Brief 5
Beste Jasper:
Ik wilde dat ik je brief kon beantwoorden zoals
je die beantwoord zou moeten hebben. Maar ik voel dat ik het niet kan.
Maar het is onze plicht om nooit lang erbij stil te staan of we iets
wel kunnen, maar te doen wat er gedaan moet worden op elke manier dat
we dat kunnen, ongeacht hoe gebrekkig het werk anderen toeschijnt. Wanneer
we stil blijven staan om onze zwakheden te beschouwen, denken we en
gaan we vergelijken hoe een ander het zou doen. Ons enige recht
ligt in de handeling zelf. De consequenties liggen bij de grote
Brahma. Dus zal ik alleen zeggen wat er in me opkomt.
Ik voel het verdriet in je brief, maar weet dat
je daarvan zult herstellen. Laat het verdriet over die feiten geen wanhoop
scheppen; dat verdriet is kleiner dan de vreugde van de waarheid. Zelfs
abstracte waarheid heeft noodzakelijk alle genade in zich die in het
geheel is. De hardheid ervan is alleen een weerspiegeling van onze eigen
onvolmaaktheden, die ons alleen het strikte aspect laten beseffen. Wij
zijn niet de enigen die op het pad moeten lijden. Evenals wijzelf hebben
de meesters gehuild, al huilen zij nu niet. Een van hen schreef enkele
jaren geleden: ‘Denkt u dat we niet vele keren grotere beproevingen
hebben ondergaan dan die waarin u zich nu denkt te bevinden?’
De meester schijnt vaak ons af te wijzen en zijn (spirituele) gezicht
te verbergen, opdat de discipel een poging kan wagen. Op de deuren en
muren van de tempel is het woord ‘probeer’ geschreven. (‘De
broeders’ is een betere aanduiding dan mahatma’s of meesters.)
Het pad van de ware leerling kent verdriet, maar
er is ook grote vreugde en hoop. Verdriet komt door een meer rechtvaardige
beoordeling van de moeilijkheden op iemands pad, en van de grote slechtheid
van het individuele en collectieve hart van de mens. Maar kijk naar
de grote bron van hoop en van vreugde als we bedenken dat de broeders
bestaan, dat ook zij mensen waren; zij moesten strijd leveren; zij behaalden
de overwinning, en zij werken voor hen die achter hen aankomen. Dan
zijn er verder gevorderd dan zij ‘de vaderen’, dat zijn
de geesten van ‘rechtvaardige mensen die volmaakt zijn geworden’,
zij die eeuwen geleden leefden en werkten voor de mensheid en die nu
ons gebied hebben verlaten, maar die ons niettemin nog beïnvloeden
doordat hun geestelijke krachten voor alle zuivere zielen omlaag vloeien
naar deze aarde. Hun onmiddellijke invloed wordt gevoeld door de meesters,
en door ons via laatstgenoemden.
Nu is het, zoals je zegt, allemaal geloof; maar
wat is geloof? Het is het intuïtieve gevoel – ‘dat
is waar’. Dus formuleer voor jezelf bepaalde dingen als waar
waarvan je het gevoel hebt dat ze waar zijn, en laat dan je geloof erin
toenemen.
Maak je geen zorgen. Maak jezelf niet ‘gek’.
Want het feit dat je jezelf ‘gek’ maakt (natuurlijk in figuurlijke
zin) bewijst dat je je zorgen maakt. In wereldlijke zin is het misschien
goed om over een heel belangrijke zaak bezorgd te zijn, maar in het
occultisme is dat anders, want de Wet houdt geen rekening met onze plannen
en bedoelingen, of met ons verlangen om voorop of achterop te lopen.
Dus als we ons druk maken, werpen we een barrière op tegen de
vooruitgang, door verwarring en door ons te forceren. Je schreef aan
B.: wat hem toekomt, komt hem toe; wat hem niet toekomt, komt hem niet
toe. Waarom neem je niet je eigen medicijn?
Met vriendelijke groeten,
Z.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 11-13
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag