H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

De vijfpuntige ster

[‘The five-pointed star’, The Theosophist, augustus 1881, blz. 240-1; CW 3:250-4]

[H.P. Blavatsky schreef onderstaande reactie op een brief van S.T. Venkatapaty, die beweerde met succes de vijfpuntige ster, die hij met zijn vingers op een stuk papier had getekend, bij genezing of bij verlichting van de gevolgen van schorpioenbeten te hebben gebruikt. – Vertaler]

De laatste tijd heeft het kantoor van The Theosophist talrijke brieven ontvangen over de kracht van het mysterieuze pentagram. Onze oosterse lezers weten misschien niet hoeveel waarde westerse kabbalisten aan dat teken hechten, en daarom kan het nuttig zijn iets erover te zeggen, nu het zo duidelijk onder de aandacht van onze lezers komt. Evenals de zespuntige ster, die het symbool is van de macrokosmos, heeft de vijfpuntige ster haar eigen diepzinnige symbolische betekenis, want ze stelt de microkosmos voor. De zespuntige ster, de ‘dubbele driehoek’ bestaande uit twee driehoeken, respectievelijk wit en zwart, gekruist en vervlochten (het symbool van onze Society) – in Europa bekend als ‘Salomo’s zegel’ en in India als het ‘teken van Vishnu’ – symboliseert de universele geest en de stof. Een wit punt dat naar de hemel opstijgt, symboliseert eerstgenoemde, en het onderste punt van de zwarte driehoek neigt naar de aarde.1 Ook het pentagram geeft geest en stof weer, maar alleen wanneer ze op aarde zijn gemanifesteerd. Als symbool van de microkosmos (of het ‘kleine heelal’) dat in zichzelf getrouw de macrokosmos (of de grote kosmos) weerspiegelt, is het het teken van de macht van het verstand of de geest van de mens over de grove stof.

1. De dubbele driehoek op de voorkant van The Theosophist werd door een fout van de graveur omgekeerd geplaatst, d.w.z. ondersteboven. De Egyptische tau met de slang eromheen stond ook verkeerd afgebeeld in de andere hoek van de omslag van ons tijdschrift. Laatstgenoemd dubbel teken bevat, als het op de juiste manier wordt getekend, het anagram van de Society – de TS – en de kop van de slang moet naar rechts wijzen.

De meeste mysteries van de kabbalistische of ceremoniële magie, de gnostische symbolen en al de kabbalistische sleutels om voorspellingen te doen zijn samengevat in dat vlammende pentagram, dat door de beoefenaren van de Chaldeeuws-joodse kabbala als het krachtigste magische instrument wordt beschouwd. Bij magische oproepingen, waarbij de geringste aarzeling, fout of nalatigheid noodlottig is voor degene die dit doet, staat de ster altijd op het altaar, waarop zich ook de wierook en andere offers bevinden, en onder de drievoet van invocatie. De kabbalist vertelt ons dat ze, in overeenstemming met de positie van haar punten, ‘goede of kwade geesten oproept, en ze uitdrijft, tegenhoudt of vangt’. ‘Occulte eigenschappen zijn toe te schrijven aan de werking van elementale geesten’, zegt de New American Cyclopaedia in het artikel ‘Magic’, en maakt zo gebruik van het adjectief ‘elementaal’ voor bepaalde geesten – een woord dat, tussen twee haakjes, volgens de beschuldiging van de spiritisten door de theosofen zou zijn bedacht, terwijl de N.A. Cyclopaedia twintig jaar vóór de geboorte van de Theosophical Society werd uitgegeven. ‘Deze mysterieuze figuur [de vijfpuntige ster] moet worden gewijd door de vier elementen, er moet op worden geademd, ze moet met water worden besprenkeld, in de rook van kostbare parfums worden gedroogd; en dan worden de namen van grote geesten, zoals Gabriël, Rafaël, Orifiël en de letters van het heilige tetragram en andere kabbalistische woorden ertegen gefluisterd, en in gedachte erop geschreven’, voegt de Cyclopaedia eraan toe, die haar informatie ontleent aan de boeken van middeleeuwse kabbalisten, en aan het meer recente werk van Éliphas Lévi – Dogme et rituel de la haute magie.

Een hedendaagse Londense kabbalist, die zich een ‘adept’ noemt, een correspondent van een Londens spiritistisch blad, bespot de oosterse theosofie en zou haar – als hij kon – ondergeschikt willen maken aan de joodse kabbala met zijn Chaldeeuws-Fenicische engelen- en demonenleer. Die nieuwe Cagliostro zou waarschijnlijk de kracht en doeltreffendheid van de ‘vijfpuntige ster’ alleen willen verklaren door de tussenkomst van de goede ‘genii’ die door hem zijn opgeroepen; die djinns die hij blijkbaar als een Salomo heeft opgesloten door de opening van het vat te verzegelen met koning ‘Salomo’s zegel’, dat slaafs door die mythische machthebber is gekopieerd van het Indiase Vaishnava-teken, samen met andere dingen die hij meebracht uit het niet minder mythische Ofir, als zijn schepen ooit daarheen gingen.

Maar de verklaring die theosofen geven voor het nu en dan behaalde succes om door middel van het pentagram de pijn te verlichten (zoals bij schorpioenbeten) – een succes, tussen twee haakjes, dat door kennis van de oorzaak ervan bij sommige mensen permanent en volkomen kan worden – is een beetje minder bovennatuurlijk, en verwerpt elke theorie van een tussenkomst van ‘geesten’, ongeacht of deze menselijk of elementaal zijn. De vijfpuntige vorm heeft er zeker iets mee te maken, zoals nu zal worden verklaard, maar de werking hangt af van, en is volledig ondergeschikt aan de belangrijkste middelaar in het proces, de alfa en omega van de ‘magische’ kracht – de menselijke wil.

Alle attributen van de ceremoniële magie – geuren, gewaden, gegraveerde hiërogliefen en allerlei poppenkast – zijn goed voor de beginneling, de neofiet die zijn vermogens moet ontwikkelen, die zijn mentale houding tijdens de magische handelingen moet bepalen en zijn wil moet oefenen door zich op zulke symbolen te concentreren. Het kabbalistische axioma, dat de magiër alleen meester over de elementale geesten kan worden door ze in moed en onverschrokkenheid op het gebied van hun eigen elementen te overtreffen, heeft een allegorische betekenis. De vreselijke beproevingen van de inwijding in de oude mysteriën waren door de hiërofanten alleen uitgedacht om de innerlijke kracht en durf van de kandidaat te toetsen; en zo werd de neofiet die had bewezen geen angst te kennen in water, vuur, lucht en te midden van de verschrikkingen van een Egyptische duisternis, erkend als de meester van de undinen, salamanders, sylfen en gnomen. Hij had hen ‘tot gehoorzaamheid gedwongen’ en ‘kon de geesten oproepen’, want nadat hij de diepste essentie van de occulte of verborgen aard en de respectieve eigenschappen van de elementen had bestudeerd en zich ermee vertrouwd had gemaakt, kon hij naar wens de wonderbaarlijkste manifestaties of ‘occulte’ verschijnselen teweegbrengen door combinaties van zulke eigenschappen. Combinaties die de niet-ingewijde tot nu toe niet kent, omdat de huidige exoterische wetenschap, die langzaam en voorzichtig vooruitgaat, haar ontdekkingen slechts één voor één en in de juiste volgorde kan doen, want tot nu toe heeft ze het beneden zich geacht om van hen te leren die alle natuurgeheimen al vele eeuwen geleden hebben doorgrond. Ze heeft veel occulte geheimen ontdekt en aan de oude magie ontwrongen, en toch zal ze haar geen erkenning geven zelfs niet voor datgene waarvan bewezen is dat het bekend was aan de oude esoterische wetenschappers of ‘adepten’. Maar we moeten niet van ons onderwerp afdwalen, en zullen ons nu richten op de mysterieuze invloed van het pentagram.

‘Wat is de betekenis van een teken?’ zullen onze lezers vragen. ‘Niets anders dan die van een naam’, antwoorden we – het helpt alleen, zoals boven aangegeven, om de aandacht te concentreren, en dus om de wil van degene die het teken gebruikt op een bepaalde plaats te vestigen. Het is het magnetische of mesmerische fluïdum dat vloeit uit de vingertoppen van de hand die de figuur maakt, dat geneest of tenminste de acute pijn stopt door de zenuwen te verlammen, en niet de figuur zelf. Toch zijn er op dit gebied sommige experts die kunnen aantonen dat een eenvoudige tracering (vingertoppen zijn daarbij veel doeltreffender dan inkt, krijt of potlood) van de vijfpuntige ster – waarvan de punten de vijf primaire ledematen van de mens symboliseren (het hoofd, de twee armen en benen) van waaruit de sterkste mesmerische stromen komen – ondersteund door een groot verlangen om pijn te verlichten, heel vaak onbewust het genezende fluïdum krachtiger uit al deze ledematen zal laten stromen dan anders het geval zou zijn. Vertrouwen in de figuur wordt omgezet in intense wil, en laatstgenoemde in energie; en energie, uit welk soort gevoel of oorzaak ze ook voortkomt, zal zeker ergens neerkomen en de plaats met meer of minder kracht treffen; en die plaats zal zich natuurlijk daar bevinden waar de aandacht van degene die de figuur gebruikt op dat moment op is gericht; en zo wordt de genezing door de onbewuste mesmerist aan het pentagram toegeschreven.

Schelling merkt terecht op dat ‘hoewel magie niet langer een onderwerp is dat serieuze aandacht krijgt . . . ze een geschiedenis heeft die haar enerzijds in verband brengt met de verhevenste onderwerpen uit de symboliek, uit de theosofie en de vroege wetenschap, en anderzijds met de belachelijke of tragische misleidingen van de vele vormen van demonomanie. . . . In de Griekse mythologie kunnen de overblijfselen van een voortreffelijke kennis en zelfs van een volmaakt stelsel worden gevonden, die veel verder reiken dan de horizon die de oudste geschreven verslagen ons bieden . . . en gedeelten van datzelfde stelsel kunnen in de joodse kabbala worden ontdekt.’1 Dat ‘volmaakte stelsel’ is nu in handen van enkele experts op dat gebied in het Oosten.

1. Geciteerd in The New American Cyclopaedia, deel 11, artikel ‘Magic’, blz. 55.

De deugdelijkheid van de ‘magie’ wordt door bekrompen mensen misschien betwist, maar haar werkelijke bestaan als een kunst en in het bijzonder als een wetenschap kan nauwelijks worden betwijfeld. Ook wordt ze in het geheel niet betwijfeld door de hele rooms-katholieke geestelijkheid, maar haar angst dat ze een hele goede getuige wordt tegen de rechtmatigheid van haar eigen machtspositie, dwingt haar de bewering te ondersteunen dat de wonderen van de magie te danken zijn aan kwaadaardige geesten of ‘gevallen engelen’. In Europa heeft ze nog ‘enkele geleerde en eerbiedwaardige beoefenaars en adepten’, erkent dezelfde Cyclopaedia. En in de hele ‘heidense’ wereld, kunnen we eraan toevoegen, wordt haar werkelijke bestaan bijna algemeen erkend en zijn haar experts talrijk, hoewel deze de aandacht van de sceptische wereld proberen te vermijden.

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 412-6

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag