Opmerkingen over ‘Een mysterieus land’
[‘Notes on ‘A land of mystery’’, The Theosophist,
augustus 1880, blz. 278-9; CW 2:431-5]
Aan de redactrice van The Theosophist:
Ik heb met veel genoegen uw uitstekende artikel ‘Een
mysterieus land’ gelezen. Daarin toont u een geest van onderzoek
en liefde voor de waarheid die werkelijk prijzenswaardig is, en die
wel de goedkeuring en lof van alle onbevooroordeelde lezers moet afdwingen.
Maar er staan enkele punten in waarover ik het met u oneens ben. U
heeft, om de meest opvallende overeenkomsten te verklaren die in de
gewoonten, gebruiken, het maatschappelijk leven en de overleveringen
van de primitieve volkeren van de twee werelden bestonden, uw toevlucht
genomen tot de oude platonische theorie van een landverbinding tussen
beide. Maar het recente onderzoek in de Novemyra1
heeft die theorie voor eens en altijd verworpen. Het bewijst dat er,
met uitzondering van het afscheuren van Australië van Azië,
nooit op zo’n reusachtige schaal land is verzonken om een Atlantische
of Grote Oceaan te kunnen vormen; en dat de zeeën vanaf hun vorming
nooit op zeer grote schaal hun oude bekkens hebben veranderd. Prof.
Geikie beweert in zijn werken over fysische geografie dat de werelddelen
altijd de plaats hebben ingenomen die ze nu innemen, behalve dat hun
kust zich soms enkele kilometers in de richting van de zee naar voren
of achteren heeft verplaatst.
1. Noot vert.: Misschien wordt de Novoje Vremja
uit St. Petersburg bedoeld.
U zou geen fouten hebben gemaakt, als u de theorie
van De Quatrefages over de migraties over zee had aanvaard. Alle monogenisten
nemen aan dat de vlakten van Centraal-Azië het centrum zijn geweest
waar de mensheid verscheen. Vanuit deze plaats verspreidden opeenvolgende
golven van emigranten zich naar de verste uithoeken van de wereld.
Het is geen wonder dat de oude Chinezen, Indiërs, Egyptenaren,
Peruanen en Mexicanen – mensen die eens dezelfde plaats bewoonden
– op sommige punten van hun gebruiken sterke overeenkomsten
vertonen. Doordat beide werelddelen aan de Beringstraat grenzen, konden
emigranten van Azië naar Amerika reizen. Wat meer naar het zuiden
is de zeestroom van Tassen, de Kuroshio of zwarte stroom van de Japanners,
die een grote route voor Aziatische zeevaarders vormt. De Chinezen
zijn al sinds de grijze oudheid een zeevarend volk geweest, en het
is niet onmogelijk dat hun boten, evenals die van de Portugese zeevaarder
Cabral, bij toeval naar de Amerikaanse kust zijn gedreven. Maar afgezien
van alle mogelijkheden en toevalligheden weten we dat de Chinezen
de magneetnaald zelfs al in 2000 v.Chr. hadden ontdekt. Met behulp
daarvan en van de stroom van Tassen was er voor hen geen onoverkomelijke
moeilijkheid om naar Amerika over te steken. Ze vestigden daar een
kleine kolonie, zoals Paz Soldan ons meedeelt in zijn Geografía
del Perú; en boeddhistische missionarissen ‘zonden
tegen het einde van de 5de eeuw religieuze missies om de leringen
van Boeddha naar Fou-Sang (Amerika) te brengen’. Veel Europese
lezers zullen dit ongetwijfeld niet graag willen horen. Ze hechten
liever geen geloof aan een bewering die hun de eer van de ontdekking
van Amerika ontneemt en deze toekent aan wat ze zo vriendelijk zijn
‘een halfbarbaars Aziatisch volk’ te noemen. Niettemin
is het een onbetwistbare waarheid. Hoofdstuk 18 van de The Human
Species door A. de Quatrefages zal interessante lectuur zijn
voor iedereen die graag wat over de Chinese ontdekking van Amerika
wil weten, maar omdat hij weinig plaats daarvoor beschikbaar had,
geeft hij er in zijn boek een heel kort verslag van. Ik hoop oprecht
dat u uw interessante artikel wilt aanvullen door hieraan aandacht
te schenken, en zoveel mogelijk bijzonderheden te geven van alles
wat hierover bekend is. Licht te werpen op een punt dat tot nu toe
in mysterieuze duisternis gehuld is geweest, zal een schrijfster niet
onwaardig zijn van wie het enige levensdoel het zoeken naar waarheid
is, en daaraan koste wat het kost vast te houden, wanneer deze gevonden
is.
Amrita Lal Bisvas
Calcutta, 11 juli
Door gebrek aan tijd deze maand kunnen we geen gedetailleerd antwoord
geven op de bezwaren tegen de hypothese over Atlantis, die onze abonnee
op verstandige wijze naar voren heeft gebracht. Maar laten we eens kijken
of ze – zelfs al zijn ze gegrond op ‘recent onderzoek’
dat ‘die theorie voor eens en altijd heeft verworpen’ –
zo zwaarwegend zijn als ze op het eerste gezicht lijken.
Zonder al te diep op het onderwerp in te gaan, kunnen we ons tot slechts
één korte opmerking beperken. Van meer dan één
wetenschappelijk vraagstuk dat op een bepaald moment ogenschijnlijk
voor eens en altijd was opgelost, werd de oplossing later verworpen,
waarbij de theoretici waren vergeten dat het gevaarlijk is om een eenvoudige
theorie tot een onfeilbaar dogma te verheffen. We hebben aan de bewering
dat ‘er nooit op zo’n reusachtige schaal land is verzonken
om een Atlantische of Grote Oceaan te kunnen vormen’ niet getwijfeld,
want we hebben nooit beweerd nieuwe theorieën voor de vorming van
oceanen naar voren te brengen. De oceanen kunnen sinds hun eerste verschijning
zijn geweest waar ze nu zijn, en toch kunnen hele werelddelen in stukken
zijn gebroken die gedeeltelijk werden overstroomd, en ontelbare eilanden
hebben achtergelaten, wat het geval schijnt te zijn geweest bij het
verzonken Atlantis. Wat we bedoelden was dat in een prehistorische tijd
en lang nadat de aarde krioelde van beschaafde volkeren, Azië,
Amerika en misschien Europa delen waren van één grote
continentale formatie, hetzij verbonden door smalle landstroken, zoals
er duidelijk ooit één was waar nu de Beringstraat is (die
de noordelijke Grote Oceaan met de Poolzee verbindt en een diepte heeft
van nauwelijks meer dan 35 à 45 m), of door bredere landstroken.
Ook zullen we de monogenisten die beweren dat Centraal-Azië de
enige bakermat van de mensheid is, niet bestrijden; die taak
laten we over aan de polygenisten, die dit veel beter kunnen dan wij.
Maar voordat we de theorie van een monogenese kunnen aanvaarden, moeten
haar aanhangers in elk geval ons de een of andere onweerlegbare
hypothese aanbieden die de waargenomen verschillen in de menselijke
typen beter verklaart dan ‘vertakking veroorzaakt door klimaatverschillen,
gewoonten en religieuze cultuur’. De Quatrefages is dan
misschien een voortreffelijk natuurwetenschapper – natuurkundige,
scheikundige en zoöloog – toch begrijpen we niet waarom we
aan zijn theorieën boven alle andere de voorkeur zouden moeten
geven. Amrita Lal Bisvas verwijst blijkbaar naar een verhaal over enkele
wetenschappelijke reizen van deze eminente Fransman langs de kust van
de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, getiteld Souvenirs
d’un naturaliste. Hij schijnt in De Quatrefages een onfeilbare
paus te zien voor alle wetenschappelijke vragen; wij doen dat niet,
ook al is hij een lid van de Franse Academie en professor in de etnologie.
Zijn theorie over de migraties over zee kan worden tegengesproken door
ongeveer honderd andere die er recht tegenin gaan. Juist omdat we ons
hele leven aan het zoeken naar waarheid hebben gewijd – we danken
onze criticus voor zijn complimenteuze erkenning hiervan – nemen
we nooit op goed geloof aan wat een of andere autoriteit over
welk onderwerp dan ook zegt; en omdat we de waarheid
en vooruitgang nastreven door middel van volledig en onbevreesd onderzoek,
niet belemmerd door welke overweging ook, zouden we al onze vrienden
willen adviseren hetzelfde te doen.
Na deze toelichting willen we nu enkele redenen geven waarom we in
de zogenaamde ‘fabel’ van het verzonken Atlantis geloven
– hoewel we het onderwerp in Isis ontsluierd (1:729ev)
uitvoerig hebben besproken.
1. We hebben als bewijzen de oudste overleveringen van verschillende
wijdverspreid wonende volkeren – legenden in India, in het oude
Griekenland, Madagascar, Sumatra, Java en alle belangrijke eilanden
van Polynesië, en ook de legenden van de beide Amerika’s.
De primitieve volkeren en de overleveringen van de rijkste literatuur
in de wereld – de Sanskrietliteratuur van India – zijn het
erover eens dat er eeuwen geleden in de Grote Oceaan een groot continent
bestond, dat door een geologische ramp door de zee werd verzwolgen.
En het is onze vaste overtuiging – die natuurlijk kan worden bijgesteld
– dat de meeste, zo niet alle eilanden van de Maleise archipel
tot Polynesië fragmenten zijn van dat eens enorme verzonken continent.
Zowel Malakka als Polynesië, die aan de twee uiteinden van de oceaan
liggen en die sinds mensenheugenis nooit enig verkeer met elkaar hadden
of konden hebben, of zelfs kennis van elkaars bestaan, hebben toch een
overlevering die alle eilanden en eilandjes met elkaar gemeen hebben,
dat hun respectievelijke landen zich ver, ver in de zee uitstrekten;
dat er in de wereld maar twee reusachtige continenten waren, het ene
bewoond door gele mensen, het andere door mensen met een donkere huidskleur;
en dat de oceaan op bevel van de goden en om hen te straffen voor hun
onophoudelijke geruzie, hen verzwolg.
2. Ondanks het geografische feit dat Nieuw-Zeeland, de Sandwicheilanden
en Paaseiland op een afstand van 2400 à 3000 zeemijl van elkaar
liggen en dat volgens elk getuigenis, noch deze noch enig ander tussenliggend
eiland, bijvoorbeeld de Marquesas, de Genootschapseilanden, Fiji, Tahiti,
Samoa en andere eilanden, sinds ze eilanden werden en omdat hun bevolking
niets wist van het kompas, verbindingen met elkaar konden onderhouden
vóór de komst van de Europeanen, beweren ze toch allemaal
dat hun respectieve landen zich aan de Aziatische kant ver naar het
westen uitstrekten. Bovendien spreken ze, met heel kleine verschillen,
allemaal dialecten die duidelijk van dezelfde taal zijn; ze hebben weinig
moeite om elkaar te verstaan, huldigen dezelfde religieuze opvattingen
en vormen van bijgeloof, en bezitten vrijwel dezelfde gebruiken. En
omdat weinig Polynesische eilanden eerder dan een eeuw geleden zijn
ontdekt, en de Grote Oceaan zelf tot de tijd van Columbus in Europa
onbekend was, en deze eilandbewoners nooit zijn gestopt met dezelfde
oude overleveringen te herhalen sinds de Europeanen voor het eerst op
hun kusten voet aan wal zetten, schijnt het ons een logische conclusie
dat onze theorie dichter bij de waarheid staat dan enige andere. Het
toeval zou zijn naam en betekenis moeten veranderen als dit alles uitsluitend
aan toeval moest worden toegeschreven.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 266-70
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag