HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

6 – De komst van een nieuwe collega

 

Niet lang nadat Henry Steel Olcott en HPB in de zomer van 1875 [juli of augustus] naar New York waren teruggekeerd, verscheen nog een toekomstige medestichter van de Theosophical Society op het toneel. Het was de vierentwintigjarige in Ierland geboren William Q. Judge. Judge had Olcotts People from the Other World gelezen [een reeks artikelen over de Eddy’s, uitgegeven in de Daily Graphic]. Nadat hij aan de auteur had geschreven, werd hij uitgenodigd HPB in haar huis aan Irving Place 46 te bezoeken.* Later was hij voornamelijk verantwoordelijk voor de uitgebreide groei van de Theosophical Society in Amerika.

*Over het jaar waarin W.Q. Judge HPB voor het eerst ontmoette, worden tegenstrijdige data gegeven omdat ze heel kort in november 1874, maar ook van de zomer tot de herfst van 1875 aan Irving Place woonde. Het jaar 1875 werd echter duidelijk bedoeld in de verklaringen van Judge en anderen. Zie The Path, juni 1891, 66; Lucifer, 15 juni 1891, 290; A.P. Sinnett, Incidents in the Life of Madame Blavatsky, 186-7; The Theosophist, november 1892, 72; The Irish Theosophist, 15 maart 1896, 112-13; Theosophy, juni 1896, 76; Michael Gomes, The Dawning of the Theosophical Movement, 84; Eek en De Zirkoff, William Quan Judge: Theosophical Pioneer, 6.
Uit een met de hand geschreven brief van William Q. Judge aan Mw. Cape [volgens ons geschreven in oktober 1893]: ‘In 1874 dacht ik erover het spiritisme te onderzoeken en toen ik kol. Olcotts boek People from the Other World vond, schreef ik hem om het adres van een medium. Hij antwoordde dat hij er toen geen wist, maar dat hij een kennis, Mw. Blavatsky, had die hem had gevraagd me uit te nodigen voor een bezoek. Ik heb Irving Place 46 in New York bezocht en heb met haar kennis gemaakt. Heel kort daarna, tijdens een bijeenkomst, vroeg H.P. Blavatsky me naar kolonel Olcott te gaan, die toen aan de andere kant van de kamer stond, om hem te vragen een Society te stichten. Ik heb het hem gevraagd en vervolgens de vergadering bijeengeroepen; ik heb het voorzitterschap op me genomen en Olcott voorgedragen als permanente voorzitter; hij werd als zodanig gekozen. Hij heeft toen het voorzitterschap op zich genomen en mij voorgedragen als secretaris en ik werd gekozen. Dit was het begin van de Theosophical Society.’    – William Q. Judge

Judge stond in nauw contact met de theosofen in Dublin en werd als hun bijzondere held beschouwd. Actieve leden van de TS in Dublin waren de voornaamste leiders van de invloedrijke Ierse literaire wederopleving, William Butler Yeats en George Russell (Æ).64 In Ulysses spreekt James Joyce over de waardering van de groep voor ‘Judge, de edelste Romein van hen allen.’65 Lang na zijn dood schreef Russell: ‘Judge was de indrukwekkendste man die ik ooit heb ontmoet, niet door enige schijn van waardigheid, maar eenvoudig door wie hij was.’66

Over de jeugd van Judge is niet veel bekend. Hij werd op 13 april 1851 in Dublin geboren. Zijn moeder, Alice Mary Quan, stierf jong bij de geboorte van haar zevende kind. Zijn vader, Frederick Judge, was vrijmetselaar en geïnteresseerd in mystiek. William werd doodziek toen hij zeven was. In een schets van het leven van Judge wordt bericht dat ‘de arts verklaarde dat de kleine patiënt stervende was en toen dood; maar tijdens de uitbarsting van verdriet die op de aankondiging volgde, werd ontdekt dat het kind weer tot leven was gekomen.’67

Tijdens zijn herstel vertoonde de jongen een aanleg en kennis die hij nooit tevoren had getoond. Hij wekte daarbij de verwondering op van zijn ouders die hem vroegen wanneer en hoe hij al deze nieuwe dingen had geleerd. Hij scheen dezelfde en toch niet dezelfde; zijn familie moest hem opnieuw leren kennen. Terwijl niemand wist dat hij ooit had leren lezen, zien we hem vanaf zijn herstel in zijn achtste jaar de inhoud verslinden van alle boeken die hij kon bemachtigen over mesmerisme, frenologie, karakterkunde, religie, magie en de leer van de rozenkruisers. Hij werd volledig in beslag genomen door het boek Openbaring [in de Bijbel], en probeerde de werkelijke betekenis ervan te ontdekken. . . .

Hij had een teer gestel, maar was niet ziekelijk en vertoonde een onverzettelijkheid en volharding van iemand die veel ouder was. Een anekdote uit zijn jeugd illustreert deze karaktertrekken. Hij bevond zich met andere jongens aan de oever van een rivier. Zijn kameraden zwommen naar een eiland op een korte afstand van de oever, en vanuit die gunstige positie lachten ze hun jongere kameraad die niet kon zwemmen uit en bespotten hem. . . . Hij stortte zich in het water, vastbesloten om dat eiland te bereiken of om te komen. Toen hij in te diep water kwam, liet hij zich naar de bodem zinken, rende een paar stappen over de bedding van de rivier, kwam natuurlijk weer boven, schopte, zonk, nam een stap en nog één, herhaalde het proces en bereikte zo, al worstelend, rijzend, zinkend, klauterend, en dit alles met ingehouden adem, werkelijk de rand van het eiland waar hij halfbewusteloos uit het water werd getrokken door zijn verbaasde speelkameraden.68

Later gaf Judge blijk van deze onbevreesde, onbedwingbare volharding, toen hij grote beproevingen en moeilijkheden onderging om het werk in de Verenigde Staten uit te voeren en er niemand was om hem te helpen.

Toen William dertien was, emigreerde het gezin Judge naar de Verenigde Staten en vestigde zich in Brooklyn, New York. William slaagde erin zijn school af te maken voordat hij ging werken. Hij werd uiteindelijk klerk in het advocatenkantoor van George P. Andrews, die later rechter aan het hooggerechtshof van New York werd. In april 1872 werd hij Amerikaans staatsburger en een maand later werd hij toegelaten tot de orde van advocaten in de staat New York.

Toen HPB overleed, schreef Judge over zijn eerste ontmoeting met haar:

Haar oog heeft me aangetrokken, het oog van iemand die ik in lang vervlogen levens moet hebben gekend. Ze keek naar me alsof ze me dat eerste moment herkende en die blik is sindsdien nooit veranderd. Ik kwam niet naar haar toe als onderzoeker van filosofieën, ook niet als iemand die in het duister rondtast naar licht dat door scholen en fantastische theorieën was verduisterd. Ik kwam als iemand die gedurende vele tijdperken door de galerijen van het leven heeft gezworven en die vrienden probeerde te vinden die hem konden laten zien waar de blauwdrukken van het werk waren verborgen. En ze reageerde getrouw op mijn oproep. Ze heeft de plannen opnieuw onthuld; zonder enige woorden van uitleg, heeft ze die gewoon aangeduid en haar taak voortgezet. Het was alsof we pas de avond tevoren waren uiteengegaan en een of ander detail ongedaan hadden gelaten van een taak die we met een gemeenschappelijk doel op ons hadden genomen. Het was de leraar en de leerling, de oudere en de jongere broeder, beiden met één enkel doel,* maar zij met de kracht en de kennis die alleen tot leeuwen en wijzen behoren. Dus voelde ik me veilig, omdat we vanaf het begin vrienden waren. Anderen die ik ken, hebben met achterdocht gekeken naar een verschijning die ze niet konden doorgronden. Hoewel ze inderdaad veel bewijzen aanvoeren die, als men er grote waarde aan toekent, wijzen en goden zouden verdoemen, waren ze toch slechts door hun blindheid niet in staat de blik van de leeuw te zien, het diamanten hart van HPB.69

*HPB zei eens dat Judge ‘verschillende eonen lang deel van haarzelf’ was (Brieven die me hebben geholpen, Theosophical University Press Agency, blz. 220. Brief van HPB in Londen aan Judge van 23 oktober 1889; herdrukt in The Theosophical Forum, juni 1932, 192-3; het origineel bevindt zich in het archief van de TS, Pasadena, Californië).

Volgens een goede vriend heeft Judge vaak gezegd dat ‘hij nooit een werkelijk bewust bestaan had gehad totdat ‘Isis’ voor hem werd ontsluierd.’70 Bij haar vertrouwde kennissen in New York stond HPB onder die naam bekend.

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 138-40

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag