H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen
Deel 1: 1874 – 1882

isbn 9789491433122, paperback, eerste druk 2015, bestel boek

© 2015  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

Van Madame H.P. Blavatsky aan haar correspondenten

Een open brief zoals maar weinigen kunnen schrijven

[‘From Madame H.P. Blavatsky to her correspondents’, Spiritual Scientist, Boston, 23 september 1875, blz. 25-7; CW 1:126-33]

Omdat ik dagelijks talloze brieven ontvang – waarin gevraagd wordt om advies over de beste manier om informatie te verkrijgen over het occultisme, en het directe verband dat dit heeft met het moderne spiritisme – en niet over voldoende tijd beschik om deze verzoeken te beantwoorden, stel ik nu voor het werk van mijzelf en van de correspondenten te vergemakkelijken door hier enkele van de belangrijkste boeken over magie en over de mysteries van zulke hedendaagse hermetici op te sommen.

Ik voel me verplicht hieraan toe te voegen, wat ik al eerder heb verklaard, namelijk dat mogelijke aspiranten zich niet moeten laten misleiden door de gedachte dat er voor hen enige kans zou bestaan om alleen door boekenkennis praktische occultisten te worden. De werken van de hermetische filosofen waren nooit voor het grote publiek bestemd, zoals Charles Sotheran, een van de geleerdste leden van de rozenkruisers in een artikel onlangs heeft geschreven: ‘Gabriele Rossetti toont in zijn Disquisitions on the Anti-Papal spirit, which produced the Reformation aan dat de kunst om te spreken en te schrijven in een taal die een dubbele interpretatie toelaat, van zeer hoge ouderdom is; dat ze beoefend werd door de priesters van Egypte, vandaar overgebracht werd door de manicheeërs, van wie ze overging op de tempeliers en de Albigenzen, zich verspreidde over Europa, en de Hervorming teweegbrachten.’

Het beste boek dat ooit over symbolen en mystieke orden werd geschreven, is ongetwijfeld Hargrave Jennings’ The Rosicrucians, en toch is het herhaaldelijk, waar ik bij was, ‘duistere onzin’ genoemd, ook door mensen die beslist goed op de hoogte waren van de rituelen en mysteries van de moderne vrijmetselarij. Mensen die zelfs deze kennis missen, kunnen hieruit gemakkelijk opmaken hoeveel informatie ze zouden kunnen krijgen uit nog duisterder en mystieker werken dan het eerstgenoemde; want indien we het boek van Hargrave Jennings vergelijken met enkele middeleeuwse verhandelingen en oude werken van de bekendste alchemisten en magiërs, dan zouden we ontdekken dat deze – wat taal betreft – nog veel duisterder zijn dan het eerstgenoemde, zo duister als een verafgelegen ster voor een bestudeerder van het Boek van de Hemel is als deze niet met een krachtige telescoop wordt onderzocht maar met het blote oog.

Het is echter verre van mij om de prijzenswaardige drang, in wie dan ook, om vurig naar waarheid te zoeken te kleineren, hoe onvruchtbaar en ondankbaar de taak op het eerste gezicht misschien ook lijkt; want mijn stelregel is altijd geweest om het licht van de waarheid tot een baken in mijn leven te maken. De woorden die 18 eeuwen geleden door Christus werden geuit: ‘Geloof en u zult begrijpen’, zijn hier van toepassing, en ik kan, als ik ze met een kleine wijziging herhaal, met recht zeggen: ‘Studeer en u zult geloven.’

Maar om in bijzonderheden te treden over een of ander boek over occultisme, voor hen die verlangen om met hun studies in de verborgen mysteries van de natuur te beginnen, dat is iets waarvoor ik niet de verantwoordelijkheid op me wil nemen. Wat misschien duidelijk is voor iemand die intuïtief van aard is, kan voor een ander die in hetzelfde boek leest, zonder betekenis zijn. Tenzij men bereid is er zijn hele leven aan te wijden, zal een oppervlakkige kennis van occulte wetenschappen hem zeker tot doelwit maken van miljoenen onwetende sarcasten om er hun donderbussen geladen met minachting en spot op te richten. Afgezien daarvan is het in meer dan één opzicht gevaarlijk deze wetenschap als louter tijdverdrijf te kiezen. Men moet altijd de indrukwekkende fabel van Oedipus in gedachte houden, en oppassen voor dezelfde gevolgen. Oedipus loste maar de helft van het raadsel op, dat hem door de sfinx werd opgegeven, en dit leidde tot de dood van de sfinx; de andere helft van het mysterie nam wraak voor de dood van het symbolische monster, en dwong de koning van Thebe uit wanhoop liever te kiezen voor blindheid en verbanning dan datgene onder ogen te zien waarvoor hij zich niet zuiver genoeg voelde. Hij loste het raadsel van de mens (de vorm) op en was God (het denkbeeld) vergeten.

Als iemand in de voetstappen van de hermetische filosofen wil treden, moet hij zich op het martelaarschap voorbereiden. Hij moet persoonlijke trots en alle egoïstische doeleinden opgeven, en voorbereid zijn op eindeloze confrontaties met vrienden en vijanden. Hij moet voorgoed afstand doen van elke herinnering aan zijn vroegere denkbeelden over alles en nog wat. Bestaande religies, kennis en wetenschap moeten weer een onbeschreven boek voor hem worden, zoals in de dagen van zijn kindertijd, want als hij wil slagen, moet hij op schoot van moeder natuur een nieuw alfabet leren, waarbij elke letter daarvan hem een nieuw inzicht zal geven, elke lettergreep en woord een onverwachte openbaring zal zijn. De beide tot nu toe onverzoenlijke vijanden, wetenschap en theologie – de Montecchi en Capuletti van de 19de eeuw – zullen zich met het onwetende volk verenigen tegen de hedendaagse occultist. We zijn dan wel de eeuw van brandstapels ontgroeid, maar we zijn nu op het hoogtepunt van laster, het gif van de pers, en die verpestende walm van kwaadsprekerij die zo levendig is verwoord door de onsterfelijke Don Basilio.1 Tegenover de wetenschap zal het natuurlijk de bittere en vruchteloze plicht van de kabbalist zijn om te bewijzen dat er vanaf het begin der tijden slechts één echte wetenschap is geweest – het occultisme; dat het de mysterieuze hefboom was van alle verstandelijke krachten, de boom van kennis van goed en kwaad van het allegorische paradijs, met een reusachtige stam waaruit in alle richtingen grote en kleine takken en twijgjes ontsprongen, waarvan de grootste eerst recht uitschoten, maar de kleinere met elke centimeter meer afweken en steeds fantastischer vormen aannamen, tot ten slotte de ene na de andere haar levenskracht verloor, misvormd werd, verdorde en uiteindelijk afknapte en de bodem met hopen afval bedekte. Aan de theologie zal de occultist van de toekomst moeten bewijzen dat de goden van mythologieën, de elohim van Israël en ook de religieuze en theologische mysteries van het christendom, te beginnen met de drie-eenheid, uit de heiligdommen van Memphis en Thebe voortkwamen; dat hun moeder Eva niet anders is dan de vergeestelijkte Psyche uit het verleden, die beide dezelfde straf betalen voor hun nieuwsgierigheid, in de hades of hel afdalen, waarbij laatstgenoemde de beroemde doos van Pandora naar de aarde terugbrengt, en eerstgenoemde de kop van de slang moet zoeken en vernietigen – het symbool van tijd en kwaad; en hun misdaad werd weer goedgemaakt respectievelijk door de heidense Prometheus en de Lucifer van de christenen; waarbij de eerste door Hercules werd bevrijd en de tweede door de verlosser werd overwonnen.

1. Noot vert.: Een figuur die voorkomt in twee komedies van Pierre-Augustin de Beaumarchais: Le barbier de Séville en Le marriage de Figaro.

Verder zal de occultist aan de christelijke theologie openlijk moeten bewijzen, waarvan veel geestelijken zich in het geheim goed bewust zijn, dat hun god op aarde een kabbalist was, de zachtmoedige vertegenwoordiger van een geweldige kracht, die, als ze verkeerd werd gebruikt, de wereld tot op haar grondvesten zou schokken; en dat er van al hun evangelische symbolen niet één is dat niet tot haar moederbron kan worden teruggevoerd. Hun geïncarneerde woord of logos, bijvoorbeeld, werd bij zijn geboorte door de drie magiërs vereerd, die door een ster naar hem werden geleid, en ontving van hen goud, wierook en mirre; dit alles is eenvoudig een uittreksel uit de kabbala die door onze tegenwoordige theologen wordt geminacht, en de uitbeelding van een ander en nog mysterieuzer ‘drietal’1, dat allegorisch in zijn emblemen de grootste geheimen van de kabbala belichaamt.

1. De ternarius of het drietal, het symbool van volmaking in de oudheid, en de ster, het kabbalistische teken van de microkosmos.

Een geestelijkheid, van wie het hoofddoel altijd was om van hun goddelijk kruis de galg van waarheid en van vrijheid te maken, kon niet anders doen dan te proberen de oorsprong van datzelfde kruis, dat in de meest oorspronkelijke symbolen van de Egyptische magie de sleutel tot de hemel vertegenwoordigt, in vergetelheid te begraven. Haar anathema’s zijn in onze tijd machteloos, de menigte is wijzer; maar het grootste gevaar wacht ons juist in die laatste richting, als we niet erin slagen om het grote publiek ten minste neutraal te houden – totdat het beter zal weten – in dit naderend conflict tussen waarheid, bijgeloof en aanmatiging; of, om het met andere woorden te zeggen, occult spiritisme, theologie en wetenschap. We hoeven noch de donderslagen (in het klein) van de geestelijkheid, noch de ongegronde ontkenningen van de wetenschap te vrezen. Maar de publieke opinie, deze onzichtbare, ontastbare, alomtegenwoordige, despotische tiran; deze duizendkoppige hydra – des te gevaarlijker omdat ze is samengesteld uit individuele middelmatigheden – is geen vijand die door een aspirant-occultist moet worden geringgeschat, hoe moedig hij ook is. Vele van de veel onschuldiger spiritisten hebben hun schaapsvachten in de klauwen van deze altijd hongerige, brullende leeuw achtergelaten – want hij is de gevaarlijkste van de drie groepen van onze vijanden. Wat zal in dat geval het lot zijn van een ongelukkige occultist, indien hij eenmaal erin slaagt het nauwe verband dat tussen de twee bestaat, aan te tonen? Hoewel de volksmenigte in het algemeen de wetenschap van de waarheid niet waardeert, noch werkelijke kennis bezit, wordt ze aan de andere kant feilloos door instinct geleid; ze hebben intuïtief – als ik dit mag zeggen – een besef van wat in zijn onvervalste kracht ontzagwekkend is. Mensen zullen nooit samenzweren behalve tegen werkelijke macht. In hun blinde onwetendheid zijn de mysteries en het onbekende voor hen voorwerpen van verschrikking en ze zullen dat altijd zijn. De beschaving gaat misschien vooruit, maar de menselijke natuur zal altijd dezelfde blijven. Occultisten, pas op!

Men moet dus begrijpen dat ik me slechts richt tot echt moedige en standvastige mensen. Naast het hierboven aangegeven gevaar zijn de moeilijkheden om in dit land een praktisch occultist te worden bijna onoverkomelijk. Hindernis na hindernis, belemmeringen in elke vorm en gedaante zullen zich aan de onderzoeker voordoen; want de sleutels van de gouden poort die naar oneindige waarheid leidt, liggen diep begraven, en de poort zelf is gehuld in een mist die alleen optrekt voor de vurige stralen van onvoorwaardelijk geloof. Alleen geloof, waarvan volgens Christus’ woorden één korrel zo groot als een mosterdzaadje bergen kan verzetten, kan ontdekken hoe eenvoudig de kabbala voor de ingewijde wordt, wanneer hij eenmaal erin geslaagd is de eerste duistere moeilijkheden te overwinnen. Haar leer is logisch, eenvoudig en absoluut. De noodzakelijke vereniging van denkbeelden en tekens; de drievoudigheid van woorden, letters, getallen en stellingen; de religie ervan kan in enkele woorden worden samengevat: ‘Het is het oneindige, gecomprimeerd in de hand van een kind’,1 zegt Éliphas Lévi. Tien cijfers, 22 letters van het alfabet, een driehoek, een vierkant en een cirkel. Dit zijn de elementen van de kabbala, en uit haar mysterieuze schoot kwamen alle religies van het verleden en het heden voort, en ze schonk alle vrijmetselaarsorganisaties hun symbolen en geheimen. Alleen zij kan de menselijke rede met God en geloof, macht met vrijheid, wetenschap met mysterie verzoenen, en alleen zij bezit de sleutels van heden, verleden en toekomst.2

1. Éliphas Lévi, Dogme et rituel de la haute magie, 1861, deel 1, blz. 94.
2. Vgl. Lévi, Op.cit., deel 1, blz. 94-5.

De eerste moeilijkheid voor de aspirant ligt in de volkomen onmogelijkheid om, zoals ik al zei, de betekenis van de beste door hermetische filosofen geschreven boeken te begrijpen. Laatstgenoemden die hoofdzakelijk in de middeleeuwen leefden, die enerzijds werden aangespoord door hun plicht tegenover hun broeders en door hun verlangen om alleen hen en hun opvolgers de prachtige waarheden toe te vertrouwen, en anderzijds heel natuurlijk ernaar verlangden uit de greep van de bloeddorstige christelijke inquisitie te blijven, hulden zich meer dan ooit in een mysterie. Ze bedachten nieuwe tekens en hiërogliefen, vernieuwden de oude symbolische taal van de hogepriesters van de oudheid, die ze gebruikt hadden als een onschendbare barrière tussen hun heilige rituelen en de onwetendheid van de niet-ingewijden, en schiepen een eigen kabbalistisch jargon. Laatstgenoemde, dat de onechte neofiet voortdurend verblindde, die slechts tot de wetenschap werd aangetrokken door zijn verlangen naar rijkdom en macht, die hij zeker zou hebben misbruikt als hij die had verkregen, is een levende, welsprekende, duidelijke taal; maar ze is en wordt dit pas voor de echte discipel van Hermes.

Maar zelfs als het anders was, en boeken over occultisme konden worden verkregen die duidelijk en nauwkeurig waren geschreven, zou het, om in de kabbala ingewijd te worden, niet voldoende zijn om bepaalde schrijvers te begrijpen en over hun geschriften na te denken. Galatinus en Pico della Mirandola, Paracelsus en Robertus de Fluctibus verschaffen de lezer niet de sleutel tot de praktische mysteriën. Ze verklaren eenvoudig wat gedaan kan worden en waarom het gedaan wordt; maar ze zeggen hem niet hoe het gedaan wordt. Meer dan één filosoof die de hele hermetische literatuur van buiten kent en haar meer dan dertig of veertig jaar van zijn leven heeft bestudeerd, schiet tekort wanneer hij denkt dat hij op het punt staat het grote eindresultaat te bereiken. Men moet bijvoorbeeld de Hebreeuwse schrijvers begrijpen, zoals de Sefer Jetsirah: men moet het grote boek van de Zohar in zijn oorspronkelijke taal van buiten kennen; de Kabbalah Denudata1 uit de Collectie van 1684 (Parijs) machtig zijn; eerst de kabbalistische pneumatici bestuderen en dan volledig in de troebele wateren duiken van die mysterieuze onbegrijpelijke oceaan, de talmud genaamd,2 die compilatie van ‘dwaze wanproducten’ volgens sommige blinde niet-ingewijden, maar in haar allegorische en op kennis berustende symbolen ligt de definitieve sleutel op alle hermetici.3

1. Door baron Christian Knorr von Rosenroth.
2. Immanuel Deutsch dacht er anders over, en prijst de talmud in zijn beroemde artikel in de Quarterly Review als de schatkamer van een grote hoeveelheid informatie voor de onderzoeker van de filosofie, en plaatst haar in sommige opzichten zelfs boven het Oude Testament. – Red. Spiritual Scientist.
3. Vgl. Lévi, Op.cit., deel 1, blz. 95-6.

Indien ik twee boeken zou moeten noemen die de meeste occulte informatie bevatten die door de grootste kabbalisten van de middeleeuwen – Paracelsus was één van hen – was verkregen en door hen werd gebruikt, dan zou ik veel van mijn correspondenten die ‘naar kennis hunkeren’ verbazen, en ze zouden er geen aandacht aan besteden. Adepten die meer weten dan ik zullen niettemin de waarheid van mijn bewering onderschrijven. Uit voorzichtigheid geef ik de voorkeur eraan een boek te citeren dat door een van onze grootste hedendaagse occultisten is geschreven. Éliphas Lévi zegt:

Onder de heilige boeken van de christenen bestaan twee werken, die de onfeilbare kerk vreemd genoeg zelfs niet beweert te begrijpen en die ze nooit probeerde te verklaren: de Profetie van Ezechiël en de Openbaring van Johannes; twee kabbalistische verhandelingen, die ongetwijfeld bestemd waren om toegelicht te worden door de magiër-koningen: boeken die voor de trouwe christen met zeven zegels zijn gesloten, maar die volkomen duidelijk zijn voor de niet-christen die in de occulte wetenschappen is ingewijd.1

1. Lévi, Op.cit., deel 1, blz. 67-8.

De werken over occultisme werden dus niet voor het grote publiek geschreven, maar voor diegenen van de broeders die de oplossing van de mysteries van de kabbala tot hun belangrijkste levensdoel maken en die de eerste duistere moeilijkheden van de alfa van de hermetische filosofie zouden hebben overwonnen.

Aan vurige en volhardende kandidaten voor bovengenoemde wetenschap kan ik maar één advies geven: ‘Probeer en word.’ Men hoeft maar één reis naar het Oosten in de juiste geest te ondernemen, en de mogelijke onvoorziene gebeurtenissen die voortvloeien uit wat niet meer lijkt dan de toevallige ontmoetingen en avonturen van een reiziger, kunnen evengoed wél als niet de tot dan toe gesloten deuren tot de laatste mysteries voor de ijverige onderzoeker wijd openzetten. Ik zal een stap verder gaan en zeggen dat zo’n reis, ondernomen met voortdurend het ene doel voor ogen en geholpen door een vurige wil, vast en zeker tot snellere, betere en veel praktischer resultaten zal leiden dan de ijverigste studie van occultisme in boeken – zelfs al wijdde men tientallen jaren daaraan. In de naam van de waarheid,

Met vriendelijke groeten,

H.P. Blavatsky

 


H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 26-32

© 2015  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag