Brief 2
Mijn beste broeder:
Je laatste lange brief is goed aangekomen en ik
heb hem met veel plezier gelezen. Het komt zelden voor dat iemand bereid
is tot deze beweging toe te treden op de grondslag die je voor jezelf
hebt vastgesteld, en mijn vorige brief werd geschreven om erachter te
komen wat je houding werkelijk was, en ook omdat ik toen uit wat je
schreef voelde dat je het oprecht meende. En voordat ik jouw brief van
vandaag ontving, dacht ik aan je en vroeg me af of je niet streefde
naar een toekomstige macht, een schitterende kennis, en welk gevolg
bepaalde gebeurtenissen daarop zouden hebben.
Stel je dan mijn vreugde voor toen ik jouw woorden
las die precies een antwoord gaven op mijn mentale vragen van gisteren
en waardoor je je in de juiste positie bevindt.
Het is waar dat we vurig moeten verlangen, en gezegend
is hij die na de eerste aspiratie wijs genoeg is om de waarheid te zien.
We zijn voor altijd omringd door drie eigenschappen:
sattva (waarheid en stabiliteit), rajas (activiteit,
oorlog, aspiratie, ambitie), tamas (onverschilligheid, onwetendheid,
duisternis).
Geen van deze kan worden genegeerd. Het pad loopt
dus van tamas, omhoog langs oorlog, ambitie en aspiratie, naar sattva,
of waarheid en stabiliteit. We zijn nu in de rajasika gebieden, maar
soms heffen we onze vingers op naar de zoom van het kleed van sattva,
waarbij we steeds aspireren, steeds proberen om onze gedachten te zuiveren
en ons te bevrijden van de gehechtheid aan activiteiten en voorwerpen.
Dus verlangt de ijverige student natuurlijk naar macht. Dit is wijs.
Maar hij moet al snel gaan inzien wat hij moet doen om werkelijke vooruitgang
te boeken. Want door een voortdurende aspiratie naar macht zullen we
ongetwijfeld voor ons het reusachtige onkruid van het zelf zaaien, en
dat is de reus waarover in Licht op het Pad wordt gesproken.
Wat de Theosophical Society betreft, zou iedereen
moeten worden toegelaten, want we kunnen niemand weigeren.
Als dit een universele broederschap is, kunnen we geen onderscheid maken;
maar we kunnen geheel aan het begin gaan staan en erop toezien dat mensen
niet toetreden met een verkeerd idee over wat we te bieden hebben. En
toch ondanks al onze voorzorgsmaatregelen, hoe vaak treffen we niet
mensen aan die zelf niet werkelijk oprecht zijn en ons beoordelen naar
hun standaard en niet geloven in onze oprechtheid. Ze treden toe; ze
ontdekken dat ieder voor zichzelf moet studeren en dat er geen gidsen
worden aangewezen om hen de hand te reiken; ze zijn dan vol afkeer.
Ze vergeten dat ‘het koninkrijk der hemelen met geweld moet worden
genomen’. Wij hebben ook door onze vrienden moeten lijden. Mensen
die zich in het geheim bij ons hebben aangesloten zoals Nicodemus; ze
stonden werkloos terzijde, en wachtten tot de Zaak sterker werd of in
de mode kwam, en lieten alle harde strijd over aan enkele ernstige mensen
die de menigten materialisten en traditiegetrouwen trotseerden. Als
ze voor hun Zaak hadden gesproken, dan zouden er langgeleden meer ernstige
mensen van de beweging hebben gehoord in plaats van dat ze tot nu toe
ervan waren afgehouden, zoals jijzelf, omdat je niet wist dat ze bestond.
Je zult zien dat andere leden om niets anders geven
dan theosofie, maar toch door de omstandigheden worden gedwongen om
ook op andere terreinen werkzaam te zijn. Die ogenblikken die zij over
hebben worden gewijd aan de Zaak, en daardoor hebben ze geen onbenutte
uren; elk moment, dag en nacht, is gevuld, en daarom zijn ze gelukkig.
Toch zijn ze ongelukkig dat ze niet hun volledige werktijd aan de Zaak
kunnen geven waar sommigen vanaf het begin bij zijn betrokken. Ze voelen,
zoals Claude St. Martin, een brandend verlangen in zich om die waarheden
aan iedereen bekend te maken. Het zijn waarheden, en je bent op de juiste
weg. In Amerika is het even gemakkelijk het licht der lichten te vinden
als in India, maar overal om je heen zijn er mensen die deze dingen
niet weten, die er nooit van hebben gehoord, en toch zijn veel van onze
leden alleen maar eropuit om voor hun eigen voordeel te studeren. Soms,
als ik niet zou vertrouwen op die grote wezens die mij altijd wenken
om verder te gaan, zou ik de moed verliezen en die mensen aan zichzelf
overlaten en overhaast het woud in trekken. Er zijn zoveel mensen die
van theosofie houden, en toch willen ze haar direct elitair maken en
op hoge toon laten verkondigen. Ze is voor iedereen. Ze is voor de gewone
mensen, die altijd bij ons zijn. Weer anderen treden toe en wachten
als jonge vogels tot het voedsel hen in de mond wordt gestopt: ze
willen niet nadenken, en er zullen eeuwen voorbijgaan voordat ze
vooruitgang boeken.
Je hebt de woorden ‘Do not think much of me’
(‘Sla me niet te hoog aan’) verkeerd begrepen. Onderstreep
‘much’, maar niet ‘think’. Je kunt
zoveel over me denken als je wilt, maar plaats me niet op een voetstuk:
dat is het enige wat ik bedoelde.
Een voortdurende poging om alleen het sterfelijke
voertuig te vervolmaken is dwaasheid. Daardoor komen onze eigen intuïties
soms niet tot ontplooiing. Deze gewoonte houdt enige tijd aan, maar
zal zwakker worden naarmate andere (innerlijke) zintuigen beginnen te
verschijnen. Maar leer de nieuwe volledig kennen voordat je de oude
afdankt.
Omdat we bijna uitsluitend van elkaar leren –
want we zijn hier allen voor elkaar – is het effect van affiniteiten
op onze handelingen en gedachten enorm en verstrekkend. Het kan ons
dadelijk verlossen, maar ook ogenblikkelijk vervloeken. Want we kunnen
in ons leven iemand ontmoeten die een opmerkelijke invloed op ons heeft,
hetzij ten goede of ten kwade, door de affiniteiten die in vorige levens
zijn voortgebracht. En nu onze ogen open zijn, handelen we vandaag voor
de toekomst.
Opdat je de zee van duisternis zult oversteken,
bied ik je mijn leven en mijn hulp.
Z.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 3-6
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag