11 – Bezoek aan Europa
De zeven maanden die HPB en Olcott in 1884 in Europa doorbrachten,
waren geen tijd van rust en vrede zoals haar arts had voorgeschreven,
maar eerder van intense activiteit. In deze periode kreeg de theosofie
aanzien en een zekere positie, en werd in intellectuele kringen zelfs
populair. Overal waar ze heengingen, waren de twee stichters zeer gezocht.
De derde stichter, William Q. Judge, was uit Amerika gekomen op weg
naar India en bracht enkele maanden met HPB in Frankrijk door, ‘in
opdracht van de meester’, zei ze, ‘hier gekomen om me te
helpen bij het schrijven van De Geheime Leer’.121
Na hun aankomst in Marseille brachten Blavatsky en Olcott een week
in Nice door als gasten van Lady Caithness (hertogin De Pomar) in Palace
Tiranty, een van haar woningen. Ze was Spaanse van geboorte en huwde
eerst de hertog De Pomar en na zijn dood de graaf van Caithness. Toen
de laatstgenoemde overleed, vestigde ze zich in Parijs waar ze de Société
Théosophique d’Orient et d’Occident stichtte.
Vanuit Nice gingen HPB en Olcott naar Parijs, waar ze Judge en Mohini
ontmoetten. Het viertal logeerde aan de Rue Notre Dame des Champs 46,
dat Lady Caithness hun ter beschikking stelde; en dit was HPB’s
hoofdkwartier zolang ze in Parijs bleef.
‘De missie van de theosofen in Europa kreeg veel aandacht in
de belangrijkste kranten’, bericht Michael Gomes. ‘Op 1
april stond er een artikel van drie kolommen over de verspreiding van
de theosofie in Le Rappel, de krant van Victor Hugo; en de
volgende dag stond er een in Le Temps. Le Matin bevatte
op 21 april een artikel van een halve kolom over de aankomst in Parijs
van theosofen uit alle delen van de wereld.’
Dezelfde dag heeft de English Morning News, in Parijs, HPB
geïnterviewd en aangekondigd dat er ter ere van haar een grote
conversazione zou worden gehouden op 10 mei in het prachtige
en ‘luxueuze’ huis van Lady Caithness in de Parijse wijk
Faubourg St. Germain.122
Judge schreef aan Olcott, die kort na zijn aankomst in Parijs naar
Londen was vertrokken:
De Verenigde Staten zullen snel weer vol zijn van
jou en van haar. Th. Child, die elke week een kolom schrijft in de
New Yorkse Sun, heeft een speciale afspraak voor vanavond,
en de correspondent van de Chicago Tribune heeft daar ook
om gevraagd.123
HPB hield discussies in verschillende huizen in Parijs, waarvan de
hoofdzaken later werden opgenomen in het boek The Mystery of the
Ages door Lady Caithness.124
In Londen had Olcott een bijeenkomst van de TS bijeengeroepen op 7
april om nieuwe functionarissen te kiezen en om het geschil tussen de
Kingsford- en Sinnett-partijen te beslechten. HPB was uitgenodigd om
deze bij te wonen maar weigerde.125
De avond tevoren waren HPB en Judge in Parijs herinneringen aan het
ophalen over de tijd in New York. De volgende dag schreef Judge aan
Laura Holloway, een vriendin in New York:
Toen we daar zaten, voelde ik het oude teken van
een boodschap van de meester en zag dat zij [HPB] aan het luisteren
was. Ze zei: ‘Judge, de meester vraagt me te raden wat het meest
uitzonderlijke zou zijn waartoe hij me opdracht zou kunnen geven.’
Ik zei, ‘dat Mw. Kingsford tot voorzitter van de London Lodge
zou worden benoemd.’ ‘Nog eens proberen’, [zei HPB].
‘Dat HPB opdracht krijgt naar Londen te gaan.’ Dat was
juist en hij vroeg haar om de sneltrein van 7 uur 45 te nemen en gaf
nauwkeurig de tijden aan waarop deze op verschillende stations en
in Londen zou aankomen. Dit was allemaal juist en we hadden geen spoorboekje
in huis. Ze had helemaal geen zin in de opdracht en ik kan je vertellen
dat het, gezien haar slechte gezondheid en haar huidige grote omvang,
een vreselijke reis was. Maar gisteravond bracht ik haar naar het
station en zag haar in de trein vertrekken met een kleine handtas.
Dit heeft een speciale bedoeling, want ze had met Olcott mee kunnen
gaan. . . .
Al die tijd gaf ze toe dat ze niet kon begrijpen
waarom ze de opdracht had gekregen; de leden in Londen zouden immers
denken dat het uit effectbejag was gedaan na haar eerdere weigering
om te gaan; en als Olcott haar ziet, zal hij zeker willen vloeken.
Maar de situatie in Londen is ernstig en [het] kan zijn dat ze van
plan zijn daar een of ander verschijnsel teweeg te brengen voor een
goed doel. Zo blijf ik hier alleen in dit huis achter en zal een tijdje
aan het boek [De Geheime Leer] werken.126
Voordat HPB op de Londense vergadering kwam, hadden er al verkiezingen
plaatsgevonden; Mw. Kingsford was boos geworden dat ze niet langer voorzitter
was en Finch haar plaats had ingenomen met Sinnett als vicevoorzitter
en secretaris en Francesca Arundale als penningmeester. De atmosfeer
was geladen. Een nieuw lid van de TS, een Britse geestelijke, Charles
Leadbeater, bericht wat zich vervolgens voordeed:
De deur tegenover ons ging plotseling en met kracht
open en een gezette dame in het zwart liep snel naar binnen en ging
op het uiteinde van onze bank zitten. Ze zat een paar minuten lang
te luisteren naar het geruzie op het podium en begon toen duidelijke
tekenen van ongeduld te vertonen. Er scheen geen verbetering op handen
en ze sprong daarom op uit haar stoel, riep op een toon van een militair
bevel het ene woord ‘Mohini’ en liep toen rechtstreeks
de deur uit de hal in. De statige en waardige Mohini liep zo snel
hij kon de kamer door en zodra hij de hal bereikte, wierp hij zich
onmiddellijk languit neer met het gezicht op de vloer, aan de voeten
van de dame in het zwart.
Veel mensen stonden in verwarring op omdat ze niet
wisten wat er aan de hand was; maar een ogenblik later rende Sinnett
zelf naar de deur, ging naar buiten en wisselde enkele woorden; en
toen hij de kamer weer binnenkwam, ging hij aan het einde van onze
bank staan en sprak met galmende stem de gewichtige woorden: ‘Mag
ik aan de London Lodge voorstellen – mevrouw Blavatsky.’
Het toneel was onbeschrijfelijk; de leden waren wild verheugd en tegelijk
half met ontzag vervuld; ze schaarden zich rond onze grote stichtster,
sommigen kusten haar hand, enkelen knielden voor haar en twee of drie
huilden hysterisch.127
HPB nam de vergadering over en eiste een verklaring voor de onbevredigende
situatie. Toen overlegde ze in besloten kring met de bestuurders en
werd men het erover eens dat Mw. Kingsford een nieuwe groep zou vormen,
die zich de Hermetic Lodge zou noemen; en de London Lodge zou worden
voortgezet als voorheen.
Mary Gebhard uit Elberfeld in Duitsland, die bij de vergadering aanwezig
was, berichtte later:
Op 7 april jl., toen ik een bijeenkomst van de Theosophical
Society bijwoonde in de kamers van Finch in Lincoln’s Inn, had
ik een visioen waarin ik mahatma M zag. Op dat moment zat ik aandachtig
te luisteren naar kolonel Olcotts openingsrede voor de Society. Ik
zag aan mijn rechterzijde, een beetje naar voren, een heel lange majestueuze
persoon staan in wie ik onmiddellijk de mahatma herkende van een portret
van hem dat ik had gezien in het bezit van Sinnett. Hij was niet in
het wit gekleed, maar het scheen me toe dat om zijn lichaam een of
ander donker materiaal met gekleurde strepen was gewikkeld. Het visioen
duurde slechts enkele seconden. Zover ik kon vaststellen, waren de
enige personen behalve ik die de mahatma [bij de bijeenkomst] hadden
gezien, kolonel Olcott, Mohini en natuurlijk Mw. Blavatsky.
Mw. Gebhard voegt hieraan toe dat Mohini zich voor deze persoon op
de grond wierp, niet voor HPB.128
HPB bleef een week in Londen en verbleef in het huis van de Sinnetts
in Ladbroke Gardens, waar ze veel Londense theosofen ontmoette.129
Ze bezocht ook het laboratorium van Sir William Crookes. Toen ze naar
Parijs vertrok, werd ze over het Kanaal vergezeld door Mary Gebhard
en haar zoon Arthur.130
Toen ze in Parijs terug was, voelde HPB op een dag een drang om naar
de Russische kerk te gaan. Ze schreef aan haar familie:
Ik stond daar met mijn mond wijd open, alsof ik voor
mijn eigen geliefde moeder stond, die ik jarenlang niet heb gezien
en die mij niet zou kunnen herkennen! . . . Ik geloof in geen enkel
dogma, ik heb een hekel aan elk ritueel, maar mijn gevoelens voor
onze eigen kerkdienst zijn heel anders. Ik ben geneigd te denken dat
mijn hersenen hun zevende stop missen. Waarschijnlijk zit het in mijn
bloed. . . . Ik zal zeker altijd zeggen: duizend maal liever boeddhisme,
een zuivere morele leer, in volmaakte harmonie met de leringen van
Christus, dan modern katholicisme of protestantisme. Maar met het
geloof van de Russische kerk wil ik zelfs boeddhisme niet vergelijken.
Ik kan het niet helpen. Zo is mijn dwaze, onlogische aard.131
Na de conversazione op 10 mei in het huis van Lady Caithness
ging HPB met Mohini en Judge naar een prachtig Frans landgoed in Enghien,
niet ver van Parijs, waar ze ongeveer drie weken bleven. Terwijl ze
daar was, schreef ze aan haar familieleden die ze in twaalf jaar niet
had gezien en drong er bij hen op aan haar in Parijs en Enghien op te
zoeken:
Ik ben mijn kosmopolitische vrienden en interviewers
en andere nieuwsgierige kwellers ontvlucht. Ik heb Parijs voor een
paar dagen verlaten en ben naar Enghien gekomen, naar Villa Croisac
van mijn dierbare vrienden graaf en gravin d’Adhémar.
Ze zijn echte vrienden, die om me geven, en niet alleen vanwege verschijnselen
– die ik hoogst vervelend vind. Hier heb ik een hele enfilade
van kamers ter beschikking van mezelf en van jullie. . . . De gravin
is een charmante vrouw: ze is een heel rijke Amerikaanse [uit Kentucky],
heel aardig en zonder pretenties. Haar echtgenoot is ook heel eenvoudig
in zijn manier van doen, hoewel hij een edele aristocraat is en een
verstokte aanhanger van de Bourbons.132
Over het verblijf van HPB in Enghien is weinig opgetekend, behalve
in een artikel van Judge, waaruit enkele fragmenten zijn genomen:
Onze geliefde vriendin werd het in ieder opzicht
naar de zin gemaakt, en ze vervolgde daar haar schrijfwerk, terwijl
ik in dezelfde kamer op haar verzoek zorgvuldig Isis Ontsluierd
doorlas. Ik maakte onderaan elke bladzijde alfabetische registers
[van onderwerpen], omdat ze van plan was het boek te gebruiken bij
het voorbereiden van de Geheime Leer. . . .
Gewoonlijk zaten we ’s avonds een tijdje te
praten in de salon; en daar, evenals in de eetkamer, vonden enkele
verschijnselen plaats die niet interessanter waren dan de woorden
van HPB, of die nu grappig, ernstig of vrolijk waren. Vaak speelde
de zuster van gravin d’Adhémar piano op een manier die
zelfs HPB verrukte; en ze was een uitstekende beoordelaar. Ik herinner
me goed een melodie die in Parijs juist was uitgebracht en die haar
enorm veel genoegen deed, zodat ze vaak vroeg om die nog eens te spelen.
Het was er een die hoge aspiratie en een grootse opvatting van de
natuur opriep. Hier vonden vele levendige gesprekken plaats tussen
de graaf en HPB, terwijl Mohini en ik zaten te luisteren; en vaak
wendde ze zich midden in het gesprek plotseling tot ons om de gedachten
te vertellen die op dat moment door ons hoofd gingen. . . .
[Op een] avond toen we allen enige tijd zonder licht
in de salon zaten terwijl de maan over het meer scheen en de hele
natuur was verstild, raakte HPB verzonken in gepeins. Kort daarna
stond ze op en ging bij het hoekraam staan en keek uit over het water.
Dadelijk schoot er een zachte lichtflits de kamer binnen en ze glimlachte
rustig. Gravin d’Adhémar herinnerde me aan deze avond
toen ze na het overlijden van HPB schreef:
HPB scheen verzonken in gedachten, toen ze plotseling
van haar stoel opstond en naar het open raam ging; ze hief haar
arm met een gebiedend gebaar op, en men hoorde zachte muziek in
de verte, die langzaam dichterbij kwam en plotseling waren er prachtige
melodieën die de salon waar we allemaal zaten vulden. Mohini
wierp zich aan HPB’s voeten en kuste de zoom van haar gewaad.
Deze daad leek een toepasselijke uiting van de diepe bewondering
en het respect die wij allen voelden voor deze bewonderenswaardige
vrouw. We zullen haar verlies altijd blijven betreuren.
Deze astrale muziek was voor ons allen heel duidelijk.
De graaf maakte een opmerking over de schoonheid ervan en hoe zacht
de muziek werd toen deze wegebde in de onbekende verte.133
Pas nadat HPB was teruggekeerd in Parijs kwamen Vera en Nadja uit Rusland
aan. Ze bleven bij haar tot eind juni. De aanwezigheid van Vera was
aanleiding tot een experiment dat door HPB in besloten kring werd uitgevoerd;
hieraan heeft men in Engeland en Rusland bekendheid gegeven. Een getuigenverklaring
verscheen in het Britse tijdschrift Light (12 juli 1884), waaruit
het volgende is genomen:
Ondergetekenden waren getuige van de volgende verschijnselen:
Op 11 juni zaten we ’s morgens in de ontvangstkamer
van de Theosophical Society in Parijs aan de Rue Notre Dame des Champs
46, toen door de postbode een brief werd bezorgd. De deur van de kamer
waarin we zaten stond open, zodat we in de hal konden kijken; en we
zagen dat de bediende de voordeur opendeed, een brief aannam van de
postbode, deze dadelijk naar ons toebracht en Mw. Zjelikovsky [HPB’s
zuster, Vera] ter hand stelde, die deze voor haar op de tafel wierp
waar we omheen zaten. De brief was geadresseerd aan een dame, een
verwante van Mw. Blavatsky [haar tante Nadja], die daar toen op bezoek
was, en was afkomstig van een ander familielid in Rusland [tante Katharina].
Aanwezig in de kamer waren Mw. De Morsier, secretaris-generaal van
de Société Théosophique d’Orient et d’Occident;
M. Solovyov, de zoon van de eminente Russische geschiedkundige en
attaché van het keizerlijke hof, en zelf beroemd als schrijver;
kolonel Olcott, W.Q. Judge, Mohini, Baboe en verschillende andere
personen. Mw. Blavatsky zat ook aan de tafel. In een opwelling vroeg
Mw. Zjelikovsky [aan HPB] om de inhoud voor te lezen voordat het zegel
werd verbroken. . . .
Aldus uitgedaagd, nam Mw. Blavatsky dadelijk de gesloten
brief op, hield deze tegen haar voorhoofd en las hardop wat volgens
haar de inhoud was. Deze beweerde inhoud schreef ze vervolgens op
een blanco pagina van een oude brief die op de tafel lag. Omdat haar
zuster nog steeds om haar vermogens lachte en die in twijfel trok,
zei ze dat ze de aanwezigen een nog duidelijker bewijs zou geven dat
ze in staat was haar paranormale kracht uit te oefenen binnen
de gesloten envelop. Ze merkte op dat haar eigen naam in de brief
voorkwam en zei dat ze deze door de envelop heen met rood potlood
zou onderstrepen. Om dit te realiseren, schreef ze haar naam op de
oude brief (waarop de kopie van de inhoud van de verzegelde brief
zou zijn geschreven), samen met een ineengestrengelde dubbele driehoek
of ‘zegel van Salomo’ onder de handtekening, die ze ook
in de brief zelf had gekopieerd. Dit gebeurde ondanks de opmerking
van haar zuster dat haar briefschrijfster haast nooit met haar volledige
naam tekende als ze aan familieleden schreef en dat Mw. Blavatsky
tenminste in dit opzicht zou zien dat ze zich vergiste. ‘Niettemin’,
antwoordde [HPB], ‘zal ik die twee rode tekens op de overeenkomstige
plaatsen in de brief laten verschijnen.’
Daarna legde ze de gesloten brief naast de open kopie
op de tafel en plaatste haar hand op beide, om aldus (zo zei ze) een
brug te maken waarlangs een stroom van paranormale kracht kon passeren.
Zo hield ze haar hand enkele ogenblikken stil terwijl haar trekken
de uitdrukking aannamen van diepe mentale concentratie. Hierna
wierp ze de gesloten brief over de tafel naar haar zuster en zei:
‘Tiens, c’est fait. Het experiment is met succes beëindigd.’
. . . Toen de envelop werd geopend door de dame aan wie deze was gericht,
werd geconstateerd dat Mw. Blavatsky de inhoud precies had uitgeschreven;
dat haar naam erin stond; dat ze die werkelijk in rood had onderstreept
zoals ze had beloofd; en dat de dubbele driehoek was weergegeven onder
de handtekening van de schrijfster, die voluit was geschreven, zoals
Mw. Blavatsky had aangegeven.
Er viel ons nog een bijzonder interessant feit op.
Een kleine onvolmaaktheid in de vorming van een van de twee verstrengelde
driehoeken, zoals die door Mw. Blavatsky waren getekend, was getrouw
weergegeven in de gesloten brief. [De namen van de getuigen zijn
in een lijst genoteerd.]
Vera informeerde bij Olcott hoe HPB erin was geslaagd de rode kleur
van haar potlood over te brengen naar de brief in de verzegelde envelop.
Hij antwoordde:
Om zo’n verschijnsel te analyseren, moeten
we begrijpen dat een van de verborgen, praktisch onbekende en niet
onderzochte menselijke vermogens, de kracht is om atomen aan te trekken
en te verplaatsen. Op die manier onttrok Mw. Blavatsky in dit geval
de atomen uit haar rode potlood zonder ze te splitsen en nam ze op
in haar nervale levenskracht; ze liet ze door haar lichaam gaan als
een elektrische stroom, van de rechterhand naar de vingers van de
linkerhand, liet ze vervolgens passeren door de microscopische gaten
die zich in alle papier bevinden en fixeerde ze op de plaatsen die
ze tevoren door haar geconcentreerde wil had aangegeven.
Het bovenstaande verscheen in het verslag van Vera over de verschijnselen
in Parijs, dat naar een Russisch tijdschrift werd gezonden en werd herdrukt
in Rebus.134
Dit is de eerste keer dat het in het Engels werd uitgegeven; en dat
geldt ook voor het volgende uit dezelfde bron:
Een paar dagen geleden zaten we allen bij elkaar
toen Judge, de secretaris van de Society, in zijn post een brief ontving
uit Amerika die hij onmiddellijk opende. Het eerste dat zijn
aandacht trok, was niet de inhoud van de brief maar het feit dat verschillende
woorden met rode inkt waren onderstreept, en er was diagonaal over
het vel een zin geschreven met dezelfde inkt, getekend door de bekende
naam van de meester. . . . De eerste gedachte die in mijn hoofd opkwam,
was dat dit kon zijn gedaan door de schrijver in New York, maar ik
ben al snel van mening veranderd.
Ongeveer twee dagen later zat Mw. Blavatsky te luisteren
naar een jonge gast . . . , Bertram Keightley, die zich bitter beklaagde
over zijn moeder die erop stond dat hij ofwel zou terugkeren naar
Liverpool, dan wel zijn reis door Europa zou voortzetten, die hij
om gezondheidsredenen had ondernomen. ‘Moeder is vreselijk bang
dat ik alles zou achterlaten en u naar Madras zou volgen’, zei
hij. . . . Toen belde de postbode aan en tussen andere brieven was
er een van Mw. Keightley aan haar zoon. Hij opende deze zonder veel
haast, maar plotseling werd zijn gezicht rood en hij keek verbluft
en geschrokken. In de brief waren de woorden van zijn moeder over
het respect en de gehoorzaamheid die kinderen aan hun ouders verschuldigd
zijn, onderstreept in rode inkt met een bekende handtekening.
. . .
Mw. De M[orsier], secretaris van de afdeling van
de Society in Parijs . . . vertelde me dat zij ingesloten in een totaal
andere brief een brief van de meester had gevonden, samen met zijn
merkwaardige envelop, die juist op tijd was gekomen om haar te
beletten zelfmoord te plegen en die haar tot toegewijd theosofe
had gemaakt.135
In eerdere bijdragen aan een Russisch tijdschrift maakt Vera melding
van een gesprek met haar zuster over de mogelijkheid voorwerpen te creëren
door middel van paranormale kracht. Toen Vera uiting gaf aan een sterk
ongeloof in zulke verschijnselen, antwoordde HPB: ‘Wel, geloof
het dan niet. Geloof in zulke malligheid kan me heel weinig schelen.’
Vera, die vijf kinderen moest onderhouden en vaak in financieel moeilijke
omstandigheden verkeerde, merkt op:
Ik zei boos dat dit in geen geval malligheid was.
Dat als ze zo gemakkelijk goud en edelstenen kon creëren, ze
me dan rijk moest maken. Mijn zuster lachte en zei dat dit zwarte
magie zou zijn die schade zou doen aan alle betrokkenen. ‘Jouw
karma en het mijne is arm te zijn en dit moeten we dragen. Als ik
jou of mezelf probeerde te verrijken door zulke middelen, zou ik ons
beiden in het verderf storten, niet noodzakelijk in dit leven, maar
in toekomstige eeuwen.’ Op de vraag: ‘Waarom gaf je anderen
dan zulke verderfelijke geschenken als ze schade veroorzaken?’
verzekerde ze me dat deze dwaze dingen die haar toegestaan waren te
doen, dienden om botte materialisten – die nooit iets begrepen
tenzij men de puntjes voor hen op de i zette – ervan te overtuigen
dat er in de mens enorme krachten zetelen.136
In haar artikel ‘Is een mens in staat tot schepping?’ (The
Theosophist, december 1881) merkte HPB op dat paranormaal voortgebrachte
voorwerpen niet uit het niets tevoorschijn komen, maar uit eerder bestaande
stof in een gesublimeerde toestand. Het objectiveren ervan is niet wonderbaarlijker
dan het condenseren van wolken damp tot regen die dan tot ijs worden,
of het kristalliseren van koolstof in vloeibare toestand tot een diamant.
Soms bestond de stof die wordt gebruikt bij de schepping van voorwerpen
al in vaste vorm, zoals toen HPB om een kind een plezier te doen, de
atomen in een bos sleutels verplaatste om een fluit te maken. De zuster
van Olcott, Belle Mitchell, deed verslag van een aantal van die experimenten
die in New York werden uitgevoerd toen de Mitchells in hetzelfde flatgebouw
woonden als HPB.137
Eind juni vertrok HPB van Parijs naar Londen. De dag voor haar vertrek
schreef ze aan een Russische kennis: ‘Morgen ga ik naar Londen
en schud ik het stof van Parijs van mijn voeten. . . . ik ben ziek en
niet in een goede stemming. Op zo’n moment ben ik alleen door
theosofie in staat door te gaan.’138
Nadja, Vera en Mw. De Morsier waren op het station om haar uitgeleide
te doen. HPB schreef later aan haar tante:
Mijn beste, dierbare Nadjezjda Andrejevna! Jarenlang
heb ik niet gehuild, maar nu heb ik tranen met tuiten gehuild omdat
ik jullie beiden niet meer zal zien. Ik dacht dat mijn hart zou breken,
zo zwak voelde ik me. Gelukkig brachten enkele vriendelijke Fransen
die in dezelfde coupé zaten als ik, me op het volgende station
wat water en zorgden voor me zo goed ze konden. In Boulogne kwam Olcott
me ophalen en moest bijna huilen toen hij zag hoe ziek ik was. Hij
werd ook erg van zijn stuk gebracht door de gedachte dat jij en Vera
misschien zouden denken dat hij harteloos was omdat hij mij niet in
Parijs was komen halen. Maar de arme oude man wist niet dat ik zo
ziek was. Je weet dat ik altijd zwak ben.
Ik heb de nacht in Boulogne doorgebracht en de volgende
ochtend zijn er nog vijf van onze theosofen uit Engeland gekomen om
voor me te zorgen. . . . Ik werd de stoomboot bijna opgedragen en
er weer af, en triomfantelijk naar Londen gebracht. Ik kan nauwelijks
ademhalen, maar we hebben toch een receptie vanavond, waar waarschijnlijk
ongeveer vijftig oude bekenden zullen komen. De Engelsen zijn in het
algemeen niet wispelturig; ze zijn heel standvastig en trouw. Op Charing
Cross hebben Mohini en Keightley verschillende Engelsen de stuipen
op het lijf gejaagd door voor mij neer te vallen alsof ik een afgodsbeeld
was. Het heeft me echt boos gemaakt, dit tarten van het lot.139
Mohini had een persoonlijke reden om zich aan haar voeten te werpen.
In maart 1884 ontving hij de volgende brief van zijn meester:
Aan Mohini alleen:
Met verschijnselen kan men veel bereiken bij de ‘Pelings’
[Europeanen]. Men moet uiterlijk indruk op hen maken voordat een regelmatige,
blijvende, innerlijke indruk wordt gemaakt. Denk eraan en probeer
te begrijpen waarom ik van je verwacht dat je het volgende doet:
Als Upasika* [HPB] aankomt, ontmoet en ontvang haar
dan alsof je in India bent en ze je eigen moeder is. Je moet
je niets aantrekken van de massa Fransen en anderen. Je moet ze
verbijsteren; en als de kolonel je vraagt waarom, antwoord hem
dan dat je de innerlijke mens groet, de inwoner, niet HPB,
omdat je daarover een aanwijzing van ons hebt gekregen. En weet voor
je eigen lering dat Iemand veel groter dan ikzelf [de Mahachohan]
zo vriendelijk was erin toe te stemmen om in haar gedaante op de hele
toestand toe te zien en daarna door middel van hetzelfde kanaal zo
nu en dan Parijs en andere plaatsen te bezoeken waar misschien buitenlandse
leden wonen. Je zult haar op die manier begroeten als je haar ziet
en afscheid van haar neemt, de hele tijd die je in Parijs bent†
– ongeacht het commentaar en haar eigen verbazing.
Dit is een beproeving.140
*Upasika betekent een vrouwelijke discipel.
†Dit zou voor HPB heel moeilijk te verdragen zijn. Rechter Khandalavala
zei eens over haar: ‘Ze had een grote afkeer van vleierij en
van elke soort eer die men haar probeerde te bewijzen. Een hindoe-lid
ging eens naar haar toe om haar voet aan te raken en een diepe buiging
te maken, toen ze plotseling opstond uit haar stoel en hem haar ongenoegen
te kennen gaf: ‘Ik ben geen heilige: ga me alsjeblieft niet
vereren’’ (The Theosophist, juli 1929).
Na zijn terugkeer in Parijs uit Londen ontving Mohini in mei nog een
brief uit dezelfde bron:
Je optreden tegenover Upasika is zo kinderachtig
dat het zeker een nog slechtere indruk zal wekken dan haar eigen oneerbiedige
houding als ze geheel aan zichzelf wordt overgelaten.‡ Vergeet
niet dat alle goede resultaten die ons India te wachten staan . .
. zijn toe te schrijven aan haar individuele inspanningen. Je kunt
haar nauwelijks genoeg eerbied en dankbaarheid bewijzen, of meer dan
waar ze recht op heeft. Het is beter om de Engelsen alle goeds te
laten zien dat ze moreel bereikt, dan om hen voortdurend [te] vermaken
met verhalen [over haar] die haar slechts in een kinderlijk, grillig
daglicht plaatsen en die hen laten lachen en zelfs glimlachen ten
koste van haar. . . . Jij bent de vertegenwoordiger van het
India dat weer moet worden opgewekt. Je moet je daarom gedragen
als een filosoof als je een chela wil zijn, niet als een lachende
jongeman.141
‡Op het schutblad van Blavatsky’s exemplaar
van De Stem van de Stilte schreef ze de woorden: ‘Van
H.P.B. aan H.P. Blavatsky, zonder vriendelijke groeten’
(The Theosophist, augustus 1931, blz. 560).
HPB bleef zes weken in Londen in Elgin Crescent 77, Notting Hill, het
huis van Francesca Arundale en haar bejaarde moeder. Een persoonlijke
beschrijving van die periode wordt gegeven in het boek van de dochter
My Guest – H.P. Blavatsky en in haar eerbetoon ‘In
memoriam’ ter gelegenheid van HPB’s dood. Uit beide bronnen
is het volgende samengesteld:
Toen ze bij ons was, was het haar gewoonte het eerste
deel van de dag te besteden aan schrijven; ze begon gewoonlijk om
zeven uur, maar vaak vroeger, en ze zette haar werk met een kleine
onderbreking voor de lunch voort tot ongeveer drie of vier uur ’s
middags. Dan was het tijd om gasten te ontvangen en van de vroege
middag tot laat in de avond kwamen er voortdurend bezoekers. Velen
kwamen natuurlijk alleen uit nieuwsgierigheid, aangetrokken door de
reputatie van haar grote vermogens. In die tijd had de Society for
Psychical Research (vereniging voor paranormaal onderzoek) haar beroemde
rapport nog niet uitgegeven, en enkele van haar leden waren vaak aanwezig
op zoek naar de tekenen en wonderen die ze zo graag wilden zien.
Ik vond de vroege ochtend altijd de prettigste tijd:
ze scheen dan altijd meer toegankelijk; haar mond had aangename trekken,
haar ogen waren vriendelijk en stralend en ze scheen altijd begrip
en sympathie te hebben niet alleen voor wat men zei, maar ook voor
wat men niet zei. Ik was nooit bang voor HPB, ondanks de krachtige
taal die ze soms gebruikte. Je had altijd op de een of andere manier
het gevoel dat het krachtige taal aan de oppervlakte was.
Ik zou geval na geval van verschijnselen [die ze
teweegbracht] kunnen opnoemen, maar omdat ik weet hoe weinig waarde
Mw. Blavatsky zelf aan deze dingen hechtte, zou het een armzalige
hulde aan haar nagedachtenis zijn om naar voren te brengen wat maar
het geringste deel van haar werk is. Maar de verschijnselenjagers
en degenen die alleen kwamen om te kijken en zich te verwonderen,
waren maar een gedeelte van de grote menigte. Veel ernstige geesten
die zich bezighielden met wetenschappelijke of filosofische studie
kwamen telkens weer terug, aangetrokken door een intellect dat zijn
grote kracht toonde door de manier waarop ze de vele onderwerpen behandelde
die haar werden voorgelegd. Gewichtige professoren uit Cambridge kwamen
nu en dan een middag in haar gezelschap doorbrengen en ik zie nu nog
de lijvige vorm in dat loshangende gewaad in de grote leunstoel voor
me, met het tabaksmandje naast haar, terwijl ze diepzinnige en geleerde
vragen beantwoordde over theorieën betreffende kosmogonie en
de wetten waaraan de materie is onderworpen.
[Francesca vertelt dat] Mw. Campbell Praed een heel
goede beschrijving van deze dagelijkse bijeenkomsten geeft in haar
boek Affinities.142
Vaak beantwoordde Mohini Chatterji vragen over Indiase filosofie.
Ik heb zelden iemand ontmoet die zulke heldere en indrukwekkende verklaringen
kon geven, uitgedrukt in zo’n mooie taal. Zijn lezingen waren
heel populair, en we sloten onze deuren zelden vóór
1 of 2 uur ’s nachts.143
Het kan zijn dat Mohini soms werd beïnvloed door iemand die groter
was dan hijzelf. In een brief aan Sinnett, geschreven vóór
het theosofische gezelschap uit India vertrok naar Europa, liet HPB
doorschemeren dat dit zou gebeuren: ‘Maak niet de fout, mijn beste
vriend, om de Mohini die je kende te houden voor de Mohini
die zal komen. . . . De ambassadeur zal worden bekleed met zowel een
innerlijk als een uiterlijk kleed.’144
* * *
Mohini werkte samen met Mw. Laura Holloway bij het schrijven van Man:
Fragments of Forgotten History.145
Holloway was kort tevoren uit New York gekomen om de theosofen in Londen
te ontmoeten en woonde een tijdje met HPB bij de Arundales. Judge kende
haar al in de Verenigde Staten en was enthousiast over haar mogelijkheden
als toekomstig werker voor de beweging. Voordat ze aankwam, schreef
hij aan Olcott over haar ‘literaire werk en haar psychische vermogens
van een soort die HPB zo opmerkelijk maken’. Toen HPB hoorde over
haar komst, zei ze: ‘O mijn God, als ik in haar een
opvolger vind, zal ik graag mijn
laatste adem uitblazen!’146
Maar Mw. Holloway voldeed niet aan de verwachtingen. In een brief aan
Francesca Arundale schreef een van de meesters:
Eerst over je vriendin – Mw. H. Arm kind! Door
zo voortdurend haar persoonlijkheid boven haar innerlijke en betere
Zelf te plaatsen – hoewel ze dat niet weet – heeft ze
de afgelopen week alles gedaan wat ze maar kon om zich voor altijd
van ons af te snijden. . . . Zoals ze zegt, haar manier van doen is
niet de onze, en ze kan die ook niet begrijpen. Haar persoonlijkheid
komt zo sterk naar voren in haar ideeën over wat gepast is, dat
ze zeker geen begrip heeft voor onze daden op ons levensgebied. Vertel
haar vriendelijk dat als HPB (bijvoorbeeld) het gisteravond bij het
verkeerde eind had – zoals ze dat vanuit het westerse gezichtspunt
altijd heeft, in haar eeuwige natuurlijke opwellingen die schijnbaar
zo onbeleefd en tactloos zijn – ze dat per slot van rekening
deed in directe opdracht van haar meester. Ze wacht geen moment
om na te denken over de gepastheid van de dingen als ze bezig is zulke
opdrachten uit te voeren. In jullie ogen, het beschaafde en ontwikkelde
gedeelte van de mensheid, is het een onvergeeflijke zonde [om je werkelijke
gevoelens in gezelschap te uiten]; vanuit ons gezichtspunt –
d.w.z. als onontwikkelde Aziaten – is het de grootste deugd;
voordat het bij haar een gewoonte werd, leed ze altijd in haar
westerse natuur en voerde de opdracht uit als een opoffering van haar
persoonlijke reputatie.147
Terwijl HPB druk bezig was in Parijs en Londen, was Olcott vaak weg
voor zijn eigen missies, waarbij hij lezingen gaf en vooraanstaande
personen probeerde te interesseren in de theosofie. Zoals opgetekend
in zijn dagboek, ontmoette hij tussen 9 en 20 april (1884) Sir Edwin
Arnold; Camille Flammarion, de sterrenkundige; Oscar Wilde; prof. John
Couch Adams, de ontdekker van de planeet Neptunus; Sir William Crookes;
Robert Browning; Sir Oliver Lodge; Matthew Arnold; en Lord en Lady Borthwick.
Later heeft Olcott de Borthwicks bij hen thuis in Schotland opgezocht
en richtte in Edinburgh een afdeling van de TS op.148
Op uitnodiging van Lord John Francis Russell, de oudere broer van de
beroemde wiskundige en filosoof Bertrand Russell, hield hij in mei een
toespraak in Oxford voor de vrienden van zijn gastheer die aan de universiteit
verbonden waren.149
Half april gaf een Amerikaans lid van de Society for Psychical Research
(SPR) een diner voor Olcott aan de Junior Athenaeum Club en nodigde
prominente leden van die vereniging uit om hem te ontmoeten.150
Onder hen was de bekende essayist en dichter Frederic Myers, schrijver
van Human Personality and Its Survival after Bodily Death,
een klassiek boek op dat gebied. Myers was het jaar daarvoor lid geworden
van de TS. In mei was Olcott aanwezig op een bijeenkomst van de SPR
in Cambridge, waar hij een ontmoeting had met de voorzitter, Henry Sidgwick,
Knightsbridge Professor in de ethiek aan de universiteit. Later die
maand verklaarde Olcott tegenover de SPR bereid te zijn om te worden
ondervraagd als getuige van de verschijnselen die in Amerika en India
werden voortgebracht door middel van HPB of haar leraren. Er werd toen
een reeks hoorzittingen gehouden door een speciale commissie die voor
dat doel was gevormd. Ook Mohini en Sinnett werden ondervraagd.
Tijdens een van de interviews vroeg Myers aan Olcott of hij HPB kon
overhalen in aanwezigheid van hun commissie enkele paranormale verschijnselen
voort te brengen. Toen het verslag van de hoorzittingen werd uitgegeven,
stond haar antwoord in een voetnoot: ‘Niemand kan me ertoe overhalen
dat te doen, tenzij mijn meester mij gebiedt me nogmaals op te offeren
– H.P. Blavatsky.’151
Waarom weigerde ze? De volgende ervaring, verteld door Francesca Arundale,
verschaft misschien het antwoord. Het gebeurde tijdens een bezoek van
Myers bij haar thuis, waarbij HPB aanwezig was:
[Zij] en haar bezoeker begonnen te praten over de
verschijnselen waarin Myers zo was geïnteresseerd. ‘Ik
wou dat u me een bewijs leverde van uw occulte kracht’, zei
hij; ‘wilt u niet iets doen dat bewijst dat deze occulte krachten
waarover u spreekt, bestaan?’ ‘Wat voor zin zou dat hebben?’
zei Mw. Blavatsky. ‘Zelfs als u het zag en hoorde, zou u niet
overtuigd zijn.’ ‘Stel me op de proef’, zei hij.
Ze keek een enkel ogenblik naar hem op haar vreemde doordringende
manier, wendde zich tot mij en zei: ‘Breng me een vingerkom
met wat water erin.’ Ze zaten in het volle licht van een zomernamiddag;
zij zat aan de rechterkant van Myers, die in een kleine stoel zat
ongeveer een meter van haar vandaan. Ik bracht een glazen kom met
water en ze zei me deze op een kruk te plaatsen precies vóór
Myers en op een tamelijk grote afstand van haar; en dat deed ik. We
zaten enkele ogenblikken in stille afwachting en toen schenen er uit
het glas vier of vijf tonen te komen, van de soort die we de ‘astrale
belletjes’ hebben genoemd. Het was duidelijk dat Myers stomverbaasd
was; hij keek naar HPB en haar gevouwen handen in haar schoot en vervolgens
naar de glazen kom; er was geen zichtbare verbinding tussen de twee.
Weer klonken de tonen van de astrale bel, helder en zilverachtig,
maar Mw. Blavatsky bewoog zich niet.
Hij wendde zich tot mij en je kon zien dat hij erg
in de war was over de vraag hoe de geluiden konden zijn voortgebracht.
HPB glimlachte en zei: ‘Niets wonderbaarlijks, alleen een beetje
kennis over hoe men enkele natuurkrachten kan richten.’ Toen
Myers vertrok, wendde hij zich tot mij en zei: ‘Mej. Arundale,
ik zal nooit meer twijfelen.’ Maar helaas voor de grillige,
twijfelende geest; vóór er veertien dagen waren verstreken,
schreef hij dat hij niet overtuigd was en dat men de geluiden op de
een of andere manier had kunnen voortbrengen. HPB was niet in het
minst verstoord; ze zei in feite: ‘Ik wist het, maar ik dacht:
laat ik hem geven waar hij om vraagt.’152
Alternatieve verklaringen voor verschijnselen zijn er altijd en daarom
is het zo moeilijk de echtheid van occulte krachten te bewijzen. Maar
de officiële wetenschap heeft vaak hetzelfde probleem als ze probeert
fysische verschijnselen te bewijzen. De eminente wetenschapper Gregory
Bateson zegt: ‘De wetenschap onderzoekt; de wetenschap bewijst
niets.’ Ze is altijd beperkt door de instrumenten die worden
gebruikt. Als men een krachtiger telescoop of microscoop uitvindt of
een langer cyclotron bouwt, zal men objecten ontdekken die tot dan onzichtbaar
waren; en misschien dient men gangbare theorieën te wijzigen, soms
radicaal.153
In De Geheime Leer (1:523-4) merkt HPB op:
Het spreekt vanzelf dat de wetenschap het mysterie
van het heelal dat ons omringt, niet kan ontsluieren. Het is waar
dat de wetenschap verschijnselen kan verzamelen, classificeren en
erover generaliseren. Maar de occultist, die redeneert vanuit erkende
metafysische gegevens, verklaart dat de moedige onderzoeker, die zou
willen doordringen tot de diepste geheimen van de Natuur, boven de
beperkingen van de zintuigen moet uitstijgen en zijn bewustzijn moet
overbrengen naar het gebied van de noumena en de sfeer van de eerste
oorzaken. Om dit te bereiken, moet hij vermogens ontwikkelen die in
de constitutie van ons . . . ras . . . nog geheel sluimerend zijn,
behalve in een paar zeldzame en uitzonderlijke gevallen.
Toen hij de westerse en oosterse wetenschap tegenover elkaar stelde,
merkte dr. Walt Anderson op: ‘Wij in het Westen hebben zo’n
eerbied voor onze machines dat we geloven dat alleen zij in staat zijn
de waarheid te ontdekken. Het schijnt bij veel natuurkundigen niet op
te komen dat de werkelijkheid die in hun onderzoek en theorieën
aan de dag treedt, zou kunnen worden ervaren.’ In het
Westen, voegt hij eraan toe, ‘wordt de kosmos onderzocht door
de cyclotrons en lasers en telescopen’, terwijl de oosterse wetenschap
‘grotendeels niet technisch is geweest, en vertrouwt op het hulpmiddel
van het gedisciplineerde menselijke lichaam en de gedisciplineerde geest’,
zoals bij de beoefening van diepe meditatie.154
In het grote klassieke werk van de hindoes, Patañjali’s
Yoga aforismen, staat deze instructie (3:26): ‘Door zijn
denken te concentreren op kleine, verborgen of ver verwijderde voorwerpen,
in elke afdeling van de natuur, verwerft de asceet daarover grondige
kennis.’ De toelichting verklaart dat ‘het woord ‘kennis’
zoals het hier wordt gebruikt, een ruimere betekenis heeft dan we gewoonlijk
daaraan geven. Het houdt de volledige vereenzelviging van het denken
in, ongeacht hoe lang het duurt, met elk voorwerp of onderwerp waarop
het is gericht.’155
Kunnen we ons een hedendaagse wetenschapper voorstellen die zich met
zo’n praktijk zou bezighouden? Science Digest (juli 1982)
bericht: ‘geen wereldberoemde natuurkundige neemt de beweringen
van de oosterse mystieke filosofie serieuzer dan Brian Josephson van
Cambridge University, winnaar van de Nobelprijs 1978 voor de natuurkunde’,
en voegt eraan toe dat Josephson ‘zijn enorme wetenschappelijke
reputatie op het spel zet voor de mogelijkheid dat hij inzichten kan
verwerven in de objectieve werkelijkheid door de traditionele oosterse
meditatietechnieken te beoefenen’.
Het trainen en vervolmaken van het menselijke instrument als ontvanger
van waarheid is geen eenvoudige taak, maar, schrijft een van de mahatma’s:
Geloof me, er komt in het leven van een adept een
moment waarop de beproevingen die hij heeft doorstaan, duizendvoudig
worden beloond. Om verdere kennis te verwerven is hij niet langer
aangewezen op een nauwgezet en langzaam proces van onderzoek en vergelijking
van uiteenlopende zaken, maar wordt hem een ogenblikkelijk, onvoorwaardelijk
inzicht in iedere grondwaarheid verleend. . . . De adept ziet en voelt
en leeft . . . in de bron zelf van alle fundamentele waarheden.156
Intussen kunnen flitsen van intuïtie vele kleinere problemen oplossen,
geverifieerd door de logica van de rede en het beschikbare bewijsmateriaal.
Op 21 juli werden Blavatsky en Olcott geëerd door de Londense
TS tijdens een schitterende ontvangst in de Prince’s Hall in Piccadilly.
In het verslag dat in The Theosophist (oktober 1884) verscheen,
wordt gezegd:
Uitnodigingen voor deze ‘open bijeenkomst’
of conversazione werden verstuurd door de stafleden van onze Londense
afdeling, en de toeloop van aanmeldingen was zo groot dat de uitgave
van 500 kaartjes snel was uitgeput en men er nog bij moest maken.
Nog nooit tevoren had zo’n grote verzameling eminente mannen
en vrouwen een theosofische bijeenkomst bijgewoond. Onder de aanwezigen
waren hun excellenties de Russische ambassadeur, de eerste secretaris
van de Franse ambassade, de Nederlandse ambassadeur, de Roemeense
ambassadeur, de Russische consul-generaal in Egypte, de onderminister
van buitenlandse zaken voor Brits-Indië, heren van het ministerie
van koloniën, het ministerie van financiën, het ministerie
voor Brits-Indië en andere regeringsdepartementen, een aantal
dames en heren van Britse adel, van buitenlandse adel, leden van het
parlement, vertegenwoordigers van wetenschap en literatuur –
onder wie dr. Ginsberg van het Brits Museum, die het bedrog van de
Shapira-manuscripten aan het licht bracht; prof. William Crookes,
lid van de TS.
Dan volgt een lijst met andere bekende personen, onder wie Oscar Wilde.
Olcott hield de openingstoespraak en ‘gaf een kort historisch
overzicht van de oorsprong en vooruitgang van de Theosophical Society
en van de ideeën die deze vertegenwoordigt, met een verklaring
over wat tot dan toe werd bereikt in elk van de drie onderdelen van
het werk dat werd beoogd in de drie doelstellingen van de Society’.
De tweede toespraak werd gehouden door Mohini, die toelichtte in welk
verband India staat met de theosofische beweging, en waarom Europa daar
belang in zou moeten stellen. Sinnett hield de laatste toespraak en
koos als zijn thema ‘De esoterische filosofie van het Oosten’.
HPB schreef Nadja na de gebeurtenis:
Ik zal zelfs hier nooit herstellen. Dit is geen leven,
maar van de ochtend tot de avond een krankzinnige onrust. Elke dag
gasten, diners, avondbezoekers en bijeenkomsten. De Russische schrijfster
Olga Alexandrovna de Novikov alleen al heeft alle hoge functionarissen
van Londen meegebracht, behalve minister[president] Gladstone, die
volgens de St. James’ Gazette ‘mij evenveel vreest
als bewondert’. Wat zeg je daarvan? Het is een soort schijnvertoning!
Op 9 augustus ging HPB op uitnodiging van de SPR, vergezeld van Francesca
Arundale en Mohini, enkele dagen naar Cambridge. Prof. Sidgwick schreef
in zijn dagboek:
Onze gunstige indruk van Mw. Blavatsky werd gehandhaafd;
als men op persoonlijke gevoelens kan afgaan, is ze een oprecht persoon
met een krachtige natuur, zowel intellectueel als emotioneel; en ze
heeft een oprecht verlangen naar het welzijn van de mensheid. Deze
indruk is des te opmerkelijker omdat ze uiterlijk onaantrekkelijk
is.157
Bij deze gelegenheid ontmoette HPB het SPR-lid Richard Hodgson, een
jonge leraar en afgestudeerde van Cambridge. Hij zou al snel worden
gekozen als SPR-onderzoeker in India van de verschijnselen die door
HPB en haar leraren werden voortgebracht.158
Olcott had om dit onderzoek gevraagd, maar HPB twijfelde aan de wijsheid
van zijn beslissing.159
Midden augustus vertrok HPB uit Engeland naar Elberfeld in Duitsland,
waar Olcott kort voor haar aankomst een Duitse TS had gevormd. Ze was
zeven weken te gast bij Gustav en Mary Gebhard. Ze werd vergezeld door
Laura Holloway, Mohini, Bertram Keightley en de Arundales.
De Gebhards speelden een belangrijke rol in de geschiedenis van de
theosofische beweging. Gustav Gebhard was een rijke bankier en zijde-fabrikant.
Men noemde hem consul Gebhard, omdat hij de Duitse consul in Iran was
geweest. Hij stond bekend om zijn talenkennis en sprak perfect Frans
en Engels. Op zijn eerste zakenreis naar New York ontmoette hij zijn
toekomstige vrouw, de huidige Mary Gebhard, de dochter van een Britse
majoor en zijn Ierse vrouw. Mary had een ingeboren neiging tot filosofie
en occultisme, en in Elberfeld studeerde ze Hebreeuws bij een geestelijke
om onderzoek naar de kabbala te kunnen doen. Ze werd een leerlinge van
de gevierde kabbalist Éliphas Lévi, tot zijn dood in 1875.
Nadat ze had gehoord over het bestaan van de TS, correspondeerde ze
met Olcott en werd lid van de Society. De Gebhards hadden zeven kinderen,
van wie de meesten theosoof werden.160
Mej. Arundale geeft een aardig beeld van de reis van Londen naar Elberfeld:
De vriendelijkheid van onze gastheer is met geen
woorden te beschrijven; hij bekostigde het vervoer van het hele gezelschap
en op sommige van de belangrijkste stations langs de weg werden we
voorzien van manden met fruit en heerlijke sandwiches en limonade.
We vormden een opgewekt gezelschap. HPB was in haar geestigste en
joviaalste stemming en het grote salonrijtuig weergalmde van vrolijk
gelach en levendig gepraat. Die tijd in Elberfeld was een gelukkige
episode om op terug te zien.161
Tijdens HPB’s verblijf bij de Gebhards kwam Solovjov enkele dagen
op bezoek. Prof. Elliott Coues, die werkte bij het Smithsonian Institute
in Washington D.C., kwam ook. Hij had Olcott in juni in Londen ontmoet
en was in juli lid geworden van de TS. Nadja en een vriend, Gustav Zorn
– secretaris van de TS in Odessa162
– kwamen bijna een maand, evenals de Sinnetts.
Eind augustus arriveerde Frederic Myers toen HPB ernstig ziek was.
James Webb, die onderzoek deed naar de geschriften van Myers, ontdekte
dat ‘Myers op 9 september Massey had bericht dat hij vijfeneenhalve
dag had doorgebracht met het ondervragen van de bedlegerige HPB, en
dat zijn vertrouwen in haar enorm was toegenomen’.163
Een paar dagen later sloeg de bom in. Men ontving het nieuws dat een
orgaan van de zendelingen, de Madras Christian College Magazine,
op 11 september een artikel had gepubliceerd, ‘De ineenstorting
van Koet Hoemi’, gebaseerd op een briefwisseling die aan de redacteur
was afgestaan door de Coulombs, die enkele maanden tevoren uit Adyar
waren weggezonden. De briefwisseling bestond uit brieven aan hen die
zogenaamd door Blavatsky waren geschreven terwijl ze in India reisde
en waarin ze opdracht zou hebben gegeven in Adyar bedrieglijke verschijnselen
teweeg te brengen. De drukproeven van het artikel werden nog vóór
publicatie naar toonaangevende Brits-Indische kranten in India gezonden
en zorgden voor grote opschudding. In sommige steden werden honderden
plakkaten opgehangen met de aankondiging ‘De val van Mw. Blavatsky:
Haar intriges en bedrog onthuld’.164
De Times in Londen publiceerde het verhaal op 20 september,
en op 9 oktober werd HPB’s antwoord gepubliceerd:
Sir,— Over de beweerde ontmaskering in Madras
van een eerloze samenzwering tussen mij en twee personen met de naam
Coulomb om het publiek met occulte verschijnselen te misleiden, heb
ik het volgende te zeggen: De brieven waarvan men beweert dat ze door
mij zijn geschreven, zijn beslist niet van mij. Hier en daar herken
ik zinnen die zijn ontleend aan oude aantekeningen van mij over verschillende
zaken, maar ze zijn vermengd met ingelaste teksten die de betekenis
ervan volledig verdraaien. Afgezien van deze uitzonderingen zijn de
brieven volledig vervalst.
De vervalsers moeten volstrekt onwetend zijn geweest
van Indiase aangelegenheden, want ze laten me spreken over een ‘maharadja
van Lahore’, terwijl iedere schooljongen in India weet dat zo’n
persoon niet bestaat.
Over de bewering [van de Coulombs] dat ik probeerde
‘de financiële positie’ van de Theosophical Society
te verbeteren door middel van occulte verschijnselen, verklaar ik,
dat ik nooit en te nimmer door zulke middelen van enig persoon enig
geld heb ontvangen of heb geprobeerd te ontvangen voor mijzelf of
voor de Society. Ik daag iedereen uit naar voren te komen en het tegendeel
te bewijzen. Het geld dat ik heb ontvangen is verdiend met mijn literaire
werk, en deze inkomsten, en wat resteerde van mijn geërfde bezit
toen ik naar India ging, zijn besteed aan de Theosophical Society.
Ik ben nu een armere vrouw dan toen ik samen met anderen de Society
oprichtte. — Uw gehoorzame dienares,
H.P. Blavatsky
77 Elgin Crescent, Notting Hill, W.,
7 oktober.165
We merken hier op dat HPB eerder in mei, terwijl ze nog in Parijs was,
was gewaarschuwd dat Mw. Coulomb in Adyar bezig was om verhalen in omloop
te brengen dat Blavatsky belastende brieven aan haar had geschreven.
HPB vertelt hierover in een brief aan Sinnett:
. . . toen Subba Row me in Parijs schreef om diep
in mijn geheugen te graven en te proberen me te herinneren of ik haar
[Mw. Coulomb] ooit compromitterende brieven had gezonden – want
als dat zo was, dan was het beter deze tegen welke prijs ook van haar
af te kopen dan om haar mijn karakter en misschien de TS te laten
vernietigen – heb ik hem geantwoord (mei 1884) dat ik haar
nooit iets had geschreven dat ik vreesde in druk te zien; dat
ze loog en dat ze kon doen wat ze wilde.166
Ze schreef ook aan Olcott: ‘Als ik zo’n ezel was geweest’
om aan de Coulombs zulke brieven te schrijven, ‘zou ik nooit naar
Europa zijn gegaan; ik zou hemel en aarde hebben bewogen om de raad
van toezicht ervan te weerhouden hen weg te sturen; ik zou bij het eerste
teken van gevaar naar huis zijn teruggekeerd.’167
Mej. Arundale herinnert zich:
Eind september kwam Mw. Blavatsky weer korte tijd
bij ons voor ze naar de Oakleys ging, en voordat ze allemaal naar
India vertrokken. Ze was heel terneergeslagen en voelde zich helemaal
niet goed, bijna uitgeput door de moeilijkheden die ze had doorgemaakt.
In een brief aan mij in die tijd, kort voor ze uit Elberfeld vertrok,
zegt ze: ‘Ik heb mijn functie van corresponderend secretaris
van de Society neergelegd: ik heb me er publiekelijk van afgewend;
want ik denk dat zolang ik in de Society ben en aan het hoofd ervan
sta, ik het doelwit zal zijn waarop wordt geschoten en dat de Society
erdoor zal worden benadeeld. . . . Mijn hart – als daar nog
wat van over is – is door deze stap gebroken. Maar ik moest
me opofferen voor het welzijn van de Society. De zaak gaat
vóór personen en persoonlijkheden.’168
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 241-58
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag