Hypnotisme
[‘Hypnotism’ werd op verzoek van de New York World geschreven, maar verscheen in The Path, februari 1894, blz. 335-9]
Wat is hypnotische kracht of invloed? Wat gebeurt er in feite als er een experiment met hypnose wordt uitgevoerd? Wat wordt erdoor bewezen? Welke kracht wordt er uitgeoefend die, nadat iemand in slaap is gebracht, hem wekt in een onechte waaktoestand waarin hij gehoorzaamt aan suggestie, zijn identiteit schijnt te verliezen, ogenschijnlijk een andere persoon wordt, een taal spreekt die hij helemaal niet kent, en fantasiebeelden als echt ziet? Hoe komt het dat zijn fysieke lichaam in die toestand de suggestie van de hypnotiseur volgt en blaren krijgt van een stukje papier dat geen blaren kan veroorzaken, niest als er geen echte prikkeling van de reukzenuwen is, rilt bij een hete kachel en transpireert als er wordt gesuggereerd dat een blok ijs een vuurmassa is?
Dit alles en nog veel meer is tijdens hypnotische experimenten gedaan, net als vele jaren geleden door mesmeristen, elektrobiologen en allerlei rondtrekkende tovenaars. Toen lag dit buiten het terrein van de wetenschap, maar nu, sinds artsen aan een deel ervan de nieuwe naam ‘hypnotisme’ hebben gegeven, heeft het een blijvende plaats ingenomen in de theoretische en toegepaste psychologie. De nieuwe scholen gingen natuurlijk verder dan de eerste deden of konden. Ze voegden er een soort tovenarij aan toe door hun nieuwste bewering dat ze in staat zijn de zenuwgevoeligheid – en dus ook de ontvankelijkheid van de proefpersoon voor mentale indrukken – los te maken van het lichaam en daaraan een plaats toe te kennen; en deze in zijn foto of in een glas water over te brengen zodat, indien eerstgenoemde wordt bekrast of laatstgenoemde wordt aangeraakt, de patiënt onmiddellijk opspringt of het uitschreeuwt. Op die manier maakte men vroeger een afbeelding van iemand in was, stak daar pennen in, waarna de persoon wegkwijnde en stierf; er was een tijd dat mannen en vrouwen daarvoor werden verbrand. Al is dit interessant en belangrijk, als het waar is, het heeft het karakter van een nachtmerrie, want het roept de gedachte op dat het in de nabije toekomst mogelijk is dat je foto te koop is en dan door een vijand wordt geschroeid en doorstoken, nadat deze er eerst voor heeft gezorgd dat je zenuwgevoeligheid daarin is overgebracht. Maar andere experimenten gaan over de grote vraagstukken van de identiteit, het bewustzijn, de ziel en de persoonlijkheid. Ze roepen de vraag op of de wereld fysiek en mechanisch is, zoals Descartes dacht, of vergankelijk en een vorm van bewustzijn die bestaat dankzij het denken en die geheel en al door het denken wordt beheerst, zoals theosofen van vroeger en nu altijd hebben gezegd.
Prof. William James uit Harvard heeft in een publicatie gezegd tot de conclusie te zijn gekomen dat de experimenten met het hypnotisme hem, zoals reeds zo velen, hebben overtuigd van het bestaan van het verborgen zelf in de mens, terwijl de Franse scholen erover twisten of het allemaal komt doordat één persoon vele anderen imiteert, of doordat er in één persoon vele persoonlijkheden besloten liggen, die het ene facet na het andere laten zien. Men heeft feiten vastgelegd en de meest wonderlijke dingen gedaan, maar er is nog geen redelijke en afdoende verklaring voor gegeven door de moderne denkrichtingen. Op enkele uitzonderingen na zien ze, door hun onwetendheid met betrekking tot de werkelijke, verborgen aard en krachten van de mens, of hun weigering het bestaan ervan te erkennen, geen reden tot ongerustheid in al deze experimenten en geen gevaar voor de gemeenschap of het individu. Omdat de werkelijke evolutie van de innerlijke krachten van de mens – die tegelijkertijd en in hetzelfde tempo als de evolutie van alle andere rijken en van de planeet plaatsvindt – door deze scholen niet wordt erkend, kunnen ze niet inzien dat hypnotische krachten in de toekomst voor een duivels doel kunnen worden aangewend. Theosofen geven voor de verschijnselen echter een verklaring, wijzen erop dat dit vaker is voorgekomen in de geschiedenis, en geven te kennen dat er gevaren dreigen als iemand die nadenkt niet beseft dat onze ware aard een wezen is dat uit gedachten en bewustzijn bestaat, daarin en daarvan is gevormd, en zijn persoonlijkheid daardoor ook kan worden vernietigd. Het gevaar ligt niet in kennis van deze zaken en processen, maar in het ontbreken van ethische normen en waarden bij het gebruik ervan, nu en in de toekomst.
Eén theorie die van nut kan zijn bij het verklaren en het uitvoeren van hypnotisch onderzoek is ongeveer als volgt. De mens is een ziel die leeft van gedachten en slechts gedachten waarneemt. Elk object of subject komt tot hem als een gedachte, het doet er niet toe door middel van welk kanaal of instrument het zich aan hem voordoet – door een zintuigorgaan of door het mentale centrum. Deze gedachten kunnen woorden, ideeën of beelden zijn. De ziel-mens moet een verbindende of tussenschakel hebben met de natuur, waarmee en door middel waarvan hij kan leren en ervaring kan opdoen. Deze schakel is een etherisch dubbel of tegenhanger van zijn fysieke lichaam, waarin hij verblijft; en voor zover het de ziel-mens betreft is het fysieke lichaam de natuur. In dit etherische dubbel (het astrale lichaam genoemd) liggen de zintuigorganen en de waarnemingscentra, want de fysieke uiterlijke organen zijn slechts de uitwendige kanalen of middelen om de fysieke trillingen te concentreren en ze naar de astrale organen en centra over te brengen, waar de ziel ze als ideeën of gedachten waarneemt. Deze innerlijke etherische mens is opgebouwd uit de ether, waarvan de wetenschap nu erkent dat ze een noodzakelijk deel van de natuur is dat, hoewel etherisch, niettemin substantieel is.
Fysiek gesproken worden alle uitwendige prikkels uit de natuur van buiten naar binnen gezonden. Maar op dezelfde manier kunnen prikkels van binnen naar buiten worden gezonden, en op deze laatste manier zetten onze gedachten en wensen ons aan tot handelen. Vanuit de astrale mens in ons worden er prikkels naar buiten gezonden, naar het fysieke lichaam, en deze kunnen het lichaam zo domineren dat ze het veranderen of geheel of gedeeltelijk verstoren. Gevallen waarin het haar in één nacht grijs wordt, zijn daardoor mogelijk. En op die manier kan het suggereren van een blaar een fysieke zwelling, afscheiding, ontsteking en wond veroorzaken bij iemand die zich aan de invloed van de hypnotiseur onderwerpt. Het beeld van of de gedachte aan een blaar wordt afgedrukt op het astrale lichaam, en dat beheerst alle fysieke zenuwen, gevoelens, stromingen en afscheidingen. Dit gebeurt door middel van het sympathische zenuwstelsel en de zenuwknopen. Op die manier kwam het voor dat extatische, fanatieke vrouwen en mannen door zich te concentreren op een beeld van de wonden van Jezus, door de innerlijke indruk en de prikkel die naar de oppervlakte wordt geprojecteerd, op hun eigen lichaam alle tekenen van de doornenkroon en de wond in de zij voortbrachten. Het was zelfhypnose, en alleen mogelijk in een toestand van fanatieke hysterische extase. De voortdurende concentratie maakte een scherpe indruk van het beeld op het astrale lichaam; daarop werden de fysieke moleculen, die voortdurend veranderen, van binnenuit beïnvloed en de stigmata waren daarvan het gevolg. Bij het hypnotiseren door een ander is het enige verschil er één van tijd, omdat in de laatste gevallen de hypnotiseur zich slechts een beeld hoeft te vormen en dat op de proefpersoon af te drukken nadat deze zich aan het proces van hypnose heeft onderworpen, terwijl in geval van zelfhypnose een gedurende lange tijd volgehouden extase nodig is om de indruk compleet te maken.
Als het proces van hypnose – of onderwerping zoals ik het noem – heeft plaatsgevonden, is er een scheiding ontstaan tussen de ziel-mens en het astrale lichaam, dat dan een tijdlang is beroofd van de wil, en de speelbal wordt van alle suggesties die ongehinderd kunnen binnenkomen, en deze kunnen zich soms voordoen zonder dat het denken en de wil van de hypnotiseur daarbij een rol spelen. Daardoor ontstaat de gevoeligheid voor suggestie. De idee of de gedachte of het beeld van een daad wordt door suggestie op het astrale lichaam afgedrukt, en dan wordt de patiënt wakker gemaakt. Op een door de hypnotiseur bepaald moment ontstaat er automatisch opnieuw een slaap- of hypnotische toestand, en omdat de scheiding tussen de ziel en het astrale lichaam dan vanzelf tot stand komt, wordt de gesuggereerde daad uitgevoerd tenzij – wat zelden gebeurt – de ziel-mens voldoende weerstand biedt om het te voorkomen. Daarom wijzen we op een gevaar dat ligt in het feit dat op het aangewezen moment de toestand van hypnose door associatie opnieuw intreedt. Ik weet niet of hypnotiseurs dat hebben opgemerkt. Dit wijst erop dat, al wordt de proefpersoon gedehypnotiseerd, de invloed van de hypnotiseur die eenmaal op de proefpersoon is uitgeoefend, blijft bestaan tot op de dag dat de hypnotiseur sterft.
Maar hoe komt het dat de proefpersoon op een blanco kaart het beeld van een voorwerp kan zien dat men alleen door de wil daarop heeft geprojecteerd? Dat komt omdat elke gedachte van wie ook een beeld vormt; en een gedachte van een duidelijk beeld schept een duidelijke vorm in het astrale licht waarin het astrale lichaam bestaat en functioneert, terwijl het ook elk deel van het fysieke lichaam doordringt. Als men zich op die manier het beeld op de kaart heeft voorgesteld, blijft het in het astrale licht of de astrale sfeer die de kaart omgeeft, en is daar objectief aanwezig voor de astrale zintuigen van de gehypnotiseerde persoon.
Als het lichaam, de ziel en de astrale mens onderling in goede relatie verkeren, is de mens gezond van geest; is hij gehypnotiseerd, dan is de relatie verbroken en hebben we een mens die tijdelijk niet geheel gezond van geest is. Acute waanzinnigen zijn zij in wie de scheiding tussen de astrale mens en de ziel volledig is. In die gevallen waarin de gehypnotiseerde maandenlang in die toestand blijft, is de astrale mens de slaaf van het lichaam en de herinneringen daarvan geworden, maar omdat de ziel er niet bij betrokken is, is er geen sprake van een echt geheugen en blijven er geen herinneringen aan de periode bewaard.
Het denkbeeld van verschillende persoonlijkheden die door sommige proefpersonen worden aangenomen, brengt ons op de leer over een vorig leven op aarde voor alle mensen. Door de scheiding tussen de ziel en de astrale mens wordt laatstgenoemde bevrijd van enkele beperkingen van het hersengeheugen, zodat het innerlijke geheugen kan spreken en dan hebben we een geval van een mens die een deel van zijn vroegere leven of levens opnieuw beleeft. Maar er bestaat ook een tweede mogelijkheid – dat door dit proces een andere en vreemde entiteit het lichaam en de hersenen binnentreedt en zich voordoet als de werkelijke persoon. Er bestaan zulke entiteiten en ze zijn de astrale schillen van mannen en vrouwen die het lichaam hebben verlaten. Als ze binnentreden wordt die persoon krankzinnig; veel waanzinnigen zijn eenvoudig een lichaam dat bewoond wordt door een entiteit die er niet in thuishoort.
Men weet nog niet wat er bij het hypnotiseren met de moleculen gebeurt. Wij beweren dat deze moleculen van buiten naar binnen worden gedrukt in plaats van zich uit te breiden van binnen naar buiten. Deze samentrekking is een van de symptomen van de dood en daarom is hypnotiseren een grote stap in de richting van de fysieke en de morele dood. Men zou de juistheid moeten inzien van de door dr. Charcot naar voren gebrachte opvatting dat een proefpersoon de kans loopt onder de invloed te komen van wie ook, en ook dat zich in het kielzog van de hypnotiseur een menigte hysterici bevindt, en dat er geen twijfel aan bestaat dat al deze zaken bij de wet zouden moeten worden geregeld. Ik wil nog verder gaan en zeggen dat er veel mensen zijn die zich al in een toestand van halve hypnose bevinden, en gemakkelijk worden beïnvloed door gewetenloze of immorele mensen; dat het vermogen om te hypnotiseren en om er gevoelig voor te zijn beide tot de toekomstige ontwikkelingen behoren van de evolutie van onze mensheid; dat het kan en zal worden gebruikt voor egoïstische, slechte en lage bedoelingen, tenzij de mensheid, en in het bijzonder het westerse deel ervan, de ware ethiek begrijpt en in praktijk brengt, die gebaseerd is op de broederschap van alle mensen. De zuiverste ethiek kan worden gevonden in de woorden van Jezus, maar die worden over het algemeen in de wind geslagen door kerk, staat en individu. De theosofische leringen over de mens en de natuur geven een ware en noodzakelijke basis en versterking van ethiek, vrij van vriendjespolitiek of onlogische stelsels van eeuwige verdoemenis. En alleen door deze leringen kunnen de gevaren van hypnotisme worden vermeden, omdat de wetgeving, ook al stelt ze er boetes voor vast, privé-handelingen uit egoïsme en hebzucht niet zal veranderen of inperken.
William Q. Judge