10 – Een noodzakelijke verandering
In 1883 gaf de Londense TS HPB en Olcott veel reden tot bezorgdheid
als gevolg van meningsverschillen onder haar leden. De Sinnetts woonden
daar nu, want in november 1882 werd Sinnett door de eigenaar van de
Pioneer meegedeeld dat zijn diensten als redacteur niet langer
nodig waren. In maart 1883 vertrok het gezin per schip uit India naar
Europa; en nadat ze Italië hadden bezocht, kwamen ze half mei in
Engeland aan.
In januari koos de London Branch een nieuwe voorzitter, Anna Bonus
Kingsford, die met haar naaste medewerker Edward Maitland meer waardering
had voor het gnostische christendom en de Egyptische hermetische filosofieën
dan voor de oosterse leringen waaraan de Sinnetts en veel andere leden
de voorkeur gaven. De meesters steunden haar voorzitterschap en belangstelling
voor westerse esoterische leringen,114
hoewel ze twijfelde aan het bestaan van die meesters. De boeken van
Kingsford over esoterisch christendom waren erg populair, vooral The
Perfect Way or the Finding of Christ, uitgegeven in 1882. De meesters
hebben ook haar moedige werk in de antivivisectie toegejuicht.115
In haar jeugd had ze deelgenomen aan een vossenjacht, maar de aanblik
van het verminkte lichaam van het slachtoffer maakte dat ze zich tegen
alle vormen van wreedheid keerde, een gevoel dat werd versterkt toen
ze medicijnen studeerde in Parijs, waar ze getuige moest zijn van de
ondraaglijke marteling van dieren.
De London Lodge was niet de enige in Europa die in die tijd problemen
had, zoals wordt onthuld in de volgende brief van HPB aan Emilie de
Morsier, die tegen HPB had geklaagd over de tegenover elkaar staande
partijen binnen de loge in Parijs (17 mei 1883):
Mijn beste zuster en vriendin, ja, je bent te ontvankelijk
voor indrukken en te enthousiast, maar de buitensporigheden van anderen
beïnvloeden me niet, en niets kan me doen weifelen op het pad
als ik eenmaal met een reis ben begonnen. Wil je weten waarom? Omdat
ik ongeveer twintig jaar geleden mijn vertrouwen in de mensheid als
individuen heb verloren – ik houd van de mensheid als geheel
en ik werk universeel, in plaats van individueel voor haar te werken.
Om dit te doen, heb ik mijn eigen manier. Ik geloof niet langer in
volmaaktheid; ik geloof niet langer in onfeilbaarheid, noch in onberispelijke
karakters.
Elk van ons is een stuk houtskool, min of meer zwart
en, neem me niet kwalijk, het stinkt. Maar er is vrijwel geen stuk
dat zo walgelijk en vies is, dat het geen atomen heeft waarin de kern
van een toekomstige diamant ligt. En ik houd mijn blik gevestigd op
deze atomen en zie de rest niet en wil die niet zien. Omdat ik voor
anderen werk en niet voor mezelf, sta ik mezelf toe deze atomen te
gebruiken voor de gemeenschappelijke zaak.* Zo zie ik noch zag ik
in Fortin iets anders dan zijn gaven en zijn praktische vermogen om
de waarheid aanschouwelijk te maken. Hij heeft onbetwistbare wetenschappelijke
kennis en zijn vrouw is een uitzonderlijke persoon; en ik zie niet
in waarom ik hem, al was hij duizend keer slechter dan hij is, niet
zou kunnen gebruiken voor de gemeenschappelijke zaak, het welzijn
van de mensheid in het algemeen. . . . Alles heeft zijn goede en slechte
kanten. Laat ons het goede nemen en alleen gebruiken wat nuttig is,
en laat wat slecht is zijn eigen nek breken. . . .
*We hebben in het bovenstaande misschien een antwoord
op de vaak gestelde vraag waarom HPB met haar vermeende occulte krachten
vriendschap sloot met individuen die later haar vijanden werden. Ze
citeerde eens Seneca: ‘Het is de fout van de ander om ondankbaar
te zijn, maar het is de mijne als ik niet geef. Om één
dankbaar mens te vinden, zal ik velen die dat niet zijn van dienst
zijn’ (‘De Theosophical Society: Haar opdracht en toekomst’,
Lucifer, augustus 1888, blz. 421).
Onze society bepleit universele broederschap en liefde,
maar laat zijn afdelingen vrij elkaar te omhelzen of niet. . . . Waarom
kan jij, die overhoop ligt met Leymarie en dr. Fortin, . . . niet
een poging doen om een afzonderlijke afdeling te stichten die je bijvoorbeeld
de ‘noölogische† groep van de Theosophical Society’
of zoiets zou kunnen noemen? – in tegenstelling tot de ‘spiritistische
groep van de Theosophical Society’ van Leymarie en de ‘wetenschappelijke
groep van de Theosophical Society’ van dr. Fortin. We hebben
zulke onafhankelijke centra van onderzoek en proefneming nodig. .
. . Er is plaats voor iedereen. Ga aan het werk zonder je zorgen te
maken over de anderen. . . . De Kamer van Afgevaardigden is één,
en toch, hoeveel partijen bevat deze niet! Ze werken allen of geloven
dat ze werken (wat hetzelfde is) voor Frankrijk en hebben de roem
van hun vaderland min of meer op het oog. Werk daarom voor waarheid.
Geen atoom van je werk zal verloren gaan.116
†Noölogisch is afgeleid van het Griekse
nous, dat ‘ziel-verstand’ betekent (buddhi-manas);
in de theosofie heeft het betrekking op de hogere ziel of buddhi.
In december werd HPB ziek en tijdens de jaarlijkse conventie van de
TS in Adyar die maand, verscheen ze op krukken. Haar toestand werd slechter
en begin 1884 waarschuwden haar artsen dat ze binnen drie maanden zou
sterven als ze niet voor enige tijd naar een gebied met een ander klimaat
zou gaan. Er werd daarom geregeld dat Olcott haar naar Frankrijk zou
vergezellen. Hij had zaken te doen met de Britse regering in Londen
ten behoeve van de bewoners van Sri Lanka (toen Ceylon), om de religieuze
vrijheid te verzekeren die hun enkele eeuwen lang was ontzegd. Hij was
ook van plan, terwijl hij in Londen was te bemiddelen om een vreedzame
oplossing van de problemen in de Londense TS te bereiken.
T. Subba Row werd gekozen tot manager van The Theosophist
tijdens de afwezigheid van HPB en er werd een raad van toezicht opgericht
om de zaken van de Society te behandelen tijdens de afwezigheid van
de stichters. Een belangrijk lid van de raad was dr. Franz Hartmann
die in december uit de Verenigde Staten in Madras was aangekomen en
iets meer dan een jaar in Adyar bleef.
Hartmann was in 1838 in Beieren geboren en emigreerde als jonge arts
naar de Verenigde Staten en werd Amerikaans staatsburger. Rond die tijd
was spiritisme de rage, maar Hartmann was ervan overtuigd dat het bedrog
was en stelde er geen belang in, tot hij getuige was van een reeks opmerkelijke
seances. In zijn autobiografie schrijft hij:
Terwijl mijn verbijstering op haar hoogtepunt was
en ik de hoop had opgegeven ooit iets met zekerheid over deze manifestaties
te kunnen weten, . . . kreeg ik een nummer van The Theosophist
in handen. Het bevatte een artikel met een beschrijving van de zevenvoudige
samenstelling van de mens [in de theosofie vaak de beginselen in de
mens genoemd]. Dit trof me als een openbaring en scheen de sleutel
te verschaffen tot die mysteriën waarvan ik de verklaring zo
lang vergeefs had gezocht. Ik was verheugd over deze ontdekking, en
mijn grootste wens was nu Mw. Blavatsky persoonlijk te leren kennen
en van haar meer te leren over de geheimen van leven en dood.117
[Nadat hij haar had geschreven, ontving hij een brief van Olcott die
hem uitnodigde naar Adyar te komen.]
Op de eerste dag na mijn aankomst in Adyar, kreeg
ik via Mw. Blavatsky een ongezocht en onverwacht bewijs. Ik ging naar
haar kamer en zag dat ze aan het schrijven was. Omdat ik haar niet
wilde storen, ging ik bij het raam zitten en dacht aan een vriendin
die enkele jaren geleden in Galveston was overleden en vroeg me af
wat er van haar ‘beginselen’ was geworden. Ik merkte op
dat Mw. Blavatsky haar stuk papier omdraaide en in een verstrooide
toestand met een dromerige blik met haar potlood scheen te spelen.
Toen gaf ze me het stuk papier. Het bevatte het antwoord op mijn vraag
in de vorm van een tekening die het lijk van mijn vriendin voorstelde,
uitgestrekt op de grond, met een elementaal die aan haar zijde stond
en wachtte op het ontsnappen van de astrale ziel, terwijl de doorgang
van haar geest naar hogere sferen werd aangegeven door een regenboog.
[Hartmann voegt eraan toe dat] ik soortgelijke bewijzen
van occulte kracht vaak via H.P. Blavatsky ontving118
. . . maar het [meest] verbazingwekkende van alle verschijnselen was
voor mij het feit dat ik in staat bleek artikelen voor The Theosophist
te schrijven over occulte onderwerpen en zonder enige voorbereiding
openbare lezingen kon geven die een geïnteresseerd en waarderend
gehoor vonden in India en later in Amerika, Duitsland en Italië,
hoewel ik nooit openbare lezingen had gegeven voor ik in India aankwam.
In latere jaren schreef Hartmann geleerde boeken over metafysische
onderwerpen; hij is vooral bekend door zijn Life of Paracelsus.119
Een van de functies van de raad van toezicht was om toe te zien op
de activiteiten van twee werknemers – een echtpaar, Emma en Alexis
Coulomb – die aan het hoofdkwartier van de TS woonden, eerst in
Bombay en nu in Madras. Emma was de huishoudster en Alexis een bekwaam
timmerman en manusje van alles. Voordat ze naar India kwamen, hadden
ze een tijd in Sri Lanka gewoond, werden straatarm en deden een beroep
op HPB om hulp. Ze kende Emma uit de tijd dat ze in Caïro verbleef,
toen ze zelf in moeilijkheden verkeerde na de schipbreuk voor de kust
van Griekenland. Omdat Mw. Coulomb, die toen Mej. Cutting heette, vriendschap
met haar had gesloten, was het vanzelfsprekend dat HPB een wederdienst
zou bewijzen.
In 1884, toen HPB en Olcott in Europa waren, heeft de raad van toezicht
in Adyar het paar ontslagen wegens oneerlijk gedrag; een van de beschuldigingen
was misbruik van de fondsen van de Society. Ziedend van woede zocht
het paar onderdak bij de christelijke zendelingen in Madras. Na verloop
van tijd kondigden de zendelingen aan dat de Coulombs hadden bekend
dat ze HPB hadden geholpen met het voortbrengen van bedrieglijke verschijnselen.
Mw. Coulomb verklaarde ook dat toen ze HPB in Caïro kende, ze had
ontdekt dat ze een onzedelijke vrouw was. Maar toen ze in 1879 in Sri
Lanka woonde, schreef Mw. Coulomb in antwoord op een aanval op HPB die
in de kranten verscheen, deze vurige verdediging van haar in de Brits-Indische
Ceylon Times (5 juni 1879):
Ik ken geen andere leden van de [Theosophical] Society
dan Mw. Blavatsky. Ik heb deze dame de laatste acht jaar gekend en
de waarheid gebiedt me te zeggen: er is niets op haar karakter aan
te merken. Integendeel, we hebben in dezelfde stad gewoond en ze werd
als een van de scherpzinnigste vrouwen van deze tijd beschouwd. Mw.
B. is musicienne, schilderes, linguïste en schrijfster, en ik
kan zeggen dat weinig dames en trouwens ook weinig heren een algemene
kennis van zaken hebben zoals zij.120
Toen Blavatsky en Olcott voorbereidingen troffen voor hun reis naar
Europa, dachten ze in de verste verte niet aan voorboden van problemen
met de Coulombs. Ze verlieten India op 20 februari 1884, vergezeld door
HPB’s bediende Babula en verschillende andere hindoes, waaronder
Mohini. Ze vertrokken per boot uit Bombay en kwamen op 12 maart in Marseille
aan.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 237-40
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag