Stenenregens
[‘Stone-showers’, The Theosophist, augustus 1881,
blz. 231-3; CW 3:244-8]
[HPB heeft in The Theosophist een brief
opgenomen van A.J. Riko uit Den Haag. Deze was verschenen in de Revue
spirite en door HPB uit het Frans vertaald. De brief bevat interessante
bijzonderheden en een officieel rapport uit Nederlands-Indië,
getekend door majoor W. Michiels, over het verschijnsel ‘vallende
stenen’, afzonderlijk of in een regen. Riko geeft verschillende
voorbeelden, waarbij de stenen door onzichtbare handen lijken te worden
geleid, want niemand werd geraakt, hoewel de stenen soms zo groot
als een ei waren en wekenlang vlakbij bepaalde personen neervielen.
Aan het eind van zijn brief vraagt Riko naar de aard van de onzichtbare
wezens die zulke stenenregens veroorzaken. HPB geeft dan het volgende
commentaar. – Vertaler]
Misschien wil de heer Riko ons toestaan dat we hierover iets zeggen.
De laatste zin uit zijn brief laat duidelijk zien dat zelfs hij, een
spiritist, niet in staat is zo’n onveranderlijk zinloos en absurd
verschijnsel – dat periodiek in elk deel van de wereld optreedt
en zonder de geringste aanleiding, en zonder enig moreel effect
op de aanwezigen – aan ontlichaamde menselijke geesten toe te
schrijven. Toch zullen de meeste spiritisten het aan kwaadaardige ontlichaamde
geesten toeschrijven, terwijl de rooms-katholieken en veel vrome protestanten
– tenminste diegenen die zich ervan hebben kunnen overtuigen dat
het feiten betreft – het aan de duivel zullen toeschrijven.
Stel dat we aannemen dat wezens zoals de ‘kwaadaardige menselijke
zielen’ van de spiritist en de ‘demonen’ van de christelijke
theologie niet alleen in de verbeelding bestaan, hoe verklaren beide
groepen gelovigen dan de tegenstrijdigheden die dit met zich meebrengt?
Het zijn wezens die, of ze nu duivels of kwaadaardige ex-menselijke
kabouters zijn, blijkbaar schadelijk zijn. Hun wrede doel – als
ze er al een hebben – is dus om te genieten van het kwellen van
stervelingen. Ze kunnen niet minder op kattenkwaad belust zijn, of zich
meer bewust zijn van de mogelijke gevolgen, dan gewone ondeugende schooljongens.
Toch zien we dat de stenen, of wat voor projectielen het ook zijn, zorgvuldig
contact met de aanwezigen vermijden. Ze vallen allemaal rondom
het kleine Javaanse meisje – zelfs zonder haar te schampen –
dat blijkbaar het medium is in het geval dat door majoor Michiels
werd waargenomen. Ze vallen dicht opeen in de gelederen van de soldaten
in ‘Fort Victoria’; en enkele dagen lang passeren ze onophoudelijk
vlak voor de ogen van de politieagenten in Parijs en Den Haag, zonder
dat iemand wordt geraakt, laat staan verwond! Wat betekent dit? Kwaadaardige
menselijke geesten, laat staan duivels, zouden zeker niet zo voorzichtig
zijn met mensen die ze wilden kwellen. Wat zijn deze onzichtbare kwellers
dan? Gewone menselijke ‘geesten’? In dat geval zou menselijke
intelligentie slechts een naam zijn: een woord dat geen betekenis heeft
zodra ze gescheiden raakt van haar fysieke organen. Ze zou een blinde
kracht worden, een overblijfsel van wat vroeger verstandelijke energie
was, en we zouden aan iedere bevrijde ziel krankzinnigheid moeten toeschrijven!
Nu we op grond van de zinloosheid en het volkomen ontbreken van kwaadaardigheid
in de handelingen hebben afgedaan met de theorie van ‘geesten’,
‘kabouters’ en ‘duivels’, kunnen we de oorzaak
of oorsprong van het verschijnsel, waarvan de echtheid bewezen is, toch
alleen nog maar toeschrijven aan een blinde, hoewel levende
kracht? Een kracht die onderworpen is aan een onschendbare wet van aantrekking
en afstoting – in haar werking en gevolgen – een
wet die de exacte wetenschap nog moet ontdekken; want ze is een van
de ontelbare wisselwerkingen die het gevolg zijn van magnetische toestanden
die alleen tot stand komen wanneer zowel dierlijk als aardmagnetisme
aanwezig zijn. Intussen zal die wet maar moeizaam erkenning verkrijgen,
want de wetenschap zal de psychische werking ervan niet erkennen –
wat haar voorstanders ook zeggen.
De spiritisten beschouwen de stenenregens als onregelmatige verschijnselen.
Wij theosofen antwoorden dat, ook al lijkt het verschijnsel op een bepaalde
plaats heel onregelmatig voor te komen, toch uit een vergelijking van
zulke gebeurtenissen in alle delen van de wereld kan worden opgemaakt,
als ze zorgvuldig zijn geregistreerd, dat ze tot nu toe op bijna dezelfde
manier plaatsvinden. Misschien kunnen ze goed worden vergeleken met
de onregelmatigheden in het aardmagnetisme die door de wetenschap ‘grillig’
worden genoemd, en vroeger door haar duidelijk werden onderscheiden
van een andere klasse, die ze ‘periodiek’ noemde; maar nu
is ontdekt dat de ‘grillige’ even regelmatig voorkomen als
de andere soort. De oorzaak van deze veranderingen van de magneetnaald
is even onbekend aan de natuurwetenschap als de verschijnselen van stenenregens
aan hen die de psychologie bestuderen; toch zijn beide nauw verbonden.
Indien men ons vraagt wat we bedoelen met deze vergelijking –
en die vraag kan door zowel de wetenschap als het spiritisme verontwaardigd
worden gesteld – dan zullen we eenvoudig antwoorden dat dit de
leer van de occulte wetenschap is.
Beide groepen tegenstanders moeten nog veel leren, en de spiritisten
moeten bovendien eerst nog veel afleren. Hebben onze vrienden
die in ‘geesten’ geloven ooit de moeite genomen eerst het
‘mediumschap’ te bestuderen om pas daarna hun aandacht te
richten op de verschijnselen die door middel van mediums plaatsvinden?
Wij hebben in ieder geval nooit gehoord dat dit is gebeurd, zelfs niet
bij het meest wetenschappelijke onderzoek van mediamieke vermogens dat
ooit is gedaan: de experimenten van prof. Hare en van Crookes. En toch,
als ze dat hadden gedaan, dan hadden ze misschien ontdekt hoe nauw de
verschijnselen van mediamieke of dierlijk magnetische aard samenhangen
met, en afhankelijk zijn van, veranderingen in het aardmagnetisme.
Telkens wanneer een echt medium geen verschijnselen kan teweegbrengen,
wordt dit onmiddellijk door de spiritisten, en vaker nog door de ‘geesten’
zelf, toegeschreven aan ‘ongunstige omstandigheden’. Laatstgenoemde
omstandigheden worden op één hoop gegooid; maar nooit
hebben we de werkelijke wetenschappelijke en voornaamste reden daarvoor
horen geven: de ongunstige variaties in het aardmagnetisme. Het gebrek
aan harmonie in de ‘kring’ van onderzoekers, het verschillende
en botsende magnetisme van de ‘aanwezigen’ zijn alle van
ondergeschikt belang. De kracht van een werkelijk sterk geladen
medium1 zal het altijd winnen van het dierlijke
magnetisme dat het misschien tegenwerkt; maar ze kan alleen verschijnselen
voortbrengen als ze een nieuwe voorraad moleculaire kracht ontvangt,
een afdruk van het onzichtbare lichaam van diegenen die we blinde ‘elementalen’
of natuurkrachten noemen, en die de spiritisten in alle gevallen als
de ‘geesten van de overledenen’ beschouwen. Het is bekend
dat er stenenregens vielen waar geen levende ziel te bekennen was –
en dus ook geen medium. Het medium dat geladen is met het atmosferische
leger van ‘wisselwerkingen’, zal stenen aantrekken die binnen
zijn bereik liggen, maar zal ze tegelijkertijd afstoten, omdat de polaire
toestand van zijn lichaam voorkomt dat de projectielen het zullen raken.
En zijn eigen moleculaire toestand zal tijdelijk zijn eigenschappen
overbrengen op alle andere menselijke en zelfs anorganische lichamen
in de omgeving. Soms kan er een uitzondering op de regel zijn als gevolg
van een of andere toevallige omstandigheid.
1. Wij denken dat een zogenaamd ‘fysiek medium’
slechts een organisme is dat gevoeliger is voor aardse elektromagnetische
inductie dan de meeste andere. Het is een door de proeven van Crookes
bewezen feit dat de vermogens van een medium om verschijnselen teweeg
te brengen van uur tot uur fluctueren, en, al geloven we in het bestaan
van ontelbare andere zogenaamd spirituele krachten naast, en geheel
onafhankelijk van, menselijke geesten, toch zijn we ervan overtuigd
dat fysieke mediums heel weinig, of niets, daarmee te maken
hebben. Hun krachten zijn zuiver fysiek en voorwaardelijk; d.w.z. deze
krachten hangen bijna geheel af van de mate van ontvankelijkheid en
de toevallige polarisatie van het lichaam van het medium door de elektromagnetische
en atmosferische stromen. Zuiver psychische manifestaties zijn iets
heel anders.
Dit verklarende naschrift kan worden besloten met de opmerking aan
Riko dat we de elementalen van de kabbalisten niet als echte ‘wezens’
beschouwen. Ze zijn de actieve krachten en wisselwerkingen van vuur,
water, aarde en lucht, en hun vorm is als de schakeringen van de kameleon,
die geen eigen vaste kleur heeft. De visie van bijna elke helderziende
kan door de interplanetaire en interstellaire ruimten heen reiken. Maar
alleen het getrainde oog van de meester in het oosters occultisme weet
wat de snel heen en weer bewegende schaduwen zijn en kan ze benoemen.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 409-12
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag