Esoterische axioma’s en spiritistische speculaties
[‘Esoteric axioms and spiritual speculations’, The
Theosophist, januari 1882, blz. 92-3; CW 3:396-9]
In een uitgebreide recensie van het boek van A. Lillie, Buddha
and Early Buddhism, door M.A. (Oxon.), maakt onze gewaardeerde
vriend, de criticus, van de gelegenheid gebruik om nog eens rustig uit
te halen naar degenen die hem het beste toewensen, de theosofen. Op
gezag (?) van Lillie, die er alles van schijnt te weten, spreekt de
recensent de beweringen en theorieën van de theosofen tegen. We
citeren nu uit zijn recensie ‘Buddhism and Western Thought’,
gepubliceerd in het oktobernummer van de Psychological Review:
Het zal voor iedere lezer die mij tot zover heeft
gevolgd, duidelijk zijn dat het boeddhistische geloof doordrongen
is van wat ik heb beschreven als een duidelijk, ‘typisch kenmerk
van het moderne spiritisme – het bestaan van en de bescherming
door de geesten van overledenen’ [!?]1
Ik moet bekennen dat ik hierover nogal verbaasd was, en, ik mag wel
zeggen, blij verrast, want ik was gaan denken dat er op dit punt een
duidelijke tegenstelling tussen oosterse en westerse denkwijzen en
opvattingen bestond. We hebben veel ten nadele gehoord van dit
bijzondere geloofsartikel van sommige vrienden die ons veel over de
theosofische opvattingen van de hindoes hebben verteld, en die de
lof hebben gezongen van het boeddhistische geloof ten opzichte van
het christelijk geloof met grote lofprijzingen voor het ene, en met
overvloedige minachting voor het andere. . . . Hoe dan ook, ons
is dit zó vaak verteld dat we het zijn gaan aannemen als een
les van mensen die beter weten dan wij dat ons westerse geloof in
de activiteit van overleden menselijke geesten in deze wereld van
ons een dwaze misvatting is. We dachten dat dit de oosterse opvatting
was. Zelf geven we (althans sommigen van ons) de voorkeur aan
onze eigen ervaring boven de instructies van iemand van wie de dogmatische
uitspraken zo radicaal zijn als die afkomstig van kenners van het
Oosten. De uitspraken en beweringen die worden gedaan leken ons veel
te ver gaan. We zijn hierdoor geneigd te denken dat de overleden geesten
misschien in het Oosten niet actief zijn, maar we constateren in ieder
geval dat ze in het Westen wél actief zijn. En terwijl we de
waarheid die veel van het spiritisme van het Oosten doordringt helemaal
niet willen afwijzen, en ons best hebben gedaan om onze vrienden ertoe
te bewegen hun opvattingen te verruimen door dit feit tot op zekere
hoogte te aanvaarden, waren we teleurgesteld dat het zozeer in tegenspraak
zou zijn met de ervaring van het Westen.
1. De cursivering en de uitroeptekens zijn van ons.
We zouden graag willen weten wat de geleerde priesters van Ceylon,
de lichten van het boeddhisme, zoals Sumangala Unnanse, hierop te
zeggen hebben? – Red.
Lillie biedt me enige troost. Overal in zijn boek
vind ik niet alleen een heel leerzame verscheidenheid van opvattingen,
die ik kan vergelijken met mijn eigen overtuigingen en theorieën,
en waar ik van kan leren, maar ik concludeer ook dat het geloof in
de tussenkomst van overleden menselijke geesten, waarvan we allemaal
dachten dat het in het Oosten anathema was, volgens hem een ingeworteld
beginsel van het boeddhisme is! – deel 2,
blz. 174
De schrijver spreekt vervolgens over ‘boeddhistisch spiritisme’.
. . een ‘basisbeginsel’ daarvan is ‘de overtuiging
dat de levenden in contact kunnen worden gebracht met hun overleden
vrienden’; over adepten die ‘hoogontwikkelde mediums’
zijn; en citeert een interessante passage uit een hoofdstuk van het
boek van Lillie. Laatstgenoemde autoriteit zegt:
Ik heb wat langer stilgestaan bij dit geloof
in het bovennatuurlijke, omdat het van groot belang is voor ons onderwerp.
Boeddhisme was duidelijk een in detail uitgewerkt instrument om
de werking van boze geesten teniet te doen met behulp van goede geesten
die hun hoogste kracht ontwikkelen door middel van het lijk, of een
deel van het lijk, van de belangrijkste helpende geest. De boeddhistische
tempel, de boeddhistische rituelen, de boeddhistische liturgie lijken
allemaal gebaseerd te zijn op dit ene idee dat daarvoor een heel lijk,
of delen van een lijk, nodig was. Wat waren deze helpende geesten?
Elke vroegere of hedendaagse boeddhist zal onmiddellijk toegeven dat
een geest die nog niet de bodhi, of spirituele ontwaking heeft bereikt,
geen goede geest kan zijn. Hij verkeert nog steeds op het gebied van
kama (dood, hebzucht, begeerte).1 Hij
kan geen goede dingen doen, sterker nog, hij moet slechte
dingen doen. . . . Het antwoord van het noordelijk boeddhisme, als
we boeken zoals de Saddharmapundarika en de Lalitavistara
raadplegen, is dat de goede geesten de boeddha’s zijn, de dode
profeten. Ze komen uit de bepaalde ‘gebieden van de boeddha’s.2
1. We hebben Lillie’s boek niet gelezen: maar
als hij daarin veel andere dingen verkondigt die even onwaar zijn
als zijn idee dat kama ‘dood’ betekent, dan blijkt dat
zijn gezag heel fragiel is. Kama heeft nooit ‘dood’ betekent,
maar lust, verlangen; in de zin van een hartstochtelijk verlangen
om opnieuw te leven. – Red.
2. Buddha and Early Buddhism, blz. 47-8.
Over dit alles verheugt M.A. (Oxon.) zich, omdat hij denkt dat het
de spiritistische theorieën bevestigt en de theosofen in verlegenheid
zal brengen. We zijn echter bang dat het uiteindelijk alleen Lillie
in verlegenheid zal brengen. ‘Het leven van Boeddha’, zegt
de recensent: ‘is doordrongen met wat volgens mij een ondubbelzinnig
spiritisme is’; en hij voegt triomfantelijk eraan toe: ‘Het
is een belangrijk feit dat we in deze toelichting van het boeddhistische
spiritisme niet één keer een elementale of elementaire
geest zijn tegengekomen.’
Geen wonder omdat ze in de boeddhistische en brahmaanse esoterie hun
eigen specifieke en technische termen hebben, en Lillie is – als
hij hun betekenis even goed heeft begrepen als die van het woord kama
– precies de persoon die de betekenis daarvan over het hoofd zal
zien, of ze zal laten vallen onder de algemene term ‘geesten’.
We zullen niet proberen om zelf over deze netelige zaak met onze vriend,
M.A. (Oxon.) in discussie te gaan, omdat onze stem voor hem misschien
niet méér gezag heeft dan die van Lillie voor ons. Maar
we zullen hem vertellen wat we hebben gedaan. Zodra zijn knappe recensie
ons bereikte, hebben we deze overal van aantekeningen voorzien, en beide
nummers van het tijdschrift dat ze bevatte opgestuurd, om op hun beurt
te worden besproken en gecorrigeerd door twee autoriteiten. We hebben
de zwakte te geloven dat deze specialisten op het gebied van esoterisch
boeddhisme als veel geleerder kunnen worden beschouwd dan Lillie of
een andere Europese autoriteit waarschijnlijk ooit zullen zijn; deze
twee zijn: – (1) H. Sumangala Unnanse, boeddhistische hogepriester
van Adam’s Peak, Ceylon, de leraar van Rhys Davids, een lid van
onze Algemene Raad en de meest geleerde vertolker van het zuidelijk
boeddhisme, en (2) de chohan-lama van Rin-chen-rtse (Tibet) het hoofd
van de archivarissen van de geheime bibliotheken van de dalai- en tashilhunpo-lama’s-rinpoche
– ook een lid van onze Society. Laatstgenoemde is bovendien een
‘pan-chen’, of grote leraar, een van de meest geleerde theologen
van het noordelijk boeddhisme en het esoterisch lamaïsme. Van laatstgenoemde
hebben we al de belofte ontvangen dat hij zal laten zien hoe onjuist,
in elk van de gevallen, de standpunten van zowel de schrijver als zijn
recensent zijn; het bericht bevatte ook enkele weinig vleiende opmerkingen
over eerstgenoemde als auteur. De hogepriester Sumangala geeft hopelijk
eveneens zijn ideeën over het ‘boeddhistische spiritisme’,
zodra hij daarvoor de tijd vindt – wat tussen twee haakjes niet
gemakkelijk is gezien zijn vele verplichtingen. Als het gezag en de
kennis van Lillie daarna nog steeds hoger worden geacht dan die van
de twee geleerdste boeddhistische vertolkers van het zuidelijk en het
noordelijk boeddhisme van onze tijd, dan zullen we niets meer te zeggen
hebben.
Intussen zal niemand ontkennen dat het esoterisch boeddhisme en brahmanisme
één zijn, want eerstgenoemde is afgeleid van
laatstgenoemde. Het is bekend dat het belangrijkste aspect van boeddha’s
hervorming misschien was dat hij het adeptschap of de verlichting
(door middel van de dhyana-beoefeningen van iddhi) openstelde voor iedereen,
terwijl de brahmanen alle mensen die niet tot hun eigen arrogante kaste
behoorden, angstvallig uitsloten van dit voorrecht om de volmaakte waarheid
te leren kennen. Daarom geven we in dit verband de ideeën van een
geleerde brahmaan over het spiritisme, gezien vanuit het esoterische
standpunt. De auteur van het artikel dat volgt [T. Subba Row] –
buiten de vertrouwelijke kring van de adepten is in India misschien
niemand beter thuis in de brahmaanse occulte wetenschappen dan hij –
bespreekt daarin het zevenvoudige beginsel in de mens, zoals vermeld
in ‘Fragments of occult truth’, en maakt voor dat doel een
volledige vergelijking tussen de twee esoterische leringen – de
brahmaanse en boeddhistische – die hij als ‘in essentie
identiek’ beschouwt. Zijn brief werd geschreven op ons eigen verzoek,
en is niet bedoeld als polemiek; de schrijver zelf dacht er waarschijnlijk
helemaal niet aan, toen hij aan het verzoek voldeed, dat het ooit zou
worden gepubliceerd. Nadat we echter zijn toestemming daarvoor hebben
verkregen, maken we nu graag van die gelegenheid gebruik. Behalve dat
het waarschijnlijk het beste overzicht is dat we ooit over zo’n
diepzinnig onderwerp zouden kunnen verkrijgen, zal het M.A. (Oxon.),
en onze andere vrienden, de spiritisten, laten zien hoeveel auteurs
zoals Lillie van het ‘basisbeginsel’ van de Aziatische religies
en filosofie hebben begrepen. In ieder geval zullen de lezers in staat
worden gesteld om te beoordelen in hoeverre het moderne spiritisme,
zoals het nu wordt verkondigd, ‘een ingeworteld beginsel’
is van het brahmanisme, de oudere zuster van het boeddhisme.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 453-6
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag