13 – Hun laatste dagen in Amerika
Op 8 juli 1878, nadat de wachttijd was verstreken, werd HPB Amerikaans
staatsburger. ‘De Amerikaanse kranten van de volgende dag’,
herinnert Olcott zich, ‘stonden vol verslagen van de gebeurtenis;
en er werden verslaggevers gestuurd om de nieuwe staatsburger te interviewen,
die hen allen aan het lachen maakte met haar naïeve opvattingen
over politiek en politici.’158
Ze vertelde de verslaggever van de Daily Graphic:
Ja, ik ben staatsburger van de Verenigde Staten geworden,
en ik moet zeggen dat ik trots ben op de titel. U vraagt me waarom
ik mijn loyaliteit voor mijn land opgeef? Ik antwoord: omdat ik van
vrijheid houd. Er is tegenwoordig maar weinig vrijheid in Rusland.
Hier is het omgekeerd. Daar was ik onderworpen aan grote ergernissen
en ben ik zo vaak beboet dat ik de som gerust op $10.000 kan stellen,
en dat ook nog voor onbeduidende overtredingen. Dit is inderdaad een
groots land, maar er is een groot nadeel. De mensen zijn zo sluw en
er is veel corruptie.159
HPB sprak weer over haar staatsburgerschap toen de Bombay Gazette
haar een Russische barones noemde en The Times of India zei
dat ze beweerde een prinses te zijn. Ze schreef de Gazette:
Het gaat me er nu om de Gazette onder handen
te nemen omdat deze de baronnenkroon aan mijn onwillige republikeinse
hoofd heeft opgedrongen. Begrijp alstublieft eens en voor altijd dat
ik noch ‘gravin’, ‘prinses’, noch zelfs een
bescheiden ‘barones’ ben, wat ik ook vóór
afgelopen juli mag zijn geweest. Op dat moment werd ik een gewoon
staatsburger van de Verenigde Staten van Amerika – een titel
waaraan ik veel meer waarde hecht dan alle andere die me door koning
of keizer kunnen worden verleend . . . door mijn ervaring in het algemeen
en met pauwenveren in het bijzonder heb ik een duidelijke minachting
voor titels gekregen, omdat het schijnt dat buiten de grenzen van
hun eigen vaderland, Russische prinsen, Poolse graven, Italiaanse
markiezen en Duitse baronnen veel talrijker zijn binnen de
politiecel dan erbuiten. . . . Ik heb me nooit als iets anders
voorgedaan dan wat ik kan bewijzen te zijn – namelijk, een eerlijke
vrouw, nu staatsburger van Amerika, mijn aangenomen land en het enige
land in de hele wereld met ware vrijheid.160
Waarom verliet ze dan haar aangenomen land? Volgens Judge:
Haar lasteraars hebben gezegd dat ze hier slechts
een terrein heeft achtergelaten dat niets opleverde, toegevend aan
een plotselinge impuls en zonder doel. Maar het tegendeel is waar.
. . . Ze heeft altijd gezegd dat ze naar India moest gaan zodra de
Society hier op gang was gebracht en Isis zou zijn voltooid.
En toen ze enige tijd in India was geweest, gaven haar vele brieven
aan mij uitdrukking aan haar voornemen om naar Engeland [te gaan]
om de beweging daar actief en openbaar te maken, zodat de drie grote
punten op het aardoppervlak – India, Engeland en Amerika –
actieve centra van theosofisch werk zouden hebben.
Over het vertrek uit Amerika naar India weet ik alles,
want . . . ik heb op haar verzoek het contract tussen haar en de New
Yorkse uitgevers opgesteld voor de publicatie [van Isis].
. . . Toen dat document was getekend, zei ze op straat tegen me, ‘Nu
moet ik naar India gaan’.161
Evenals bij het stichten van de TS nam HPB geen initiatief tot de daadwerkelijke
verhuizing naar het Oosten, maar wachtte totdat Olcott dit voorstelde.
Hij vertelt hier hoe de weg zich daarvoor opende:
Op een avond in 1877 kwam een Amerikaanse reiziger,
die kort daarvoor in India was geweest, op bezoek [in het Lamaklooster].
Hij zat toevallig zo dat ik, toen ik die kant op keek, boven hem aan
de muur de ingelijste foto opmerkte van twee hindoes met wie ik in
1870 de tocht over de Atlantische Oceaan had gemaakt. Ik nam de foto
van de muur en liet deze aan hem zien en vroeg of hij een van hen
kende. Hij kende inderdaad Moolji Thackersey en had hem kort daarvoor
in Bombay ontmoet. Ik kreeg het adres en schreef per ommegaande aan
Moolji over onze Society, onze liefde voor India en wat daarvan de
oorzaak was. Na verloop van tijd antwoordde hij in erg enthousiaste
bewoordingen, aanvaardde het aangeboden certificaat van lidmaatschap
en vertelde mij over een grote hindoe-pandit en hervormer [Swami Dayanand
Saraswati] die een invloedrijke beweging was begonnen die de ‘Arya
Samaj’ werd genoemd, voor het weer tot leven wekken van de zuivere
vedische religie.
Tegelijkertijd beval hij met veel waardering een
zekere Hurrychund Chintamon aan, die voorzitter was van de Arya Samaj
in Bombay en sindsdien correspondeerde ik voornamelijk met hem; het
feit dat hij ons slecht behandelde toen we in Bombay aankwamen, behoort
tot het verleden. . . Hurrychund las mijn uiteenzettingen van onze
opvattingen over het onpersoonlijke van God – een eeuwig en
alomtegenwoordig beginsel dat onder vele verschillende namen hetzelfde
was in alle religies – en hij schreef mij dat de beginselen
van de Arya Samaj overeenkwamen met de onze; en [hij] stelde dat het
in dat geval zinloos was twee societies in stand te houden, omdat
we door samenvoeging onze krachten en onze geschiktheid als instrument
en onze kansen op succes zouden vergroten. . . . Nadat de zaak aan
mijn collega’s in New York was uitgelegd, stemde onze raad in
mei 1878 vóór het verenigen van de twee societies en
het veranderen van de titel van de onze in ‘De Theosophical
Society van de Arya Samaj’. . . .
Tot zó ver ging alles goed, maar na verloop
van tijd ontving ik uit India een Engelse vertaling van de regels
en leringen van de Arya Samaj . . . die bij ons een grote schok teweegbrachten
– of tenminste bij mij. . . . Het was duidelijk dat de Samaj
in karakter niet overeenkwam met onze Society, maar dat het eerder
een nieuwe hindoesekte was – een vedische sekte die Swami Dayanand
als hoogste autoriteit aanvaardde om te bepalen welke delen van de
Veda’s en sastra’s al dan niet onfeilbaar zijn. De onmogelijkheid
om de voorgenomen samenvoeging tot stand te brengen werd duidelijk,
en we hebben dat onmiddellijk aan onze Indiase collega’s bericht
. . .162
De Theosophical Society nam zijn oorspronkelijke status weer aan en
er werd een nieuwe society opgericht voor diegenen die zich wilden verbinden
met de Arya Samaj. Ondanks de nadelen ervan, vormde de band met de Arya
Samaj een excuus om naar India te gaan. Vóór het vertrek
maakte HPB van de gelegenheid gebruik om de algemeen heersende opvatting,
dat hindoes en andere oosterlingen onwetende wilden waren, te bestrijden
– een opvatting die door zielenreddende zendelingen werd verspreid.
In dit jaar van vertrek, 1878, werd Thomas Edison lid van de Theosophical
Society. Olcott herinnert zich:
Op 5 april zond T.A. Edison me zijn ondertekende
aanmelding voor het lidmaatschap. Ik moest hem spreken over het demonstreren
van zijn elektrische uitvindingen op de tentoonstelling in Parijs
dat jaar; omdat ik eresecretaris van een nationaal comité van
staatsburgers was, dat was gevormd op verzoek van de Franse regering
om het Congres van de Verenigde Staten ertoe te bewegen een wet aan
te nemen, die erin zou voorzien dat ons land deel zou nemen aan de
eerste internationale tentoonstelling van industrieën in de wereld
sinds de ondergang van [hun] keizerrijk en de stichting van de Franse
Republiek.* Edison en ik raakten aan de praat over occulte krachten
en hij wekte bij mij grote belangstelling door de opmerking dat hij
in die richting enkele experimenten had gedaan. Zijn doel was vast
te stellen of men een slinger die was opgehangen aan de muur van zijn
laboratorium, door wilskracht kan laten bewegen.163
*In 1979, op de honderdste verjaardag van de gloeilamp,
heeft het Edison-archief in Madison, New Jersey, samen met andere
herinneringen aan 1879, een officiële kwitantie van de Theosophical
Society tentoongesteld. Hierin werd bericht dat Edison zijn lidmaatschapsgelden
voor dat jaar had betaald.
|
11. Reproductie van Thomas
Edisons gelofte bij het aanvaarden van het lidmaatschap
van de Theosophical Society in 1878. (The Theosophist,
augustus 1931,
blz. 657, Theosophical Society, Adyar-archief)* |
*De vertaling hiervan luidt:
De Theosophical Society,
gesticht in New York, 1875.
Door het lidmaatschap te aanvaarden van de bovengenoemde
society, beloof ik hierbij altijd absolute
geheimhouding te bewaren over haar werkzaamheden, waaronder
haar onderzoekingen en experimenten, behalve voor zover door de
raad of society volmacht wordt verleend tot publicatie, en hierbij
beloof ik op mijn erewoord deze
overeenkomst strikt te zullen naleven.
Gedateerd op deze vierde dag van april 1878
te Menlo Park 129
Thomas A. Edison |
In die tijd werd van kandidaatleden een belofte van geheimhouding vereist
omdat, zoals eerder werd vermeld, de Society in opspraak was gebracht
door de publicatie van onjuiste verhalen over haar werkzaamheden. Op
de volgende pagina staat de gelofte van Edison afgebeeld.164
HPB had met Nadja gesproken over het lidmaatschap van Edison en schreef
haar op 3 juli:
Natuurlijk is Edison al zijn beloften nagekomen en
zal hij ze houden. De dwaze Dobrovolsky heeft een groot deel van mijn
artikel [over Edison in de Pravda165]
weggelaten en nog wel het interessantste gedeelte. [Edison] brengt
echt wonderen tot stand. Krishnavarma heeft hem twee andere dingen
geleerd, zodat doven met een klein, bijna onzichtbaar apparaatje om
hun nek goed kunnen horen.
Krishnavarma, een hindoe uit de Punjab die in het Lamaklooster had
gelogeerd, had ook Blavatsky en Olcott op een zakenreis naar Minneapolis
vergezeld. Terwijl ze daar was, vervolgt HPB:
Liepen alle dames in optocht langs de ramen van ons
hotel en het terras waar we zaten om naar Krishnavarma te staren.
Hij is opmerkelijk knap . . . hoewel zo donker als de kleur van koffie.
In een lang, wit mousseline gewaad en een witte, smalle tulband op
zijn hoofd, met diamanten om zijn nek en blote voeten, vormt hij werkelijk
een merkwaardige aanblik tussen de Amerikanen met hun zwarte jassen
en witte dassen. Fotografen kwamen me vragen of ze zijn foto mochten
nemen, maar hij wees hen allen af en iedereen stond verbaasd over
zijn goede en zuivere Engels. God weet hoe oud hij is. Voor wie hem
voor het eerst ziet, lijkt hij niet ouder dan 25, maar er zijn ogenblikken
dat hij op een oude man van over de 100 lijkt.166
Over de invloed van de theosofie op zijn filosofie heeft Edison 30
jaar later zijn metafysische opvattingen uitgesproken in een interview
dat werd opgenomen in de Scientific American. Dokter Archibald
Keightley maakte een diepgaande vergelijking met De Geheime Leer
en schetste negen punten van overeenkomst.167
Kort voordat Edison overleed, vroegen verslaggevers of hij geloofde
in een voortbestaan na de dood. Hij antwoordde: ‘Het enige voortbestaan
dat ik me kan indenken is weer een nieuwe [levens]cyclus op aarde te
beginnen.’168
In april 1878, toen Edison lid van de Theosophical Society werd, had
HPB een vreemde ervaring. Ze schreef Vera:
Ik heb je al een maand niet geschreven en kun je
de oorzaak ervan raden? Op een mooie dinsdagochtend in april stond
ik zoals gewoonlijk op en ging zoals altijd aan mijn schrijftafel
zitten om mijn Californische correspondenten te schrijven. Plotseling,
het scheen me nauwelijks een seconde later toe, realiseerde ik me
dat ik om een of andere geheimzinnige reden in mijn slaapkamer was
en op mijn bed lag; en het was avond, geen ochtend meer. Om mij heen
zag ik enkele van onze theosofen en doktoren die mij met verbaasde
gezichten aankeken, en Olcott en zijn zuster Mw. Mitchell –
de beste vriendin die ik hier heb – beiden bleek, pessimistisch,
gerimpeld, alsof ze zojuist in een steelpan waren gekookt.
‘Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd?’
vroeg ik ze. In plaats van te antwoorden, stelden ze mij vraag na
vraag: Wat was er met mij aan de hand? En hoe kon ik dat zeggen –
er was niets met mij aan de hand. Ik herinnerde me niets, maar het
was zeker vreemd dat het slechts een moment daarvoor dinsdagochtend
was en nu zeiden ze dat het zaterdagavond was; en voor mij schenen
deze vier dagen van bewusteloosheid slechts een oogwenk. Dat is me
een hele toestand! Denk je eens in, ze dachten allemaal dat ik dood
was en ze stonden op het punt mijn ontzielde tempel te verbranden.
Maar op dit punt telegrafeerde mijn meester vanuit Bombay aan Olcott:
‘Wees niet bang. Ze is niet ziek, maar ze rust uit. Ze heeft
zich overwerkt. Haar lichaam wilde rust, maar nu is ze weer in orde.’
Mijn meester had gelijk. . . . Maar het is gewoon verschrikkelijk
om te denken aan het werk dat zich heeft opgestapeld.169
In mei kregen ze opdracht zich voor te bereiden op het aanstaande vertrek
naar India.170
Toen Blavatsky en Olcott tenslotte in december vertrokken, was het aanvankelijk
de bedoeling dat de reis slechts een verkennend karakter zou hebben.
Ze werden vergezeld door twee Britten: Rosa Bates, een onderwijzeres,
en Edward Wimbridge, een kunstenaar en architect, benoemd als ‘comité
van de Theosophical Society om vreemde landen te bezoeken’.171
Olcott benoemde generaal-majoor Abner Doubleday tot voorzitter ad
interim tijdens zijn afwezigheid. Doubleday was de zoon van een
congreslid van de Verenigde Staten en werd in 1819 in de staat New York
geboren. Toen de burgeroorlog uitbrak, was hij ondercommandant in Fort
Sumter, en hij vuurde het eerste schot af ter verdediging ervan. Hij
diende eervol in veel veldtochten en op het slagveld van Gettysburg
werd een bronzen standbeeld van hem opgericht voor zijn heldenmoed ter
plaatse. Doubleday was een eminent ingenieur en de schepper van het
kabeltram-systeem dat in het heuvelachtige San Francisco wordt gebruikt.
Naast de benoeming van Doubleday tot voorzitter van de TS, koos Olcott
William Q. Judge tot tijdelijk penningmeester en corresponderend secretaris.172
Hij stond op de lijst om met de anderen naar India te gaan en het was
een hartverscheurende beslissing om nee te zeggen. Hij schreef aan Damodar:
‘Mijn erewoord verspert de weg; en zoals HPB of M eens zei, ‘Het
erewoord brengt ongemak.’’’ Het probleem betrof zijn
vrouw: ‘Lijkt het jou niet laag toe als ik wegloop en onbetaalde
schulden nalaat en een vrouw onverzorgd achterlaat die door mijn aanzoek
een goed betaalde baan als onderwijzeres had opgezegd om met mij te
trouwen? Ze kan die niet terugkrijgen. Dat lijkt niet op rechtvaardigheid
en ik kan niet inzien dat het rechtvaardig zou zijn.’ Zijn vrouw,
‘een christen met vaste geloofsopvattingen . . . haat de TS en
HPB, en wil over geen enkel religieus onderwerp spreken.’173
Maar later heeft ze haar echtgenoot in zijn theosofische werk geholpen
en in 1915, een aantal jaren na zijn dood, werd ze lid van de Geünieerde
Loge van Theosofen.174
Toen de tijd voor het vertrek naderde, was de huishouding aan 47th
Street het toneel van rumoerige bedrijvigheid. Op 9 december werd het
meubilair per veiling voor heel weinig verkocht. Verslaggevers bleven
komen en gaan. Op 10 december schreef de New York Herald: ‘Vreemdelingen
uit alle delen van de wereld kwamen naar deze salon, en enkele van de
beste burgers van New York waren geregelde bezoekers.’ De verslaggever
van de Daily Graphic vroeg HPB of ze werkelijk van plan was
te vertrekken. ‘Ja’, zei ze, ‘uit het Lamaklooster
waar ik zoveel gelukkige uren heb doorgebracht. . . . Wat zal ik blij
zijn om mijn geliefde Indiase moederland weer te zien.’175
Voordat ze vertrokken, heeft Olcott Edison in Menlo Park bezocht, en
hij keerde de volgende dag terug met een fonograaf die honderd pond
woog. Op de afscheidsreceptie in het Lamaklooster op de vijftiende,
herinnert Olcott zich, ‘hebben heel wat van onze leden en vrienden
boodschappen in de stem-ontvanger gesproken, gericht tot onze toen bekende
en onbekende broeders in India. . . . Een van hen was Johnston, die
door Edison als zijn persoonlijke vertegenwoordiger was gestuurd (hij
kon zelf onmogelijk aanwezig zijn). Onder de stemmen die werden bewaard,
zijn die van HPB – een heel scherpe en duidelijke opname –
van mijzelf, Judge en zijn broer John, prof. Alex. Wilder’ en
een lange lijst anderen, ‘sommigen goed bekend als schrijver,
journalist, schilder, beeldhouwer, musicus en door werk op andere terreinen.’
Het is jammer dat de opname de tand des tijds niet heeft doorstaan.
‘17 december was onze laatste dag op Amerikaanse bodem’,
schreef Olcott. HPB schreef in zijn dagelijkse dagboekverslagen: ‘Een
grote dag! Olcott heeft zijn boeltje ingepakt. . . . Wat nu? Alles is
donker – maar rustig.’ ‘En dan’, zegt de kolonel,
‘komt geschreven in grote letters de hartenkreet van vreugde,
consummatum est!’176
De woorden uit Johannes 19:30 waren naar wordt verondersteld
de laatste woorden van Christus aan het kruis: ‘Het is volbracht.’
HPB schrijft in de laatste alinea: ‘Olcott keerde om 7 uur ’s
avonds terug met de kaartjes voor de Britse stoomboot, de Canada,
en schreef brieven tot 11:30. Curtis en Judge brachten de avond bij
ons door. . . . Tegen middernacht namen HSO en HPB afscheid van de kroonluchter’
waaronder zoveel werk was volbracht ‘en gingen in een rijtuig
naar de stoomboot’.
Er waren in totaal vijfeneenhalf jaar verstreken sinds Blavatsky, een
onbekende Russische immigrante, naar dit land was gekomen. Nu vertrok
ze en zou nooit terugkeren. Achteraf gezien is het opmerkelijk dat zoveel
werd bereikt in zo’n kort tijdsbestek.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 177-83
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag