Het Theosofisch Genootschap

Hypnose en haar gevaren

Hypnose wordt steeds meer geaccepteerd, omdat artsen en psychologen haar soms toepassen voor het behandelen van verschillende lichamelijke en emotionele problemen. Ze wordt ook gebruikt voor amusement zoals door de populaire illusionist/wetenschapper Victor Mids in zijn programma Mindf*ck. Niettemin zijn er mensen die zich verzetten tegen dit soort pogingen om hun wil te laten beïnvloeden. Helaas heeft de wetenschap dit onderwerp onvoldoende onderzocht in het licht van de hele mens. De filosofie achter de verschijnselen van hypnose in al haar verschillende vormen zou meer moeten worden bestudeerd.

De volgende passages van Blavatsky, Judge en Purucker geven aan dat het gevaarlijk is als we ons onderwerpen aan de sterke wil van een ander, en werpen licht op de theosofische denkbeelden over wat er bij hypnose eigenlijk met de mens gebeurt.

– Redactie


Uittreksel uit een interview met H.P. Blavatsky door Charles Johnston, sanskritist1

1. Verschenen in The Theosophical Forum, New York, april, mei 1900.

H.P. Blavatsky: Zwarte magie is een gevaar waarop de hele wereld – en vooral Amerika – zich zo snel mogelijk stort. Alleen een brede kennis van de werkelijke psychische en spirituele aard van de mens kan de mensheid tegen ernstige gevaren beschermen.

Charles Johnston: Heksenverhalen in deze 19de eeuw, in deze verlichte eeuw?

HPB: Ja meneer! Heksenverhalen, en in deze verlichte eeuw! Wat is het anders dan een heksenverhaal, dat experiment waarover u mij vertelde, en dat werd uitgevoerd door mijn vriend de onderzoeker van paranormale verschijnselen? Is het geen hekserij om knijpplekken en brandwonden, in feite pijn en lijden, zij het in dit geval in lichte mate, op een ander mens over te brengen die zich op enige afstand bevindt? Stel dat het geen experiment was maar dodelijke ernst, en dat er boze opzet en kwade bedoelingen in het spel waren? Wat dan? Zou het slachtoffer ze dan niet voelen? Zou hij zichzelf kunnen beschermen? En zou dat niet net zozeer hekserij zijn, als toen mensen in de middeleeuwen tot de brandstapel werden veroordeeld? Heb je over het vermaarde heksenproces van Salem gelezen? Ja meneer! Hekserij in deze zeer verlichte eeuw, de meest duistere, materialistische en onspirituele eeuw die de wereld ooit heeft gekend.

C.J.: Ach, maar knijpplekken veroorzaken door middel van gedachteoverbrenging kan toch niet veel kwaad?

HPB: Denk je van niet? Je weet niet waar je over praat. Dat is het voorrecht van de jeugd! Als de deur eenmaal voor dat soort dingen is geopend, wanneer zal ze dan volgens jou weer worden gesloten? Het is het oude verhaal: geef de duivel een vinger, en hij neemt de hele hand; geef hem uw hand en hij neemt al snel uw hele arm. Ja, en ook uw hele lichaam! Zie je het grote kwaad niet dat in hypnotisme verborgen ligt? Kijk naar Charcots experimenten in de Salpêtrière! Hij heeft aangetoond dat een volkomen onschuldig persoon ertoe kan worden gebracht handelingen te verrichten die geheel tegen zijn of haar wil indruisen en zelfs misdaden te begaan door wat hij suggestie noemt. En de somnambule zal zich niets kunnen herinneren, terwijl het slachtoffer de werkelijke misdadiger nooit kan aanwijzen. Charcot bedoelt het goed en zal zijn macht nooit gebruiken om iemand te benadelen. Maar niet alle mensen hebben goede bedoelingen. De wereld is vol wrede, hebzuchtige en op macht beluste mensen, die gretig naar een nieuw wapen zullen grijpen om hun doel te bereiken, waarbij ze niet opgespoord kunnen worden en ongestraft in ons midden leven.

Ja, meneer! Heksenverhalen in deze verlichte eeuw! En let op mijn woorden. Je zult nog hekserij meemaken waarvan zelfs de middeleeuwen niet hebben gedroomd. Hele landen zullen onwetend afglijden in zwarte magie, ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar niettemin zullen ze daardoor de weg naar de hel banen! Zie je de enorme gevaren niet die verborgen liggen in hypnotisme? Hypnotisme en suggestie zijn grote en gevaarlijke krachten, juist omdat het slachtoffer nooit weet wanneer hij eraan onderworpen is; zijn wil wordt hem ontstolen. Deze dingen beginnen misschien met goede motieven en goede bedoelingen. Maar ik ben een oude vrouw en ik heb in veel landen gezien waartoe de mens in staat is, en ik wens met heel mijn hart dat ik kon geloven dat men deze krachten alleen ten goede zou gebruiken! Als je zou kunnen voorzien wat ik voorzie, dan zou je met hart en ziel de leer van universele broederschap gaan verspreiden. Die vormt de enige bescherming.

C.J.: Hoe zal die de mensen beschermen tegen hypnotisme?

HPB: Door het hart van de mensen die het zouden misbruiken, te zuiveren. En universele broederschap berust op de gemeenschappelijke ziel. Omdat er één ziel is, gemeenschappelijk voor alle mensen, is broederschap of zelfs onderling begrip mogelijk. Breng de mensen ertoe daarin vertrouwen te stellen, en ze zullen veilig zijn. Er is in ieder mens een goddelijke kracht die zijn leven dient te beheersen en die door niemand ten kwade kan worden beïnvloed, zelfs niet door de grootste tovenaar. Als de mensen zich door haar laten leiden, zullen ze niets van mens of duivel te vrezen hebben.

 

Hypnose en betovering1

W.Q. Judge

1. Samengevat uit 2 artikelen in Theosofische inzichten: ‘Betovering: haar beoogde effect en plaats in de magie’ (blz. 286-90) en ‘Hypnotisme’ (blz. 336-41).

Het Engelse woord ‘glamour’ (bekoring of betovering) werd langgeleden in woordenboeken omschreven als ‘tovenarij, of een betovering van de ogen, waardoor deze de dingen anders zien dan ze in werkelijkheid zijn’. Dat is nog steeds de betekenis van het woord. Nog niet zo lang geleden – vóór de vreemde dingen die in experimenten met hypnose mogelijk zijn, in het Westen bekend werden – leek het erop of alles met goedkeuring van de wetenschap tot louter stof en beweging zou worden teruggebracht. Betovering moest verdwijnen, worden vergeten, belachelijk gemaakt, en dat wat niet kon worden toegeschreven aan onvoldoende geoefende zintuigen, moest worden verklaard uit de toestand van de lever, een heel prozaïsch orgaan. Maar nog vóór de wetenschap met haar speculaties en steeds veranderende wetten de onwetende menigte kon voorlichten, kroop het hypnotisme langzaam maar zeker naar voren en begon ten slotte het standpunt van de theosofie te steunen. Betovering maakt opnieuw een goede kans op erkenning.

Als we een vluchtige blik werpen op bepaalde vormen van folklore, hoeveel verhalen zien we dan niet over betoveringen die door mensen, goden of elementalen werden veroorzaakt? In India verschijnen nu en dan de goden, en vaak de wijzen, in allerlei vermomming aan bepaalde mensen door een betovering die het oog doet zien wat er in werkelijkheid niet is. In Ierland zijn er boeken vol verhalen waarin iemand huizen, mensen en dieren ziet die er niet zijn; hij krijgt plotseling het vermogen achter de buitenkant van de dingen te zien, en ontdekt dan dat een veld of marktplein vol is met feeën – mannen en vrouwen die ongemerkt tussen de mensen rondzweven. Dan weer verandert een man of vrouw in de verschijningsvorm van een viervoetig dier of een vogel, en krijgt zijn oude gedaante pas terug als hij of zij met een toverstaf wordt aangeraakt. Deze uiterlijke verandering is geen feitelijke verandering, maar wordt altijd veroorzaakt door een betovering die de ogen van de andere persoon beïnvloedt. Zulke grote aantallen gelijksoortige verhalen die in alle tijden en onder alle volkeren worden gevonden, kunnen niet het gevolg van dwaasheid zijn, en kunnen niet ongegrond zijn. Er ligt een feit en een wet in de menselijke natuur aan ten grondslag, namelijk betovering, de oorzaak van betovering en het vermogen die teweeg te brengen. Juist omdat er altijd mensen zijn geweest die door een natuurlijke aanleg of door oefening het vermogen hadden ‘de ogen te betoveren’, zijn deze verhalen in de wereld gekomen.

De soorten verschijnselen waarop dat woord slaat, worden voor een deel door Patañjali genoemd in zijn Yoga aforismen, waar hij zegt dat als de lichtuitstraling die het voorwerp en het oog eigen is, wordt verstoord, het voorwerp zal verdwijnen, of het nu een mens of een ding is, en of het nu dag of nacht is. Dit kleine aforisme verklaart veel, en als men het accepteert, weerlegt het enkele hedendaagse theorieën. Het houdt in feite in dat het niet alleen noodzakelijk is dat lichtstralen uitgaan van het voorwerp naar het oog, maar ook dat licht moet uitgaan van het oog naar het voorwerp. Snijd dit laatste af en het voorwerp verdwijnt; verander de aard van de uitstraling die van het oog komt, en het voorwerp verandert voor de waarnemer van vorm of kleur.

Als we dit verder uitwerken en in verband brengen met het bekende feit dat we helemaal geen voorwerpen zien, maar alleen hun ideële vorm, zoals die zich aan het denken voordoet, dan komen we tot een gedeeltelijke uitleg hoe betovering mogelijk is. Want als men op een of andere manier kan ingrijpen in de trillingen die op weg zijn naar het oog en die zullen inwerken op de hersenen, en daarna op de innerlijke waarnemer, dan heeft men de mogelijkheid de ideële vorm merkbaar te veranderen, die het denken innerlijk moet waarnemen voordat dit het bestaan van het uiterlijke voorwerp dat de trillingen veroorzaakte vaststelt.

Neem nu de verbeelding als een vermogen dat een helder en duidelijk beeld kan scheppen. Dit gebeurt bij hypnotisme en spiritisme. Indien het beeld voldoende omlijnd is en de waarnemer of de proefpersoon gevoelig genoeg, wordt er een betovering teweeggebracht. De persoon zal iets zien wat niet de normale gedaante of vorm of belichaming daarvan is. Maar deze nieuwe vorm is even werkelijk als de normale, want de normale vorm is slechts die welke tijdens een bepaald stadium van de menselijke evolutie blijft bestaan, en zal zeker veranderen als nieuwe zintuigen en organen zich in ons gaan ontwikkelen.

Is het, nu we tot hier zijn gekomen, niet gemakkelijk in te zien dat, indien iemand die duidelijke en levendige gedachtebeelden kan vormen zoals hierboven besproken, en indien de kleinere organen invloed kunnen uitoefenen en beïnvloed kunnen worden, het dan heel goed mogelijk is dat getrainde personen de ogen van anderen kunnen hebben betoverd, zodat ze een olifant, slang, mens, boom, pot of enig ander voorwerp zien waar alleen lege ruimte is, of iets anders zien dan het ding of de mens die daar werkelijk is? Dit is precies wat er bij experimenten door hypnotiseurs gebeurt, met dit verschil dat zij de proefpersoon in een abnormale toestand moeten brengen, terwijl anderen zulke bijkomstige middelen niet nodig hebben.

Wat is hypnotische kracht of invloed? Wat gebeurt er in feite als er een experiment met hypnose wordt uitgevoerd? Wat wordt erdoor bewezen? Welke kracht wordt er uitgeoefend die, nadat iemand in slaap is gebracht, hem wekt in een onechte waaktoestand waarin hij gehoorzaamt aan suggestie, zijn identiteit schijnt te verliezen, ogenschijnlijk een andere persoon wordt, een taal spreekt die hij helemaal niet kent, en fantasiebeelden als echt ziet? Hoe komt het dat zijn fysieke lichaam in die toestand de suggestie van de hypnotiseur volgt en blaren krijgt van een stukje papier dat geen blaren kan veroorzaken, niest als er geen echte prikkeling van de reukzenuwen is, rilt bij een hete kachel en transpireert als er wordt gesuggereerd dat een blok ijs een vuurmassa is?

Dit alles en nog veel meer is tijdens hypnotische experimenten gedaan, net als vele jaren geleden door mesmeristen, elektrobiologen en allerlei rondtrekkende tovenaars. Toen lag dit buiten het terrein van de wetenschap, maar nu, sinds artsen aan een deel ervan de nieuwe naam ‘hypnotisme’ hebben gegeven, heeft het een blijvende plaats ingenomen in de theoretische en toegepaste psychologie. De nieuwe scholen gingen natuurlijk verder dan de eerste deden of konden. Ze voegden er een soort tovenarij aan toe door hun nieuwste bewering dat ze in staat zijn de zenuwgevoeligheid – en dus ook de ontvankelijkheid van de proefpersoon voor mentale indrukken – los te maken van het lichaam en daaraan een plaats toe te kennen; en deze in zijn foto of in een glas water over te brengen zodat, indien eerstgenoemde wordt bekrast of laatstgenoemde wordt aangeraakt, de patiënt onmiddellijk opspringt of het uitschreeuwt. Op die manier maakte men vroeger een afbeelding van iemand in was, stak daar pennen in, waarna de persoon wegkwijnde en stierf; er was een tijd dat mannen en vrouwen daarvoor werden verbrand.

Al is dit interessant en belangrijk, als het waar is, het heeft het karakter van een nachtmerrie, want het roept de gedachte op dat het in de nabije toekomst mogelijk is dat je foto te koop is en dan door een vijand wordt geschroeid en doorstoken, nadat deze er eerst voor heeft gezorgd dat je zenuwgevoeligheid daarin is overgebracht. Maar andere experimenten gaan over de grote vraagstukken van de identiteit, het bewustzijn, de ziel en de persoonlijkheid. Ze roepen de vraag op of de wereld fysiek en mechanisch is, zoals Descartes dacht, of vergankelijk en een vorm van bewustzijn die bestaat dankzij het denken en die geheel en al door het denken wordt beheerst, zoals theosofen van vroeger en nu altijd hebben gezegd.

Prof. William James uit Harvard heeft in een publicatie gezegd tot de conclusie te zijn gekomen dat de experimenten met het hypnotisme hem, zoals reeds zo velen, hebben overtuigd van het bestaan van het verborgen zelf in de mens, terwijl de Franse scholen erover twisten of het allemaal komt doordat één persoon vele anderen imiteert, of doordat er in één persoon vele persoonlijkheden besloten liggen, die het ene facet na het andere laten zien. Men heeft feiten vastgelegd en de meest wonderlijke dingen gedaan, maar er is nog geen redelijke en afdoende verklaring voor gegeven door de moderne denkrichtingen. Op enkele uitzonderingen na zien ze, door hun onwetendheid met betrekking tot de werkelijke, verborgen aard en krachten van de mens, of hun weigering het bestaan ervan te erkennen, geen reden tot ongerustheid in al deze experimenten en geen gevaar voor de gemeenschap of het individu.

Omdat de werkelijke evolutie van de innerlijke krachten van de mens – die tegelijkertijd en in hetzelfde tempo als de evolutie van alle andere rijken en van de planeet plaatsvindt – door deze scholen niet wordt erkend, kunnen ze niet inzien dat hypnotische krachten in de toekomst voor een duivels doel kunnen worden aangewend. Theosofen geven voor de verschijnselen echter een verklaring, wijzen erop dat dit vaker is voorgekomen in de geschiedenis, en geven te kennen dat er gevaren dreigen als iemand die nadenkt niet beseft dat onze ware aard een wezen is dat uit gedachten en bewustzijn bestaat, daarin en daarvan is gevormd, en zijn persoonlijkheid daardoor ook kan worden vernietigd. Het gevaar ligt niet in kennis van deze zaken en processen, maar in het ontbreken van ethische normen en waarden bij het gebruik ervan, nu en in de toekomst.

Eén theorie die van nut kan zijn bij het verklaren en het uitvoeren van hypnotisch onderzoek is ongeveer als volgt. De mens is een ziel die leeft van gedachten en slechts gedachten waarneemt. Elk object of subject komt tot hem als een gedachte, het doet er niet toe door middel van welk kanaal of instrument het zich aan hem voordoet – door een zintuigorgaan of door het mentale centrum. Deze gedachten kunnen woorden, ideeën of beelden zijn. De ziel-mens moet een verbindende of tussenschakel hebben met de natuur, waarmee en door middel waarvan hij kan leren en ervaring kan opdoen. Deze schakel is een etherisch dubbel of tegenhanger van zijn fysieke lichaam, waarin hij verblijft; en voor zover het de ziel-mens betreft is het fysieke lichaam de natuur. In dit etherische dubbel (het astrale lichaam genoemd) liggen de zintuigorganen en de waarnemingscentra, want de fysieke uiterlijke organen zijn slechts de uitwendige kanalen of middelen om de fysieke trillingen te concentreren en ze naar de astrale organen en centra over te brengen, waar de ziel ze als ideeën of gedachten waarneemt. Deze innerlijke etherische mens is opgebouwd uit de ether, waarvan de wetenschap nu erkent dat ze een noodzakelijk deel van de natuur is dat, hoewel etherisch, niettemin substantieel is.

Fysiek gesproken worden alle uitwendige prikkels uit de natuur van buiten naar binnen gezonden. Maar op dezelfde manier kunnen prikkels van binnen naar buiten worden gezonden, en op deze laatste manier zetten onze gedachten en wensen ons aan tot handelen. Vanuit de astrale mens in ons worden er prikkels naar buiten gezonden, naar het fysieke lichaam, en deze kunnen het lichaam zo domineren dat ze het veranderen of geheel of gedeeltelijk verstoren. Gevallen waarin het haar in één nacht grijs wordt, zijn daardoor mogelijk. En op die manier kan het suggereren van een blaar een fysieke zwelling, afscheiding, ontsteking en wond veroorzaken bij iemand die zich aan de invloed van de hypnotiseur onderwerpt. Het beeld van of de gedachte aan een blaar wordt afgedrukt op het astrale lichaam, en dat beheerst alle fysieke zenuwen, gevoelens, stromingen en afscheidingen. Dit gebeurt door middel van het sympathische zenuwstelsel en de zenuwknopen. Op die manier kwam het voor dat extatische, fanatieke vrouwen en mannen door zich te concentreren op een beeld van de wonden van Jezus, door de innerlijke indruk en de prikkel die naar de oppervlakte wordt geprojecteerd, op hun eigen lichaam alle tekenen van de doornenkroon en de wond in de zij voortbrachten. Het was zelfhypnose, en alleen mogelijk in een toestand van fanatieke hysterische extase.

De voortdurende concentratie maakte een scherpe indruk van het beeld op het astrale lichaam; daarop werden de fysieke moleculen, die voortdurend veranderen, van binnenuit beïnvloed en de stigmata waren daarvan het gevolg. Bij het hypnotiseren door een ander is het enige verschil er één van tijd, omdat in de laatste gevallen de hypnotiseur zich slechts een beeld hoeft te vormen en dat op de proefpersoon af te drukken nadat deze zich aan het proces van hypnose heeft onderworpen, terwijl in geval van zelfhypnose een gedurende lange tijd volgehouden extase nodig is om de indruk compleet te maken.

Als het proces van hypnose – of onderwerping zoals ik het noem – heeft plaatsgevonden, is er een scheiding ontstaan tussen de ziel-mens en het astrale lichaam, dat dan een tijdlang is beroofd van de wil, en de speelbal wordt van alle suggesties die ongehinderd kunnen binnenkomen, en deze kunnen zich soms voordoen zonder dat het denken en de wil van de hypnotiseur daarbij een rol spelen. Daardoor ontstaat de gevoeligheid voor suggestie. De idee of de gedachte of het beeld van een daad wordt door suggestie op het astrale lichaam afgedrukt, en dan wordt de patiënt wakker gemaakt. Op een door de hypnotiseur bepaald moment ontstaat er automatisch opnieuw een slaap- of hypnotische toestand, en omdat de scheiding tussen de ziel en het astrale lichaam dan vanzelf tot stand komt, wordt de gesuggereerde daad uitgevoerd tenzij – wat zelden gebeurt – de ziel-mens voldoende weerstand biedt om het te voorkomen. Daarom wijzen we op een gevaar dat ligt in het feit dat op het aangewezen moment de toestand van hypnose door associatie opnieuw intreedt. Ik weet niet of hypnotiseurs dat hebben opgemerkt. Dit wijst erop dat, al wordt de proefpersoon gedehypnotiseerd, de invloed van de hypnotiseur die eenmaal op de proefpersoon is uitgeoefend, blijft bestaan tot op de dag dat de hypnotiseur sterft.

Maar hoe komt het dat de proefpersoon op een blanco kaart het beeld van een voorwerp kan zien dat men alleen door de wil daarop heeft geprojecteerd? Dat komt omdat elke gedachte van wie ook een beeld vormt; en een gedachte van een duidelijk beeld schept een duidelijke vorm in het astrale licht waarin het astrale lichaam bestaat en functioneert, terwijl het ook elk deel van het fysieke lichaam doordringt. Als men zich op die manier het beeld op de kaart heeft voorgesteld, blijft het in het astrale licht of de astrale sfeer die de kaart omgeeft, en is daar objectief aanwezig voor de astrale zintuigen van de gehypnotiseerde persoon.

Als het lichaam, de ziel en de astrale mens onderling in goede relatie verkeren, is de mens gezond van geest; is hij gehypnotiseerd, dan is de relatie verbroken en hebben we een mens die tijdelijk niet geheel gezond van geest is. Acute waanzinnigen zijn zij in wie de scheiding tussen de astrale mens en de ziel volledig is. In die gevallen waarin de gehypnotiseerde maandenlang in die toestand blijft, is de astrale mens de slaaf van het lichaam en de herinneringen daarvan geworden, maar omdat de ziel er niet bij betrokken is, is er geen sprake van een echt geheugen en blijven er geen herinneringen aan de periode bewaard.

Het denkbeeld van verschillende persoonlijkheden die door sommige proefpersonen worden aangenomen, brengt ons op de leer over een vorig leven op aarde voor alle mensen. Door de scheiding tussen de ziel en de astrale mens wordt laatstgenoemde bevrijd van enkele beperkingen van het hersengeheugen, zodat het innerlijke geheugen kan spreken en dan hebben we een geval van een mens die een deel van zijn vroegere leven of levens opnieuw beleeft. Maar er bestaat ook een tweede mogelijkheid – dat door dit proces een andere en vreemde entiteit het lichaam en de hersenen binnentreedt en zich voordoet als de werkelijke persoon. Er bestaan zulke entiteiten en ze zijn de astrale schillen van mannen en vrouwen die het lichaam hebben verlaten. Als ze binnentreden wordt die persoon krankzinnig; veel waanzinnigen zijn eenvoudig een lichaam dat bewoond wordt door een entiteit die er niet in thuishoort.

Men weet nog niet wat er bij het hypnotiseren met de moleculen gebeurt. Wij beweren dat deze moleculen van buiten naar binnen worden gedrukt in plaats van zich uit te breiden van binnen naar buiten. Deze samentrekking is een van de symptomen van de dood en daarom is hypnotiseren een grote stap in de richting van de fysieke en de morele dood. Men zou de juistheid moeten inzien van de door dr. Charcot naar voren gebrachte opvatting dat een proefpersoon de kans loopt onder de invloed te komen van wie ook, en ook dat zich in het kielzog van de hypnotiseur een menigte hysterici bevindt, en dat er geen twijfel aan bestaat dat al deze zaken bij de wet zouden moeten worden geregeld. Ik wil nog verder gaan en zeggen dat er veel mensen zijn die zich al in een toestand van halve hypnose bevinden, en gemakkelijk worden beïnvloed door gewetenloze of immorele mensen; dat het vermogen om te hypnotiseren en om er gevoelig voor te zijn beide tot de toekomstige ontwikkelingen behoren van de evolutie van onze mensheid; dat het kan en zal worden gebruikt voor egoïstische, slechte en lage bedoelingen, tenzij de mensheid, en in het bijzonder het westerse deel ervan, de ware ethiek begrijpt en in praktijk brengt, die gebaseerd is op de broederschap van alle mensen.

 

Is hypnose ooit gerechtvaardigd?1

G. de Purucker

1. Samengevat uit twee artikelen in Aspecten van de occulte filosofie: ‘Is hypnose ooit gerechtvaardigd?’ (blz. 690-2) en ‘Is het juist om mensen te hypnotiseren?’ (blz. 403-13).

Vraag: Is enige vorm van hypnose te rechtvaardigen in het bijzonder in de geneeskunde? Zulke zaken als plaatselijke verdoving, het voorkomen van weeënpijn, schijnbare genezing van kleine psychische gebreken en slechte gewoonten worden tegenwoordig soms verricht (a) onder hypnose, of (b) zonder de hypnotische slaap en alleen door mentale suggestie.

Hypnose is bijna altijd verkeerd, zelfs al zijn er nu en dan bijzondere successen, ongeveer zoals bij bloedtransfusie. Ze lijkt op het spelen met een gevaarlijke springstof. Ze is in beginsel en in het algemeen slecht omdat ze de wil van de persoon die haar ondergaat verzwakt in plaats van deze op te wekken tot handelen, van binnen naar buiten, om zo een innerlijk leven en innerlijke kracht op te bouwen. Elke herhaling van hypnose verslapt hem nog meer, maakt hem nog passiever, nog zwakker en veroorzaakt dat hij nog meer gaat steunen op dingen buiten hem in plaats van zijn eigen innerlijke krachten op te roepen.

Nu is het natuurlijk theoretisch denkbaar dat een adept, een mahatma bijvoorbeeld, die de wetten van de natuur en alle kenmerken en bijzonderheden van de psychische natuur van de mens en het astrale lichaam kent, in bepaalde minder belangrijke gevallen met gunstig gevolg van hypnose gebruikmaakt. Maar dit is niet meer dan een theorie en ik kan u verzekeren dat geen enkele mahatma of adept zoiets ooit zou doen, omdat het in beginsel fout is. Zij willen de wilskracht en de innerlijke levenskracht van de mens ontwikkelen en hypnose brengt laatstgenoemde dingen in slaap, verzwakt ze, en vermindert de innerlijk aanwezige krachten. Toch zou een adept, puur theoretisch gesproken, veilig gebruik kunnen maken van hypnose.

Als het om plaatselijke handelingen gaat, zoals het strijken met de hand over een aangetast deel van het lichaam om de pijn te verlichten, zoals hoofdpijn, is dat natuurlijk niet zozeer een hypnotische slaap van lichte graad, dan wel een soort mesmerisme of dierlijk magnetisme, waardoor de zenuwen worden gekalmeerd en de wil niet wordt verzwakt, het gezonde lichaam tot rust komt, en de geprikkelde en pijnlijke zenuwen van de patiënt worden gekalmeerd. En dat is niet verkeerd als er, zoals gezegd, geen poging wordt gedaan de wil van de persoon of zijn lichaam als geheel te beïnvloeden wanneer het om iets plaatselijks gaat; in de eerste plaats is dit geen zuiver hypnotisme, zoals dit woord gewoonlijk wordt begrepen en in de tweede plaats is het zuiver plaatselijk en worden de gunstige gevolgen ontleend aan het zuivere, sterke magnetisme van de beoefenaar. In deze laatste gevallen gaat het in feite om dierlijk magnetisme en als het dierlijke magnetisme gezond en zuiver is, wordt er vermoedelijk geen kwaad aangericht en kan de patiënt er tijdelijk baat bij hebben, al is het niet blijvend omdat de oorzaak niet wordt weggenomen.

Ik wil in dit verband nog zeggen dat zelfs autohypnose of zelfhypnose, waarbij de persoon zichzelf hypnotiseert met verschillende middelen die al eeuwenlang bekend zijn, zoals staren naar een lichtvlek of een helder licht of een stuk kristal of glas, of zelfs zich concentreren op de punt van de neus, of op de navel: al die dingen die zo goed bekend zijn, zijn nadrukkelijk niet goed omdat ze erop neerkomen dat de persoon zelf, gebruikmakend van zijn wil, zijn hogere wil omhoog stuurt, buiten beeld, en in het lagere deel van de constitutie een valse rust of kalmte oproept met bijna mechanische middelen. Met andere woorden, in plaats van de zenuwen tot zuivere, heilzame, gezonde activiteit op te wekken, waarmee de innerlijke wil kan werken, worden ze in slaap gesust, gehypnotiseerd (wat in slaap brengen betekent), en zinken het brein en het zenuwstelsel tot onder de drempel van het gewone bewustzijn, in de trillingsgraad van het glas of een ander voorwerp waarnaar wordt gestaard. Het leidt tot rust, maar het is de rust van de dood, van het mineralenrijk.

Al is dus zelfhypnose niet zo slecht als hypnose door anderen, het is nadrukkelijk niet goed en wordt niet door ware adepten gebruikt maar alleen door magiërs, sjamanen en medicijnmannen van primitieve stammen. Juist dit vermogen geeft aan het starende niet-knipperende oog van de slang zijn hypnotische macht over een vogel of een konijn of een muis, wat in het algemeen biologering wordt genoemd. Het glanzende oog van de menselijke hypnotiseur vormt door eenzelfde proces het begin van de hypnose. Het is allemaal ongelukkig en al is het misschien in zijn betere vorm niet echt slecht, goed is het beslist niet.

Daarom moeten al deze dingen worden vermeden. Ze zijn ongezond. Ze verlagen het trillingsniveau tot dat van het lagere rijk in plaats van de frequentie van het bewustzijn te verheffen tot de hogere, psychische, verstandelijke en spirituele gebieden.

Bedenk tot slot dat hypnose wordt teweeggebracht door het hogere deel, het betere deel van de mens, uit het lagere viertal van zijn samenstelling te verdrijven, zodat de persoon daarna in een toestand verkeert die we een waakslaap kunnen noemen, d.w.z. in een trance; en hij is daarom wezenloos, tijdelijk niet bezield. Bovendien, als psychische beïnvloeding of suggestie gebeurt uit een slecht motief, betekent dat het leggen van actieve gedachtezaden in het denken van het slachtoffer zodat die zich als klitten vastzetten aan het psychische orgaan van degene die ze ontvangt. Het slachtoffer dat dus wordt beheerst door gedachten en ideeën die niet van hem zijn, is niet langer volledig zelfbewust, beheerst niet langer zijn eigen leven, groeit niet langer in karakterkracht en in het vermogen morele beslissingen te nemen; iedere keer dat de suggestie wordt herhaald, wordt hij meer en meer de slaaf van een wil buiten hem. Vandaar dat zo’n psychische beïnvloeding of suggestie ten slotte ook leidt tot het uitbannen van de ziel van het slachtoffer, of een betere term is misschien het ontwrichten van zijn ziel; het gevolg is dat ze niet langer normaal of krachtig functioneert. Ook dit is een geval waarin het slachtoffer, door de opzettelijke daad van degene die psychische beïnvloeding of suggestie toepast, ontzield raakt, tijdelijk op zijn minst ‘zielloos’ is en hij kan daarom, volgens alle regels van ethiek en rechtvaardigheid, niet langer worden geacht moreel of mentaal volledig verantwoordelijk te zijn voor wat hij denkt of doet. Hij is slechts een psychische machine in die zin dat hij wordt beheerst door een kracht buiten hem.

Ongetwijfeld zijn geen twee gevallen gelijk; elk geval moet worden beoordeeld naar de factoren die er een rol bij spelen. Maar in ieder geval zijn de menselijke bewustzijnsgebieden voor de westerse wereld praktisch onbekend terrein, en daarom dwalen westerse onderzoekers rond in een Egyptische duisternis.

Andere artikelen over hypnose


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), juni 2017, nr. 79

© 2017 Theosophical University Press Agency