Kruis en vuur
[‘Cross and fire’, The Theosophist, november 1879,
blz. 35-6; CW 2:143-9]
Het kruis en het vuur – laatstgenoemde als symbool van de zon
– zijn misschien wel de meest verspreide en universele symbolen
in de oude sterrenkundige stelsels die door de geschiedenis heen tot
in onze eeuw zijn blijven bestaan, en overal, zowel in de christelijke
religie als elders, sporen hebben achtergelaten. De oude Indo-Europeanen
kenden beide als symbolen van Agni. Wanneer in de oudheid een hindoegelovige
Agni wilde vereren – zegt É. Burnouf1
– plaatste hij twee stukken hout in de vorm van een kruis, en
door snelle draaiing en wrijving verkreeg hij vuur voor zijn offer.
Als symbool wordt het swastika genoemd; en als een instrument dat uit
een heilige boom is gemaakt, en dat iedere brahmaan bezit, staat het
bekend als arani.
1. La science des religions, 1872, hfst. 10,
blz. 256-8.
De Scandinaviërs hadden hetzelfde teken en noemden het de hamer
van Thor, want deze had een mysterieus magneto-elektrisch verband met
Thor, de god van de donder, die, evenals Jupiter gewapend met zijn bliksems,
dit teken van macht in zijn hand houdt – macht niet alleen over
stervelingen, maar ook over de boze geesten van de elementen, waarover
hij gezag uitoefent. In de vrijmetselarij verschijnt het in de vorm
van de houten hamer van de grootmeester; in Allahabad is het te zien
op het fort als het jain-kruis, of de talisman van de jain-koningen;
en de voorzittershamer van de moderne rechter is niets anders dan deze
crux dissimulata – zoals de archeoloog De Rossi hem noemt; want
de hamer is het teken van macht en kracht, zoals hij de macht van Thor
voorstelde, die er in de Oud-Noorse legenden een rots mee splijt en
de Midgard-slang mee doodt. Schliemann vond het teken op terra-cotta
schijven op wat volgens hem de plaats van het oude Troje was, in de
onderste laag van zijn opgravingen, wat volgens dr. Lundy wees op ‘een
Indo-Europese beschaving lang vóór die van de Grieken
– zeg 2000 tot 3000 v.Chr.’. Burnouf noemt het de oudste
vorm van het kruis die bekend is, en bevestigt dat het in de oude religie
van de Grieken is gepersonifieerd in de figuur Prometheus, de ‘vuurdrager’,
die is gekruisigd op de Kaukasus, terwijl de hemelse vogel – de
Syena van de vedische hymnen – dagelijks zijn ingewanden verslindt.
Boldetti1 geeft een afbeelding van een schildering
op de begraafplaats van San Sebastiano, die een bekeerde christen en
doodgraver voorstelt, Diogenes genaamd, die op zijn beide benen en rechterarm
het teken van de swastika draagt. De Mexicanen en de Peruanen kenden
het, en het wordt als de heilige tau in de oudste graftomben van Egypte
aangetroffen.
1. M.A. Boldetti, Osservazioni sopra i cimiterj de
’santi matiri, ed antichi cristiani di Roma, etc., 1720,
1:15, blz. 60.
Het is, zacht gezegd, een vreemd toeval – dat zelfs door enkele
christelijke geestelijken werd opgemerkt – dat Agnus Dei, het
lam van God, symbolen heeft die identiek zijn aan die van de hindoegod
Agni. Terwijl Agnus Dei in de ene religie boet voor de zonden van de
wereld en deze wegneemt, boet ook de god Agni in de andere religie voor
zonden tegen de goden, de mens, de manes, de ziel en voor herhaalde
zonden, zoals blijkt uit de zes gebeden die gepaard gaan met zes offeranden.1
1. H.T. Colebrooke, Miscellaneous Essays, Londen,
1837, deel 1, blz. 190.
Deze twee – het kruis en het vuur – zijn in de esoterische
symboliek van bijna elk volk zo nauw met elkaar verbonden, omdat het
hele stelsel van de universele wetten op de gecombineerde krachten van
beide berust. In de astronomie, de natuurkunde, de scheikunde, kortom
op het hele gebied van de natuurwetenschap, treden ze altijd op als
de onzichtbare oorzaak en het zichtbare resultaat; en alleen de metafysica
en de alchemie – of zullen we zeggen meta-scheikunde, want we
bedenken liever een nieuw woord dan dat we sceptische oren choqueren?
– kunnen hun mysterieuze betekenis volledig en definitief ontraadselen.
Een of twee voorbeelden volstaan voor hen die bereid zijn de wenken
te overdenken.
Het centrale punt, of de grote centrale zon van de kosmos zoals de
kabbalisten het noemen, is de godheid. Het is het snijpunt van de twee
grote botsende machten – de middelpuntzoekende en de middelpuntvliedende
kracht, die de planeten in hun elliptische banen voortdrijven, en ervoor
zorgen dat ze het spoor van een kruis volgen op hun weg door de dierenriem.
Deze twee vreselijke, hoewel tot dusver hypothetische en denkbeeldige
krachten bewaren de harmonie en houden het heelal in een gelijkmatige,
onophoudelijke beweging; en de vier omgebogen punten van de swastika
symboliseren de omwenteling van de aarde om haar as. Plato noemt het
heelal een ‘gezegende god’ die in een cirkel was gemaakt
en gekruist in de vorm van de letter X. Tot zover wat de astronomie
betreft. In de vrijmetselarij bewaart de graad van de Royal Arch het
kruis als de drievoudige Egyptische tau. Het is de wereldcirkel met
daarop het sterrenkundige kruis dat snel ronddraait; het volmaakte vierkant
van de pythagorische wiskundigen in de rangorde van de getallen, zoals
de occulte betekenis ervan door Cornelius Agrippa wordt verklaard. Vuur
is warmte – het centrale punt; de verticale straal vertegenwoordigt
het mannelijke element, of de geest; en de horizontale het vrouwelijke
element, of de stof. Geest wekt de stof tot leven en bevrucht haar,
en alles komt voort uit het centrale punt, het brandpunt van leven en
licht en warmte, gesymboliseerd door het aardse vuur. Tot zover, nogmaals,
wat de natuur- en scheikunde betreft, want het terrein van de analogieën
is grenzeloos, en de universele wetten zijn onveranderlijk en identiek
in hun uiterlijke en innerlijke toepassingen. Zonder de bedoeling te
hebben tegenover iemand oneerbiedig te zijn of van de waarheid af te
wijken, kunnen we zeggen dat er goede redenen zijn om te geloven dat
het christelijke kruis (als oorzaak) en de eeuwige foltering door hellevuur
(als direct gevolg van de ontkenning van het kruis) in hun oorspronkelijke
betekenis meer te maken hebben met deze twee oude symbolen dan onze
westerse theologen zouden willen toegeven. Terwijl vuur voor sommige
heidenen de godheid is, is God in de Bijbel ook het leven en
het licht van de wereld; terwijl de Heilige Geest en vuur de christen
reinigen en zuiveren, is aan de andere kant Lucifer ook licht, en wordt
hij de ‘morgenster’ genoemd.
Waarheen we onze blik ook richten, we kunnen er zeker van zijn dat
deze verwante overblijfselen van een oude eredienst in vrijwel elk land
en bij elk volk zijn te vinden. Van de Indo-Europeanen, de Chaldeeën,
de Zoroastriërs, de Peruanen, Mexicanen, Scandinaviërs, Kelten
en de oude Grieken en Romeinen zijn ze in hun volledige vorm bij de
tegenwoordige parsi terechtgekomen. De Fenicische kabiren en de Griekse
dioskuren zijn weer gedeeltelijk tot leven gekomen in elke tempel, kathedraal
en dorpskerk; terwijl de christelijke Bulgaren, zoals nu zal worden
aangetoond, zelfs de zonsverering volledig hebben bewaard.
Meer dan duizend jaar geleden werd dit volk, dat uit de onbekendheid
naar voren trad en plotseling bekend werd in de meest recente Russisch-Turkse
oorlog, tot het christendom bekeerd. En toch schijnen ze niet minder
heidenen te zijn dan voordien, want ze staan als volgt tegenover Kerstmis
en Nieuwjaar. Tot op de dag van vandaag noemen ze dit feest Survaki,
omdat het samenvalt met het feest ter ere van de oude Slavische god
Surva. In de Slavische mythologie is deze godheid – Surva –
duidelijk dezelfde als de hindoegod Surya, de zon, de god van warmte,
vruchtbaarheid en overvloed. Dit feest wordt al sinds heel oude tijden
gevierd, omdat de Bulgaren lang vóór de dagen van het
christendom Surva vereerden en de nieuwjaarsdag aan deze god wijdden,
en hem verzochten hun velden met vruchtbaarheid te zegenen en hun geluk
en voorspoed te zenden. Deze gewoonte is onder hen in al haar primitieve
heidensheid blijven bestaan, en hoewel er plaatselijke verschillen zijn,
zijn de rituelen en ceremoniën in essentie dezelfde.
Op de dag voor Nieuwjaar werken de Bulgaren niet en moeten ze vasten.
Jonge verloofde meisjes zijn druk bezig een grote platiy (cake) te bereiden,
waarin ze zaailingen of jonge scheuten met verschillende vormen plaatsen,
die ze elk een naam geven overeenkomstig de vorm van de zaailing. Zo
betekent één ‘het huis’, een andere stelt
de ‘tuin’ voor; nog weer andere de molen, de wijngaard,
het paard, een kat, een kip, enz., afhankelijk van het grondbezit en
de wereldse bezittingen van de familie. Zelfs artikelen van waarde zoals
juwelen en geldzakjes worden in dit symbool van de hoorn van overvloed
weergegeven. Bovendien wordt een grote en oude zilveren munt in de cake
gestopt; ze wordt babka genoemd en is dubbel omwonden met een rode draad
in de vorm van een kruis. Deze munt wordt beschouwd als een teken van
geluk.
Na zonsondergang en andere ceremoniën, waaronder gebeden gericht
tot de ondergaande ster, verzamelt de hele familie zich om een grote
ronde tafel, paralya genoemd, waarop de bovengenoemde cake, gedroogde
groenten, koren, een waskaars, en ten slotte een groot vat met wierook
van de beste kwaliteit, om de god in heerlijke geuren te hullen, zijn
geplaatst. Het hoofd van het gezin, gewoonlijk de oudste in de familie
– hetzij de grootvader of de vader zelf – neemt met de grootste
eerbied het wierookvat in de ene hand, en de waskaars in de andere,
en wandelt dan door het huis, bewierookt de vier hoeken, te beginnen
met het oosten en daar ook weer eindigend; en hij zegt verschillende
gebeden op, die eindigen met het christelijke ‘Onze Vader, die
in de hemel is’, dat tot Surva wordt gericht. De waskaars wordt
daarop weggelegd om de rest van het jaar te worden bewaard, tot het
volgende feest. Men denkt dat ze wonderbaarlijke genezende vermogens
heeft verkregen, en ze wordt alleen in geval van ziekte in de familie
aangestoken, waarbij men verwacht dat ze de patiënt zal genezen.
Na deze ceremonie neemt de oude man zijn mes en snijdt de cake in evenveel
stukken als er leden van het huisgezin aanwezig zijn. Zodra iemand zijn
of haar deel krijgt, haast hij (zij) zich het stuk open te maken en
te doorzoeken. De gelukkigste in het komende jaar is hij of zij die
het gedeelte krijgt dat de oude munt met de scharlakenrode draad in
kruisvorm bevat; die persoon wordt geacht de uitverkorene van Surva
te zijn, en iedereen benijdt de gelukkige bezitter. Dan komen in volgorde
van belangrijkheid de symbolen van het huis, de wijngaard, enz.; en
iedereen leest in wat hij (zij) gekregen heeft, zijn (haar) horoscoop
voor het komende jaar. Hij die de kat treft, is heel ongelukkig; hij
wordt bleek en beeft. Verdriet en ellende wachten hem, want hij wordt
omringd door vijanden en moet zich op grote beproevingen voorbereiden.
Tegelijkertijd wordt een groot houtblok dat een vlammend altaar voorstelt
in de open haard gezet en aangestoken. Dit hout brandt ter ere van Surva
en wordt als een orakel voor het hele huis beschouwd. Als het de hele
nacht door brandt tot de volgende ochtend zonder dat het vuur dooft,
is dit een goed teken; zo niet dan moet de familie dat jaar de dood
onder ogen zien, en eindigt het feest met veel gejammer.
Noch de momche (de jonge vrijgezel) noch de moma (het meisje) slapen
die nacht. Om middernacht begint een reeks waarzeggingen, magie en verschillende
rituelen, waarbij het brandende houtblok de rol van orakel speelt. Als
een jonge knop in het vuur wordt geworpen en met een luide knal barst,
is dat een teken van een gelukkig en spoedig huwelijk, en vice versa.
Lang na middernacht verlaten de jonge paren hun huizen, en gaan hun
kennissen bezoeken, van huis tot huis; ze bieden gelukwensen aan en
nemen ze in ontvangst, en betuigen dank aan de godheid. Deze afgevaardigde
paren worden de Survakari genoemd, en elke man draagt een grote tak,
versierd met rode linten, oude munten en de afbeelding van Surva; en
onderweg zingen ze in koor. Hun gezang is even oorspronkelijk als eigenaardig
en is de moeite waard om vertaald te worden, al gaat er bij het overzetten
in een vreemde taal natuurlijk iets verloren. De volgende verzen zijn
gericht aan hen die ze bezoeken:
Surva, Surva, Heer van het Jaargetijde,
We hopen dat u een gelukkig Nieuwjaar brengt;
Gezondheid en voorspoed voor dit gezin,
Succes en zegeningen tot het volgende jaar.
Met goede oogst en volle aren,
Met goud en zijde, druiven en vruchten,
Met vaten vol wijn en gevulde magen.
We hopen dat u en uw huis gezegend worden door de God . . .
Zijn zegen voor u allen. – Amen! Amen! Amen!
De zingende Survakari worden in elk huis voor hun goede wensen beloond
met een geschenk, en keren in de vroege ochtend terug naar huis . .
. Zo gaat de symbolische exoterische verering van kruis en vuur van
de oude Aryavarta hand in hand met het christelijke Bulgarije . . .
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 176-81
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag