, maar ik weigerde beslist. Ik zei haar dat
de conventie binnen enkele dagen zou bijeenkomen en dat het onze hoogste
plicht was haar zaak aan de gedelegeerden voor te leggen, een speciale
commissie te vormen van onze bekwaamste advocaten en hen te laten
beslissen welke stappen ze zou moeten nemen; dat zij en ik onze persoonlijkheden
zodanig met de Society hadden vereenzelvigd dat we niets moesten ondernemen
voordat we de wens van onze collega’s zouden kennen. Ze ergerde
zich mateloos en raasde en drong aan, maar ik bleef op mijn standpunt
staan; en toen ze dreigde alleen te gaan en ‘deze smet op haar
reputatie te verwijderen’, zei ik dat ik dan in ieder geval
mijn functie zou neerleggen en de conventie tussen ons zou laten kiezen:
ik wist teveel over gerechtelijke praktijken om zo’n dwaasheid
te begaan. Toen legde ze zich erbij neer.220
Op de conventie werd een speciale commissie van veertien advocaten,
rechters en politici van de Society gevormd om de te volgen koers te
bepalen. In hun rapport aan de conventie verklaarden ze dat ‘Mw.
Blavatsky haar lasteraars niet moest vervolgen in een rechtzaak’.221
In de discussie die volgde, waren de voornaamste argumenten om niet
te handelen: ten eerste dat er in de loop van een rechtzaak de spot
zou worden gedreven met de heilige namen van de meesters;222
en ten tweede dat de echtheid van occulte verschijnselen niet in een
rechtzaak kan worden aangetoond. Het rapport van de commissie oogstte
bijval. Olcott voegt eraan toe dat toen HPB de volgende avond verscheen
voor de vijftienhonderd personen die de viering van de negende verjaardag
van de Society bijwoonden, zij uitbundig werd toegejuicht en telkens
als de verschillende sprekers in hun toespraken naar haar verwezen,
wekte dit groot enthousiasme.223
HPB was echter verre van enthousiast over de beslissing om geen aanklacht
in te dienen. Haar bezoek aan Caïro was nu tevergeefs. Ze vreesde
dat haar weigering om tot vervolging over te gaan voortaan in de wereld
algemeen zou worden geïnterpreteerd als een schuldbekentenis en
dat dit zijn weerslag zou hebben op de integriteit van de TS.
Eind januari 1885 werd HPB ziek – zo ernstig dat Olcott, die
kort tevoren naar Birma was gegaan, werd teruggeroepen. Mw. Cooper-Oakley
bericht:
Heel zorgwekkend waren de uren en dagen van verpleging
die ik die drie weken doormaakte, terwijl het steeds slechter met
haar ging en ze tenslotte in een toestand van coma door de artsen
werd opgegeven. Het bewijst hoe verbazingwekkend de beschermende invloed
van HPB was, ziek of gezond; want hoewel ik samen met haar volledig
afgezonderd was vlak onder het dak van het huis . . . ging ik toch
elke nacht tussen 3 uur en 4 uur over het platte dak heen en weer
lopen om wat frisse lucht te krijgen en vroeg ik me af, terwijl ik
het aanbreken van de dag over de Golf van Bengalen gadesloeg, waarom
ik me zo onbevreesd voelde, zelfs toen het scheen dat ze elk ogenblik
kon sterven. Ik kon me nooit een gevoel van angst voorstellen als
ik bij HPB kwam. Tenslotte kwam de beangstigende nacht toen de artsen
haar opgaven en zeiden dat niets kon worden gedaan, dat het onmogelijk
was. Ze was toen in een toestand van coma en was dat al enkele uren.
De artsen zeiden dat ze in die toestand zou overlijden en ik wist
dat menselijk gesproken die nachtelijke wacht de laatste zou zijn.
[De echtgenoot van Oakley was al naar Madras gegaan om een vergunning
voor crematie te krijgen.224]
Ik kan hier niet ingaan op wat er gebeurde, een ervaring
die ik nooit zal vergeten; maar tegen 8 uur ’s ochtends opende
HPB plotseling haar ogen en vroeg om haar ontbijt, de eerste keer
dat ze normaal sprak sinds twee dagen. Ik zocht de dokter op; zijn
verbazing over de verandering was heel groot. HPB zei, ‘Ach,
dokter! U gelooft duidelijk niet in onze grote meesters.’225
Van de volgende ervaring van Mw. Cooper-Oakley, die zijzelf niet noemde,
waren anderen getuige. ’s Avonds,
zaten de Cooper-Oakleys, Damodar Mavalankar, Bawaji
D. Nath en dr. Franz Hartmann in de voorkamer te fluisteren en te
wachten op enig teken van HPB. Plotseling verscheen meester M volledig
gematerialiseerd op de veranda; hij ging snel door de voorkamer HPB’s
kamer binnen. Ondertussen trokken zij die in de voorkamer waren zich
terug. . . . Toen HPB herstelde, vertelde ze haar naaste vrienden
dat haar meester was gekomen en haar uit twee mogelijkheden had laten
kiezen – de eerste was te sterven en in vrede te gaan, waarmee
een eind komt aan haar martelaarschap; en de tweede, nog enkele jaren
te leven om aan De Geheime Leer te beginnen . . .226
Bij de bespreking van de beslissing van de afgevaardigden van de TS-conventie
van 1885, merkt dr. Harrison een eeuw later op dat hij hen niet kan
verontschuldigen dat ze ‘hun stichtster geen eerlijke verdediging
hadden toegestaan; ze schenen slechts bezorgd over het veiligstellen
van hun eigen reputatie. Of ze een bedriegster was of niet, HPB had
er recht op dat men haar onbevooroordeeld zou aanhoren. Dit is nooit
gebeurd. Als men haar de juridische en deskundige hulp had toegestaan
waar ze dringend om vroeg, zouden zowel Hodgson als de Society for Psychical
Research verschrikkelijk in de problemen zijn geraakt’ en de Coulombs
ook.227
Op 21 maart 1885 richtte HPB de volgende brief aan de algemene raad
van de Theosophical Society:
Mijne heren,
Het ontslag uit mijn functie dat ik op 27 september
1884 indiende en dat ik introk op dringend verzoek en aandrang van
vrienden in de Society, moet ik nu onvoorwaardelijk opnieuw indienen.
Mijn huidige ziekte is door mijn medische verzorgers dodelijk verklaard;
men heeft mij zelfs niet één heel jaar leven beloofd.
Onder deze omstandigheden zou het ironisch zijn om voor te wenden
dat ik de taak van corresponderend secretaris zou kunnen vervullen;
en ik dring eropaan dat u me toestaat mij terug te trekken. Ik wens
de mij resterende tijd te wijden aan andere gedachten en vrij te zijn
een klimaatsverandering te zoeken die mij waarschijnlijk goed zal
doen.
U allen stuk voor stuk en elk van mijn vrienden en
sympathisanten geef ik hierbij een hartelijke afscheidsgroet. Als
dit mijn laatste woord is, zou ik u allen op het hart willen drukken,
u die zich bekommert om het welzijn van de mensheid en om uw eigen
karma, trouw te zijn aan de Society en deze niet door de vijand te
laten vernietigen.
Met broederlijke groeten, altijd de uwe – in
leven en dood.
H.P. Blavatsky228
Haar aftreden werd bekendgemaakt in The Theosophist, gevolgd
door dit certificaat van haar arts:
Ik verklaar hierbij dat gezien de slechte gezondheid
van Mw. Blavatsky, ze absoluut niet is opgewassen tegen de voortdurende
opwinding en zorg waaraan ze in Madras is blootgesteld. De toestand
van haar hart vereist volkomen rust en een passend klimaat. Daarom
beveel ik aan dat ze dadelijk naar Europa vertrekt en in een gematigd
klimaat verblijft – op een of andere rustige plaats.
dr. Mary Scharlieb, B.S., Londen
De beslissing om Adyar te verlaten werd niet door HPB genomen;
dit gebeurde in feite onder protest, omdat ze niet graag het werk voor
de theosofie in India in de steek liet. Het besluit kwam van degenen
die bezorgd waren over haar gezondheid en ook van anderen die hun vertrouwen
in haar missie hadden verloren en die haar verdere aanwezigheid in Adyar
hinderlijk vonden.229
Een van de belangrijkste oorzaken hiervan was Hodgson zelf. Buiten
zijn opdracht als onderzoeker van de SPR, deed hij zijn uiterste best
om overal waar hij kwam bij theosofen te benadrukken dat hij had bewezen
‘dat alles bedrog was’ zover het HPB betrof.230
Hij moet heel overtuigend zijn geweest, want vóór hij
India eind maart 1885 verliet, had hij zelfs de autoriteiten in Adyar
zover gekregen dat ze twee publicaties van de TS over de Coulomb-zaak
die in alle opzichten HPB steunden, terugtrokken. Hijzelf vermeldt deze
prestatie.231
Op 31 maart verliet HPB India om er nooit terug te keren. Ze ging per
boot naar Napels vergezeld door Mary Flynn, door een hindoe-chela, Bawaji
en door dr. Hartmann.
In juni schreef Olcott aan Mej. Arundale in Londen:
Men is hier [in Adyar] een collecte begonnen om geld
beschikbaar te stellen voor de ziektekosten van HPB (meer dan £70)
en voor haar huidige verhuizing alsmede haar levensonderhoud tot ze
uit Moskou geld krijgt waar ze recht op heeft en nog zal hebben voor
haar literaire werk. Maar met haar jichtige vingers, zwakke hart en
albuminurie twijfel ik eraan of ze hierna ooit nog veel zal kunnen
doen. We moeten haar als onze gepensioneerde beschouwen en erop toezien
dat er goed voor haar wordt gezorgd. Arme vrouw – nadat ze zo
hard voor de wereld heeft gezwoegd, dat ze onder zulke omstandigheden
van huis moet worden verdreven om misschien te sterven met een stigma
van schande dat zich aan haar schitterende naam heeft gehecht!232
Het Hodgson-rapport werd pas eind 1885 gepubliceerd. De nasleep was
verbazingwekkend, zoals dr. Hartmann bericht in zijn autobiografie.
Het schandaal ‘gaf over de hele wereld bekendheid aan het bestaan
van de TS en de theosofische leringen; het gevolg was dat duizenden
de boeken van Mw. Blavatsky aanschaften en lazen en kennis namen van
haar opvattingen, terwijl ze anders misschien hun hele leven over deze
dingen onwetend waren gebleven’.233
Vooral in de Verenigde Staten wekte de beweging nieuwe belangstelling.234
Slechts vier maanden nadat Hodgson zijn zegje had gedaan, werd het eerste
nummer van het tijdschrift The Path van W.Q. Judge in New York
gepubliceerd. Een heropleving volgde het jaar daarop in Engeland, toen
HPB’s tijdschrift Lucifer verscheen. In latere jaren
merkte Francesca Arundale op: ‘. . . in de begintijd toen de ene
onaangename gebeurtenis na de andere het bestaan van de beweging zelf
scheen te bedreigen en we uitriepen ‘dit zal zeker de dood van
de Society betekenen’, zagen we later dat deze als een phoenix
uit haar as verrees, nieuw leven kreeg en sterker werd door de tegenslagen
die ze te verduren had.’235
Deze opmerkingen werden gesteund door statistische gegevens in Blavatsky’s
artikel van 1890 in de North American Review, ‘Recente
vooruitgang in de theosofie’. Ze schreef:
Om langdradigheid te vermijden, kunnen we beginnen
met het jaar 1884, toen de aanval op ons werd gedaan door de Londense
Society for Psychical Research. Uit het officiële rapport van
dat jaar blijkt dat er op 31 december 104 erkende afdelingen van de
Theosophical Society bestonden in alle delen van de wereld. In het
jaar 1885, als een antwoord op onze lasteraars, werden er zeventien
nieuwe afdelingscertificaten uitgegeven; in 1886, vijftien; in 1887,
tweeëntwintig; in 1888, eenentwintig. . . . Bijgewerkt tot juni
1890 vinden we in onze registers meer dan 200 afdelingen. . . .
En als geen samenzwering, geen aanval de Society
ooit ernstig aan het wankelen kon brengen of haar voortgang belemmeren,
dan zal niets dat ooit doen. We kunnen slechts dankbaar de christelijke
spreuk herhalen, lichtelijk geparafraseerd, die nu zo toepasselijk
is voor onze beweging: ‘Het bloed van martelaren is het
zaad van de theosofie’. De Society heeft teveel goed werk
gedaan, het goede graan is te duidelijk aanwezig, zelfs in hopen erkend
kaf, om niet een stevige fundering te hebben gelegd voor de tempel
van waarheid in zowel de nabije als de verre toekomst.236
Dit alles was echter nog niet duidelijk toen HPB in 1885 afscheid nam
van India; en het volgende jaar zou voor haar een van de meest hartverscheurende
persoonlijke beproevingen worden.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 272-8
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag