Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Brief 6


Beste Jasper:

Het is een grote sprong vooruit dat je de bellen hoort, die weinigen horen, en een bewijs dat je daar staat waar je ze kunt horen; dat is inderdaad heel wat. Richt je aandacht niet op het geluid van de bellen, maar let op de ideeën die daarna in je hoofd komen, en pas daarop de toetssteen van je eigen ziel toe, precies zoals je B. aanraadde. Het feit dat je je ‘leeg’ voelt is iets waarover je je geen zorgen zou moeten maken. Het is waarschijnlijk dat je onderhevig bent aan de werking van een wet in de natuur, waarnaar in een artikel in het tijdschrift The Path van april 1886, blz. 14, wordt verwezen. Het betekent dat de ziel naar een nieuwe plaats of een nieuwe omgeving gaat en daar een tijdje stil wordt – wat je ‘leeg’ noemt – en daar kracht opdoet, en aan haar nieuwe omgeving begint te wennen, waarna ze zich begint te roeren. Dit zie je in het gewone leven terug in de bedeesdheid van een jongen. Dat wil zeggen, de bedeesdheid is de verlegenheid die in een nieuwe omgeving wordt gevoeld, en dat is precies wat er gebeurt wanneer de ziel naar een nieuwe plaats gaat of in een nieuwe omgeving komt. Het is niet mogelijk dat onze inspanningen verlies of nadeel veroorzaken. Iedere aspiratie naar het hogere brengt meer licht op de weg die het lagere en het hogere zelf verbindt. Daaraan is geen twijfel. Het gaat er niet om wat er wordt gedaan, maar de geest waarin het geringste wordt gedaan, dat telt. Luister naar de woorden van de meester.

‘Hij die naar beste weten en kunnen werkt, doet genoeg voor ons.’

Alleen al het feit dat een mens deze waarheden beseft en deze aspiraties voelt, bewijst dat hij op de juiste weg is. Het is goed om deze nu te gaan. We zullen niet altijd voortleven. De dood zal komen. Het is dan ook veel beter om de dood te omarmen terwijl we op deze manier aan het werk zijn, dan dat we van het pad afdwalen alleen maar om plotseling in latere levens weer tevoorschijn te komen. Voor hen die altijd met hun hart werken aan de zaak van de meester en vrij zijn van eigenbelang is er onmiddellijke wedergeboorte.

De ene Geest is in ons allen, is het eigendom van ieder van ons, en daarom is Hij er altijd, altijd bij ons, en door daarover na te denken, blijft er weinig ruimte over voor verdriet of misleiding. Als we geloven dat de ziel van alles wordt gemeten naar het geheel van de tijd en niet naar een deel ervan, dan bekommeren we ons niet om deze momenten die alleen op ons lichaam betrekking hebben. Als we in ons hart leven, ervaren we al snel dat ruimte en tijd niet bestaan. Niets dat de meester vreemd is gaat daar binnen; onze fouten zijn daar niet. Het hart bereikt Hem altijd, en Hij geeft ongetwijfeld antwoord. Ik weet dat Hij dat doet. Hij helpt ons terwijl Hij ons aan onszelf overlaat. Hij hoeft zich niet te buigen om onze devotie te zien, want die is van een verheven kwaliteit en dringt overal in door.

Nee, ik zeg niet en evenmin heb ik gezegd dat je iets anders zou moeten doen dan je doet. We doen ieder wat we kunnen. Niemand van ons kan een ander levend wezen beoordelen; dus beoordeel ik jou in geen enkel opzicht. Jouw leven kan in het grote geheel veel grootser zijn dan enig leven dat ik ooit heb geleid of dat iemand heeft geleid. Of je in Amerika, Europa of in India bent maakt niet uit. Dit betreft het zoeken naar omstandigheden. Ik heb begrepen dat de meesters zelf zich uit veel moeilijkere omstandigheden hebben opgewerkt dan waarin wij ons bevinden. Ongeacht waar we zijn, doordringt dezelfde geest alles en is toegankelijk. Welke noodzaak is er dan om naar een andere plaats te gaan? We veranderen onszelf niet door het lichaam naar een andere locus te verplaatsen. We brengen het alleen in een andere invloedssfeer. En om van woonplaats te veranderen moeten we een hekel hebben gekregen aan de plaats waarvandaan we verhuisden. Dat is gehechtheid door tegengestelden, en die zal ons nadeel brengen, zoals alles dat het evenwicht van de ziel verstoort. Je weet dat hetzelfde gevolg kan worden voortgebracht door twee exacte tegenpolen, en zo komen de uitersten samen.

Die hete gloed waarover je spreekt is een van de ervaringen, zoals ook de geluiden. Er zijn zo vele, vele van die dingen. Vaak komen ze voort uit een extreme spanning of trilling in de aura van een aspirant met een zuivere devotie. Ze zijn hemzelf, en hij moet ervoor oppassen dat hij ze niet aanziet voor wonderen. Vaak zijn ze ‘verschijningen van Brahma’. Ze zijn als nieuwe lichten en bakens voor een zeeman op een onbekende kust. Ze zullen aanhouden, of veranderen, of verdwijnen. Je moet er alleen voorzichtig op letten, en ‘er geen verbazing over tonen of er gedachten aan verbinden’.

Meer kan ik niet zeggen. Alle hulp die je biedt aan een andere ziel is hulp aan jezelf. Het is onze plicht iedereen te helpen, en we moeten beginnen bij degenen die ons het meest nabij zijn, want ook als we ons naar het buitenland spoeden om daar zo mogelijk zielen te helpen, verzaken we onze huidige plicht. Het is beter te sterven bij het vervullen van onze eigen plicht, hoe gebrekkig ook, dan te proberen die van een ander te doen. Dus verhef je hoofd en kijk om je heen naar de resten van vermeende fouten uit het verleden. Ze waren middelen en leraren. Werp alle twijfel, alle angst, alle teleurstelling van je af, en neem vrijelijk van de waarheid wat je hier bij elke stap kunt bevatten. Dan zal het goed zijn. Eeuwige waarheid is één en ondeelbaar, en we kunnen van de vaderen (pitri’s) nu en dan flitsen ontvangen van wat waar is.

Woorden zijn dingen. Voor mij en feitelijk. Op het lagere gebied van de sociale contacten zijn het dingen, maar zielloos en dood omdat de gebruiken waarbij ze zijn ontstaan er misbaksels van hebben gemaakt. Maar wanneer we alle conventies loslaten, komen ze meer of minder tot leven al naar gelang de werkelijkheid en de zuiverheid van de gedachte die aan die woorden ten grondslag ligt. Dus bij een gedachtewisseling tussen twee studenten zijn het wezenlijke dingen, en die studenten moeten ervoor zorgen dat het terrein waarover ze van gedachten wisselen volledig wordt begrepen. Laten we die levende boodschappers die woorden worden genoemd met zorg gebruiken.

Waar ik zie dat jij je vergist zal ik spreken, om mijn broeder te waarschuwen die tijdelijk niet weet. Want als ik niet op de hoorn zou blazen, zouden andere zaken hem mogelijk doen afdwalen naar iets waarmee hij misschien tijdelijk blij zou zijn, maar waar hij later spijt van zou hebben, en als zijn fout dan duidelijk was, zou hij, donkere eeuwen van scheiding overbruggend, terecht tegen mij verzuchten dat ik mijn plicht om hem te waarschuwen had verzaakt.

Als altijd,

Z.

_____

Het nieuwe gebied waarnaar de ziel misschien gaat, en waarnaar in deze brief wordt verwezen, is het astrale gebied. Het is het gebied dat direct boven het materiële gebied ligt, en bestaat uit een subtiel soort stof. Wanneer een student zijn aandacht op het hogere leven richt en intens verlangt de weg te vinden, is zijn ziel begonnen te ontwaken en te spreken. Zij heeft de stem van de geest gehoord. Dan beginnen de innerlijke zintuigen zich te ontvouwen, eerst uiterst kalm, zo voorzichtig dat we hun gewaarwordingen nauwelijks opvangen. Maar de ziel heeft dan haar aandacht gericht op het astrale gebied, dat op weg omhoog het volgende is dat we moeten leren kennen; de energie ervan is overgebracht van het materiële gebied naar dit gebied, en we krijgen een toevloed van verwarde dromen en vreemde ervaringen, zowel als we wakker zijn en tijdens de slaap. Deze kunnen al of niet voortduren; alles hangt af van de individuele ziel en van karma. Het is een heel verwarrend gebied, en in het algemeen gesproken, kunnen we zeggen dat die studenten meer geluk hebben die een opvallende graad van vooruitgang boeken op geestelijk gebied zonder enige bewuste ervaringen van het astrale gebied. Want dan kunnen ze het later van bovenaf leren kennen, in plaats van van onderaf, en met veel minder gevaar voor henzelf. Het geheel moet worden gekend, maar we kunnen op verschillende manieren vooruitgang boeken, zelfs door de graden met sprongen te doorlopen, alleen moeten we dan later teruggaan naar wat we hebben overgeslagen. Zo’n teruggaan betekent geen schade of verlies van de graad, want die kan niet worden verloren als hij eenmaal werkelijk is behaald.

Wat betreft het feit dat het astrale gebied een subtielere soort materie is, wordt deze waarheid door helderzienden en ongetrainde zieners vaak ontkend. Ze maken geen onderscheid tussen de psychische en de geestelijke zintuigen. Ze kunnen door grove materie zien, zoals een muur, het menselijk lichaam, enz., alsof het glas was, maar ze kunnen de astrale substantie niet doorzien, en dus geloven ze dat de vormen en beelden en gedaanten in het astrale licht echt zijn. Alleen de adept doorziet deze illusies, die veel krachtiger zijn omdat ze bestaan uit stof van een subtiele graad: subtiele energieën, fijnstoffelijke krachten hebben een vermogen van veel grotere orde dan de grovere krachten. De adept beschikt over de trillingssnelheid die ze kan verdrijven of uiteendrijven. Als ik over dit astrale gebied spreek, bedoel ik het lagere gebied van de ziel, en niet dat van de hogere en gezuiverde toestand die de schrijfster van Licht op het Pad het ‘goddelijk astrale’ noemt.

Door ons zorgen te maken oefenen we de beperkende kracht van egoïsme uit, die onze magnetische sfeer verdicht en verstoort, en ons minder doordringbaar maakt voor de uitstroming van boven.

J.N.

 

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 13-18

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag