Brief 1
Beste Jasper:
Laat me iets duidelijk maken. Sla me niet te hoog
aan. Heb goede gedachten over mij; maar, mijn vriend, richt je gedachten
op de eeuwige waarheid. Evenals jij ben ik op weg en struikel ik. Misschien
valt het volgende moment een sluier weg van je geest, en zou je ons
allen ver vooruit zijn. De reden waarom je hulp hebt gehad is omdat
je die in andere levens aan anderen hebt gegeven. Bij iedere poging
die je hebt gedaan om het denken van een ander te verlichten en te openen
voor de waarheid, werd je zelf geholpen. Die parels die je voor een
ander vond en aan hem gaf, heb je in feite door die daad van welwillendheid
voor jezelf behouden. Want als men op die manier leeft om anderen te
helpen, brengt men daarmee de regel in de praktijk om te proberen ‘alle
gevoel van afgescheidenheid’ uit te roeien, en komt zo beetje
bij beetje in het bezit van het ware licht.
Raak die instelling nooit kwijt. Houd in stilte
vast aan alles wat je in je hebt, want je zult het in de strijd nodig
hebben; maar verlang nooit, nooit, kennis of macht te verkrijgen
voor een ander doel dan om het te leggen op het altaar, want alleen
zo kan ze voor jou behouden blijven.
Er zijn in mijn omgeving zoveel mensen die vol vuur
en verlangen op zoek zijn, toegewijde mensen; ze doen dit omdat het
bezit dat ze nastreven hen waardevol lijkt. Misschien zie ik in jou
– ik hoop dat ik me niet vergis – een zuiver verlangen om
de waarheid te zoeken om de waarheid zelf, en dat alle anderen er voordeel
van hebben. Dus zou ik je willen wijzen op de enige koninklijke weg,
het enige middel. Verricht al die handelingen, fysieke, mentale, ethische,
omdat ze moeten worden gedaan, en laat onmiddellijk alle interesse ervoor
los, offer ze op het altaar. Welk altaar? Welnu, het grote spirituele
altaar, en dat is, als men dat wil, in het hart. Maar maak daarbij nog
altijd gebruik van een aards onderscheidingsvermogen, voorzichtigheid,
en wijsheid.
Niet dat je dwaas of stoutmoedig eropuit moet gaan
om te doen, te doen. Doe wat je vindt dat er te doen is. Verlang
er vurig naar om het te doen, en zelfs wanneer je er slechts in zult
slagen om kleine plichten te vervullen, enkele waarschuwende woorden
te zeggen, zal je sterke verlangen als een Vulcanus de harten treffen
in de wereld, en plotseling zul je dat zien gebeuren wat jij had gehoopt
te doen. Verheug je dan dat iemand anders zo gelukkig was om zo’n
verdienstelijk karma te hebben. Zo zullen, zoals de rivieren die in
de niet aangroeiende, passieve oceaan stromen, jouw verlangens je hart
binnengaan.
Ik vind al je opmerkingen gerechtvaardigd; en bovendien
schijnt er een werkelijke bezieling achter te zitten. Wees niet bang
en geef het niet op omdat je je somber en zwaarmoedig voelt. Alleen
al de geestdrift die je voelt zal na enige tijd het heiligdom doen breken
dat het mysterie omhult. Niemand kan je werkelijk helpen. Niemand kan
jouw deuren openen. Jij hebt ze op slot gedaan, en alleen jij kunt ze
opendoen. Wanneer je een deur opendoet, vind je daarachter anderen staan
die je langgeleden zijn gepasseerd, maar die nu daar wachten terwijl
ze niet verder kunnen; anderen wachten daar op jou. Dan kom jij, en
als je een deur opent, kunnen die wachtende discipelen misschien verdergaan.
Wat een voorrecht is dat, om te bedenken dat wij misschien hen kunnen
helpen die groter leken dan wijzelf!
O wat zucht de natuur als ze het zware karma ziet
dat de mens voor zichzelf en alle schepselen van de drie werelden heeft
opgestapeld! Die diepe zucht doorboort mijn hart. Hoe kan die last worden
opgeheven? Moet ik alleen voor mijzelf opkomen terwijl de weinige sterke
handen van de gezegende meesters en hun vrienden de afschuwelijke wolk
afhouden? Zo’n gelofte heb ik eeuwen geleden gedaan om hen te
helpen, en dat moet ik doen. Ik wilde, ten overstaan van het verheven
karma, dat ik meer kon doen! En jij! doe wat je kunt.
Stel je geloof, hoop en vertrouwen alleen in karma.
Z.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 1-3
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag