Brief 3
Zeg eens, broeder Jasper, ben je moe? Ik wel. Niet moe van het lot of
van de grote ‘leiders van de wereld’, maar van al die mensen
die naar je staren en je aangapen en (neem me niet kwalijk) zo Amerikaans
‘onafhankelijk’ zijn, alsof mensen ooit onafhankelijk van
elkaar zijn geweest.
Je vraagt over het ‘moment van keuze’.
Dat bestaat uit alle momenten. Het is niet in de ruimte of in de tijd,
maar is het geheel van al die momenten die ieder ogenblik voorbijgaan.
Er wordt naar verwezen in Esoteric Buddhism als naar een periode
die voor de mensheid nog niet is aangebroken, wanneer ze als een geheel
gedwongen zal zijn om een keuze te maken ten goede of ten kwade. Maar
ieder individu kan dat moment voor zichzelf laten aanbreken. Wanneer
het zal komen of is gekomen, dat kunnen de niet-ingewijden niet zeggen.
Voor de student in het occultisme kan het het volgende ogenblik aanbreken,
of het kan honderd levens later komen. Maar het kan op dit moment niet
aanbreken tenzij alle voorafgaande levens daar naartoe hebben geleid.
Maar zelfs voor de student die deze keuze wordt geboden maar weigert,
zal in toekomstige levens de keuze moeten worden gemaakt samen met het
geheel van zijn ras. Rasinvloeden zijn verraderlijk en machtig. Mijn
ras heeft bijvoorbeeld zijn eigenaardigheden die diepgeworteld zijn
en worden overgeërfd uit een uitzonderlijk verleden. Ik moet in
dit lichaam onder hun invloed staan als een noodzakelijk deel van mijn
ervaring. In een ander leven was ik misschien een prozaïsche Hottentot
of een Engelsman, en in een volgend leven sta ik misschien onder invloed
van de eigenaardigheden van een ander ras. Die invloeden leiden mij
dan ieder moment; en elke gedachte die ik heb wordt nu daaraan toegevoegd,
om of in mijn eigen toekomst te worden gebruikt of door een ander persoon
die onder invloed zal komen van een deel van de kracht die nu door mij
wordt voortgebracht.
Wat het onderbewuste denken betreft. Het is moeilijk
te verklaren. Ik ontdek voortdurend dat ik gedachten heb die ik innerlijk
volledig begrijp, en waarvoor ik toch geen woorden kan vinden. Noem
het onderbewust als je wilt. Het is er en kan worden beïnvloed;
ja, het wordt ieder ogenblik beïnvloed. Het is een nabijheid tot
het universele denkvermogen. Dus als ik bijvoorbeeld jouw denken wil
beïnvloeden, dan ga ik niet jouw onderbewuste gebied omschrijven,
maar ik denk krachtig en vriendelijk aan jou en denk aan het onderwerp
waaraan ik je wil laten denken. Dit moet jou bereiken. Als ik zelfzuchtig
ben, kost het meer moeite het daar te laten aankomen; maar als het broederlijk
gebeurt, wordt het gemakkelijker overgebracht, omdat het in harmonie
is met het universele denken en de Wet. De Psychical Society spreekt
erover en zegt dat de invloed ‘zich voordoet in het lagere denken’
via een of meer kanalen. Maar ze weten niet wat die ‘kanalen’
zijn, of zelfs of ze bestaan. In feite wordt het hele onderwerp van
het denken in het westen maar half begrepen. Ze zeggen ‘denkvermogen’
en bedoelen het uitgebreide spectrum en de afdelingen van dat wat ze
het denkvermogen noemen, terwijl er een behoefte moet bestaan om die
afdelingen te benoemen. Wanneer de werkelijke denkbeelden worden begrepen,
zullen de namen volgen. Intussen moeten we tevreden zijn met ‘denkvermogen’
als een term die het geheel omvat. Maar dat is niet het geval. Het is
beslist niet een gewone mentale werking – door logisch te redeneren
– om in een oogwenk een heel onderwerp te begrijpen, vooronderstellingen
en conclusies, zonder te stoppen om na te denken. Het kan niet een beeld
worden genoemd, want bij sommigen komt het als een gedachte, en niet
als een beeld. Geheugen. Wat is dat? Is het een hersenindruk; of een
overeenkomst van trilling, die wordt herkend als hij wordt herhaald
en dan een beeld voortbrengt? Als dat zo is, dan is het vermogen om
de trilling te herkennen als dezelfde als tevoren, gescheiden van de
stof die trilt. En als dit vermogen inherent zou zijn aan de hersencellen,
hoe is dat dan mogelijk, als we weten dat deze voortdurend worden veranderd?
En toch is het geheugen volmaakt, wat er ook gebeurt. Dat het boven
de hersenen staat is duidelijk, want een mens kan worden gedood doordat
zijn hersenen aan flarden worden geschoten, en toch kan zijn ‘omhulsel’
alle voorvallen van zijn leven geven, en ze worden niet aan zijn hersenen
ontleend, want die zijn dood. Waar bevindt zich dan het onderbewuste
denkvermogen? En waar zijn de kanalen, en hoe zijn ze verbonden? Ik
denk via het hart, en dat het hart de sleutel is tot dit alles, en dat
de hersenen slechts de dienaar zijn van het hart*, want vergeet niet
dat daarin de ‘kleine dwerg is die in de kern ervan zit’.
Denk nu zelf op deze manier verder – of op enige andere manier
die je verkiest, maar denk.
Als altijd, Z.
*Niet het fysieke hart, maar
de werkelijke levenskern in de mens. – J.N.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 6-9
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag