2 – De bloeitijd van het spiritisme
Veel mensen hebben een weerzin tegen spiritualisme,* omdat het wordt
geassocieerd met vreemde praktijken, maar het woord zelf treft geen
schuld. Het is slechts het tegenovergestelde van materialisme, zoals
HPB duidelijk maakt in haar Theosophical Glossary:
*Noot vert.: het Engelse woord spiritualism betekent
zowel spiritisme als spiritualisme.
Spiritualisme. In de filosofie de geestestoestand
tegengesteld aan materialisme of een materiële opvatting van
de dingen. Theosofie, een stelsel dat leert dat al het bestaande bezield
is of geïnspireerd wordt door de universele ziel of geest, en
dat er geen atoom in ons heelal buiten dit alomtegenwoordige beginsel
kan zijn – is zuiver spiritualisme. Wat het geloof betreft dat
met spiritisme wordt aangeduid, nl. geloof in de voortdurende communicatie
van de levenden met de doden, of dit nu door de eigen mediamieke krachten
gebeurt of door een zogenaamd medium – dit is niets anders dan
het materialiseren van het spirituele en het verlagen van de menselijke
en goddelijke ziel. Wie in zulke communicaties gelooft, onteert zonder
meer de doden en pleegt voortdurend heiligschennis. Met recht werd
het in de oude tijd ‘necromantie’ genoemd. Maar onze hedendaagse
spiritisten nemen er aanstoot aan als ze deze eenvoudige waarheid
te horen krijgen.
Het moderne spiritisme begon in 1848 met wat bekendstaat als ‘de
Rochester-klopverschijnselen’, of de paranormale verschijnselen
rond de zusters Fox die in Hydeville, New York woonden, niet ver van
Rochester.
In zijn tweedelige History of Spiritualism merkt Sir Arthur
Conan Doyle op dat ‘deze kracht aanstekelijk was of anders . .
. als een psychische wolk uit hogere sferen neerdaalde en aan die personen
verscheen die ervoor ontvankelijk waren. . . . In ongelooflijk korte
tijd raasde de beweging met allerlei buitenissigheden en vormen van
fanatisme’ over het land.7
De orthodoxe religies hadden tot dan toe niet méér te
bieden dan gemeenplaatsen over onsterfelijkheid en leven na de dood;
de spiritisten geloofden dat ze bewijzen hadden.
Prof. R. Laurence Moore merkt op dat ‘het niet alleen halvegaren,
onontwikkelden en goedgelovigen waren die bij seances of geestenkringen
aanwezig waren. Het aantal vooraanstaande mensen dat spiritistische
bijeenkomsten bijwoonde’ was indrukwekkend.8
Zelfs wetenschappers van naam raakten, zoals we zullen zien, overtuigd
van de echtheid van de verschijnselen na gecontroleerde proeven te hebben
uitgevoerd.
Het spiritisme bloeide niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook
in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland. Het beroemde medium Daniel
Home was grotendeels verantwoordelijk voor het succes ervan in Europa.
Conan Doyle schrijft dat ‘keizer Napoleon III, keizerin Eugenie,
tsaar Alexander, keizer Wilhelm de Eerste van Duitsland en de koningen
van Beieren en Württemberg allen even overtuigd waren van zijn
buitengewone vermogens.’9
Spiritisme was de rage in Rusland in de jaren vijftig van de 19de eeuw,
en Vera en Nadja hielden zich bezig met automatisch schrift en tafeldans
(levitatie). Zelfs de bezadigde en heel fatsoenlijke tante Katharina
sloot zich bij de kringen aan.10
HPB was toen ver van huis.
In de jaren zestig werden er seances gehouden in het Witte Huis. Eén
daarvan wordt genoemd in Carl Sandburgs biografie van Abraham Lincoln.
De president stond een verslaggever toe om daarbij aanwezig te zijn,
samen met Stanton, de minister van oorlog, en Wells, de minister van
marine. Sandburg citeert het uitvoerige nieuwsbericht dat in talrijke
kranten werd afgedrukt onder de kop ‘Spiritisme in het Witte Huis’.11
Mw. Lincoln was een vurige spiritiste en door haar kwam de president
in contact met een opmerkelijk medium, Nettie Colburn. Het schijnt dat
hij haar raadpleegde toen er zich ernstige crises voordeden in de strijd
om de unie te behouden en de slaven te bevrijden.12
Men vroeg hem eens wat hij dacht over de oorsprong van een ontvangen
boodschap. Volgens een ooggetuige antwoordde hij: ‘Ik ben niet
in staat de intelligentie die dit jonge meisje beheerst te beschrijven.
Ze zou bij [waak-]bewustzijn beslist geen kennis kunnen hebben van de
feiten die me werden meegedeeld, noch van wat zich voordeed in mijn
kabinetsvergadering vóór ik me bij deze kring aansloot,
noch van de stand van zaken aan het front, noch van gebeurtenissen die
alleen aan mij bekend zijn en die ik niemand anders heb meegedeeld en
die niet openbaar zijn gemaakt.’13
‘We herinneren ons’, merkte een getuige uit deze periode
op, ‘wat een algemeen tumult in de publieke opinie en wat een
onrust onder wetenschappers het spiritisme in die tijd teweegbracht.
. . . Het vertegenwoordigde de stormram die de eerste bres sloeg in
het materialisme waarvan het denken van de mens was doordrongen, en
zette hen aan het denken. . . . Het geloof dat alleen de fysieke wereld
bestond, wankelde.’14
HPB juichte het wetenschappelijke onderzoek van het spiritisme toe.
In haar artikel ‘Getuigenis van de wetenschap’ in The
Theosophist van juli 1881, bracht ze een indrukwekkende lijst bijeen
van vooraanstaande wetenschappers op dit terrein. Eén van hen
was Alfred Russel Wallace, die onafhankelijk van Darwin de evolutietheorie
ontwikkelde. In zijn voorwoord van Miracles and Modern Spiritualism
schrijft hij:
Totdat ik voor het eerst in aanraking kwam met de
feiten van het spiritisme, was ik een overtuigd scepticus. . . . Ik
was zo’n door en door overtuigd materialist dat er in die tijd
geen ruimte in mijn denken was voor het denkbeeld van een spiritueel
bestaan. . . . Maar feiten zijn hardnekkig. . . . De feiten zijn me
de baas geworden. Ze dwongen me ze als feiten aan te nemen . . . [en]
brachten me ertoe het spiritisme te aanvaarden.
Op HPB’s lijst stond ook de gevierde schei- en natuurkundige
Sir William Crookes die, zoals de Encyclopaedia Britannica
vermeldt, ‘zijn geloof in het werkelijke bestaan van occulte verschijnselen
vanaf de jaren zeventig tot aan zijn dood behield’.15
In 1897 werd hij voorzitter van de Society for Psychical Research en
hij werd in hetzelfde jaar tot ridder geslagen. Vijftig jaar na zijn
overlijden schreef The Scientific American (april 1969): ‘In
Sir William Crookes hebben we iemand die een directe afstammeling was
van de reuzen van weleer, mensen die met evenveel gemak hun aandacht
konden richten op verschillende takken van wetenschap en in elk ervan
werk van blijvende betekenis tot stand konden brengen. Sir Williams
opvallende combinatie van verschillende gaven, een scherp waarnemingsvermogen,
zijn geduld en onuitputtelijke vermogen experimenten uit te voeren,
naast de stralende geest en de verbeeldingskracht van een dichter, hebben
hem voor altijd verzekerd van een vaste plaats op de lijst van grote
Engelse wetenschappers.’
In zijn boek Researches in Spiritualism beschrijft Crookes
dertien soorten verschijnselen waarvan hij getuige was, en merkt op:
‘Op heel weinig uitzonderingen na hebben de vele honderden feiten
die ik bereid ben te bevestigen, allemaal plaatsgevonden in mijn eigen
huis, op tijden die ik zelf heb vastgesteld en onder omstandigheden
die het gebruik van de eenvoudigste hulpmiddelen absoluut uitsluiten.
Het teweegbrengen van deze verschijnselen met bekende mechanische of
fysieke middelen zou te veel gevraagd zijn van de vaardigheid van [de
goochelaars] Houdin, een Boscoe of een Anderson, ook al hadden die alle
steun van een ingewikkelde machinerie en een jarenlange ervaring.’16
Blavatsky, Olcott en Sinnett waren goede vrienden van Crookes. Crookes
en zijn vrouw werden op 20 november 1883 lid van de Theosophical Society
en het daaropvolgende jaar werd hij raadsman van de TS loge in Londen.17
HPB besluit haar artikel ‘Getuigenis van de wetenschap’
door uit het boek van prof. Zöllner over spiritisme, Transcendental
Physics, de gepubliceerde bekentenissen te citeren van twee bekende
goochelaars uit die tijd: ‘Maskelyne uit Londen en Samuel Bellachini,
hofgoochelaar in Berlijn – die herhalen wat de gevierde Robert
Houdin, de Franse illusionist, al eerder had verklaard; namelijk dat
‘levitatie zonder aanraking, zoals voortgebracht in aanwezigheid
van mediums, prestaties zijn die het vermogen van de professionele
goochelaar volkomen te boven gaan’; dat het niet gebeurde door
menselijke tussenkomst, welke andere kracht het dan ook is
geweest.’*
*Dit lijkt de veelvuldige grootspraak van een beroemde
goochelaar uit onze tijd, James Randi, te ontkrachten of op zijn minst
ernstig in twijfel te trekken; hij zegt dat hij op het toneel elk mediamiek
verschijnsel precies kan herhalen en kan aantonen dat het bedrog is.
Maskelyne legt de nadruk erop dat hij ‘nooit heeft ontkend dat
zulke manifestaties echt zijn, maar ik beweer dat ze geen jota bewijs
bevatten dat geesten van overledenen niets beters te doen hebben dan
meubilair rond te laten zweven’.
Het verschijnsel levitatie is niet moeilijk te verklaren, zegt HPB.
Verander de polariteit van een voorwerp of van het menselijk lichaam
en het zal omhooggaan, want de aantrekking ervan tot het magnetisch
centrum van de aarde – dat de illusie van gewicht veroorzaakt
– is verbroken.18
Men kan dit op verschillende manieren doen, waarvan er één
door HPB in een brief van 3 april 1886 aan Hartmann is aangegeven. Het
is op zijn plaats deze manier hier te herhalen, maar nu in de volledige
context, omdat we de periode naderen waarin HPB Olcott voor het eerst
ontmoette. Dat was in de beroemde boerderij van de familie Eddy in Vermont:
Ik werd opzettelijk naar Amerika en naar de familie
Eddy gestuurd. Daar trof ik Olcott aan die dol was op geesten. . .
. Ik had de opdracht hem te laten weten dat spiritistische verschijnselen
zonder de filosofie van het occultisme gevaarlijk en misleidend waren.
Ik bewees hem dat alles wat mediums konden doen met behulp van [zogenaamde]
geesten, anderen geheel zonder geesten en naar willekeur konden doen;
dat bellen en gedachtelezen, klopgeluiden en fysieke verschijnselen
konden worden veroorzaakt door ieder die het vermogen had om, terwijl
hij in zijn fysieke lichaam is, te handelen via de organen van zijn
astrale lichaam. Ik had dat vermogen sinds ik vier jaar was, zoals
mijn hele familie weet. Ik kon meubilair laten bewegen en voorwerpen
schijnbaar laten rondvliegen, terwijl mijn astrale armen die ze droegen
onzichtbaar bleven; en dit alles lang voordat ik over Meesters had
gehoord. Wel, ik vertelde [Olcott] de hele waarheid. Ik zei hem dat
ik adepten, de ‘Broeders’, had gekend, niet alleen in
India en voorbij Ladakh, maar ook in Egypte en Syrië –
want daar zijn ‘Broeders’ tot op de dag van vandaag.19
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 118-21
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag