H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

De heldere lichtplek

[‘The bright spot of light’, The Theosophist, november 1881, blz. 45-6; CW 3:327-8]

Aan de redactrice van The Theosophist:

Mevrouw. In het laatste nummer van uw waardevolle tijdschrift vraagt een lid van de Theosophical Society in New York om opheldering over de oorzaak van een heldere lichtplek die hij vaak heeft gezien. Ik ben eveneens benieuwd naar een verklaring hiervoor. Ik schrijf haar toe aan de hoogste concentratie van de ziel. Zodra ik me in die voorgeschreven geestesgesteldheid breng, verschijnt vóór me plotseling een heldere plek die mijn hart met vreugde vervult. Een gelovige Indiër beschouwt dit in feite als een duidelijk teken dat hij op de goede weg is die uiteindelijk tot succes in de yogabeoefening leidt, en als een teken dat hij gezegend wordt door de bijzondere genade van de Almachtige.

Toen ik op een avond met gekruiste benen op de grond zittend mij in die toestand van innerlijke concentratie bevond waarin de ziel zich verheft naar hogere regionen, werd ik gezegend met een regen van bloemen – een prachtig gezicht, dat ik graag opnieuw zou willen zien. Ik maakte een beweging om zulke zeldzame bloemen te grijpen, maar ze ontsnapten aan mijn greep en verdwenen plotseling; hierover was ik erg teleurgesteld. Tot slot vielen twee bloemen op me, een op mijn hoofd en de andere op mijn rechterschouder, maar ook dit keer was de poging om ze te grijpen niet succesvol. Wat kan dat anders zijn dan een antwoord dat God tevreden is over zijn vereerder, waarbij meditatie volgens mij een unieke manier van spirituele verering is?

– P.
18 september 1881


Aantekening van de redactrice:

Dat hangt ervan af. Diegenen van onze orthodoxe autochtone schrijvers die een of andere specifieke God vereren – of, als ze daaraan de voorkeur geven, de ene Isvara, onder een bepaalde naam – zijn te zeer geneigd om elk psychisch effect dat door verstandelijke concentratie gedurende de uren van religieuze meditatie wordt teweeggebracht, aan hun specifieke godheid toe te schrijven, terwijl in 99 van de 100 gevallen zulke gevolgen eenvoudig aan psychofysiologische effecten zijn toe te schrijven. We kennen een aantal mystiek aangelegde mensen die zulke ‘lichten’ zien zodra ze hun gedachten concentreren. Spiritisten schrijven ze toe aan de bemiddeling van hun overleden vrienden; boeddhisten – die geen persoonlijke God hebben – aan een pre-nirvanische toestand; pantheïsten en aanhangers van de Vedanta aan maya – zinsbegoocheling; en christenen aan een vooruitblik op de heerlijkheden van het paradijs. Hedendaagse occultisten zeggen dat deze lichten, wanneer ze niet een direct gevolg zijn van de hersenactiviteit die in haar normale functies door zo’n onnatuurlijke manier van diepe concentratie ongetwijfeld wordt belemmerd, glimpen zijn van het astrale licht, of, om een meer wetenschappelijke uitdrukking te gebruiken, van de ‘universele ether’ waarin meerdere wetenschappers vast geloven, zoals door Balfour Stewarts Unseen Universe wordt bewezen. Zoals de zuivere blauwe hemel op een mistige dag achter dichte dampen verborgen gaat, zo is het astrale licht gedurende de uren van ons normale dagelijkse leven verborgen voor onze fysieke zintuigen. Maar wanneer we al onze spirituele vermogens concentreren, slagen we er tijdelijk in hun vijand – de fysieke zintuigen – te verlammen, en scheidt de innerlijke mens zich, bij wijze van spreken, van de mens van stof; dan vaagt de werking van de altijd levende geest – als een bries die de lucht vrijmaakt van haar belemmerend wolkendek – de mist weg die tussen ons normale zicht en het astrale licht hangt, en we verkrijgen een vluchtige blik in en glimp van dat licht.

De dagen van ‘rokende vuurhaarden’ en ‘brandende lampen’ die deel uitmaken van de bijbelse visioenen, liggen ver achter ons – en zullen niet terugkeren. Maar iedereen die natuurlijke verklaringen weigert en aan bovennatuurlijke de voorkeur geeft, is natuurlijk vrij zich te verbeelden dat een ‘almachtige God’ ons vermaakt met visioenen van bloemen, en brandende lichten zendt, voordat hij ‘verbonden’ sluit met zijn vereerders.

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 444-5

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag