Sterren en getallen
[‘Stars and numbers’, The Theosophist, juni 1881,
blz. 199-201; CW 3:192-203]
Oude beschavingen beschouwden de aanspraken van de astrologie niet
als onzin, evenmin als veel ontwikkelde mensen en echte wetenschappers
van nu. De astrologie, waardoor het lot en de handelingen van mensen
en volkeren vooraf kunnen worden gekend, werd toen (evenals zelfs nu)
niet minder filosofisch of wetenschappelijk gevonden dan de astronomie,
waardoor gebeurtenissen van de zogenaamde woeste en onbezielde natuur
(weersveranderingen, enz.) kunnen worden voorspeld. Want de aanhangers
van die diepzinnige en werkelijk edele wetenschap maakten zelfs geen
aanspraak op profetisch inzicht, maar eenvoudig op een grote bedrevenheid
in die methoden die een astroloog in staat stellen bepaalde gebeurtenissen
in het leven van een mens te voorzien op basis van de plaats van de
planeten op het moment van zijn geboorte.
Als men eenmaal de waarschijnlijkheid, of zelfs maar de mogelijkheid,
erkent van een occulte invloed die de sterren op de lotsbestemming van
de mens uitoefenen – en waarom zou dit feit onwaarschijnlijker
lijken in het geval van sterren en de mens dan in dat van zonnevlekken
en aardappelen? – dan wordt de astrologie een wetenschap die niet
minder exact is dan de astronomie. Prof. Balfour Stewart, frs,
zegt ons dat de aarde ‘heel sterk wordt beïnvloed door wat
er in de zon plaatsvindt’ . . . een verband ‘tussen epidemieën
en verschijnselen aan de oppervlakte van de zon’ wordt sterk vermoed.1
1. ‘Een van de best bekende epidemieën bij
planten is die van de aardappelziekte. De jaren 1846, 1860 en 1872 waren
slechte jaren voor de aardappelziekte. Die jaren liggen niet ver af
van de jaren van een maximum in het aantal zonnevlekken . . . [er is
een] wonderlijk verband tussen deze ziekten die planten aantasten en
de toestand van de zon. . . . Een ziekte van een periodiek en zeer heftig
karakter, die ongeveer drie eeuwen geleden uitbrak en de ‘zweetziekte’
werd genoemd . . . trad op rond het einde van de 15de en het begin van
de 16de eeuw. Dit gebeurde in de volgende jaren: 1485, 1506, 1517, 1528
en 1551, waarbij er tussen de uitbraken steeds ongeveer 11 jaar lag
. . . en dit komt nauwkeurig overeen met de periode van de zonnevlekken.’
(‘The sun and the earth’, lezing door prof. Balfour Stewart.)
En indien, zoals die wetenschapper ons vertelt, ‘men een sterk
vermoeden heeft dat er een mysterieus verband tussen de zon en
de aarde bestaat’ . . . en het heel belangrijk is om dit vraagstuk
‘op te lossen’, hoeveel belangrijker is dan de oplossing
van dat andere mysterie – de ontwijfelbare band tussen de mens
en de sterren – een band waarin talloze eeuwen werd geloofd en
door de geleerdste mensen! De lotsbestemming van de mens verdient toch
zeker evenveel aandacht als die van een knol of een aardappel. . . .
En als een ziekte van laatstgenoemde wetenschappelijk kan worden
voorspeld, telkens als dat gewas geoogst wordt tijdens een ‘periode
van veel zonnevlekken’, waarom zou een leven van ziekte, of van
gezondheid, met een natuurlijke of gewelddadige dood, dan niet even
wetenschappelijk kunnen worden voorspeld door de positie en
het verschijnen van het sterrenbeeld waarmee een mens evenzeer verbonden
is en die in dezelfde verhouding tot hem staat als de zon tot de aarde?
In haar bloeitijd stond de astrologie in hoog aanzien, want als ze
in bekwame handen was, werd vaak aangetoond dat ze even nauwkeurig en
betrouwbaar in haar voorspellingen was als sterrenkundige voorspellingen
in onze tijd zijn. Voortekenen werden in het keizerlijke Rome door iedereen
bestudeerd, evenveel zo niet meer dan nu in India. Tiberius beoefende
die wetenschap; en de Saracenen in Spanje hadden de grootste eerbied
voor waarzeggerij door middel van de sterren, en brachten de astrologie
naar West-Europa; ze waren de eersten die ons beschaving brachten. Alfons,
de wijze koning van Castilië en Leon, maakte zich in de 13de eeuw
beroemd door zijn ‘Astrologische tabellen’ (Alfonsinische
tafels genoemd), en zijn wetboek Las Siete Partidas; en de
grote astronoom Kepler in de 17de eeuw, de ontdekker van de drie grote
wetten over de beweging van planeten (bekend als de wetten van Kepler),
geloofde in astrologie en verkondigde haar als een echte wetenschap.
Kepler – de wiskundige van keizer Rudolph – aan wie Newton
al zijn latere ontdekkingen te danken heeft, is de schrijver van De
fundamentis astrologiae certioribus, waarin hij het vermogen van
bepaalde harmonische constellaties van planeten om menselijke impulsen
te beheersen, aantoont. Het is historisch bekend dat hij
aan Wallenstein, in zijn functie van keizerlijk astronoom, uit de stand
van de sterren de afloop van de oorlog heeft voorspeld, waarin die ongelukkige
generaal toen was gewikkeld. Zijn vriend, beschermer en leraar, de grote
astronoom Tycho Brahe, geloofde niet minder dan hijzelf in astrologie
en werkte haar verder uit. Hij werd bovendien geheel tegen wil en dank,
en puur op grond van voortdurende verificatie van feiten, gedwongen
de invloed van de sterrenbeelden op het aardse leven en de handelingen
op aarde te erkennen.
Nauw verbonden met de astrologie is de kabbala en haar stelsel van
getallen. De geheime wijsheid van de oude Chaldeeën, die door hen
als een erfenis aan de joden werd overgedragen, heeft in de eerste plaats
betrekking op de mythologische wetenschap van de hemelen, en bevat de
leringen van de verborgen of occulte wijsheid over cyclussen. In de
filosofie van de oudheid begon de heiligheid van de getallen met de
grote eerste, de ene,
en eindigde met de nul of zero, het symbool van de oneindige en grenzeloze
cirkel die het heelal voorstelt. Alle tussenliggende getallen, in welke
combinatie ook, of hoe ook vermenigvuldigd, geven filosofische denkbeelden
weer die óf op een ethisch óf op een fysiek natuurfeit
betrekking hebben. Ze zijn de sleutel tot de oudste inzichten over kosmogonie,
in ruime zin – daartoe behoren ook mensen en andere wezens –
en houden verband met de mensheid en met individuen, zowel spiritueel
als fysiek. ‘De getallen van Pythagoras’, zegt Porphyrius,
‘waren hiëroglifische symbolen, door middel waarvan hij alle
denkbeelden over de aard van alle dingen verklaarde’.1
De symbolische kabbala – het oudste stelsel dat ons door de Chaldeeën
is nagelaten – maakte gebruik van getallen om de letters, woorden
en zinnen te onderzoeken op hun verborgen betekenis. De gematria (een
van de drie methoden) is zuiver reken- en wiskundig, en bestaat daarin
dat aan de letters van een woord de betekenis wordt toegekend die ze
als getallen hebben; in het Hebreeuws en Grieks worden letters
ook voor cijfers gebruikt. De metaforische gematria baseert haar mysterieuze
verklaringen op de vorm van letters die in occulte manuscripten en de
Bijbel worden gebruikt.
1. Porphyrius, Pythagorae vita. Vgl. H. Jennings,
The Rosicrucians, 1870, blz. 49.
Zo betekent de letter beth in Numeri (10:35), zoals Cornelius
Agrippa aantoont, de nederlaag van vijanden. De heilige anagrammen,
die als zeruf bekendstaan, geven hun mysterieuze betekenis prijs door
de tweede methode, die themura heet, en die bestaat in het verplaatsen
van letters en de ene voor de andere in de plaats te stellen, en ze
daarna in rijen te rangschikken overeenkomstig hun getalswaarde. Terwijl
er van alle bewerkingen in de occulte wetenschappen niet één
is die niet geworteld is in astrologie, maken rekenkunde en in het bijzonder
meetkunde deel uit van de eerste beginselen van de magie. De meest verborgen
mysteries en vermogens in de natuur zijn onderworpen aan de macht van
getallen. En laat men dit niet beschouwen als een sprookje. Alleen hij
die de getallen kent – hun respectieve waarden en verhoudingen
– of de zogeheten overeenkomst tussen oorzaken en gevolgen, zal
in staat zijn het verlangde gevolg met zekerheid te verkrijgen. Een
kleine fout, een nietig verschil in een sterrenkundige berekening –
en de juiste voorspelling van een hemelverschijnsel wordt onmogelijk.
Zoals Severinus Boethius zegt, worden alle dingen gevormd op basis van
de verhouding van bepaalde getallen. ‘God gaat meetkundig te werk’,1
zegt Plato, waarmee hij de scheppende natuur bedoelt. Indien er zoveel
occulte krachten in natuurlijke dingen zijn, ‘is het dan een wonder
als er in getallen, die zuiver en alleen met denkbeelden vermengd zijn,
grotere en meer occulte krachten worden gevonden?’ vraagt Agrippa.
Zelfs tijd moet het mysterie van het getal bevatten; en dat geldt ook
voor beweging of handeling, en dus ook voor alle dingen die bewegen,
handelen of aan tijd onderworpen zijn. Maar ‘het mysterie ligt
in de abstracte macht van het getal, in zijn rationele en formele functie,
niet in de uitdrukking ervan door de stem, zoals onder mensen die kopen
en verkopen’.2 De pythagoreeërs
beweerden in de getallen van namen veel dingen te kunnen onderscheiden.
En als mensen met inzicht door de schrijver van de Openbaring
werden uitgenodigd ‘het getal (en de naam) van het beest te berekenen’,
is dat omdat die schrijver een kabbalist was.
1. Zie Plutarchus, Ethica, Tafelgesprekken,
8:2:1.
2. De occulta philosophia libri tres, hfst. 3, blz. cii.
De betweters van onze generaties roepen dagelijks luid uit dat wetenschap
en metafysica niet met elkaar zijn te verzoenen; en feiten
tonen dagelijks aan dat ook dit weer een misvatting is onder de vele
die worden verkondigd. De heerschappij van de exacte wetenschap wordt
van de daken verkondigd, en Plato, van wie gezegd wordt dat hij op zijn
verbeelding vertrouwde, wordt bespot, terwijl de methode van Aristoteles,
die op zuivere rede berust, de enige is die door de wetenschap wordt
aanvaard. Waarom? Omdat ‘de filosofische methode van Plato het
tegenovergestelde was van die van Aristoteles. Haar uitgangspunten waren
algemene begrippen, waarvan het bestaan zelf een kwestie van geloof
is’, zegt dr. Draper, ‘en daaruit daalde de methode af tot
bijzonderheden. Aristoteles, daarentegen, redeneerde op basis van bijzonderheden
tot algemene begrippen en deed dit door middel van inducties.’1
We antwoorden hier eenvoudig op dat wiskunde, de enige exacte en
onfeilbare wetenschap in de wereld van wetenschappen, uitgaat van
algemene begrippen.
1. History of the Conflict between Religion and Science,
1875, blz. 26.
Het is vooral dit jaar, het jaar 1881, dat de nuchtere wetenschap schijnt
te trotseren en uit te dagen, en door zijn bijzondere gebeurtenissen,
zowel boven als beneden, in de hemel en op aarde, discussie uitlokt
over zijn vreemde ‘toevalligheden’. Zijn uitzonderlijke
verschijnselen op het gebied van meteorologie en geologie werden door
de astronomen voorspeld, en niemand kan daar omheen. Men zag dit jaar
een bepaalde driehoek aan de horizon, gevormd door de schitterendste
sterren; dit was door hen voorzien, maar niettemin onverklaard gelaten.
Het is een eenvoudige meetkundige combinatie van hemellichamen, zeggen
ze. Over het denkbeeld dat die driehoek, gevormd door de drie grote
planeten – Venus, Jupiter en Saturnus – iets te maken heeft
met de lotsbestemming van mensen en volkeren – wel, dat is zuiver
bijgeloof. ‘Het ambtskleed van de astrologen is verbrand, en de
voorspellingen van sommigen van hen moeten, telkens als ze juist blijken
te zijn, aan eenvoudig en blind toeval worden toegeschreven.’
We zijn daar niet zo zeker van, en zullen later, als ons dat wordt
toegestaan, vertellen waarom; intussen moeten we de lezer in herinnering
brengen dat Venus, de schitterendste van de drie genoemde planeten,
zoals in Europa werd opgemerkt, en voor zover we weten ook in India,
plotseling afscheid nam van haar beide metgezellen en zich langzaam
vooruit bewoog en boven hen tot stilstand kwam, vanwaar ze de aardbewoners
blijft verblinden met een haast bovennatuurlijke glans.
De conjunctie van twee planeten vindt maar zelden plaats;
die van drie is nog zeldzamer, terwijl de conjunctie van vier en vijf
planeten een bijzondere gebeurtenis is. Laatstgenoemd verschijnsel vond
in historische tijden maar één keer plaats, in 2449 v.Chr.,
toen het werd waargenomen door Chinese astronomen, en is sindsdien niet
meer voorgekomen. Die bijzondere samenstand van vijf grote planeten
voorspelde allerlei rampen voor het Hemelse Rijk en zijn volkeren, en
de paniek die toen werd veroorzaakt door de voorspellingen van de Chinese
astrologen was niet zonder reden. In de volgende 500 jaar betekende
een reeks interne geschillen, revoluties, oorlogen en wisselingen van
dynastie het einde van de gouden eeuw van nationale voorspoed in het
Rijk dat door de grote Fuxi was gesticht.
Het is bekend dat net voor het begin van de christelijke jaartelling
een andere conjunctie heeft plaatsgevonden. In dat jaar waren drie grote
planeten elkaar zo dicht genaderd dat ze door velen voor één
enkele ster van enorme omvang werden aangezien. Bijbelgeleerden waren
meer dan eens geneigd deze ‘drie in één’ met
de drie-eenheid te vereenzelvigen, en tegelijkertijd met de ‘Ster
van de wijzen uit het Oosten’. Maar ze werden in hun vrome wensen
gedwarsboomd door hun erfvijanden – de oneerbiedige wetenschappers,
die bewezen dat deze conjunctie van planeten één jaar
vóór het tijdstip van de veronderstelde geboorte van Jezus
had plaatsgevonden. Of het verschijnsel goed of kwaad aangaf, wordt
het best beantwoord door de latere geschiedenis en ontwikkeling van
het christendom dat als geen andere religie zoveel menselijke slachtoffers
kostte, zoveel bloed vergoot en het merendeel van de mensheid zo liet
lijden onder wat nu ‘de zegeningen van het christendom en de beschaving’
wordt genoemd.
Een derde conjunctie vond plaats in het jaar 1563, dichtbij de grote
nevelvlek in het sterrenbeeld Kreeft. Ze betrof drie grote planeten,
en volgens de astronomen van die tijd waren ze heel verdorven: Mars,
Jupiter en Saturnus. Het sterrenbeeld Kreeft heeft altijd een slechte
naam gehad. Alleen al het feit dat in haar nabijheid een drievoudige
conjunctie van kwaadaardige planeten plaatsvond, zorgde ervoor dat de
astrologen grote en zich snel voltrekkende rampen voorspelden. Deze
kwamen ook. Een vreselijke epidemie brak uit, heerste in heel Europa
en maakte duizenden slachtoffers.
En nu in 1881 hebben we opnieuw bezoek van drie andere ‘dwaalsterren’.
Waar zijn ze een voorbode van? Niet veel goeds; en het lijkt wel of
de noodlottige inleiding van alle grote rampen die ze waarschijnlijk
over het hoofd van de ongelukkige mensheid zal uitstorten, al aan de
gang is. Laten we ze opsommen en zien hoever we naast de waarheid zitten.
De bijna gelijktijdige en in sommige gevallen beslist onverwachte sterfgevallen
van grote en opmerkelijke figuren van onze tijd. Onder de regeringsleiders
vinden we de keizer van Rusland, Lord Beaconsfield en Aga Khan1;
onder de schrijvers, Carlyle en George Eliot; onder kunstenaars, Rubinstein,
het grootste muzikale genie. Op het gebied van de geologie: aardbevingen,
die de stad Casamicciola op het eiland Ischia, en een dorp in Californië
al hebben verwoest, en ook het eiland Chios, waar de meeste huizen volledig
met de grond gelijk werden gemaakt – een ramp die door de astroloog
Raphaël tot op de dag nauwkeurig werd voorspeld. Op het gebied
van oorlogen werd het tot nu toe onoverwinnelijke Groot-Brittannië
aan de Kaap door een handvol boeren verslagen; Ierland is in beroering
en ziet er dreigend uit; een epidemie heerst nu in Mesopotamië;
een nieuwe oorlog wordt voorbereid tussen Turkije en Griekenland; grote
aantallen socialisten en nihilisten met bloed aan hun handen verduisteren
de zon aan de politieke horizon in Europa; en dit werelddeel, dat in
hevige beroering verkeert, is ademloos in afwachting van de meest onverwachte
gebeurtenissen die haar meest alerte politieke leiders, ondanks hun
scherpzinnigheid, niet zien aankomen. In religieuze sferen richtte de
hemelse driehoek haar twee horens op de kloostergemeenschappen en er
volgde in Frankrijk een algemene exodus van monniken en nonnen, aangevoerd
door de zonen van Loyola. Er is een opleving van ongeloof en verstandelijke
opstand, en deze gaan gepaard met een overeenkomstige toename van werkers
(niet van werk) in de zending, die evenals de horden van Attila veel
vernietigen, en weinig opbouwen.
1. Z.H. Aga Khan was een van de opmerkelijkste figuren
van deze eeuw. Voor alle moslims, sjiieten of soennieten, die een groene
tulband dragen, berustten de aanspraken van de Aga op rechtstreekse
afstamming van Mohammed via Ali op onmiskenbare bewijzen. Verder vertegenwoordigde
hij de historische ‘moordenaars’ van de Oude Man op de Berg.
Hij was getrouwd met een dochter van wijlen de sjah van Perzië,
maar politieke geschillen dwongen hem zijn geboorteland te verlaten
en zijn toevlucht te zoeken bij het Britse Gouvernement in India. In
Bombay had hij talrijke religieuze volgelingen. Hij was een levendige,
edelmoedige man en een held. Een opmerkelijk feit over zijn leven was
dat hij geboren werd in 1800, en in 1881 stierf, op 81-jarige leeftijd.
Ook in zijn geval kwam de occulte invloed van het jaar 1881 duidelijk
tot uiting.
Zullen we aan de lijst van de tekenen van deze ongeluksdagen de geboorte
van de New Dispensation in Calcutta toevoegen? Dit blad heeft,
hoewel het slechts van gering en zuiver lokaal belang is, toch een rechtstreeks
verband met ons onderwerp, d.w.z. met de astrologische betekenis van
de planetenconjunctie. Evenals het christendom in Jezus en zijn apostelen
voorlopers had, kan de New Dispensation zich voortaan erop
beroemen dat het een voorloper in de sterrenhemel heeft – de huidige
drievoudige conjunctie van planeten. Bovendien bewijst dit onze kabbalistische
theorie van de periodieke cyclische terugkeer van gebeurtenissen. Evenals
de Romeinse sceptische wereld van 1881 jaar geleden, worden we verrast
door een nieuwe opleving van bedelende ebionieten, vastende essenen,
en apostelen op wie ‘gespleten tongen als van vuur’ neerdalen
en over wie we zelfs niet kunnen zeggen zoals over de twaalf van Jeruzalem
‘dat deze mannen vol zoete wijn zijn’, omdat hun inspiratie
volledig aan water kan worden toegeschreven.
Het jaar 1881, waarvan we nog maar een derde hebben doorgemaakt, belooft
daarom volgens de voorspellingen van astrologen en astronomen een lange
en droevige lijst van rampen te brengen, zowel op het land als op zee.
We hebben elders aangetoond1 hoe bijzonder
in elk opzicht de groepering van de cijfers van dit jaar is, en eraan
toegevoegd dat een volgende soortgelijke combinatie in de christelijke
tijdrekening niet zal plaatsvinden voor het jaar 11811, dus pas over
9930 jaar, wanneer er, vrezen we, geen ‘christelijke’ tijdrekening
meer zal zijn, maar iets anders. We zeiden: ‘Ons jaartal 1881
vertoont het vreemde feit dat, van welke van de vier kanten men ook
naar zijn cijfers kijkt – van links of rechts, van boven of van
beneden, van achteren, door het papier tegen het licht te houden –
of zelfs ondersteboven, men altijd hetzelfde mysterieuze en
kabbalistische getal 1881 voor zich heeft. Het is het juiste getal van
de drie cijfers, dat mystici meer dan 18 eeuwen lang heeft verbijsterd.
Kortom, het jaar 1881 is het getal van het grote Beest uit de Openbaring,
het getal 666 van de Apocalyps van Johannes – dat kabbalistische
boek bij uitstek. Zie maar: 1 + 8 + 8 + 1 is 18; 18, verdeeld in drieën,
geeft driemaal zes of, in een rij geplaatst, 666, het ‘getal van
de mens’!
1. Bombay Gazette, 30 maart 1881; zie blz.
352-3 van dit boek.
Dit getal is eeuwenlang voor het christendom een raadsel geweest, en
werd op duizend verschillende manieren uitgelegd. Newton werkte zelf
jarenlang aan het vraagstuk, maar faalde, omdat hij onbekend was met
de geheime kabbala. Vóór de Hervorming nam men in de kerk
algemeen aan dat het betrekking had op de komst van de antichrist. Daarna
begonnen de protestanten het, in die geest van christelijke naastenliefde
die het calvinisme zo kenmerkt, toe te passen op de Latijnse kerk van
de paus, die ze de ‘Hoer’, het ‘grote Beest’
en de ‘scharlaken vrouw’ noemden, en deze beantwoordde het
compliment onmiddellijk in dezelfde broederlijke en vriendschappelijke
geest. De veronderstelling dat het op het Romeinse volk betrekking heeft
– de getalswaarden van Griekse letters van het woord Latinus zijn,
opgeteld, precies 666 – is absurd.
Er bestaan bij het volk overtuigingen en overleveringen waarvan niemand
weet waar ze vandaan komen en die van de ene generatie op de andere
overgaan als een mondelinge profetie, en als onontkoombare feiten. Een
correspondent van de Moscow Gazette hoorde toevallig over één
van zulke overleveringen van de bergbewoners van de Tiroler Alpen en
later van oude mensen in Bohemen. Die overlevering luidt: ‘Vanaf
de eerste dag van 1876 zal er voor de hele wereld een droevige, zware
periode beginnen die zeven opeenvolgende jaren zal duren. Het
ongunstigste en noodlottigste jaar zal voor iedereen 1881 zijn. Wie
het overleeft, moet wel een hoofd van ijzer hebben.’
Een interessante nieuwe combinatie van de cijfers van het jaar 1881
kan uit de volgende datums, met betrekking tot het leven van de vermoorde
tsaar, worden gevonden, waarvan elk een meer of minder belangrijke periode
in zijn leven kenmerkte. In elk geval bewijst het wat een belangrijke
en mysterieuze rol de cijfers 1 en 8 in zijn leven speelden. 1 en 8
maken 18; en de keizer werd geboren op 17 april (l + 7 = 8) 1818. Hij
stierf in 1881; de cijfers van de jaren van zijn geboorte en dood zijn
dus dezelfde en komen bovendien overeen met de datum van zijn geboorte
17 (1 + 7 = 8). De cijfers van het geboorte- en sterfjaar zijn dus dezelfde;
omdat daaruit vier keer 18 kan worden gevormd, terwijl het totaal van
de getallen voor elk jaar 18 bedraagt. De aankomst in St. Petersburg
van wijlen de keizerin – de bruid van de tsaar – vond plaats
op 8 september; hun huwelijk op 16 april (8 + 8 = 16); hun oudste dochter,
groothertogin Alexandra, werd op 18 augustus geboren; wijlen de tsarevitsj
Nicolas Alexandrovitsj op 8 september 1843 (1 + 8 + 4 + 3 = 16, dus
tweemaal 8). De tegenwoordige tsaar, Alexander III, werd op 26 februari
geboren (2 + 6 = 8); de proclamatie van de troonsbestijging van wijlen
de keizer werd op 18 februari getekend; de openbare proclamatie betreffende
de kroningsdag vond plaats op 17 april (1 + 7 = 8). Zijn aankomst in
Moskou voor de kroning was op 17 augustus (1 + 7 = 8); de kroning zelf
vond plaats op 26 augustus (2 + 6 = 8); het jaar van de bevrijding van
de lijfeigenen was 1861; de som van deze cijfers is 16 = tweemaal 8!
Tot besluit kunnen we hier een veel eigenaardiger ontdekking vermelden,
die in verband met en als toevoeging aan de bovenstaande berekening
door een joodse rabbi in Rusland werd gedaan; blijkbaar een kabbalist,
te oordelen naar het gebruik dat hij maakt van de rekenwijze van de
gematria. Ze werd in een krant in St. Petersburg gepubliceerd. Zoals
aangegeven, hebben de Hebreeuwse letters allemaal hun getalswaarde of
overeenstemming met getallen. Het getal 18 wordt in het Hebreeuwse alfabet
weergegeven door de letters heth = 8, en jod = 10, samen 18. Heth en
jod vormen samen het woord khai of hai, dat letterlijk vertaald de gebiedende
wijs ‘leef’ en ook ‘levend’ betekent. Iedere
orthodoxe jood is verplicht om tijdens de vasten- en feestdagen een
geldbedrag dat bestaat uit 18, of dat getal bevat, te doneren aan een
of ander edel doel. Zo zal hij bijvoorbeeld 18 kopeken of 18 stukken
van tien kopeken geven, 18 roebels of 18 × 18 kopeken of roebels –
afhankelijk van de middelen waarover hij beschikt en van zijn geloofsijver.
Het jaar 1818 – dat van de geboorte van de keizer – betekent,
als het in het Hebreeuws wordt gelezen, khai of ‘leef’;
leef, met nadruk twee keer uitgesproken; terwijl het jaar 1881 van zijn
dood, op dezelfde manier gelezen, de noodlottige woorden khai-tse oplevert,
waarvan de vertaling is: ‘u levende, ga heen’; of met andere
woorden ‘het leven is afgelopen’. . . .
Natuurlijk zullen mensen met een sceptische instelling opmerken dat
dit alles het gevolg is van blind toeval en een ‘samenloop van
omstandigheden’. We zouden niet erg aandringen op het tegenovergestelde,
als zo’n opmerking afkomstig was van onbuigzame atheïsten
en materialisten die, door het bovenstaande te ontkennen, slechts logisch
aan hun ongeloof vasthouden, en evenveel recht hebben op hun mening
als wij op de onze. Maar we kunnen niet dezelfde mate van toegeeflijkheid
beloven wanneer we door orthodoxe religieuze fanatici worden aangevallen.
Want de categorie mensen die niets wil weten van bespiegelende metafysica
en zelfs van astrologie – een stelsel dat op strikt wiskundige
berekeningen is gebaseerd en evenzeer tot de exacte wetenschap behoort
als biologie of fysiologie, en openstaat voor proefneming en verificatie
– is tegelijkertijd ervan overtuigd dat aardappelziekte, cholera,
spoorwegongelukken, aardbevingen en dergelijke, allemaal een goddelijke
oorsprong hebben en, omdat ze rechtstreeks van God afkomstig zijn,
een bedoeling en betekenis hebben voor het menselijk leven in zijn hoogste
aspecten. Tot deze laatste categorie van theïsten zeggen we: bewijs
ons het bestaan van een persoonlijke God, hetzij buiten of
binnen de fysieke natuur, toon aan dat hij de uiterlijke middelaar,
de heerser van het heelal, is; laat zien dat hij zich bezighoudt met
menselijke zaken en hun bestemming, en dat hij op hen een invloed uitoefent
die ten minste even groot en redelijkerwijs aannemelijk is als die welke
door de zonnevlekken op het lot van planten wordt uitgeoefend –
en lach ons dan uit. Tot dat moment, en zolang niemand zo’n bewijs
en oplossing kan geven, kunnen we met Tyndall zeggen: ‘Laten we
ons hoofd buigen en onze onwetendheid erkennen, priester en filosoof
– allemaal, zonder uitzondering.’
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 399-408
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag