Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Hypnose, en haar verband met andere vormen van betovering

[‘Hypnotism, and its relations to other modes of fascination’, Lucifer, december 1890, blz. 295-301; CW 12:394-403]

We worden door ‘H.C.’ en andere leden gevraagd om onderstaande vragen te beantwoorden. We zullen dit doen, maar onder één voorbehoud: onze antwoorden zullen alleen vanuit het standpunt van het occultisme worden gegeven, zonder aandacht te schenken aan die hypothesen van de moderne (een ander woord voor ‘materialistische’) wetenschap die misschien in strijd zijn met de esoterische leringen.

Vraag: Wat is hypnose, en in hoeverre verschilt ze van dierlijk magnetisme (of mesmerisme)?

Antwoord: Hypnose is de nieuwe wetenschappelijke naam voor het oude, domme ‘bijgeloof’ dat ‘fascinatie’ of ‘betovering’ wordt genoemd. Het is een achterhaalde leugen omgezet in een moderne waarheid. Het feit bestaat, maar de wetenschappelijke verklaring ervan schiet nog tekort. Sommigen denken dat hypnose het gevolg is van een kunstmatig teweeggebrachte prikkeling van de zenuwuiteinden; dat deze prikkeling naar de hersencellen wordt overgebracht en door uitputting een toestand teweegbrengt die slechts een andere vorm van slaap (hypnosis of hupnos) is; anderen denken dat het eenvoudig een zelf voortgebrachte toestand van verdoving is, hoofdzakelijk teweeggebracht door verbeelding, enz.

Wanneer de hypnotische toestand wordt teweeggebracht door de Braid-methode, die zuiver mechanisch is, namelijk door te staren naar een fel lichtpunt, een stuk metaal, of een kristal, is er geen sprake van dierlijk magnetisme. Wanneer ze tot stand wordt gebracht door ‘mesmerische’ strijkbewegingen op de proefpersoon uit te voeren, is er wél sprake van ‘dierlijk magnetisme’ (of mesmerisme). Bij de Braid-methode wordt geen gebruik gemaakt van elektropsychische en zelfs niet van elektrofysiologische stromen, maar alleen van de mechanische moleculaire trillingen van het metaal of van het kristal waar de proefpersoon naar staart. Het oog – het meest occulte orgaan aan de oppervlakte van ons lichaam – dient als medium tussen het stukje metaal of kristal en de hersenen, en brengt de moleculaire trillingen van de zenuwcentra in de hersenen in harmonie met de trillingen van het glinsterende voorwerp (dat wil zeggen maakt het trillingsgetal in de hersenen gelijk aan dat van het voorwerp). En deze harmonie veroorzaakt de hypnotische staat.

Maar in het geval van strijkbewegingen zou de beste naam voor hypnose ongetwijfeld ‘dierlijk magnetisme’ zijn, of de veel bespotte term ‘mesmerisme’. Bij hypnose door middel van strijkbewegingen is het namelijk de menselijke wil van de hypnotiseur zelf die, bewust of onbewust, op het zenuwstelsel van de proefpersoon inwerkt. En ook hier wordt door middel van trillingen – maar dan atomaire, niet moleculaire – die door de energie van de wil in de ether van de ruimte (dus op een heel ander gebied) worden voortgebracht, de superhypnotische staat (d.w.z. ‘suggestie’, enz.) opgewekt. De trillingen die we ‘wilstrillingen’ noemen en hun aura zijn namelijk totaal andere trillingen dan die welke eenvoudig door gewone, mechanische moleculaire beweging worden voortgebracht, en ze zijn op een andere laag van de kosmo-aardse gebieden actief. Het is hier natuurlijk essentieel dat men een duidelijk begrip heeft van dat wat in het occultisme onder wil wordt verstaan.

Vr.: Bij beide (hypnose en dierlijk magnetisme) vindt er een wilsuiting plaats van de kant van de hypnotiseur of de magnetiseur; een overbrengen van iets van hem naar de proefpersoon. Wat wordt er in beide gevallen overgebracht?

Antw.: Dat wat wordt overgebracht heeft in Europese talen geen naam, en als we het eenvoudig als wil beschrijven, verliest het alle betekenis. De oude en vrij algemeen ‘taboe’ verklaarde woorden ‘betovering’, ‘fascinatie’, en ‘bezwering’, en vooral het werkwoord ‘beheksen’, gaven de feitelijke handeling die plaatsvindt tijdens zo’n overbrenging veel duidelijker weer dan de moderne en nietszeggende termen ‘hypnotiseren’ en ‘biologeren’. Het occultisme noemt de kracht die wordt overgebracht het ‘aurisch fluïdum’, om het te onderscheiden van het ‘aurisch licht’; het ‘fluïdum’ is een groep samenhangende atomen op een hoger gebied, en een neerdaling naar dit lagere gebied, in de vorm van ontastbare en onzichtbare, plastische substanties, voortgebracht en geleid door de machtige wil; het ‘aurisch licht’, of dat wat Reichenbach od noemt, een licht dat alle wezens en voorwerpen in de natuur omhult, is daarentegen slechts de astrale weerspiegeling die de voorwerpen zelf uitstralen; zijn specifieke kleur en kleuren, de combinaties en variaties daarvan, geven het stadium aan van de guna’s, of eigenschappen en kenmerken, van elk voorwerp of ieder persoon in het bijzonder – waarbij de menselijke aura het krachtigst van alle is.

Vr.: Waarop berust vampirisme?

Antw.: Als men met dit woord doelt op de onvrijwillige overdracht van een gedeelte van iemands levenskracht door een soort occulte osmose van de ene persoon naar een ander, waarbij laatstgenoemde met zo’n vampiriserend vermogen begiftigd is, of beter gezegd behept is, dan kan de werking daarvan alleen begrijpelijk worden wanneer we de aard en essentie van het semi-substantiële ‘aurische fluïdum’ grondig bestuderen. Dit endosmotische en exosmotische proces kan, evenals elk ander occult natuurproces, ten goede of ten kwade worden toegepast, en wel bewust of onbewust.

Wanneer een gezonde magnetiseur een patiënt magnetiseert en vastberaden is om zijn pijn te verlichten en hem te genezen, dan is de uitputting die de magnetiseur ondervindt evenredig aan de verlichting die hij heeft geboden; endosmose heeft plaatsgevonden, waarbij de genezer een gedeelte van zijn levensaura heeft afgestaan dat de zieke ten goede komt. Vampirisme daarentegen is een blind en mechanisch proces, gewoonlijk in gang gezet zonder medeweten van de vampier of van degene die gevampiriseerd wordt. Het is bewuste of onbewuste zwarte magie, al naar gelang het geval. In het geval van adepten en tovenaars wordt dit proces bewust uitgevoerd en geleid door de wil. In beide gevallen vindt de overbrenging plaats door middel van een magnetisch en aantrekkend vermogen, waarvan de gevolgen aards en fysiologisch zijn, maar dat wordt opgewekt en in gang gezet op het vierdimensionale gebied – het rijk van de atomen.

Vr.: Onder welke omstandigheden is hypnose ‘zwarte magie’?

Antw.: Onder die welke we zojuist hebben beschreven, maar voor een volledige bespreking van het onderwerp met zelfs maar een paar voorbeelden is meer ruimte nodig dan we tot onze beschikking hebben. We volstaan met te zeggen dat zodra het motief waardoor de hypnotiseur wordt gedreven egoïstisch is, of schadelijk voor enig levend wezen, al dat soort handelingen door ons worden beschouwd als zwarte magie. Het gezonde levensfluïdum dat op de patiënt wordt overgebracht door de arts die hem mesmeriseert kan hem genezen, en doet dat ook; maar een teveel ervan kan doden.

[Deze bewering wordt toegelicht in ons antwoord op vraag 7, waarin we een experiment beschrijven waarbij trillingen een wijnglas laten uiteenspatten.]

Vr.: Is er enig verschil tussen hypnose teweeggebracht door mechanische middelen zoals draaiende spiegels, en die welke optreedt door de rechtstreekse blik van een hypnotiseur (fascinatie)?

Antw.: Het verschil is volgens ons al aangegeven in het antwoord op de eerste vraag. De blik van een hypnotiseur heeft meer kracht, en is daarom gevaarlijker, dan de eenvoudige mechanische strijkbewegingen van een hypnotiseur, die in negen van de tien gevallen niet weet hoe hij zijn wil moet gebruiken en dit dus niet kan. Wie de esoterische wetenschap bestudeert, moet weten dat eerstgenoemde handeling volgens de wetten van occulte overeenstemming plaatsvindt op het eerste stoffelijke gebied (het laagste), terwijl de tweede, waarvoor een goed geconcentreerde wil nodig is, verricht moet worden op het vierde gebied als de hypnotiseur een niet-ingewijde beginneling is, en op het vijfde gebied als hij ook maar een beetje een occultist is.

Vr.: Waarom brengt een stukje kristal of een glimmende knoop de ene mens in een hypnotische toestand, terwijl dit op een ander geen enkele invloed heeft? Een antwoord hierop zou volgens ons meer dan één probleem oplossen.

Antw.: De wetenschap heeft een aantal uiteenlopende hypothesen over dit onderwerp naar voren gebracht, maar heeft tot nu toe geen enkele daarvan definitief aangenomen. Dit komt omdat al deze speculaties ronddraaien in de vicieuze cirkel van materieel-fysieke verschijnselen met hun blinde krachten en mechanische theorieën. Het ‘aurisch fluïdum’ wordt door de wetenschappers niet erkend, en wordt door hen daarom verworpen. Maar hebben ze niet jarenlang geloofd in de kracht van metaaltherapie, die de invloed van deze metalen toeschrijft aan de inwerking van hun elektrische ‘fluïdums’ of stromen op het zenuwstelsel? Ze dachten dit eenvoudig omdat ze een analogie hadden ontdekt tussen de werking van het zenuwstelsel en elektriciteit. Deze theorie werd verworpen omdat ze in tegenspraak was met de meest zorgvuldige waarnemingen en experimenten.

Ze werd tegengesproken door twee belangrijke feiten die tijdens de metaaltherapie duidelijk werden: (a) beslist niet elk metaal had op elke zenuwaandoening invloed – een patiënt was voor een bepaald metaal gevoelig, terwijl alle andere geen enkel effect op hem hadden; en (b) de gevallen van patiënten die door bepaalde metalen werden beïnvloed waren zeldzaam en uitzonderlijk. Dit toonde aan dat ‘elektrische fluïdums’ die invloed hebben op ziekten en ze genezen, slechts in de verbeelding van de theoretici bestonden. Als ze echt bestonden, dan zouden alle metalen op alle patiënten enige invloed hebben gehad, en zou elk metaal afzonderlijk invloed hebben gehad op elke zenuwzieke, omdat de omstandigheden om zulke fluïdums voort te brengen in alle besproken gevallen precies dezelfde waren. En nadat dr. Charcot dr. Burq, de eens verguisde ontdekker van de metaaltherapie, had gerehabiliteerd, begonnen Shiff en anderen iedereen te verguizen die in elektrische fluïdums geloofde, en deze schijnt men nu in te ruilen voor ‘moleculaire beweging’, die het laatste woord van de fysiologie is – natuurlijk alleen voorlopig.

Maar de vraag is nu: Zijn de ware aard, de werking, en de toestand van die ‘beweging’ beter bekend dan de aard, de werking, en de toestand van de ‘fluïdums’? Dat valt te betwijfelen. In elk geval is het occultisme zo vrij om te beweren dat elektrische of magnetische fluïdums (die twee zijn in feite hetzelfde) hun essentie en oorsprong danken aan diezelfde moleculaire beweging – die nu energie van het atoom1 wordt genoemd – waaraan elk ander verschijnsel in de natuur is toe te schrijven. Immers, als de naald van een galvanometer of elektrometer niet uitslaat en dus geen elektrische of magnetische fluïdums registreert, bewijst dit helemaal niet dat er geen fluïdums zijn, maar éénvoudig dat, omdat deze naar een ander en hoger gebied zijn overgegaan, de elektrometer niet langer kan worden beïnvloed door de energie die op een gebied werkt waarmee het instrument geen enkel verband heeft.

1. In het occultisme heeft het woord ‘atoom’ een andere betekenis dan in de moderne wetenschap. Zie blz. 293 in dit boek.

Het bovenstaande moest worden uitgelegd om aan te tonen dat de aard van de kracht die van een mens of een voorwerp op een ander wordt overgebracht, door hypnose, elektriciteit, metaaltherapie, of ‘fascinatie’, in essentie dezelfde is, slechts verschilt in graad, en aangepast is aan het subgebied van de stof waarop ze actief is; zoals iedere occultist weet, zijn er op ons aardse gebied, evenals op elk ander gebied, zeven subgebieden.

Vr.: Zit de wetenschap er helemaal naast met haar definitie van hypnotische verschijnselen?

Antw.: Tot op heden heeft ze er geen definitie voor. Als er één punt is waarop het occultisme het met de meest recente ontdekkingen van de natuurwetenschap (tot op zekere hoogte) eens is, dan is het dat alle lichamen die de eigenschap bezitten om metaaltherapeutische of andere soortgelijke verschijnselen teweeg te brengen, ondanks hun grote verscheidenheid, één kenmerk gemeen hebben. Het zijn allemaal bronnen en voortbrengers van snelle moleculaire trillingen, die door een intermediair, of door direct contact, aan het zenuwstelsel worden doorgegeven, en zo de frequentie van de zenuwtrillingen wijzigen – de enige voorwaarde daarvoor is dat ze zogezegd in harmonie moeten zijn.

Het woord harmonie betekent niet noodzakelijkerwijs gelijkheid van aard of essentie, maar alleen gelijkheid van graad, een overeenkomst wat betreft dichtheid en doordringbaarheid, en gelijke mogelijkheden voor de intensiteit van geluid of beweging: een klok kan in harmonie zijn met een viool, een fluit met het geluid van een dier of een menselijke stem. Bovendien verandert het trillingsgetal – vooral in een dierlijke cel of orgaan – met de gezondheidstoestand en met de algemene conditie. Daarom kunnen de zenuwcentra in de hersenen van een gehypnotiseerd persoon, hoewel ze potentieel en wat de essentiële oorspronkelijke activiteit betreft volledig in harmonie zijn met het voorwerp waarnaar hij staart, er toch, als gevolg van een organische storing op dat moment, mee in strijd zijn omdat ze een ander trillingsgetal hebben. In zo’n geval komt de hypnotische toestand niet tot stand; of het kan gebeuren dat er tussen zijn zenuwcellen en de cellen van het kristal waarnaar hij moet staren, helemaal geen harmonie bestaat, en in dat geval kan dat voorwerp nooit enig effect op hem hebben.

Dit komt er dus op neer dat als men bij experimenten met hypnose verzekerd wil zijn van een goed resultaat, er aan twee voorwaarden moet zijn voldaan; (a) omdat elk organisch of anorganisch object in de natuur gekenmerkt wordt door zijn vaste, moleculaire trillingen, moet men uitzoeken welke objecten in harmonie zullen meetrillen met een of ander menselijk zenuwstelsel, en (b) men moet bedenken dat de moleculaire trillingen van het object alleen invloed op het zenuwstelsel kunnen hebben als de frequenties van hun respectieve trillingen samenvallen, d.w.z. als hun trillingsgetal overeenstemt, wat, in geval van hypnose die door mechanische middelen wordt opgewekt, door middel van het oog wordt bereikt.

Hoewel het verschil tussen hypnose teweeggebracht door mechanische middelen en die welke rechtstreeks wordt opgewekt door de starende blik van de hypnotiseur, plus zijn wil, afhangt van het gebied waarop dat verschijnsel wordt teweeggebracht, wordt de ‘fascinatie’ of de onderwerpende invloed toch door dezelfde kracht voortgebracht. In de fysieke wereld en haar stoffelijke gebieden wordt die kracht beweging genoemd; in de mentale en metafysische werelden staat ze bekend als wil – de tovenaar met vele gezichten die overal in de natuur actief is.

Het trillingsgetal (moleculaire beweging) van metalen, houtsoorten, kristallen, enz., verandert onder invloed van warmte, koude, enz., en hetzelfde gebeurt met het trillingsgetal van de moleculen van de hersenen: dat wil zeggen, de frequentie wordt hoger of lager. En dit is wat er in feite bij hypnose plaatsvindt. In het geval van het staren stemt het oog – het belangrijkste instrument van de wil van de hypnotiseur, maar een slaaf en een verrader wanneer deze wil sluimert – zonder dat de patiënt of proefpersoon zich ervan bewust is, de trillingen van de zenuwcentra van zijn hersenen automatisch af op de snelheid van de trillingen van het voorwerp waarnaar hij staart, door de frequentie ervan op te vangen en die naar de hersenen over te brengen. Maar in het geval van toegepaste strijkbewegingen is het de wil van de hypnotiseur die vanuit zijn oog straalt, die de vereiste harmonie teweegbrengt tussen zijn wil en de wil van de proefpersoon.

Van twee voorwerpen die harmonisch op elkaar zijn afgestemd – bijvoorbeeld twee snaren – zal de ene altijd krachtiger zijn dan de andere, en dus overheersen en zelfs het vermogen bezitten om zijn zwakkere ‘medetriller’ te vernietigen. Dit is zó waar dat we een beroep kunnen doen op de natuurwetenschap om dit feit te bevestigen. Neem bijvoorbeeld de ‘gevoelige vlam’. De wetenschap zegt dat als een toon wordt aangeslagen die in harmonie is met het trillingsgetal van zijn moleculen, de vlam onmiddellijk op dit geluid (de toon) zal reageren en zal dansen en zingen op de maat van de klanken. Maar de occulte wetenschap voegt hieraan toe dat als het geluid wordt versterkt, de vlam ook kan worden uitgedoofd.1

1. Zie Isis ontsluierd, 2:711-2.

Een ander bewijs: Neem een wijnglas, of een tumbler van dun en helder glas; breng een bepaalde toon voort door er met een zilveren lepel zachtjes tegen te tikken; breng vervolgens diezelfde toon voort door met een natte vinger over de rand ervan te wrijven, en als u het goed doet, zal het glas onmiddellijk barsten en uiteenspatten. Het glas dat ongevoelig is voor elk ander geluid, zal niet bestand zijn tegen de grote intensiteit van zijn eigen grondtoon, want die trilling zal zo’n beroering onder zijn deeltjes teweegbrengen dat de hele structuur uiteenvalt.

Vr.: Wat gebeurt er met ziekten die door hypnose zijn genezen; zijn ze werkelijk genezen of worden ze uitgesteld, of komen ze terug in een andere vorm? Zijn ziekten karma; en zo ja, is het wel goed om te proberen ze te genezen?

Antw.: Hypnotische suggestie kan voor altijd genezen, en kan dit ook niet doen. Het hangt helemaal af van de kracht van de magnetische band tussen de hypnotiseur en de patiënt. Als de ziekte karmisch van aard is, zal ze slechts worden uitgesteld en in een andere vorm terugkeren, niet per se als ziekte maar als een ander soort straffend kwaad. Het is altijd ‘goed’ om te proberen lijden te verlichten waar dat mogelijk is, en ons best daarvoor te doen. Als iemand terecht in de gevangenis zit en kou vat in zijn vochtige cel, moet de gevangenisarts dan niet proberen hem daarvan te genezen?

Vr.: Is het nodig dat de ‘suggesties’ van de hypnotiseur worden uitgesproken? Is het niet genoeg als hij ze denkt, en is zelfs hij misschien soms onwetend of zich niet bewust van de neiging die hij zijn proefpersoon inprent?

Antw.: Als het rapport1 tussen beiden voor eens en altijd tot stand is gebracht, is het beslist niet nodig dat de suggesties worden uitgesproken. De gedachte is machtiger dan het gesproken woord wanneer de wil van de proefpersoon werkelijk is onderworpen aan die van de hypnotiseur. Maar, aan de andere kant, als de ‘suggestie’ niet enkel het welzijn van de proefpersoon dient, en niet volkomen vrij is van elk egoïstisch motief, dan is een suggestie door gedachteoverdracht een daad van zwarte magie met veel meer kwade gevolgen dan een uitgesproken suggestie. Het is altijd verkeerd en ongeoorloofd om iemand van zijn vrije wil te beroven, tenzij dit voor zijn eigen bestwil of dat van de samenleving is; en zelfs dan moet het met veel onderscheidingsvermogen gebeuren. Het occultisme beschouwt al zulke onbezonnen pogingen als zwarte magie en tovenarij, hetzij bewust of onbewust.

1. Noot vert.: geestelijke verbinding.

Vr.: Beïnvloeden het motief en het karakter van de hypnotiseur het onmiddellijke of toekomstige resultaat?

Antw.: Ze bepalen of zijn behandeling met hypnose tot witte of zwarte magie leidt, zoals het laatstgegeven antwoord laat zien.

Vr.: Is het verstandig om hypnose niet alleen te gebruiken om iemand van een ziekte af te helpen, maar ook van een slechte gewoonte, zoals liegen of alcoholisme?

Antw.: Dit is een daad van menslievendheid en vriendelijkheid, en komt dichtbij wijsheid. De beëindiging van zijn slechte gewoonten draagt weliswaar niets bij aan zijn goede karma (dit zou wél zo zijn als hij zich persoonlijk had ingespannen om zich uit eigen vrije wil te beteren, iets waarvoor een zware mentale en fysieke strijd nodig is), maar een geslaagde ‘suggestie’ zal hem niettemin ervoor behoeden meer slecht karma voort te brengen, en nieuwe fouten toe te voegen aan de lijst van zijn vroegere misstappen.

Vr.: Wat gebeurt er met een gebedsgenezer als hij succes heeft; op welke manier houdt hij zijn beginselen en zijn karma dan voor de gek?

Antw.: De verbeelding is een krachtig hulpmiddel bij elke gebeurtenis in ons leven. De verbeeldingskracht laat zich leiden door geloof, en beide zijn tekenaars die aan de wil de schetsen leveren om meer of minder diep te griffen op de rotsen van de hindernissen en tegenstand waarmee het levenspad bezaaid is. Paracelsus zegt:

Geloof moet de verbeelding bevestigen, want geloof vormt de basis van de wil. . . . Een vastbesloten wil is het begin van alle magische handelingen. . . . Omdat mensen zich geen volmaakt beeld vormen van, en geen vertrouwen hebben in, het resultaat, is de uitkomst van de magie onzeker, terwijl deze toch volkomen zeker zou kunnen zijn.1

1. De Pestilitate, boek 1.

Dat is het hele geheim.

De helft, zo niet twee derde, van onze kwalen en ziekten zijn het product van onze verbeeldingskracht en angst. Vernietig alle angst, en geef een andere richting aan de verbeelding, en de natuur zal de rest doen. Er is niets schadelijks of zondigs aan deze methoden als zodanig. Ze worden pas gevaarlijk als het vertrouwen van de gebedsgenezer in zijn vermogens te hoogmoedig en te uitgesproken wordt; en als hij begint te denken dat hij door zijn wil ziekten kan verdrijven waarvoor in feite, om niet noodlottig af te lopen, de onmiddellijke hulp van bekwame artsen vereist is.


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 4: 1889 – 1891, blz. 303-11
isbn 9789491433276, paperback, eerste druk 2021, bestel boek

© 2021 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag