11 – Het Lamaklooster
‘Van eind 1876 tot eind 1878 was de Theosophical Society als
organisatie betrekkelijk weinig actief’, bericht Olcott; en hij
vervolgt:
Het reglement werd een dode letter, de bijeenkomsten
hielden vrijwel op. . . . De tekenen van een groeiende invloed
blijken uit de toename van de binnen- en buitenlandse correspondentie
van de stichters, hun controversiële artikelen in de kranten,
de stichting van afdelingen in Londen en Korfoe en het aangaan van
betrekkingen met sympathisanten in India en Ceylon. De invloedrijke
spiritisten die aanvankelijk lid werden, hadden zich allen teruggetrokken;
onze bijeenkomsten in een gehuurde zaal – de Mott Memorial Hall
aan Madison Avenue in New York – werden stopgezet; de lidmaatschapsgelden,
die vroeger voor het aannemen van leden werden geheven, werden afgeschaft
. . . toch waren de denkbeelden nooit zo krachtig en was de beweging
nooit zo energiek als toen de Society van haar uiterlijke organisatie
was bevrijd en haar geest haar stempel drukte op onze hersenen, harten
en zielen.
Het werkelijke hoofdkwartier was de woning van HPB aan Eighth Avenue
en 47th Street, dat ‘de aantrekkelijkste salon van de
hoofdstad’ werd. HPB was daarheen verhuisd in juni 1876 of misschien
een maand of twee later.133
Een New Yorkse verslaggever gaf het de bijnaam ‘het Lamaklooster
in New York’.134
Olcott merkt op:
Ik overdrijf niet als ik zeg dat men in geen enkele
andere woning in New York een onwereldser sfeer zou vinden. De sociale
standen van onze bezoekers werden op de drempel achtergelaten; en
rijk of arm, christen, jood, of ongelovige, geleerd of niet geleerd,
onze bezoekers ontvingen hetzelfde hartelijke welkom en er werd geduldig
aandacht besteed aan hun vragen over religieuze en andere onderwerpen.
HPB was zo’n geboren aristocrate dat ze op haar gemak was in
de hoogste kringen; en ze was zo’n door en door democratisch
altruïste dat ze de nederigste bezoeker een hartelijk welkom
kon heten.135
David Curtis, een van de scherpzinnigste verslaggevers in New York,
herinnerde zich dat men ‘rooms-katholieke priesters, actrices,
leger- en huisartsen, kooplieden, buitenlandse gravinnen, kunstenaars
en af en toe Aziaten’ kon ontmoeten in de vertrekken van HPB;
en hij voegt eraan toe:
Bijna iedereen was volstrekt heidens. Bijna iedereen
had een schitterend intellect. Bijna allen waren in opstand gekomen
tegen vormelijkheid van een of andere aard, of ze nu ronduit of in
het geheim bohémiens waren. En allen erkenden Mw. Blavatsky
als onbetwiste leider van de intellectuele opstand. . . . Ieder denkbaar
onderwerp op aarde, in de hemelen boven de aarde en in de diepste
diepten er beneden, werd daar besproken met een merkwaardige mengeling
van geestigheid en filosofie die in de enorme boekdelen van Isis
Ontsluierd niet is te vinden.136
Er kwamen ook rabbi’s, merkt Olcott op: ‘Ik heb een joodse
rabbi gekend die uren en hele avonden in haar gezelschap doorbracht,
terwijl ze de kabbala bespraken; en ik heb hem tegen haar horen zeggen
dat hoewel hij de geheime wetenschap van zijn religie dertig jaar lang
had bestudeerd, ze hem dingen had geleerd waarvan hij zelfs niet had
gedroomd en een helder licht had geworpen op passages die zelfs zijn
beste leraren niet hadden begrepen.’137
Voor de opstandige geesten die het Lamaklooster bezochten, trok HPB
een grens als er voor geweld werd gepleit. In haar plakboek nam ze ook
een knipsel op getiteld ‘In openlijke opstand’ uit de New
York Herald (6 september 1878) waarin Charles Sotheran werd geciteerd
en waarin hij een groep stakers aanspoort tot uiterste maatregelen over
te gaan. Ze merkte op: ‘Een theosoof die een oproerkraaier wordt,
die aanspoort tot revolutie en moord, een vriend van communards
– is niet geschikt als lid van onze Society. Hij moet vertrekken.’138
Verspreid in haar geschriften vindt men soortgelijke sterke bewoordingen
tegen de activiteiten van anarchisten en nihilisten, vooral in Rusland,
waar deze hebben geleid tot het communisme.
Een boeiend portret van HPB, afkomstig van de pen van een verslaggever
uit Connecticut die het Lamaklooster bezocht, verscheen in de Hartford
Daily Times (2 december 1878):
Ze heeft een ongewoon, vreemd gezicht. Haar gelaatstrekken
schijnen een voortdurend samenspel van gemoedstoestanden te vertonen.
Het schijnt dat ze nooit geheel in beslag wordt genomen door één
onderwerp. Er is een levendige, waakzame, subtiele onderstroom van
gevoel en waarneming te zien in de uitdrukking van haar ogen. Daardoor
kregen we de indruk – en die hebben we nog – van een dubbele
persoonlijkheid; alsof ze hier was en niet hier; alsof ze hier sprak,
maar in haar denken en handelen ver weg was. . . . Haar hele persoonlijkheid
is een uitdrukking van zelfbeheersing en een sang froid dat
aan mannelijke onverschilligheid grenst, zonder een ogenblik de grenzen
van een vrouwelijke fijngevoeligheid te overschrijden. . . .
Toen ik een stapel brieven zag die de bediende juist
had binnengebracht, riep ik uit: ‘Wat moet u een enorme correspondentie
hebben, mevrouw! En in zoveel verschillende talen! Vertel ons: in
welke taal denkt u?’
‘In een eigen taal, die Russisch noch Frans
is, noch enige taal die u kent.’
Olcott merkte op: ‘Misschien in de getallen
van Pythagoras, wie zal het zeggen; of in een dode taal, die werd
gebruikt door rassen die een beschaving hadden bereikt waarin de moderne
fonograaf een doodgewoon ding zou zijn. Wie weet of mevrouw misschien
een dezer dagen een vel bladtin* zal vinden in een toekomstig museum
van ‘recente opgravingen’, dat tegen haar [zal] spreken
precies in de taal van haar gedachten?’
*In die tijd gebruikte men bladtin voor fonografische
opnamen.
Het was de volgende avond . . . dat Mw. Blavatsky
ons haar veel gekoesterde album liet zien met portretten van buitenlandse
leden van de Theosophical Society. Het was inderdaad een van de mooiste
verzamelingen van intellectuele, beschaafde en verfijnde gezichten
die we ooit met genoegen bekeken. Mannen en vrouwen van alle landen
waren erin vertegenwoordigd. Elk soort gezicht, van de ervaren Engelse
generaal tot de Indiase filosoof met zijn verfijnde gelaatstrekken
en scherpomlijnde, uitdrukkingsvolle gezicht van een schitterend volmaakte
vorm.
De schets van het Lamaklooster-gebouw op de volgende pagina werd gemaakt
door J.A. Knapp. Het gebouw staat er nog steeds.139
De smalle voorkant ligt aan Eighth Avenue en op de eerste verdieping
boven de winkel waren HPB’s vertrekken – een van de twee
appartementen op die verdieping. De twee ramen aan de voorkant rechts
en dat om de hoek behoren tot de grote kamer waar bezoekers zich verzamelden
en waar HPB haar schrijfwerk deed. Een weergave van de tekening van
Knapp verscheen in een reeks in Judge’s tijdschrift The Path,
‘Woningen van HPB’, waar hij opmerkte:
In dit appartement, in de grote voorkamer werd Isis
Ontsluierd geschreven en voltooid. Daar hebben zich zoveel buitengewone
verschijnselen voorgedaan dat men boekdelen nodig zou hebben om ze
te beschrijven. Hier werden de ‘astrale muziek en bellen’
zo vaak gehoord; zogenaamd wijze critici namen aan dat die werden
voortgebracht door een dienstmeisje dat in de hal heen en weer liep
met een muziekinstrument: een absurditeit voor diegenen die zoals
ikzelf daar aanwezig waren en al die dingen hebben gehoord. Hier,
in de hoek van de kamer die uitziet op Eighth Avenue, stond de opgezette
uil die soms knipoogde. . . . Het is een bescheiden plaats in een
bescheiden, druk gedeelte van een grote stad; maar hoeveel werd daar
gedaan en welke machtige krachten zijn er aan het werk geweest binnen
die vier muren toen de enorme persoonlijkheid, die bekendstaat als
Helena P. Blavatsky, daar woonde!140
|
9. Tekening door J.A.
Knapp van het Lamaklooster-gebouw in New York.
(The Path, november 1893, blz. 238) |
|
10. De eetkamer in ‘het
Lamaklooster’. |
Olcott woonde ook in het Lamaklooster. Zijn zuster, Belle Mitchell,
woonde met haar echtgenoot en kinderen op de verdieping erboven. Ze
hadden ook in het gebouw met appartementen gewoond aan West 34th Street
waar Blavatsky en Olcott hadden gewoond. Belle was erg gehecht aan HPB,
en toen ene Frederica Showers in Engeland een scheldbrief schreef aan
de Londense Spiritualist (8 maart 1878), waarin ze de geloofwaardigheid
en het karakter van HPB aanviel, schreef Belle een verontwaardigd antwoord.
Olcott dacht misschien dat het te lang was om te publiceren en heeft
het nooit naar The Spiritualist gezonden, maar hij nam het
later in The Theosophist op. We citeren hieruit:
Ik ben geen boeddhist, of een brahmaan, theosoof,
of spiritist, maar een eenvoudig lid van de Presbyteriaanse Kerk,
waarin ik ben opgevoed en verwacht te sterven. Ik ben de zuster van
kolonel H.S. Olcott, getrouwd en moeder van een gezin; en ik kan eraan
toevoegen dat ik niet de dupe van Mw. Blavatsky ben, noch door haar
ben ‘gehypnotiseerd’. Maar ik ben een vrouw die rechtvaardigheid
vraagt tegenover een andere vrouw. . . . Ik heb de afgelopen drie
jaar de vriendschap van Mw. Blavatsky genoten; gedurende een deel
van die tijd (zoals nu) heb ik met mijn gezin in een appartement gewoond
onder hetzelfde dak als zij. Zou u geloven dat een moeder haar kinderen
in een huis zou samenbrengen met een monster zoals Mw. Showers haar
afschildert? Tegen mij is ze altijd vriendelijk, ongedwongen en informeel;
en ik kan bevestigen dat ik, en ik alleen, dag en nacht vrije toegang
tot haar vertrekken heb .'.'. en wanneer ze in haar drukste ogenblikken
ieder ander buitensluit, laat ze me vrijelijk bij zich toe.
Ik vind Mw. Blavatsky een betrouwbare, eerlijke vrouw
die met lichaam en ziel is toegewijd aan wat ze als een heilige zaak
beschouwt; ze acht geen offer te groot om die te bevorderen en ze
inspireert allen om haar heen om een zuiver, barmhartig en goed leven
te leiden. . . . Het is niet nodig dat ik spreek over de merkwaardige
en verbazingwekkende verschijnselen die ik Mw. Blavatsky zonder vooropgezet
plan of voorbereiding heb zien teweegbrengen.141
Later beschreef ze in een artikel ‘Mw. Blavatsky’ enkele
van de verschijnselen waarvan ze getuige was.142
Demonstraties door HPB van occulte wetten en krachten werden altijd
in besloten kring gegeven. De eerste leden van de TS gaven hun lidmaatschap
op, zegt Olcott, omdat ze ‘weigerde tijdens onze bijeenkomsten
ook maar het geringste verschijnsel voort te brengen’.143
In een brief aan Alexander Aksakov in St. Petersburg, Rusland, geschreven
in april 1875, zes maanden voordat de TS werd opgericht, schreef Blavatsky:
‘Ik heb geleerd dat het niet mogelijk is mensen met alleen verdachte
feiten te overtuigen; en dat zelfs elk onvervalst feit altijd een of
ander zwak aspect vertoont waarin tegenstanders zich gemakkelijk kunnen
vastbijten. Daarom heb ik de regel gesteld dat ik nooit zal toelaten
dat buitenstaanders gebruikmaken van mijn paranormale krachten. Behalve
Olcott en twee of drie heel goede vrienden heeft niemand gezien wat
er rondom mij gebeurt.’144
Het aantal getuigen nam later toe, nadat Isis was geschreven.
Olcott schreef C.C. Massey en W. Stainton Moses in Londen dat er soms
zes tot acht mensen aanwezig waren en dat de verscheidenheid en het
aantal verschijnselen alles overtroffen wat hij al eerder had gezien.145
In Olcotts hulde ter nagedachtenis van HPB, speculeerde hij over de
reden waarom ze verschijnselen voor hem teweegbracht:
[De totstandkoming van Isis] met zijn talrijke
citaten en zijn vreemde geleerdheid was voor mij wonderlijk genoeg
om me voor altijd ervan te overtuigen dat ze paranormale gaven van
de hoogste orde bezat. Maar er was zelfs nog veel meer bewijs dan
dat. Heel vaak, als we beiden tot diep in de nacht alleen aan onze
bureaus werkten, illustreerde ze haar beschrijvingen van occulte krachten
in de mens en de natuur door geïmproviseerde experimentele verschijnselen.
Nu ik erop terugkijk, begrijp ik dat deze verschijnselen kennelijk
werden gekozen met de specifieke opzet om me te onderwijzen in paranormale
wetenschap, zoals de laboratorium-experimenten van Tyndall, Faraday
of Crookes zijn opgezet om de leerling stap voor stap door
het leerplan van de natuurkunde of scheikunde te leiden. . . . Ze
wilde slechts mijn literaire hulp bij haar boek; en om me de occulte
wetten te laten begrijpen die bij de uiteenzetting van dat moment
een rol speelden, bewees ze experimenteel de wetenschappelijke basis
waarvan ze uitging.146
In Olcotts brief aan Nadja, de tante van HPB, beschreef hij enkele
van de verschijnselen die haar nicht in die periode teweegbracht. Nadja
antwoordde op 8 mei 1877:
Ze zijn heel merkwaardig en wonderbaarlijk, ware
wonderen; maar ze zijn niet uitzonderlijk of uniek. Vaak heb ik verbazingwekkende
verslagen gehoord over verschijnselen die lijken op die genoemd in
uw brief; en ik heb vaak erover gelezen in geestelijke en wereldse
boeken over spiritisme. Maar ze betreffen gewoonlijk opzichzelfstaande
gebeurtenissen of komen uit verschillende bronnen. Maar zoveel kracht,
in een enkel individu geconcentreerd – waarbij een hele verzameling
van de meest opmerkelijke manifestaties voortkomt uit een enkele bron,
zoals in het geval van Mw. Blavatsky – dat is zeker uiterst
zeldzaam en misschien ongekend. Ik weet al lange tijd dat ze [die]
kracht bezit, de grootste die ik ooit ben tegengekomen; maar toen
ze hier was, was deze kracht in een toestand ver beneden het niveau
dat deze nu heeft bereikt.147
Veel verschijnselen uit deze periode zijn beschreven in Deel 1 van
Old Diary Leaves. Frances Steloff, de beroemde oprichtster
van de Gotham boekenmarkt in New York, zond eens een exemplaar van het
boek aan de Russische wiskundige P.D. Ouspensky, schrijver van Tertium
Organum en de voornaamste discipel van Gurdjieff. Hij antwoordde:
Geachte mevrouw Steloff,
Ik dank u zeer voor uw boek en voor uw wens mij te
helpen, maar ik bezit al een exemplaar. Daarom zend ik uw boek met
veel dank terug. Ik heb dit boek in Engeland en ik heb het voor het
eerst in 1907 gelezen, het jaar waarin Olcott overleed. Ik heb het
altijd als het vreemdste boek in het heelal beschouwd omdat ik, ondanks
alles wat de mensen ook mogen zeggen, steeds het gevoel heb dat Olcott
niet loog; en dit is het opmerkelijkst.
Met hartelijke groeten,
P.D. Ouspensky148
Olcott geeft een zevenvoudige classificatie van de verschijnselen die
HPB in die tijd voortbracht:
- Die waarvan de voortbrenging kennis vereist van
de basiseigenschappen van de materie, van de samenhangende kracht
die de atomen samenbindt; vooral kennis van akasa, de samenstelling,
inhoud en latente krachten ervan.
- Die verband houden met de krachten van de elementalen
[onzichtbare natuurkrachten] als ze ondergeschikt worden gemaakt aan
de menselijke wil.
- Die waarbij hypnotische suggestie door middel van
gedachteoverbrenging bedrieglijke gewaarwordingen creëert van
gezicht, gehoor en gevoel. In Isis wordt dit ‘hypnotische
hallucinatie’ genoemd [2:588, Eng. uitg.].
- Die de kunst betreffen van het maken van objectieve
beelden, in afbeeldingen of in schriftvorm . . . bijvoorbeeld de neerslag
van een afbeelding of van een handschrift op papier of op een ander
soort oppervlak, of van een letter, beeld of ander teken op de menselijke
huid.
- Die het gedachtelezen en de helderziendheid betreffen
in het verleden en de toekomst.
- Die verband houden met een vrijwillige uitwisseling
tussen haar geest en de geesten van andere levende personen die in
paranormaal opzicht even of meer begaafd zijn dan zijzelf. . . .
- Die van de hoogste graad zijn, waarbij ze door spiritueel
inzicht of intuïtie of inspiratie . . . toegang kreeg tot de
totale verzamelde menselijke kennis die ligt opgeslagen in het [hogere]
archief van het astrale licht, die ‘de akasische verslagen’
worden genoemd.149
Ook Judge was getuige van veel verschijnselen die in New York werden
voortgebracht. Op 1 maart 1884 schreef hij in een brief aan Damodar,
een van de actieve theosofische werkers in India:
Ik heb gezien dat ze zonder iemands hulp voorwerpen
in de kamer liet bewegen. Een keer kwam een zilveren lepel uit de
verste kamer door twee muren en drie kamers voor onze ogen in haar
handen, eenvoudig omdat ze stilzwijgend haar wil uitoefende. Een andere
keer bracht zij-of-hij uit de muur een dozijn flessen verf tevoorschijn
die ik wenste te gebruiken om in haar kamer een schilderij te maken.
Een andere keer nam ze een ongeopende, verzegelde brief, en binnen
een ogenblik lag de brief in haar hand terwijl de envelop niet was
geopend; daarop werd dezelfde brief in de vingers genomen en onmiddellijk
werd een duplicaat ervan eruit genomen, zodat er twee brieven in haar
handen lagen, reproducties van elkaar. Verder deed ze haar ring met
drie saffieren af en gaf die aan een dame die deze een tijdje wilde
dragen. Deze nam de ring mee, maar bij haar vertrek bleef de echte
ring toch aan de vinger van HPB en de dame nam slechts een illusie
mee. Enzovoort in honderden gevallen.
Maar dat alles verbleekte en vervaagde vergeleken
met de glorieuze uren die we doorbrachten met het luisteren naar de
woorden van de verlichte wezens die vaak laat ’s nachts kwamen
als alles stil was en die urenlang met H.S.O. en mijzelf spraken.
. . . Het was na middernacht tot 4 uur ’s ochtends dat ik het
meeste hoorde en zag toen ik bij haar in New York was.150
Het grootste deel van de verschijnselen die zojuist werden genoemd,
valt onder de eerste categorie in de zevenvoudige classificatie van
Olcott. De basis voor deze verschijnselen werd op frappante wijze verklaard
door een chela van een van de adepten in een brief aan John
Smith, scheikundeprofessor aan de University of Sydney en voorzitter
van de Royal Society in New South Wales. Deze werd in oktober 1893 in
The Theosophist gepubliceerd. Zestig jaar later, in augustus
1959, werd hij geciteerd in Proceedings of the Royal Australian
Chemical Institute in een artikel door J.L. Davidge, getiteld ‘Prof.
John Smith en de theosofie’. We citeren uit de brief van de chela:
Het verschijnsel van het ‘osmoseren’
(extraheren, red.) van uw briefje uit de verzegelde envelop waarin
het met garen was vastgenaaid, en de vervanging ervan door het antwoord
(van de meester) zelf, zonder het zegel of de draad te breken, zal
het eerst worden beschouwd. Het is een van die volledige bewijzen
dat onze oosterse adepten veel beter bekend zijn met atomaire verbindingen
en met de beheersing ervan dan de tegenwoordige westerse wetenschappers.
. . . Dezelfde kracht werd gebruikt bij het vormen van de brief in
de lucht van uw kamer [in Bombay, 1 februari 1882]; en bij veel andere
door de lucht vervoerde brieven; bij stortvloeden van rozen; bij de
gouden ring die tevoorschijn sprong uit het hart van een mosroos .
. . ; bij een saffieren ring die hier kortgeleden werd gedupliceerd
voor een dame van hoge stand; en bij andere voorbeelden. De verklaring
ligt in het feit dat de ‘cohesiekracht’ . . . voor elke
willekeurige groep atomen kan worden onderbroken en weer worden hersteld.
. . . Men kan materie definiëren als gecondenseerd akasa (ether);
en dit differentieert bij het vormen van atomen, zoals de waterachtige
deeltjes differentiëren uit oververhitte stoom bij condensatie.
Als de gedifferentieerde materie wordt teruggebracht in de eerdere
toestand van ongedifferentieerde materie, is het niet moeilijk in
te zien hoe deze de tussenruimten* van een substantie in de gedifferentieerde
toestand kan passeren, zoals we ons gemakkelijk kunnen voorstellen
hoe elektriciteit en andere krachten door hun geleiders stromen. De
grote kunst is het vermogen te hebben naar willekeur de atomaire verbindingen
van een gegeven substantie te verbreken en te herstellen: om de atomen
zover uit elkaar te trekken dat ze onzichtbaar worden en ze toch onder
polaire spanning te houden, of binnen het bereik van de aantrekkingskracht,
om ze terug te laten snellen tot hun vroegere samenbindende affiniteiten
en opnieuw de substantie te vormen.151
*De wetenschap leert nu dat de tussenruimten tussen
de atomen in een vast voorwerp relatief gesproken even groot zijn
als de ruimte tussen de planeten! Daarom is vaste materie
een illusie.
Judge voegt hieraan toe dat, als een voorwerp eenmaal is gedesintegreerd
en onzichtbaar gemaakt, het over elke afstand op aarde kan worden vervoerd
‘langs een stroom gevormd in de ether. Op het gewenste punt wordt
de verspreidende kracht teruggetrokken, waarop de cohesie zich onmiddellijk
herstelt en het voorwerp intact verschijnt.’152
Er zijn twee manieren om het verschijnsel teweeg te brengen waarbij
materie door materie heengaat, zoals een steen door een harde muur,
verklaart Judge: ten eerste, ‘wanneer een klein voorwerp door
occulte middelen wordt gedesintegreerd en door andere voorwerpen heengaat’;
of ten tweede, ‘als het zonder desintegratie wordt vervoerd, dan
wordt elk dicht obstakel dat in de weg staat, gedesintegreerd om voldoende
ruimte te maken om het te laten passeren’. Om een voorbeeld te
geven, merkt hij op dat HPB, ‘voor mijn ogen een klein voorwerp
zoals een ring nam, dit op tafel legde en het in een gesloten la dichtbij
liet verschijnen zonder het aan te raken. In dat geval desintegreerde
ze het en liet ze het in de la terechtkomen, of ze desintegreerde de
la om voldoende ruimte te hebben’ zodat de ring erdoor kon.153
* * *
Toen HPB in het Lamaklooster woonde, hield ze zich niet altijd bezig
met zwaarwichtige filosofie of verschijnselen, zoals blijkt uit dit
door Olcott vertelde verhaal:
De astrale bel luidde eens met pathetisch effect toen haar lievelingskanarie
overleed; en ze barstte in tranen uit. ‘Het was maar een gewone
kleine kanariehen’, herinnert Olcott zich, ‘niet erg mooi
om naar te kijken, maar een verbazingwekkend ijverige huisvrouw.’
Eerder had hij voor haar een mannetje gekocht, een uitstekende zanger;
en hij zegt over het paar:
We lieten ze gewoonlijk vrij door de kamer vliegen
en het mannetje beloonde ons steeds door op de rand van de lijst van
een schilderij vlakbij onze werktafel te gaan zitten en heel welluidend
te zingen. De hen streek dan zonder enige angst op onze tafel neer,
liep rond, tjilpte, vlak onder onze neus en pikte alle mogelijke stukjes
draad en ander soortgelijk materiaal op en bracht het weg voor het
bouwen van een nest vlakbij het plafond, boven in het bronzen ornament
op de pijp van de kroonluchter. Ze scheen vooral prijs te stellen
op de lange dunne papiersnippers die HPB afknipte als ze haar folio-manuscriptvellen
aaneenplakte en herordende. De kleine ‘Jenny’ wachtte
soms tot haar meesteres een stuk papier had afgesneden en op de tafel
of de vloer had laten vallen, dan wipte ze daarheen en nam het mee
onder het goedkeurend gezang van haar mooie echtgenoot, ‘Pip’.
Het nest was tenslotte klaar en toen ging Jenny hoog
boven onze tafel zitten, haar kopje zichtbaar boven de rand van de
bronzen kop of het ornament op de gaspijp. Pip zong op zijn mooist
en we wachtten met genoegen en belangstelling op het uitbroeden van
de eieren. De weken gingen voorbij en Jenny zat er nog steeds en we
wachtten, maar er kwetterden geen jonge vogels en we vroegen ons af
wat er aan de hand was. Tenslotte zette ik, toen de vogel eens weg
was voor zaad en water, een stoel op onze schrijftafel. HPB hield
die vast en ik stapte erop om een kijkje te nemen. Het nest was totaal
leeg. . . . HPB gaf als de enig mogelijke verklaring: ‘Jenny
had op haar illusies gezeten’ . . . ze had zich ervan overtuigd
dat ze eieren had gelegd en dat het haar plicht was ze uit te broeden.154
Het gezang van Pip was niet de enige muziek die men in het Lamaklooster
hoorde. Af en toe speelde HPB piano. Olcott schrijft:
Ze was een uitstekende pianiste en speelde met een
aanslag en uitdrukking die zonder meer voortreffelijk waren. Haar
handen waren ideale en feitelijke modellen voor een beeldhouwer; en
ze kwamen het meest tot hun recht als ze over de toetsen vlogen om
er magische melodieën aan te onttrekken. Ze was een leerlinge
van Moscheles. . . . Ze zat soms in de schemering met niemand anders
in de kamer dan ikzelf en ontlokte aan het prachtig klinkende instrument
improvisaties die iemand in de waan kunnen brengen dat hij naar de
gandharva’s of hemelse koorzangers luisterde.155
Dr. Eugene Corson bericht dat zijn moeder hem vertelde ‘hoe HPB
aan de piano zat en met grote bekwaamheid improviseerde; ze toonde een
opmerkelijke vaardigheid voor iemand die slechts nu en dan speelde,
als ze daartoe de geest kreeg’.156
Dit was in 1875 in Ithaca, New York.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 165-74
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag