Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Brief 5


Beste Jasper:

Ik wilde dat ik je brief kon beantwoorden zoals je die beantwoord zou moeten hebben. Maar ik voel dat ik het niet kan. Maar het is onze plicht om nooit lang erbij stil te staan of we iets wel kunnen, maar te doen wat er gedaan moet worden op elke manier dat we dat kunnen, ongeacht hoe gebrekkig het werk anderen toeschijnt. Wanneer we stil blijven staan om onze zwakheden te beschouwen, denken we en gaan we vergelijken hoe een ander het zou doen. Ons enige recht ligt in de handeling zelf. De consequenties liggen bij de grote Brahma. Dus zal ik alleen zeggen wat er in me opkomt.

Ik voel het verdriet in je brief, maar weet dat je daarvan zult herstellen. Laat het verdriet over die feiten geen wanhoop scheppen; dat verdriet is kleiner dan de vreugde van de waarheid. Zelfs abstracte waarheid heeft noodzakelijk alle genade in zich die in het geheel is. De hardheid ervan is alleen een weerspiegeling van onze eigen onvolmaaktheden, die ons alleen het strikte aspect laten beseffen. Wij zijn niet de enigen die op het pad moeten lijden. Evenals wijzelf hebben de meesters gehuild, al huilen zij nu niet. Een van hen schreef enkele jaren geleden: ‘Denkt u dat we niet vele keren grotere beproevingen hebben ondergaan dan die waarin u zich nu denkt te bevinden?’ De meester schijnt vaak ons af te wijzen en zijn (spirituele) gezicht te verbergen, opdat de discipel een poging kan wagen. Op de deuren en muren van de tempel is het woord ‘probeer’ geschreven. (‘De broeders’ is een betere aanduiding dan mahatma’s of meesters.)

Het pad van de ware leerling kent verdriet, maar er is ook grote vreugde en hoop. Verdriet komt door een meer rechtvaardige beoordeling van de moeilijkheden op iemands pad, en van de grote slechtheid van het individuele en collectieve hart van de mens. Maar kijk naar de grote bron van hoop en van vreugde als we bedenken dat de broeders bestaan, dat ook zij mensen waren; zij moesten strijd leveren; zij behaalden de overwinning, en zij werken voor hen die achter hen aankomen. Dan zijn er verder gevorderd dan zij ‘de vaderen’, dat zijn de geesten van ‘rechtvaardige mensen die volmaakt zijn geworden’, zij die eeuwen geleden leefden en werkten voor de mensheid en die nu ons gebied hebben verlaten, maar die ons niettemin nog beïnvloeden doordat hun geestelijke krachten voor alle zuivere zielen omlaag vloeien naar deze aarde. Hun onmiddellijke invloed wordt gevoeld door de meesters, en door ons via laatstgenoemden.

Nu is het, zoals je zegt, allemaal geloof; maar wat is geloof? Het is het intuïtieve gevoel – ‘dat is waar’. Dus formuleer voor jezelf bepaalde dingen als waar waarvan je het gevoel hebt dat ze waar zijn, en laat dan je geloof erin toenemen.

Maak je geen zorgen. Maak jezelf niet ‘gek’. Want het feit dat je jezelf ‘gek’ maakt (natuurlijk in figuurlijke zin) bewijst dat je je zorgen maakt. In wereldlijke zin is het misschien goed om over een heel belangrijke zaak bezorgd te zijn, maar in het occultisme is dat anders, want de Wet houdt geen rekening met onze plannen en bedoelingen, of met ons verlangen om voorop of achterop te lopen. Dus als we ons druk maken, werpen we een barrière op tegen de vooruitgang, door verwarring en door ons te forceren. Je schreef aan B.: wat hem toekomt, komt hem toe; wat hem niet toekomt, komt hem niet toe. Waarom neem je niet je eigen medicijn?

Met vriendelijke groeten,

Z.

 

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 11-13

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag