De vijfpuntige ster
[‘The five-pointed star’, The Theosophist, augustus
1881, blz. 240-1; CW 3:250-4]
[H.P. Blavatsky schreef onderstaande reactie op een
brief van S.T. Venkatapaty, die beweerde met succes de vijfpuntige
ster, die hij met zijn vingers op een stuk papier had getekend, bij
genezing of bij verlichting van de gevolgen van schorpioenbeten te
hebben gebruikt. – Vertaler]
De
laatste tijd heeft het kantoor van The Theosophist talrijke
brieven ontvangen over de kracht van het mysterieuze pentagram. Onze
oosterse lezers weten misschien niet hoeveel waarde westerse kabbalisten
aan dat teken hechten, en daarom kan het nuttig zijn iets erover te
zeggen, nu het zo duidelijk onder de aandacht van onze lezers komt.
Evenals de zespuntige ster, die het symbool is van de macrokosmos, heeft
de vijfpuntige ster haar eigen diepzinnige symbolische betekenis, want
ze stelt de microkosmos voor. De
zespuntige ster, de ‘dubbele driehoek’ bestaande uit twee
driehoeken, respectievelijk wit en zwart, gekruist en vervlochten (het
symbool van onze Society) – in Europa bekend als ‘Salomo’s
zegel’ en in India als het ‘teken van Vishnu’ –
symboliseert de universele geest en de stof. Een wit punt dat
naar de hemel opstijgt, symboliseert eerstgenoemde, en het onderste
punt van de zwarte driehoek neigt naar de aarde.1
Ook het pentagram geeft geest en stof weer, maar alleen wanneer ze op
aarde zijn gemanifesteerd. Als symbool van de microkosmos (of het ‘kleine
heelal’) dat in zichzelf getrouw de macrokosmos (of de grote kosmos)
weerspiegelt, is het het teken van de macht van het verstand of de geest
van de mens over de grove stof.
1. De dubbele driehoek op de voorkant van The Theosophist
werd door een fout van de graveur omgekeerd geplaatst, d.w.z. ondersteboven.
De Egyptische tau met de slang eromheen stond ook verkeerd afgebeeld
in de andere hoek van de omslag van ons tijdschrift. Laatstgenoemd dubbel
teken bevat, als het op de juiste manier wordt getekend, het anagram
van de Society – de TS – en de kop van de slang moet naar
rechts wijzen.
De meeste mysteries van de kabbalistische of ceremoniële
magie, de gnostische symbolen en al de kabbalistische sleutels om voorspellingen
te doen zijn samengevat in dat vlammende pentagram, dat door de beoefenaren
van de Chaldeeuws-joodse kabbala als het krachtigste magische instrument
wordt beschouwd. Bij magische oproepingen, waarbij de geringste aarzeling,
fout of nalatigheid noodlottig is voor degene die dit doet, staat de
ster altijd op het altaar, waarop zich ook de wierook en andere offers
bevinden, en onder de drievoet van invocatie. De kabbalist vertelt ons
dat ze, in overeenstemming met de positie van haar punten, ‘goede
of kwade geesten oproept, en ze uitdrijft, tegenhoudt of vangt’.
‘Occulte eigenschappen zijn toe te schrijven aan de werking van
elementale geesten’, zegt de New American Cyclopaedia
in het artikel ‘Magic’, en maakt zo gebruik van het adjectief
‘elementaal’ voor bepaalde geesten – een woord dat,
tussen twee haakjes, volgens de beschuldiging van de spiritisten door
de theosofen zou zijn bedacht, terwijl de N.A. Cyclopaedia
twintig jaar vóór de geboorte van de Theosophical Society
werd uitgegeven. ‘Deze mysterieuze figuur [de vijfpuntige ster]
moet worden gewijd door de vier elementen, er moet op worden geademd,
ze moet met water worden besprenkeld, in de rook van kostbare parfums
worden gedroogd; en dan worden de namen van grote geesten, zoals Gabriël,
Rafaël, Orifiël en de letters van het heilige tetragram en
andere kabbalistische woorden ertegen gefluisterd, en in gedachte erop
geschreven’, voegt de Cyclopaedia eraan toe, die haar
informatie ontleent aan de boeken van middeleeuwse kabbalisten, en aan
het meer recente werk van Éliphas Lévi – Dogme
et rituel de la haute magie.
Een hedendaagse Londense kabbalist, die zich een ‘adept’
noemt, een correspondent van een Londens spiritistisch blad, bespot
de oosterse theosofie en zou haar – als hij kon – ondergeschikt
willen maken aan de joodse kabbala met zijn Chaldeeuws-Fenicische engelen-
en demonenleer. Die nieuwe Cagliostro zou waarschijnlijk de kracht en
doeltreffendheid van de ‘vijfpuntige ster’ alleen willen
verklaren door de tussenkomst van de goede ‘genii’ die door
hem zijn opgeroepen; die djinns die hij blijkbaar als een Salomo heeft
opgesloten door de opening van het vat te verzegelen met koning ‘Salomo’s
zegel’, dat slaafs door die mythische machthebber is gekopieerd
van het Indiase Vaishnava-teken, samen met andere dingen die hij meebracht
uit het niet minder mythische Ofir, als zijn schepen ooit daarheen gingen.
Maar de verklaring die theosofen geven voor het nu en dan behaalde
succes om door middel van het pentagram de pijn te verlichten (zoals
bij schorpioenbeten) – een succes, tussen twee haakjes, dat door
kennis van de oorzaak ervan bij sommige mensen permanent en volkomen
kan worden – is een beetje minder bovennatuurlijk, en
verwerpt elke theorie van een tussenkomst van ‘geesten’,
ongeacht of deze menselijk of elementaal zijn. De
vijfpuntige vorm heeft er zeker iets mee te maken, zoals nu zal worden
verklaard, maar de werking hangt af van, en is volledig ondergeschikt
aan de belangrijkste middelaar in het proces, de alfa en omega van de
‘magische’ kracht – de menselijke
wil.
Alle attributen van de ceremoniële magie – geuren, gewaden,
gegraveerde hiërogliefen en allerlei poppenkast – zijn goed
voor de beginneling, de neofiet die zijn vermogens moet ontwikkelen,
die zijn mentale houding tijdens de magische handelingen moet bepalen
en zijn wil moet oefenen door zich op zulke symbolen te concentreren.
Het kabbalistische axioma, dat de magiër alleen meester over de
elementale geesten kan worden door ze in moed en onverschrokkenheid
op het gebied van hun eigen elementen te overtreffen, heeft een allegorische
betekenis. De vreselijke beproevingen van de inwijding in de oude mysteriën
waren door de hiërofanten alleen uitgedacht om de innerlijke kracht
en durf van de kandidaat te toetsen; en zo werd de neofiet die had bewezen
geen angst te kennen in water, vuur, lucht en te midden van de verschrikkingen
van een Egyptische duisternis, erkend als de meester van de undinen,
salamanders, sylfen en gnomen. Hij had hen ‘tot gehoorzaamheid
gedwongen’ en ‘kon de geesten oproepen’, want nadat
hij de diepste essentie van de occulte of verborgen aard en de respectieve
eigenschappen van de elementen had bestudeerd en zich ermee vertrouwd
had gemaakt, kon hij naar wens de wonderbaarlijkste manifestaties of
‘occulte’ verschijnselen teweegbrengen door combinaties
van zulke eigenschappen. Combinaties die de niet-ingewijde tot nu toe
niet kent, omdat de huidige exoterische wetenschap, die langzaam en
voorzichtig vooruitgaat, haar ontdekkingen slechts één
voor één en in de juiste volgorde kan doen, want tot nu
toe heeft ze het beneden zich geacht om van hen te leren die alle natuurgeheimen
al vele eeuwen geleden hebben doorgrond. Ze heeft veel occulte geheimen
ontdekt en aan de oude magie ontwrongen, en toch zal ze haar geen erkenning
geven zelfs niet voor datgene waarvan bewezen is dat het bekend was
aan de oude esoterische wetenschappers of ‘adepten’. Maar
we moeten niet van ons onderwerp afdwalen, en zullen ons nu richten
op de mysterieuze invloed van het pentagram.
‘Wat is de betekenis van een teken?’ zullen onze lezers
vragen. ‘Niets anders dan die van een naam’, antwoorden
we – het helpt alleen, zoals boven aangegeven, om de aandacht
te concentreren, en dus om de wil van
degene die het teken gebruikt op een bepaalde plaats te vestigen. Het
is het magnetische of mesmerische fluïdum dat vloeit uit de vingertoppen
van de hand die de figuur maakt, dat geneest of tenminste de acute pijn
stopt door de zenuwen te verlammen, en niet de figuur zelf. Toch zijn
er op dit gebied sommige experts die kunnen aantonen dat een eenvoudige
tracering (vingertoppen zijn daarbij veel doeltreffender dan inkt, krijt
of potlood) van de vijfpuntige ster – waarvan de punten de vijf
primaire ledematen van de mens symboliseren (het hoofd, de twee armen
en benen) van waaruit de sterkste mesmerische stromen komen –
ondersteund door een groot verlangen om pijn te verlichten, heel vaak
onbewust het genezende fluïdum krachtiger uit al deze ledematen
zal laten stromen dan anders het geval zou zijn. Vertrouwen
in de figuur wordt omgezet in intense wil, en laatstgenoemde in energie;
en energie, uit welk soort gevoel of oorzaak ze ook voortkomt, zal zeker
ergens neerkomen en de plaats met meer of minder kracht treffen; en
die plaats zal zich natuurlijk daar bevinden waar de aandacht van degene
die de figuur gebruikt op dat moment op is gericht; en zo wordt de genezing
door de onbewuste mesmerist aan het pentagram
toegeschreven.
Schelling merkt terecht op dat ‘hoewel magie niet langer een
onderwerp is dat serieuze aandacht krijgt . . . ze een geschiedenis
heeft die haar enerzijds in verband brengt met de verhevenste onderwerpen
uit de symboliek, uit de theosofie en de vroege wetenschap, en anderzijds
met de belachelijke of tragische misleidingen van de vele vormen van
demonomanie. . . . In de Griekse mythologie kunnen de overblijfselen
van een voortreffelijke kennis en zelfs van een volmaakt stelsel worden
gevonden, die veel verder reiken dan de horizon die de oudste geschreven
verslagen ons bieden . . . en gedeelten van datzelfde stelsel
kunnen in de joodse kabbala worden ontdekt.’1
Dat ‘volmaakte stelsel’ is nu in handen van enkele experts
op dat gebied in het Oosten.
1. Geciteerd in The New American Cyclopaedia,
deel 11, artikel ‘Magic’, blz. 55.
De deugdelijkheid van de ‘magie’ wordt door bekrompen mensen
misschien betwist, maar haar werkelijke bestaan als een kunst en in
het bijzonder als een wetenschap kan nauwelijks worden betwijfeld. Ook
wordt ze in het geheel niet betwijfeld door de hele rooms-katholieke
geestelijkheid, maar haar angst dat ze een hele goede getuige wordt
tegen de rechtmatigheid van haar eigen machtspositie, dwingt haar de
bewering te ondersteunen dat de wonderen van de magie te danken zijn
aan kwaadaardige geesten of ‘gevallen engelen’. In Europa
heeft ze nog ‘enkele geleerde en eerbiedwaardige beoefenaars en
adepten’, erkent dezelfde Cyclopaedia. En in de hele
‘heidense’ wereld, kunnen we eraan toevoegen, wordt haar
werkelijke bestaan bijna algemeen erkend en zijn haar experts talrijk,
hoewel deze de aandacht van de sceptische wereld proberen te vermijden.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 412-6
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag