3 – Een veelbelovende ontmoeting
Toen Henry Steel Olcott op tweeënveertigjarige leeftijd HPB voor
het eerst ontmoette, was hij een man met ruime ervaring. Hij werd in
Orange, New Jersey, geboren in een puriteinse familie, ging een jaar
naar een college in New York en werkte vervolgens twee jaar op een boerderij
in Ohio, waarna hij naar New York terugkeerde om landbouwkunde te studeren.
Toen hij begin twintig was, kreeg hij internationale erkenning voor
zijn werk op de modelboerderij van de landbouwkunde in Newark, New Jersey.
De Griekse regering bood hem de leerstoel aan voor landbouwkunde aan
de universiteit van Athene, en de regering van de Verenigde Staten het
directeurschap van de landbouw, maar hij gaf er de voorkeur aan onafhankelijk
te werken. Olcott werd mederedacteur voor landbouw bij de New Yorkse
Tribune.
Toen de burgeroorlog uitbrak, ging Olcott vrijwillig in het leger,
diende eerst onder generaal Burnside in enkele veldtochten en werd vervolgens
benoemd tot speciaal inspecteur om corruptie en omkoperij bij het ministerie
van oorlog uit te roeien.* Dit leverde hem de rang van kolonel op. Toen
hij één zaak had afgewikkeld, telegrafeerde Stanton, de
minister van oorlog, hem:
*Olcott was vooral knap in het opsporen van fraude. Toen
hij later het spiritisme onderzocht, was hij dus voldoende toegerust
om kwakzalverij op te sporen, zoals we hierna zullen zien.
Sir Arthur Conan Doyle, schepper van de buitengewoon scherpzinnige Sherlock
Holmes, bewonderde het werk van Olcott in zijn onderzoek van het
spiritisme. Goede voorbeelden zijn te vinden in zijn People From
the Other World, 106-119, 174-76. De Psychical Research Society
schilderde Olcott echter af als een lichtgelovige getuige van de verschijnselen
van HPB. (Dit is onjuist, hoewel zijn geheugen hem soms in de steek
liet bij het optekenen van gebeurtenissen die jaren tevoren hadden plaatsgevonden.)
Ik feliciteer u hartelijk met het resultaat van de
rechtszaak van vandaag. Deze is even belangrijk voor de regering als
het winnen van een veldslag.
Olcott deed soortgelijk werk voor de marine. Toen later Lincoln werd
doodgeschoten, was hij lid van een driemanschap dat de moordaanslag
onderzocht.
Na de oorlog studeerde Olcott drie jaar lang rechten en werd in 1868
in New York toegelaten tot de orde van advocaten. Hij codificeerde de
toepassing van de tot verwarring aanleiding gevende verzekeringswet
en werd specialist op het gebied van douane-, belasting- en verzekeringskwesties,
waarmee hij een uitgebreide en bloeiende praktijk opbouwde.20
Olcotts belangstelling voor spiritisme stamde uit de tijd dat hij op
een boerderij in Ohio werkte, toen hij drie ooms bezocht die hartstochtelijke
spiritisten waren.21
Henry was streng presbyteriaans opgevoed.
Over de omstandigheden die tot zijn ontmoeting met HPB leidden, schreef
Olcott in Old Diary Leaves:
Op een dag in juli 1874 zat ik in mijn advocatenkantoor
na te denken over een moeilijk geval waarvoor het gemeentebestuur
van de stad New York mij in dienst had genomen, toen de gedachte in
me opkwam dat ik jarenlang geen aandacht had besteed aan de spiritistische
beweging. Ik weet niet door welke gedachteassociatie mijn denken overging
van de technische constructie van watermeters tot het moderne spiritisme;
hoe dan ook, ik ging naar een winkel om de hoek en kocht een exemplaar
van de Banner of Light. Daarin las ik een verslag van bepaalde
ongelooflijke verschijnselen, nl. het materialiseren van geestverschijningen,
die zouden plaatsvinden in een boerderij in de gemeente Chittenden,
in de staat Vermont, enkele honderden kilometers van New York verwijderd.
Ik besefte onmiddellijk dat, als het waar was dat bezoekers overleden
familieleden konden zien, zelfs aanraken en spreken, die een manier
hadden gevonden om hun lichaam en kleding te reconstrueren, zodat
ze tijdelijk een vaste vorm hadden en zichtbaar en tastbaar waren,
dit het belangrijkste feit in de moderne natuurwetenschap zou zijn.
Ik besloot erheen te gaan en zelf te kijken. Dat deed ik, ontdekte
dat het verhaal waar was, bleef er drie of vier dagen en keerde daarna
terug naar New York.
Ik stuurde een verslag van mijn bevindingen aan de
New Yorkse Sun. Dit werd vrijwel over de hele wereld overgenomen,
omdat de feiten zo belangrijk en interessant waren. De redacteur van
de New Yorkse Daily Graphic stelde me toen voor om voor deze
krant naar Chittenden terug te keren, samen met een tekenaar die onder
mijn toezicht schetsen zou maken, en om deze zaak grondig te onderzoeken.
Ik was zo in de zaak geïnteresseerd dat ik de nodige voorzieningen
trof met betrekking tot kantoorafspraken. Op 17 september was ik terug
op de ‘Eddy-boerderij’, zoals die werd genoemd naar de
familie die haar bezat en bewoonde. Ik bleef, als ik het me goed herinner,
ongeveer twaalf weken in dat geheimzinnige huis, omringd door geestverschijningen
en ik beleefde dagelijks de meest uitzonderlijke dingen. Intussen
verschenen mijn brieven over de ‘Eddy-spoken’ tweemaal
per week in de Daily Graphic. Elk geïllustreerd met
schetsjes van de spoken die de tekenaar Kappes en ikzelf werkelijk
hadden gezien, evenals alle andere mensen – soms wel veertig
– die in de seancekamer aanwezig waren.22
De gebroeders Eddy, William en Horatio, waren ongeschoolde boeren.
De familie had een lange geschiedenis van mediumschap. Een bet-betovergrootmoeder
werd als heks veroordeeld tijdens de rechtszaken van 1692 in Salem,
Massachusetts. De seances van William betroffen veronderstelde materialisaties
van de doden, terwijl die van Horatio van een andere aard waren. Er
werd geen vergoeding gevraagd voor hun demonstraties, alleen voor het
verschaffen van goedkope logies en maaltijden voor hun vele gasten.
De Globe, een krant uit het nabijgelegen Rutland, schreef:
Kolonel Henry S. Olcott, die in opdracht van de Daily
Graphic de Eddy ‘manifestaties’ onderzoekt en verslag
erover uitbrengt, heeft in het hele land de gemoederen in beroering
gebracht. Vóór zijn eerste brief uit Rutland verscheen,
was het onderwerp spiritisme in de wereldlijke pers zelfs niet genoemd
sinds in Engeland de artikelen van Crookes waren verschenen en de
brochure van Alfred Wallace in heel Europa opwinding had veroorzaakt.
Nu bespreken de New Yorkse dagbladen het onderwerp in hoofdartikelen
– ze hebben bijna allemaal verslaggevers naar Chittenden gestuurd
en hun voorbeeld is nagevolgd door de kranten van Chicago, Hartford,
Rochester, Albany en veel andere steden. Wat ook de waarheid over
de Eddy-zaak is, het lijdt geen twijfel dat er grote opwinding heerst
bij het publiek over de vraag of de geesten van de doden naar ons
terugkeren of niet.23
Bij zijn terugkeer in New York was er zo’n vraag naar de artikelen
van Olcott dat de Graphic werd verkocht voor een dollar per
stuk; ook HPB betaalde dit voor haar exemplaar. Ze reisde met een Franse
vrouw naar de Eddy-boerderij, arriveerde er op 14 oktober en bleef twee
weken. Olcott vertelt:
Ik herinner me onze eerste kennismaking als de dag
van gisteren; trouwens, ik heb de belangrijkste feiten beschreven
in mijn boek (People from the Other World, blz. 293 e.v.).*
Het was een zonnige dag en zelfs de sombere oude boerenhoeve zag er
vrolijk uit. Ze ligt in een prachtig landschap, in een dal, omzoomd
door grazige hellingen die overgaan in bergen die zelfs tot aan hun
toppen met bladerrijke bosjes zijn bedekt.
*‘In People from the Other World’,
zegt Olcott, ‘heb ik alle verschijnselen beschreven, en de maatregelen
tegen bedrog die ik heb uitgedacht en toegepast’. ‘Het
is moeilijk een voorzorgsmaatregel te bedenken die hij achterwege
heeft gelaten’, merkte Conan Doyle op (History of Spiritualism,
1:255).
Het middageten bij de familie Eddy was om twaalf
uur, en het was vanuit de toegangsdeur tot de kale en ongerieflijke
eetkamer dat Kappes en ik HPB voor het eerst zagen. Ze was even voor
twaalf uur aangekomen met een Frans-Canadese dame en ze zaten aan
tafel toen we binnenkwamen. Mijn oog viel het eerst op een scharlakenrode
Garibaldi-blouse die eerstgenoemde droeg, in scherp contrast met de
saaie kleuren om ons heen. Haar haar was toen een dichte blonde ragebol
tot net boven de schouders en stak uit zoals de vacht van een Cotswolder
ooi; het was zacht als zijde en tot op de huid gekruld. Dit en de
rode blouse trokken mijn aandacht voordat ik het beeld van haar gelaatstrekken
in me opnam. Het was een gevuld Kalmuks gezicht dat door zijn indruk
van kracht, verfijning en gezag even eigenaardig contrasteerde met
de alledaagse gezichten in de kamer als haar rode gewaad.i.i.i. Terwijl
ik even stilstond op de drempel, fluisterde ik tegen Kappes, ‘Goeie
genade! Kijk eens naar die vreemde vogel.’ Ik liep regelrecht
naar de andere kant en ging tegenover haar zitten om me over te geven
aan mijn voorliefde om mensen te bestuderen. De twee dames voerden
een gesprek in het Frans.i.i.i.
Toen het middagmaal voorbij was, ging het tweetal
naar buiten en rolde Mw. Blavatsky een sigaret. . . . Ik zei ‘Permettez
moi, madame’, en gaf haar een vuurtje voor haar sigaret; onze
kennismaking begon in rook, maar groeide uit tot een groot en blijvend
vuur. . . . Omdat ik mijn opmerking in het Frans had gemaakt, raakten
we direct in die taal in gesprek. . . . Al wandelend sprak ik met
mijn nieuwe kennis over de Eddy-verschijnselen en die uit andere landen.
Ik ontdekte dat ze veel had gereisd, veel occulte dingen had gezien
en adepten in occulte wetenschappen had gesproken, maar aanvankelijk
gaf ze me geen enkele aanwijzing over het bestaan van de wijzen uit
de Himalaya of over haar eigen vermogens. Ze sprak over de materialistische
tendens in het Amerikaanse spiritisme, dat een soort zwelgpartij in
verschijnselen was en betrekkelijk onverschillig stond tegenover de
filosofie.24
In People from the Other World, dat kort daarna werd geschreven,
voegt Olcott eraan toe:
Geleidelijk ontdekte ik dat deze dame, die door haar
schitterende prestaties, uitstekende karaktereigenschappen en hoge
maatschappelijke positie recht had op het grootste respect, een van
de opmerkelijkste mediums in de wereld is. Tegelijkertijd verschilt
haar mediumschap volkomen van dat van alle andere mensen die ik ooit
heb ontmoet; want in plaats van door de geesten te worden beheerst
en te doen wat zij willen, schijnt ze hen te kunnen dwingen haar te
gehoorzamen. Wat het geheim is waardoor deze kracht is verkregen,
weet ik niet, maar van het feit dat ze die bezit, heb ik te veel bewijzen
om dit in twijfel te trekken.25
Later ontdekte hij dat deze kracht een bewust middelaarschap was en
geen passief mediumschap. De eerste aanwijzing hiervoor was dat de manifestaties
van Will Eddy radicaal veranderden als zij aanwezig was. Nog een citaat
uit Old Diary Leaves:
Tot HPB op het toneel verscheen, waren de figuren
die zich hadden vertoond ofwel indianen, Amerikanen of Europeanen.
. . . Maar op de eerste avond van haar verblijf verschenen er spoken
van andere nationaliteiten. Er was een jonge Georgische knecht uit
de Kaukasus; een mohammedaanse koopman uit Tiflis; een Russisch boerenmeisje
en anderen. Op een avond verschenen er een Koerdische ruiter gewapend
met kromzwaard, pistolen en een lans . . . en een Europese heer die
het kruis en het ordeteken van de Heilige Anna droeg, die Mw. Blavatsky
herkende als haar oom.26
De komst van zulke figuren in de seancekamer van
die arme, bijna ongeletterde Vermontse boeren, die noch het geld hadden
om theaterrekwisieten te kopen, noch de ervaring om deze te gebruiken
als ze die hadden, en evenmin de ruimte om er gebruik van te maken,
was voor iedere ooggetuige een overtuigend bewijs dat de geestverschijningen
echt waren. . . .*
*De verschijningen werden voor de Graphic
in detail geschetst door de tekenaar Kappes en komen voor in People
from the Other World. Het boek is in een mooie uitgave verkrijgbaar
bij een uitgever in Rutland, Vermont: Charles E. Tuttle Co. (1972).
Pas veel later vernam ik dat zij ze had opgeroepen
met behulp van haar eigen ontwikkelde en meesterlijke kracht. Ze bevestigt
dit feit zelfs in een aantekening in ons T.S. Scrapbook,
Deel 1, toegevoegd aan een knipsel uit de [Londense] Spiritualist
van januari 1875.27
Het knipsel was een artikel van Benjamin Coleman, ‘Gematerialiseerde
geestvormen’, waarin het volgende betrekking heeft op HPB: ‘De
aanwezigheid van de gravin bij verschillende van de Eddy-seances leidde
tot de meest verbazingwekkende manifestaties, waaronder het verschijnen
van een aantal geesten van personen die ze in het buitenland had gekend.’
HPB voegde met inkt eraan toe: ‘Ja, want ik heb ze zelf
opgeroepen.’28
Olcott vertelt dat HPB terwijl ze op de Eddy-hoeve was, ‘haar
best deed argwaan bij me te wekken over de waarde van William Eddy’s
verschijnselen als bewijs voor de intelligente beheersing van een medium
door geesten, en ze zei me dat, als ze echt waren, ze het dubbel van
het medium moeten zijn dat uit zijn lichaam ontsnapte en zich hulde
in andere verschijningsvormen [onbewust geprojecteerd door de aanwezigen
die hun dierbaren wilden zien]; maar ik geloofde haar niet. Ik beweerde
dat de vormen een te grote verscheidenheid in lengte, omvang en voorkomen
hadden om vermommingen van William Eddy te kunnen zijn; ze moesten zijn
wat ze schenen, namelijk de geesten van de doden. Onze discussies waren
soms nogal verhit, want in die tijd had ik me niet voldoende verdiept
in de kwestie van de plastische aard van het menselijk dubbel om de
kracht van haar aanwijzingen in te zien, terwijl ik van de oosterse
theorie over maya niet de minste notie had.’29
HPB merkt op: ‘zelfs de gematerialiseerde vorm van mijn oom op
de Eddy-hoeve was [een] gedachtebeeld; ik was het die het uit mijn eigen
geest uitzond, omdat ik was gekomen om te experimenteren zonder dit
aan iemand te vertellen. Het was zoiets als een leeg omhulsel van mijn
oom dat ik over het [geprojecteerde] astrale lichaam van het medium
scheen te werpen. Ik heb het proces gezien en gevolgd, ik wist dat Will
Eddy een echt medium was en de verschijnselen zo echt waren als maar
mogelijk was. Daarom heb ik hem in de kranten verdedigd toen er moeilijke
dagen voor hem aanbraken.’30
Een van haar experimenten slaagde maar al te goed: ‘Ik heb in
hun midden de vorm opgeroepen van iemand die ik toen dood waande,
maar die naar nu blijkt tot vorig jaar springlevend was: namelijk, ‘Michalko’,
mijn Georgische bediende! Hij woont nu bij een ver familielid in Kutasis
[Kutais], zoals mijn zuster me twee maanden geleden in Parijs meedeelde.
Men had zijn overlijden bericht en ik dacht dat hij dood was, maar hij
was in het ziekenhuis hersteld. Dit wat betreft ‘geesten-identificatie’.’31
Helaas is de verklaring die van de materialisatie van de doden wordt
gegeven blijkbaar niet van toepassing op sommige gevallen. Hier komt
het griezelige aspect van spiritisme naar voren. Dit gebeurt als door
de gedachten van de aanwezigen de uiteenvallende astrale resten van
de overledenen tot het medium worden aangetrokken; die resten worden
afgeworpen door de ziel als deze in de tijd tussen twee levens naar
hogere bewustzijnstoestanden opstijgt. HPB schrijft hierover aan haar
zuster:
Hoe meer ik van mediums te zien krijg – want
de Verenigde Staten zijn een ware kweekplaats, het meest vruchtbare
broeinest voor mediums en sensitieven van allerlei soort, echte en
kunstmatige – des te meer zie ik het gevaar dat de mensheid
omringt. . . . Weet je nog, Vera, hoe ik voor jou in Roegodevo experimenten
deed, hoe vaak ik de geesten zag van personen die in het huis hadden
gewoond, en die ik voor jou beschreef, want jij kon ze helemaal niet
zien. . . . Welnu, zo was het ook dag en nacht in Vermont. Ik zag
en keek naar deze zielloze schepsels, de schimmen van hun aardse lichaam,
waaruit in de meeste gevallen ziel en geest langgeleden waren ontsnapt,
maar die welig tierden en hun halfstoffelijke schaduwen in stand hielden,
[door zich te voeden met de levensenergieën] van de honderden
bezoekers die kwamen en gingen, en ook van de mediums. . . .
Het was afgrijselijk het proces gade te slaan! Het
maakte me vaak misselijk en duizelig, maar ik moest ernaar kijken
en het beste wat ik kon doen was de weerzinwekkende schepsels op afstand
houden. Maar om dan te zien hoe deze schimmen door de spiritisten
werden verwelkomd! Ze huilden en verheugden zich rond het medium,
gehuld in deze lege gematerialiseerde schaduwen. . . . [Het] deed
mijn hart voor hen bloeden. ‘Als ze eens konden zien wat ik
zie’, wenste ik vaak. Als ze eens wisten dat deze schimmen van
mannen en vrouwen geheel bestaan uit aardse hartstochten, ondeugden
en wereldlijke gedachten van het overblijfsel van de persoonlijkheid
die eens was; want het zijn niets anders dan de waardeloze resten
die de bevrijde ziel en geest niet konden volgen en die achterblijven
voor een tweede dood in de aardse atmosfeer,* die door een middelmatig
medium en het publiek kunnen worden gezien.32
*Prof. Huston Smith merkt op dat verslagen van mediums
‘met veel achterdocht moeten worden benaderd, want de betreffende
‘geleigeesten’ zijn geen volledige zielen of zelfs volledige
denkvermogens; ze bestaan voornamelijk uit ‘psychische resten’
die het denkvermogen achterlaat als het door het psychische gebied
trekt’ (Forgotten Truth, 72-73).
Dit is de reden, zegt HPB elders, dat de hindoes en boeddhisten sinds
de oudheid hebben gewaarschuwd tegen de afschuwelijke invloeden die
optreden bij communicatie met de doden.33
Tegenover deze ‘lagere orde van manifestaties . . . en de alledaagsheden
en gewone taal van mediums zijn er’, merkt HPB op, ‘werkelijk
verbazingwekkende verschijnselen van een hogere orde, waarin blijk wordt
gegeven van onmiskenbare intelligentie en kennis’. Deze zijn volgens
haar toe te schrijven aan de werking van het innerlijke of hogere zelf
van het medium.34
In andere gevallen kan een gevorderde ziel een zuiver kanaal gebruiken
om een of ander heilzaam doel te bereiken. Een voorbeeld is misschien
de eerder vermelde ervaring van Abraham Lincoln met het medium.
Eén fundamentele reden waarom theosofen niet de gedachte aanmoedigen
dat de doden communiceren met de levenden, is dat zo’n voortdurende
betrokkenheid van de doden met onze wereld, met al zijn ellende en wreedheden,
het leven na de dood tot een hel zou maken, niet tot een hemel. Tussen
twee levens heeft de ziel rust en spirituele verkwikking nodig.35
Dit betekent echter niet dat we van onze dierbare overledenen zijn afgesneden.
In De Sleutel tot de Theosofie schrijft Blavatsky:
Wij zijn mét hen die we in lichamelijke vorm
hebben verloren, en staan nu heel veel dichter bij hen dan toen ze
in leven waren. . . . Want zuivere goddelijke liefde is niet alleen
de bloesem van het menselijk hart, maar heeft haar wortels in de eeuwigheid.
. . . Liefde die verder reikt dan het graf, al noemt u dat misschien
een illusie, heeft een magische en goddelijke kracht die terugwerkt
op de levenden. . . . Die zal zich in hun dromen manifesteren, en
vaak bij verschillende gebeurtenissen – als ze op voorzienige
wijze worden beschermd of aan gevaren ontkomen, want liefde is een
sterk schild en wordt niet door ruimte of tijd beperkt. Vroeg of laat
zal karma al degenen die zo’n spirituele liefde voor elkaar
koesterden, opnieuw in dezelfde familiegroep doen incarneren.36
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 122-8
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag